nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juni 2008
Bij brief van 1 april jl (08-BZK-B-028) heef de vaste commissie BZK
mij verzocht om een vervolgbrief na afloop van de CAO-onderhandelingen. Inmiddels
zijn de vakorganisaties en de ministerraad akkoord gegaan met het bereikte
onderhandelaarsresultaat voor de CAO-politie 2008–2010. De ondertekening
zal op 27 mei plaatsvinden. Ik sluit hierbij de tekst in van het akkoord
zoals deze ook aan de Ministerraad is voorgelegd.1
Het CAO-traject was een lastig en complex traject. Een maatschappelijk
en economisch verantwoorde loonontwikkeling stond op gespannen voet met het
door politieambtenaren gevoelde gebrek aan waardering. Te meer daar dit laatste
aspect werd gekoppeld aan het niveau van het inkomen. Complicerende factor
daarbij was het gedurende lange tijd bestaande verschil in de eisen van de
vakbonden.
Het nu bereikte akkoord kent over een periode van 3 jaar een loonontwikkeling
van 10,25%. Door de incidentele maatregelen in 2008 en 2009 wordt in
die jaren al extra koopkracht gerealiseerd.
Een wijziging van het functiewaarderingsysteem moet leiden tot het structureel
extra waarderen en belonen van zware politiespecifieke functiebestanddelen.
Voor de aanpassing van dit systeem is 2,2% van de loonsom gerealiseerd.
Ter voorbereiding op de aanpassing zal het onderzoek worden gehouden waarover
ik uw kamer eerder heb geïnformeerd.
Naar mijn mening is hiermee inhoudelijk een evenwichtig akkoord bereikt.
Gedurende het onderhandelingsproces waren de verschillen groot en zijn partijen
zakelijk hard tegenover elkaar komen te staan. Daarom is het zaak de blik
nu naar voren te richten en te werken aan vertrouwen en waardering. In de
CAO is daarom ook afgesproken om een overlegplatform op te richten om aan
een lange termijn visie gezamenlijk vorm te kunnen. Belangrijkste doel van
dit overlegplatform is:
– Een gemeenschappelijke visie op de ontwikkeling van de politiefunctie
en de maatschappelijke positionering daarvan
– Een gemeenschappelijk gedeelde opvatting over de problematiek
van waardering en respect zoals dat ervaren wordt binnen de politieorganisatie
en vanuit die erkenning een visie te ontwikkelen op mogelijke beleidsmaatregelen
om deze problematiek weg te nemen. Bijdragen van leden van de Tweede Kamer
worden op prijs gesteld.
In de brief van 1 april jl herinnert de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties mij aan het verzoek om toelichting op het interview
dat ik op 15 maart jl. aan de NRC heb gegeven. In mijn brief aan de Kamer
van 2 april jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 81) en in het Algemeen Overleg
op 15 april jl. heb ik aangegeven wat mij met dit interview voor ogen
stond.
Ik vertrouw erop u zo voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst