29 628 Politie

Nr. 679 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2016

15 september jl. stuurde ik uw Kamer mijn beleidsreactie op het WODC onderzoek naar aangiftebereidheid (Kamerstuk 29 628, nr. 663). Dit wetenschappelijke onderzoek duidde de cijfers van de Veiligheidsmonitor van het CBS op het terrein van aangiftebereidheid over de periode 2005 tot 2015. Op 15 november jl. vroeg uw Kamer mij te reageren op berichtgeving op de CBS website. Deze berichtgeving ging over de aangiftebereidheid in 2015.

Eén van de belangrijkste conclusies van het WODC onderzoek was dat dé aangiftebereidheid niet bestaat; de bereidheid om melding of aangifte te doen hangt vooral samen met het type en de ernst van het delict. Verder concludeerden de onderzoekers dat het al dan niet doen van aangifte onder meer de resultante is van een kosten- batenanalyse van het slachtoffer.

De berichtgeving op de website van het CBS is van gelijke strekking. De aangifte- en meldingsbereidheid verschilt per type delict, de ernst van het delict versterkt de aangifte- en meldingsbereidheid en de aangifte- en meldingsbereidheid is de afgelopen jaren niet wezenlijk veranderd.

Vandalisme is een vorm van veel voorkomende criminaliteit en bestaat uit vele verschijningsvormen. Zowel op landelijk als lokaal niveau wordt er aandacht gegeven aan deze hinderlijke vorm van criminaliteit. Dat vandalisme verhoudingsgewijs minder wordt gemeld c.q. aangifte wordt gedaan, sluit aan bij de geconstateerde kosten-baten analyse die slachtoffers maken. Op vergelijkbare wijze is het verklaarbaar dat van 90% van de woninginbraken met diefstal wel aangifte wordt gedaan. Dit staat ook vermeld in het WODC rapport dat ik u op 15 september jl. toestuurde en dat bij het AO Politie van 6 oktober jl. geagendeerd en besproken is.

Hoewel het doen van aangifte op laagdrempelige wijze vorm wordt gegeven, maken burgers afwegingen ten aanzien van de schade die zij hebben geleden, de gepercipieerde ernst van het delict en de mogelijkheid om de schade te verhalen.

Het is daarbij de realiteit dat er bij gevallen van vandalisme buiten heterdaad en zonder opsporingsindicatie beperkte opvolging aan deze aangiften kan worden gegeven.

Het is dus aan de individuele burger om een afweging te maken om aangifte te doen.

Mijn beleid is en blijft erop gericht om de aangifte- en meldingsbereidheid te stimuleren.

Met name op de terreinen waar ik het zorgelijk vind dat deze achterblijft. Ik heb u daarom bij mijn brief van 15 september jl. maatregelen aangekondigd op het terrein van cyber en zeden. Ik wil benadrukken dat voor alle strafbare feiten de weg van aangifte open blijft staan; ook voor vandalisme.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven