29 628 Politie

Nr. 634 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2016

Het afgelopen jaar heb ik meermaals met uw Kamer van gedachten gewisseld over de taakstelling bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en de invulling hiervan. Ik wil benadrukken dat ik trots ben op het werk dat de medewerkers van het NFI iedere dag uitvoeren en dat ik begrip heb voor de onvrede die bij hen leeft over de taakstelling. Bezuinigen doet bij iedere organisatie altijd pijn. Bij het NFI misschien nog wel extra omdat deze organisatie tot op heden nooit in deze omvang heeft hoeven bezuinigen. Maar net als andere organisaties in de strafrechtketen heeft het NFI, als gevolg van de efficiencytaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte-II, te maken met een taakstelling.

De directie van het NFI heeft de taakstelling aangegrepen om vanuit de missie van het instituut te kijken naar de kerntaken van de organisatie en de inrichting en uitvoering daarvan. Samenwerking met partijen in binnen- en buitenland, dus ook in Europees verband, is daarbij een belangrijk element aangezien de taakstellingsproblematiek niet uniek is voor het NFI en voor Nederland. Mijn inzet voor de creatie van een Europese Forensische Ruimte draagt bij aan het vergemakkelijken van die samenwerking en het garanderen van een minimum kwaliteit in Europa.

Reactie op artikel uit De Volkskrant van 23 april jl.

De meeste onderwerpen van het artikel in De Volkskrant van zaterdag 23 april jl. zijn het afgelopen jaar reeds diverse malen met uw Kamer besproken. Ik ga dan ook alleen op een aantal specifieke nieuwe zaken in.

De titel van het artikel suggereert dat er door het NFI door de taakstelling en de daaraan gekoppelde reorganisatie fouten zouden zijn gemaakt in strafzaken. Het NFI beschikt in zijn bedrijfsproces over voldoende kwaliteitscontroles en ingebouwde checks and balances om fouten te voorkomen of tijdig uit te filteren. Hiermee is de kwaliteit geborgd en worden de juiste resultaten doorgegeven aan politie en Openbaar Ministerie (OM). Ik heb dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat wat in de titel van het artikel wordt gesuggereerd waar zou zijn.

Wel ondervindt het NFI momenteel technische problemen met de robotlijn op het DNA-laboratorium voor isolatie van DNA uit sporenmateriaal. In het onderzoek naar de oorzaak van de problemen is een omissie geconstateerd in de programmering van de robots. Deze omissie is inmiddels hersteld en het effect van de omissie is uitgebreid geanalyseerd. Er zijn daarbij geen aanwijzingen gevonden dat de kwaliteit van DNA-isolatie van sporenmateriaal is beïnvloed.

Gelet op de impact van mogelijke fouten is het van belang dat geborgd wordt dat de uitkomst van de DNA-isolatie niet is beïnvloed door de omissie in de programmering. De algemeen directeur van het NFI heeft daarom opdracht gegeven tot extra onderzoek. Er is gestart met zowel een extra intern onderzoek als een extern onderzoek, uitgevoerd door onafhankelijke derden in de personen van prof. dr. Peter de Knijff van het LUMC / FLDO en drs. Els Voorhoeve, klinisch cytogeneticus bij de VU en tevens vakinhoudelijk auditor voor de Raad voor Accreditatie. Daarbij is hen ook gevraagd om, indien zij daar op grond van hun expertise aanleiding toe zien, aanbevelingen te doen voor procesverbeteringen binnen de divisie. Deze opdracht past in de degelijkheid en transparantie die ik van het NFI verwacht.

De interne en externe auditors bevestigen, op grond van hun onderzoek eind april en begin mei, de inhoudelijke argumentatie op grond waarvan het NFI tot zijn conclusies is gekomen. De externe auditors hebben daarvoor een eigen gedetailleerde analyse gedaan op de ter beschikking gestelde gegevens. Uit deze analyse blijkt dat er geen systematisch verschil waarneembaar is tussen de DNA-opbrengsten voor en na de wijziging waarbij de omissie in de programmering is opgetreden. Er zijn tevens vijf aanbevelingen gedaan waarmee de betreffende divisie binnen het NFI het DNA-profileringsproces kan verbeteren. Het NFI neemt de aanbevelingen ter harte en zal – net als bij de frequente reguliere audits – de voorgestelde verbeteringen van adequate opvolging voorzien.

Ten slotte

De bezuinigingen treffen de gehele keten en het NFI is daar niet van uitgezonderd. Omdat ik ook zie dat forensisch onderzoek van steeds groter belang is voor de opsporing en vervolging heb ik bij de begrotingsbrief van november 2015 extra financiële middelen (5 miljoen, waarvan vanaf 2017 3 miljoen voor het NFI en 2 miljoen voor de one stop shop) voor het forensisch onderzoek beschikbaar gesteld (Kamerstuk 34 300 VI, nr. 23). Deze middelen zullen binnen het NFI met name worden ingezet voor het vergroten van de onderzoekscapaciteit op de gebieden waar de vraag naar forensisch onderzoek groeiende is zoals DNA, drugs en digitaal forensisch onderzoek en (pilot) projecten op het gebied van innovaties in de keten zoals NFident en LocalDNA.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven