29 628 Politie

Nr. 594 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2015

«In de vorige eeuw, nog voordat het informatietijdperk zoveel invloed had, bestond het politiewerk al uit het alert combineren van gegevens uit diverse bronnen. Zo verwachtte de veldwachter op een zwoele lentedag een toename van alcoholgebruik bij verlies van de plaatselijke voetbalclub. Hij kon zich voorbereiden op een vechtpartij in de plaatselijke kroeg. Door tijdig collega’s te mobiliseren en de belangrijkste onruststokers te corrigeren, wist de veldwachter escalatie te voorkomen.»

Zo begint het door de politie aan mij uitgebrachte document over «waarnemen» in het politiewerk, dat ik uw Kamer, voorzien van mijn beleidsvisie, hierbij aanbied1.

Met deze brief doe ik ook de toezegging van mijn ambtsvoorganger gestand, zoals neergelegd in zijn brief van 16 december 2013.2 Hierbij heb ik ook de actuele ontwikkelingen rond het verwerken van informatie, privacybescherming en dataprotectie op het terrein van veiligheid en justitie betrokken.3

Het voorbeeld van de veldwachter illustreert dat waarnemen, inschatten wat er kan gaan gebeuren, het daarbij betrekken van andere informatie en vervolgens handelen al van oudsher in de haarvaten van het politiewerk zit. Slim waarnemen is basaal voor het politiewerk en ook nu nog steeds essentieel. De veldwachter in de jaren vijftig gebruikte zijn eigen zintuigen om informatie te verkrijgen alvorens op te treden. De politieambtenaar anno 2015 doet dat ook, maar daarbij staan hem ten behoeve van de informatie-inwinning, tal van nieuwe technieken en middelen ter beschikking waar hij niet meer zonder kan.

Begrip

Het waarnemen met behulp van technische hulpmiddelen ter uitoefening van de politietaak, wordt «sensing» genoemd. Het begrip is afgeleid van het Engelse werkwoord «to sense», dat «waarnemen» of «gewaarworden» betekent. In politie- en justitiekringen wordt de term «sensing» in binnen- en buitenland uniform in de betekenis gehanteerd van het waarnemen met technische hulpmiddelen. Het document van politie geeft een verdere precisering: «het waarnemen of verzamelen van informatie met betrekking tot een object of persoon met een technisch hulpmiddel (de sensor)». «Sensoren» zijn technische hulpmiddelen die in de kern een verlenging van de menselijke zintuigen zijn, zoals microfoons om te horen, camera’s om te zien, weegplaten om te kunnen voelen. Veel soorten sensoren zijn al in gebruik bij de politie. Waarnemen met sensoren behoort in het huidige tijdsgewricht tot het reguliere politiewerk en zal dat ook blijven. Sensoren worden talrijker, kleiner, «slimmer», goedkoper. Voor de politie vormen ze een belangrijk middel ter uitvoering van de (informatie gestuurde) politietaak.

Sensoren zijn in onze maatschappij van «the internet of things»4 volop doorgedrongen en niet meer weg te denken. Dat geldt ook voor de politie. Technologie en politiewerk gaan immers hand in hand.5 De vanzelfsprekendheid dat waarnemen, tegenwoordig met behulp van sensoren, tot het dagelijks politiewerk behoort, neemt intussen niet weg dat hier voortdurend de juiste balans tussen mogelijkheden en eventuele risico’s in het oog moet worden gehouden. Waarnemen met technische hulpmiddelen raakt de persoonlijke levenssfeer en ook juridisch-ethische vragen rondom het gebruik van sensoren zullen allengs meer gesteld kunnen en moeten worden. Inkadering is en blijft dus gewenst, net als een voortdurende dialoog hierover. Deze brief en mijn beleidsvisie geven dit kader.

Uitgangspunten

Ten aanzien van het waarnemen met sensoren door de politie geldt een aantal uitgangspunten:

  • Toepassing van (nieuwe) waarnemingstechnieken de politie geschiedt gereguleerd, dat wil zeggen op basis van een wettelijke grondslag en daaraan voorafgaande politieke besluitvorming en goedkeuring.

  • De inzet van sensoren vindt plaats onder verantwoordelijkheid van het gezag, waar nodig via afstemming in de driehoek, en in bepaalde omschreven gevallen met expliciete toestemming vooraf.6

  • Het gebruik van sensoren is controleerbaar en gebeurt met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke kaders (waaronder die met betrekking tot bescherming van de privacy en uitsluitend na aangetoonde nut en noodzaak ter uitvoering van de politietaak).

  • In een aantal gevallen is het gebruik van sensoren slechts mogelijk na vereiste certificering.7

  • De politie ontwikkelt en gebruikt sensoren waar mogelijk en noodzakelijk via publiek-private ketensamenwerkingsverbanden en in netwerken zodat de heterdaadkracht kan worden verhoogd.

  • Bij nieuwe of doorontwikkelde bestaande sensoren geschiedt toepassing van sensoren bovendien na eerst te zijn beproefd in een experimenteer-omgeving («operational fieldlab»).

  • Het beproeven van sensortechnieken in deze experimenteer-omgeving gebeurt transparant en toetsbaar met ook een rol voor de wetenschap.

  • Ontwikkeling van (nieuwe) sensoren vindt plaats in samenwerking tussen politie en kennisinstellingen.

In mijn bijgevoegde beleidsvisie worden deze uitgangspunten verder uitgewerkt.

Bij mijn visie ben ik uitgegaan van de hoofdgedachte: «De Nederlandse politie moet de ruimte hebben om, binnen de huidige juridische kaders, nieuwe technologische mogelijkheden van waarneming met sensoren te benutten, waarbij aan eventuele toepassing van nieuwe waarnemingstechnologie altijd politieke besluitvorming voorafgaat, met aandacht voor privacy en juridisch-ethische vragen.»

Ik licht enkele elementen uit deze hoofdgedachte toe.

Ruimte voor waarneming met sensoren door de politie binnen de huidige juridische kaders8

Voorop staat dat de Nederlandse politie, teneinde de zich in onze huidige maatschappij manifesterende vormen van criminaliteit en openbare orde-fenomenen adequaat het hoofd te kunnen bieden, moet beschikken over een goed en modern instrumentarium aan (sensor)mogelijkheden. De politie moet, binnen daartoe gestelde kaders, voldoende ruimte hebben om gebruik te kunnen maken van geavanceerde technologie. Zij moet daarin ook kunnen meegroeien. Dit is nodig want ik verwacht dat in de toekomst een steeds groter deel van de door de politie benodigde informatie uit sensoren komt. Volgens de politie is voorspelbaar dat voor 2020 90% van de (geautomatiseerde) informatiestromen die op de politie afkomen, afkomstig is uit private en publieke sensoren. De politie kan en zal dan ook meer samenwerken met andere partners die eveneens over sensoren beschikken voor zover die sensorinformatie relevant is voor de uitvoering van de politietaak. Uiteraard geschiedt dit geheel binnen de bestaande juridische kaders. De huidige privacyregelgeving en toetsingskaders zijn voldoende toegesneden op het gebruik van sensoren door de politie, desalniettemin zal bij de ontwikkeling van nieuwe sensoren voor het politiewerk worden bezien wat dit betekent voor de privacyregelgeving. Gezien het belang van waarnemen met sensoren moet de politie ook ruimte hebben voor verdere (kennis)ontwikkeling rondom nieuwe toepassingsmogelijkheden van sensoren. Dit geschiedt in samenwerking met kennisinstellingen en bedrijven. De politie moet daarnaast gelegenheid krijgen om met nieuwe mogelijke sensortechnieken te experimenteren in proeftuinen, zogenaamde «operational fieldlab’s» alvorens deze- na latere besluitvorming – aan het instrumentarium toe te voegen en feitelijk te kunnen toepassen. Ik zie daar ook een wezenlijke rol weggelegd voor de wetenschap. Deze wil ik meer borgen binnen de politieorganisatie. Ik acht het gewenst om een tijdige en transparante vorm van wetenschappelijke validatie van de proefnemingen met nieuwe waarnemingstechnologiën in het «fieldlab» te verankeren. Een dergelijke wetenschappelijke validatie draagt bij aan gefundeerde besluitvorming over het uiteindelijk wel of niet mogelijk maken van de nieuwe sensortechnologie voor het politiewerk. Ook wordt met zo’n werkwijze (nog meer) alertheid en scherpte bevorderd op mogelijk in het geding zijnde vragen van juridische-ethische aard, privacy-aspecten of anderszins relevante kwesties. De door mij voorgestane wetenschappelijke validatie vindt plaats in de operational fieldlabs tussen de ideefase en de latere beslisfase en heeft een adviserend karakter naar de politieleiding9. Op basis daarvan wordt in voorkomend geval het besluit over de ingebruikname van nieuwe waarnemingstechniek mij ter goedkeuring voorgelegd.

Besluitvorming voorafgaande aan toepassing van waarnemings-techniek10

Toepassing van sensoren door de politie geschiedt gereguleerd, dat wil zeggen op basis van een wettelijke grondslag en daaraan voorafgaande politieke besluitvorming en goedkeuring. De inzet gebeurt onder verantwoordelijkheid van het gezag, waar nodig via afstemming in de driehoek en in bepaalde gevallen met expliciete toestemming vooraf. Zo is voor het waarnemen met sensoren in het kader van stelselmatige observatie toestemming vereist van de officier van justitie en geschiedt de inzet van vaste camera’s ten behoeve van de openbare orde handhaving met toestemming van de burgemeester op grond van artikel 151c van de Gemeentewet. In een aantal gevallen is het gebruik van sensoren slechts mogelijk na vereiste certificering. Dit is het geval bij gebruik van technische hulpmiddelen waarmee informatie wordt verkregen voor de bewijsvoering in strafzaken (bijvoorbeeld apparatuur die is benut ten behoeve van observatie).

Met aandacht voor privacy en juridisch-ethische vragen11

In de ontwikkeling rondom technologie en veiligheid dringt zich steeds meer de vraag op waar de grenzen liggen van wat met techniek nog wel toelaatbaar is en wat niet. Ik ben mij daar terdege van bewust. Technologie ontwikkelt zich in een rap tempo en komt steeds dichterbij. In dit verband zijn illustratief de rapporten van het Rathenau-instituut over intieme technologie12 en gezichts- en emotieherkenning.13 Sensoren op de huid en sensoren in het lichaam doen hun intrede, zeker in de medische wereld. Sensoren leveren ook (big) data op. De WRR komt hierover op verzoek van het kabinet met een advies. Het waarnemen met sensoren raakt aan de persoonlijke levenssfeer en kan in bepaalde gevallen persoonsgegevens genereren. Hiertoe dient een aantal toetsstenen in acht te worden genomen, waaronder een Privacy Impact Assesment (PIA). Daarnaast is het geldende regime van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens van toepassing. Deze (privacy)regelgeving en het toetsingskader is op het gebruik van sensoren door de politie voldoende toegesneden. Niettemin acht ik het van groot belang dat rondom de verdere ontwikkeling van waarnemingstechnologie ten behoeve van de politietaak voortdurend in ogenschouw wordt genomen wat dit betekent voor de privacy en welke juridisch-ethische vragen en dilemma’s daarbij opdoemen. De ambities van de politie rondom het waarnemen met technische hulpmiddelen liggen de komende jaren op het terrein van ANPR, bodycams en de verkenning naar methoden voor «slim waarnemen» bij cameratoezicht. «Slim waarnemen» wil in elk geval zeggen «technisch hoogwaardig» en «doelmatig en doelgericht toepasbaar. Het valt echter niet uit te sluiten dat de mogelijkheden met sensoren op of in het lichaam zich vroeg of laat ook concre(e)t(er) kunnen gaan aandienen voor de uitoefening van de politietaak. Ook met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen van sensortechnologie binnen het politiewerk in deze richting is transparantie en toetsbaarheid essentieel. De hiervoor genoemde vorm van wetenschappelijke validatie biedt hiertoe een geschikt instrument.

Verdere aanpak

Het document van de politie geeft inzicht in de rol van het binnen het korps ingerichte programma Sensing en de activiteiten die worden ontplooid. Het heeft daarmee ook het karakter van een uitvoeringsagenda. Hieruit komt naar voren dat de politie zich, zoals hiervoor aangegeven, de komende jaren richt op het verder ontwikkelen van toepassingen van sensortechnieken, waaronder in elk geval camera’s in het kader van ANPR en de bodycams, alsmede – in samenspraak met het gezag – verkenning naar methoden voor «slim waarnemen bij cameratoezicht». Daarnaast zal de politie met het oog op het belang van innovatie andere partijen blijven uitdagen bij te dragen aan verdere optimalisering van de politietaak met behulp van de inzet van waarnemingstechnologie. De rol die de politie zich daarin toemeet, is die van partner in pps-verband en gebruiker van dergelijke technologie. Bij de ontwikkeling van nieuwe sensortechnieken zal de politie zich verstaan met de gezagen, daar waar het de feitelijke inzetmogelijk-heden van sensoren betreft die aan het bestaande instrumentarium zullen kunnen worden toegevoegd. De uitgangspunten, zoals verwoord in deze brief en beide bijlagen, zullen verder worden geoperationaliseerd binnen de werkwijze en strategie van de politie, op alle niveaus. Het programma Sensing vervult daarin een sleutelrol naar de eenheden.

Besluit

Over de verdere ontwikkelingen rondom het waarnemen met sensoren door de politie en over de concrete uitwerking van de door mij voorgestane vorm van wetenschappelijke validatie zal ik uw Kamer medio 2016 verder informeren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Zie de bijlagen: «Beleidsvisie» en «(politie)visie op sensing», raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kabinetsbrief «Vrijheid en veiligheid in de digitale samenleving» (Kamerstuk 26 643, nr. 298, blz. 13–14).

X Noot
3

Namelijk de brief van 23 juni 2014 inzake de evaluatie van de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Kamerstuk 33 842, nr. 2), de brief van 17 november 2014 over dataretentie (Kamerstuk 33 542, nr. 16), de kabinetsreactie van 2 maart 2015 naar aanleiding van het WODC-rapport over drones (Kamerstuk 30 806, nr. 28), de brief van 20 mei 2015 over de oproep van de privacycoalitie (Kamerstuk 32 761, nr. 83) en de brief met de nadere uitwerking van het kabinetsstandpunt drones d.d. 28 augustus 2015.

X Noot
4

Luigi Atzori, Antonio Iera and Giacomo Morabito, «The internet of things: a survey», Computer Networks 54 (2010) 2787-2805, https://cs.uwaterloo.ca/~brecht/courses/854-Emerging-2014/readings/iot/iot-survey.pdf.

X Noot
5

Zie bijv. ook Custers, B.H.M., Oerlemans, J.J. and Vergouw, B. «Promising policing technologies: Experiences, obstacles and police needs regarding law enforcement technologies.» Computer Law and Security Review 31, 2015.

X Noot
6

Zie de voorbeelden, zoals genoemd in paragraaf 2 van de beleidsvisie.

X Noot
7

Namelijk voor de technische (hulp)middelen, zoals omschreven in het Besluit technische hulpmiddelen strafvordering (Stb. 2006, 524, zoals nadien gewijzigd).

X Noot
8

Zie de paragrafen 3, 5, 7, 8 en 9 van de beleidsvisie.

X Noot
9

Zie verder paragraaf 9 van de beleidsvisie.

X Noot
10

Zie de paragrafen 2, 4 en 8 van de beleidsvisie.

X Noot
11

Zie de paragraaf 5, 8 en 9 van de beleidsvisie.

X Noot
12

Est, R. van, m.m.v. V. Rerimassie, I. van Keulen en G. Dorren, Intieme technologie: de slag om ons lichaam en gedrag, Den Haag, Rathenau Instituut 2014. Met de term «intieme technologie» wordt gedoeld op onze steeds inniger wordende band met technologie: technologie nestelt zich in snel tempo tussen en in ons, verzamelt heel veel informatie over ons en bootst menselijk handelen na. http://www.rathenau.nl/themas/thema/project/intieme-technologie.html.

X Noot
13

Janssen A., Kool, L. & Timmer, J., Dicht op de huid – Gezichts- en emotieherkenning in Nederland, Den Haag, Rathenau Instituut 2015.

Naar boven