Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29628 nr. 409 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29628 nr. 409 |
Vastgesteld 31 juli 2013
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 12 juni 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 mei 2013 inzake de reactie op het bericht in de media dat er een strop dreigt voor de Politieacademie (Kamerstuk 29 628, nr. 397);
– de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juni 2013 inzake de positionering van de Politieacademie in het politiebestel (Kamerstuk 29 628, nr. 398).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava
Voorzitter: Berndsen-Jansen
Griffier: Tielens-Tripels
Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Dijkhoff, Kooiman, Marcouch en Oskam,
en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Ik heet de leden van de commissie, de Minister en zijn staf en de mensen op de publieke tribune welkom. Ik stel voor dat wij twee interrupties en twee vervolgvragen per spreker toestaan. Dan ben ik erg coulant.
De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Wij zijn een algemeen overleg en een hoorzitting over de Politieacademie verder en nu is er dit algemeen overleg. Uit de hoorzitting kwam naar voren dat zowel de korpschef als de vakbonden zeggen dat de reorganisatie van de Politieacademie aan de reorganisatie van de landelijke politie gekoppeld moet worden. Ik twijfel daaraan omdat er veel onrust is op de werkvloer en ik hoor dat er werk blijft liggen. De leidinggevenden zijn massaal in de stress geschoten door de mogelijke verlaging van hun functiewaardering. Als je leidinggevenden in de stress wilt laten schieten, moet je aan hun functiewaardering sleutelen. Dan roep je gegarandeerd ellende over je af. Vervolgens krijg ik berichten van politiemensen, zowel van operationele als niet-operationele, dat niet 30% van de politiemensen bezwaar maakt, maar 70%. Dat betekent nogal wat. Je bent bezig met de grootste reorganisatie van de politie in Nederland ooit, één van de zwaarste categorie, een volledige turn around, en dan plak je er nog een reorganisatie aan. Hoewel ik nut en noodzaak van de reorganisatie van de Politieacademie zie, vraag ik mij af of je, gelet op de onrust en de bezwaren die eraan komen, de reorganisaties aan elkaar moet koppelen. Graag een reactie van de Minister. De reorganisatie is nog niet eens begonnen en de boel slaat al op tilt. Kun je nagaan wat voor ellende je nog kunt verwachten. Er is door de korpschef toegezegd dat de reorganisatie in 2015 klaar is. Ik ben benieuwd wat dat gaat worden met zo'n pakket aan bezwaarschriften. Ik houd mijn hart vast.
Hoe zou mijn fractie het graag zien? Ik heb het al eerder gezegd: wij willen een platte organisatie en een Politieacademie met zo min mogelijk lagen en zonder lectoren. Die hele opgetuigde kerstboom is niet nodig. Ik vraag mij af of het kenniscentrum geheel of deels ergens anders ondergebracht kan worden. Ik denk aan het COT, het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement. Er zijn lectoren bij de academie die nauw hebben samengewerkt met mensen van het COT en daarvoor onderzoeken hebben uitgevoerd. Waarom is het nodig om het kenniscentrum zo op te tuigen? Daarnaast komt het nog steeds elitair over.
Ik hecht niet zo veel aan de diplomagelijkheid of aan het civiel effect van het diploma. Ik heb in eerdere algemene overleggen onderbouwd waarom ze niet nodig zijn. Politiemensen maken daar geen gebruik van. Die krijgen geen andere baan omdat ze toevallig een politiediploma hebben dat gelijk gesteld is aan een mbo-diploma. De opleiding moet goed en zo kort mogelijk zijn en in staat zijn om de cultuur te veranderen. Ik heb eerder gezegd: wij moeten van een straatwerkerscultuur naar een marinierscultuur. Dat moet gebeuren en daarop moet de Politieacademie gericht zijn. Gaat dat nu gebeuren? Ik zet er mijn vraagtekens bij. De Minister zegt dat er een klein zbo komt. Daarnaast komen alle mensen die bij de academie werken in dienst van de Nationale Politie en worden ze via een constructie uitgeleend of verhuurd aan het zbo. Ik vraag mij af of dat allemaal gaat werken. Het bestuur staat er los van en hoort bij het zbo. Kan de Ministers dan wel interveniëren? Stel dat het bestuur niet functioneert, er weer een hoop gedoe ontstaat en wij dat signaleren. Kan de Minister dan ingrijpen?
De reorganisatie is mega, maar tijdens de verbouwing moet de winkel wel openblijven. Er moeten 10.000 aspiranten instromen, dus het gaat allemaal door. Dan zijn er nog eens zware bezuinigingen van 40 miljoen en die mogen niet ten koste gaan van de kwaliteit. Dat vind ik knap. Ik ben benieuwd hoe de Minister zo'n zware bezuiniging en zo'n zware reorganisatie gaat uitvoeren, terwijl de kwaliteit optimaal moet zijn. Ik ben echt benieuwd wat dat gaat worden. Toen ik over de reorganisatie zei: Minister, let op, dit gaat gedoe opleveren, heb ik gelijk gekregen. Ook nu waarschuw ik. Wat gaat dit allemaal betekenen?
De Minister heeft eerder 60 miljoen extra voor de Nationale Politie toegezegd. Stel dat het helemaal fout gaat met de academie omdat er zo zwaar bezuinigd moet worden, kan er dan geld overgeheveld worden? Of is die 60 miljoen extra ook van tafel? Ik ben benieuwd hoe dat zit.
Wij hebben laatst lang gesproken over de verlengde opleidingstop bij de Politieacademie. De Minister heeft gezegd dat daar geen sprake van is, maar deze week hebben studenten van de recherchekundige opleiding een brief gehad waarin staat dat de opleiding niet doorgaat. Ik heb die brief in mijn bezit. Hoe zit dat? Ik lees in de brief van de Minister dat er 10.000 mensen moeten instromen en ondertussen krijgen mensen een brief dat de recherchekundige opleiding niet doorgaat. Hoe moet ik daar tegenaan kijken? Graag een reactie van de Minister.
Het Nieuw Onderwijs Administratie Systeem (NOAS) werkt niet. Ik verneem graag de laatste stand van zaken, want het is cruciaal voor de academie om goed te kunnen plannen en je niet steeds de strijd tussen korpsen en academie krijgt.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Het was een enorme bende bij de Politieacademie: er was sprake van uitval van examens en lessen, en van een slechte verbinding tussen de korpsen en de academie. Ik hoef de Minister niet te vertellen dat het een puinhoop was. Wij hebben de Minister daar jaar in jaar uit op geattendeerd, maar pas toen de ondernemingsraad zei niet verder te kunnen met het bestuur, besloot de Minister actie te ondernemen. Er kwamen onderzoeken van de heren Wallage en Vogelzang. Dat waren goede onderzoeken met veel goede adviezen. De Minister verving het bestuur en vervolgens kon het puinruimen beginnen. De Politieacademie zit nu in dat stadium van puinruimen en weer opbouwen. Er wordt ook gekeken naar de status van de Politieacademie en waar die ondergebracht gaat worden. Ik ben blij dat de Minister in ieder geval de Politieacademie zo veel mogelijk wil onderbrengen bij de Nationale Politie. Dat was een brede wens van de Kamer en de deskundigen die wij tijdens de hoorzitting gesproken hebben. Ik ben daar blij mee, dat mag ook wel eens gezegd worden. Ik heb wel twee vragen. In de brief beschrijft de Minister de modellen, maar hij zegt niet welk model zijn voorkeur heeft. Ik gok model 3, maar kan de Minister dat specifiek aangeven? Klopt het dat de wetenschap straks onder de Politieonderwijsraad (POR) valt? Hoe kan dat, want dat is toch een adviesorgaan?
Met de bezuinigingen steekt de Minister een lont in het kruitvat. De Politieacademie is aan het revalideren, maar moet een derde op het budget bezuinigen. Naar mijn idee negeert de Minister daarmee eerdere uitspraken van zichzelf en eerdere rapporten. Ik begin met de uitspraken van de Minister zelf. Hij zei in het vorige debat over de Politieacademie: «Ook leeft er de duidelijke wens – dat is ook mijn wens – om rust te creëren om de Politieacademie de positie terug te geven die zij moet hebben.» Rust bij de academie dus, maar met zo'n botte bijl bezuinigen geeft toch geen rust? Kan de Minister daarop reageren?
In het rapport-Vogelzang staat het volgende: «Wat blijkt is dat het departement de financiële ruimte voor de PA steeds verder beperkt. De ene financiële taakstelling volgt de andere op. Dit heeft de PA voor een opgave gesteld die niet onderschat mag worden (.).» Nu komt er weer een taakstelling. Was de waarschuwing uit het rapport-Vogelzang niet voldoende? Ik ken de Minister gelukkig wat langer dan vandaag, dus ik weet dat zijn antwoord is dat er onderzoeken zijn waaruit blijkt dat er meer bezuinigd kan worden. Ik wil dan graag een uitspraak uit het visitatierapport-Cohen aan de Minister voorhouden: «Daarnaast zijn er in 2011 en 2012 verschillende onderzoeken gedaan naar de bekostiging van het politieonderwijs en de Politieacademie (...). Afgaande op deze onderzoeken zou er zowel op de onderwijsfunctie als op de kennis- en onderzoeksfunctie aanzienlijk bezuinigd kunnen worden. De commissie heeft hier vraagtekens bij, omdat de daadwerkelijke realisatie van het in deze rapporten geïdentificeerde besparingspotentieel niet vanzelfsprekend is (...).» Kan de Minister, die niet op de politie wil bezuinigen, daarop reageren?
De Minister wil de ruimte en de autonomie bij de Politieacademie leggen, maar drukt de academie vervolgens een strop in handen en verplicht haar deze te gebruiken. Ik zeg daarom: ga met deze plannen terug naar de tekentafel, wacht eerst het revalidatieplan van de academie af en kijk pas dan naar de financiën. Maak voor ons de cijfers inzichtelijk van de benodigde instroom van aspiranten en het achterstallig onderhoud in scholing van agenten, zoals de wijkagenten en de recherche, en kom daarna pas met een nieuw plan naar de Kamer. Staatssecretaris Teeven heeft dat ook gedaan. Ik verwacht dat de Minister ook zoiets kan doen met de Politieacademie.
Ook mij bereiken geluiden dat aspiranten een toelatingsexamen hebben gedaan en een medische keuring hebben doorlopen, maar vervolgens on hold worden gezet. In het algemeen overleg over de stop bij de Politieacademie hebben wij besproken dat de aspiranten het gehele voortraject kunnen doorlopen. Ik sluit mij aan bij de heer Bontes en wil graag dat de Minister op die geluiden reageert.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Een goed toegerust politiekorps kan niet zonder goed politieonderwijs. Goed politieonderwijs is van belang aan het begin van de loopbaan, maar ook voor bijscholing. De Minister stelt vast dat ongeveer 20% van het executieve personeelsbestand van de Nationale Politie permanent in opleiding is bij de Politieacademie. Goed politieonderwijs is pure noodzaak voor de veiligheid in ons land en daarom is het CDA blij dat wij nu eens een algemeen overleg over de Politieacademie hebben zonder dat er sprake is van gedoe.
De CDA-fractie steunt in principe de Minister in zijn voornemen de Politieacademie dichterbij de Nationale Politie te positioneren, maar zet er kanttekeningen bij. Wij denken dat de positionering ertoe kan bijdragen dat ontwikkelingen op het vakgebied snel in het onderwijs worden verwerkt. Ik zeg wel tegen de korpschef dat dit verplichtingen schept aan de kant van het korps. De vrijblijvendheid om over en weer personeel uit te wisselen, is er dan niet meer.
Wij hopen dat, los van alle bestuurlijke ontwikkelingen, er inmiddels voldoende maatregelen zijn getroffen om een eind te maken aan het gedoe op de Politieacademie. Ik begrijp echter van de werkvloer dat er nog steeds problemen zijn met het management in Rotterdam. Ik zou graag inzicht krijgen in de werkzaamheden die de crisismanager in Rotterdam op dit moment uitvoert en horen hoe de ontwikkelingen van de Politieacademie verder vorm krijgen. Ook over het ICT-systeem en de personele reorganisatie hoor ik graag meer van de Minister. Ik zou niet graag willen dat de reorganisatie bij de Nationale Politie vertraging oploopt als de reorganisatie bij de Politieacademie daaraan wordt toegevoegd. De reorganisatie geeft veel onrust en daar moeten wij snel vanaf. Ik begrijp dat er tijd nodig is, maar er is haast bij.
De Minister heeft een brief geschreven over de positionering van de Politieacademie in het politiebestel. Ik denk dat de Minister het te veel mensen naar de zin wil maken. Dat is een mooi streven, dat doet hij vaker, maar het kan ook misgaan. De Minister wil de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (Kzbo) volgen en diplomaequivalent politieonderwijs aanbieden. De Politieacademie is dan of een klein zbo met alles erop en eraan of geen zbo. Tijdens de hoorzitting heeft het Ministerie van OCW klip-en-klaar verklaard hoe het eigenlijk moet. De Minister schrijft in zijn brief dat, wil er sprake zijn van onafhankelijk onderwijs dat diplomaequivalent is, de docenten en onderzoekers niet onder directe invloed en sturing van de korpschef mogen komen. Dan is het toch eigenlijk onmogelijk dat docenten en onderzoekers in een en hetzelfde planning- en roostersysteem worden ondergebracht, zoals de Minister voorstelt? De heer Kuijs heeft tijdens de hoorzitting gezegd dat als gekozen moet worden tussen een operatie en het onderwijs, tussen inzet bij voetbalrellen of in de klas, wij eigenlijk wel weten waar het eindigt. Als de nood aan de man is, gaat de politie toch de straat op. Ik zou graag zien dat de Minister een heldere keuze maakt en concreet wordt. Of het wordt echt beroepsonderwijs met de daarbij behorende positie of het wordt een bedrijfsschool. Als de wetswijziging op 1 januari 2015 een feit is, gaan de medewerkers van de Politieacademie automatisch over naar de Nationale Politie. In de tussentijd wordt bezien hoe de vacatures bij de Politieacademie en de Nationale Politie over en weer kunnen worden opengesteld. Welke initiatieven gaat de Minister op dit punt ondernemen?
De Minister noemt een instroom van 10.000 nieuwe dienders in het korps in de komende jaren. Wij weten dat een deel van het gedoe op de Politieacademie komt door de – ik zeg het maar oneerbiedig – 600 van Opstelten, die eind 2011 in één keer de school zouden ingaan. Ik maak mij zorgen over de beperkte instroom van de afgelopen jaren. Komt er straks weer zo'n golf bij de Politieacademie met alle gevolgen van dien voor opleidingen en mentoren? Ik zie dat een bezuiniging van 7 miljoen voor verlaging van de instroombekostiging is ingeboekt.
Het dichterbij het korps brengen van de Politieacademie zal schaalvoordeel opleveren. De Business Case Onderwijs, Kennis & Onderzoek laat dat zien, maar het moet wel reëel blijven. De Minister bezweert ons steeds dat bezuinigingen niet ten koste mogen gaan van de kwaliteit. Ik ben het daarmee eens. Hoe moet dat, als het budget in vier jaar tijd teruggaat van 141 miljoen naar 100 miljoen? De ACP heeft berekend dat het zelfs van 180 miljoen naar 100 miljoen gaat. Wat zijn de juiste bedragen? Er komt nog een taakstelling van 3 miljoen in 2016 bij die oploopt tot 10 miljoen structureel in 2018. Deze is nog niet ingevuld. De Minister zegt altijd dat er synergievoordelen zijn die de bekostiging van het politieonderwijs eenvoudiger en daarmee doelmatiger en doeltreffender maken. De Minister erkent dat de besparingsmaatregelen fors zijn en dat het niet eenvoudig is om ze op een goede manier op te vangen en in te vullen. Hoe gaan wij ze dan vormgeven?
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. De VVD is erg tevreden met het nieuwe plan en wil de Minister bedanken voor zijn constructieve houding in het proces. Hij heeft het plan gebaseerd op het externe advies dat hij heeft gekregen. De Kamer had er andere gedachten bij en heeft het plan nog eens doorgenomen met alle belanghebbenden. De Minister heeft daarnaar geluisterd en een nieuw plan gemaakt. Ik ben blij dat dit zo heeft gewerkt en dat wij nu een plan hebben waar iedereen achter kan staan. De Politieacademie wordt een volwaardig onderdeel van de politie met een formele structuur voor de accreditatie en voor het waarborgen van een aantal zaken zoals goed toezicht en onafhankelijkheid ten opzichte van de politie. Dit lijkt mij een goede oplossing. Met de Nationale Politie als werkgever wordt het uitwisselen van personeel makkelijker en door personeelsbeleid is doceren niet meer een gat in je politie-cv, maar onderdeel van je carrière. Dit zijn allemaal zaken die de VVD heeft bepleit, met steun van andere partijen. Wij zijn blij dat de Minister het plan heeft aangepast zodat dit mogelijk wordt. Het is voor ons belangrijk dat de accreditatie wordt behouden. Die is er niet op gericht dat mensen na een politieopleiding niet bij de politie gaan werken. Het gaat er juist om dat er in de burgermaatschappij behoefte is aan een volledige en volwaardige erkenning van het opleidingsniveau en de capaciteiten van agenten, zelfs als ze nooit ergens anders gaan werken.
Wij vinden onderzoek en de waarborging van de didactische en wetenschappelijke onafhankelijkheid erg belangrijk. Daar is de zbo-status voor nodig. Mijn insteek is dat dit een beetje een formele kwestie is, nu het materiele goed is geregeld. Wij hebben wel eens eerder de discussie gevoerd over of iets een zbo of een stichting moest zijn. Een stichting kan ook een zbo zijn, dus laten wij elkaar niet vastzetten. Ik wil graag van de Minister weten wie er nu wel en niet bij het zbo horen. Horen ook het bestuur en bredere lagen van het management daarbij of alleen de directie en de examencommissie? Wie vallen daaronder en wie niet? Begrijp ik goed dat vooralsnog wordt uitgegaan van een publiek zbo en dat wij de discussie over de Politieacademie meenemen in het oordeel dat het kabinet gaat vellen over de zbo's in brede zin? Wanneer komt dat bredere oordeel? Het zou jammer zijn als de Politieacademie een nieuwe structuur heeft en er daarna een herijking komt van het gehele zbo-beleid, zodat er weer wat verandert. Wij moeten dit niet op elkaar blijven stapelen.
Ik denk dat alle collega's bericht hebben gehad van verontruste ouders en jongeren die een vooropleiding hebben gedaan waarvan ze dachten dat die voorsorteerde op het werken bij de politie en hen een streepje voor zou geven. Nu is het de vraag of er te hoge verwachtingen zijn gewekt. Hoe zit het precies? Veel van die jongeren worden geconfronteerd met het feit dat het leuk is dat zij die opleiding hebben gedaan, maar dat zij achteraan de rij kunnen aansluiten. Een groot deel kan niet terecht op de opleiding. Als blijkt dat iemand niet aan de eisen kan voldoen, moet er geen uitzondering gemaakt worden. Het is echter zonde als iemand al een tijdje bezig is met het verwezenlijken van zijn ambitie en niet meer kans maakt dan iemand die daar niet mee bezig is.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het betoog van de heer Dijkhoff erg prettig, maar ik mis een onderwerp, namelijk de behoorlijke bezuiniging die op de Politieacademie afkomt. Naar mijn weten wilde de VVD nooit bezuinigen op de politie en nu gebeurt dat toch. Kan de heer Dijkhoff daarop ingaan?
De heer Dijkhoff (VVD): Ik zal geen technische rekensom geven van taakstellingen die er al waren en geld dat erbij is gekomen voor intensivering. Er is ophef over dat het een enorm bedrag is, maar daarvan is bijna alles ingevuld. Naar de invulling van de 10 miljoen moet nog gezocht worden. Hoe meer je bezuinigt, hoe krapper het wordt. Als je echter bekijkt hoeveel geld er voor andere onderwijsinstituten is in verhouding tot het aantal opleidingen en studenten, denk ik niet dat extreem uit de pas wordt gelopen. Het is misschien goed om aan de Minister te vragen of dit klopt. Minder geld is altijd pijnlijk, maar je kunt niet weglopen voor de realiteit dat het geld op dit moment niet uit de hemel komt vallen.
Mevrouw Kooiman (SP): Dat zou inderdaad handig zijn, hoewel ik begrijp dat de Staatssecretaris opeens een potje vond op het Ministerie. Ik hoop dat dat op dit gebied ook kan. Is de heer Dijkhoff het met de SP eens dat eerst gekeken moet worden naar het revalidatieplan van de Politieacademie en daarna naar de financiën?
De heer Dijkhoff (VVD): Het lijkt mij lastig om de tijd terug te draaien, want de taakstelling is al bekend. Wij kunnen niet net doen of wij die niet gehoord hebben. In het algemeen is het zo dat als je ergens een potje vindt, de kans dat er nog meer potjes zijn er niet groter op is geworden. Ik wil niet het spel spelen waarbij wij door dingen om te draaien valse hoop gaan wekken. Het is zaak dat de taakstelling opgevangen wordt.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik zit niet zomaar in een debat en ik zit niet zomaar in de politiek. In de politiek kun je keuzes maken. Als wij vandaag beslissen dat wij de Politieacademie de ruimte geven om eerst de plannen te maken en daarna te kijken naar de financiën, dan lijkt mij dat een schappelijk voorstel waar de heer Dijkhoff het niet mee oneens kan zijn.
De heer Dijkhoff (VVD): Ik zit ook in de politiek om duidelijkheid te verschaffen. Het is heel verleidelijk om met mevrouw Kooiman mee te gaan, maar dan komen wij er over een halfjaar achter dat wij van opvatting verschillen over de term «kijken naar bezuinigingen». Natuurlijk bekijk je eerst wat al is gebeurd en hoe je het volgende inkleedt. Dat is echter een hoe-vraag en niet zozeer een wat- of een of-vraag.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de Minister voor zijn duidelijke en heldere brief waarin hij laat zien dat hij heel goed geluisterd heeft naar de geluiden uit het veld, van de academie, van de vakbonden en van de politie zelf. Mijn complimenten daarvoor. De brief geeft een goede richting aan het herstellen van de rust in het politieonderwijs door de relatie met de Nationale Politie en de ontwikkelingen helder weer te geven en door een heldere kijk op welke kant het op moet gaan. Uit de geluiden uit het veld blijkt dat dit gewaardeerd wordt.
Ik heb eerder bepleit dat je in de maatschappij met het politiediploma meer moet kunnen dan alleen bij de politie werken. Ik stel de accreditatie niet ter discussie. Uit de brief komt de worsteling van de Minister met de vormgeving naar voren. Er is heel veel dynamiek en beweging in politieland. Het politiewerk is een vak. Ik weet uit eigen ervaring dat die pet ons lang niet allemaal past, dus het is een beetje misleidende reclame van de politie om dat te zeggen. Het is een vak, een beroep, waarvoor je geselecteerd en vervolgens goed opgeleid moet worden. Mijn fractie vindt het dus vooral van belang dat de opleiding de politieagenten voorbereidt op het werk dat hen te doen staat. Een aantal weken geleden verscheen het rapport van de Ombudsman over zowel de toename van geweldstoepassing door de politie als de toename van het geweld waarmee politiemensen geconfronteerd worden. Dat is mentaal heel zwaar. Het vraagt ontzettend veel van politieagenten om vaardig en kundig in hun vak te zijn. Zij verdienen dat de opleiding in het teken staat van wat hen te wachten staat. De focus op het politievak vinden wij noodzakelijk.
De heer Bontes (PVV): Voordat de heer Marcouch ons meeneemt in een rookgordijn of dwaalsluier; de vorige keer had hij grote woorden over het kenniscentrum dat weg kon bij de Politieacademie. Daar hoor ik hem totaal niet meer over. Ik hoor nu alleen maar blijheid in zijn stem. Hoe kijkt hij aan tegen de enorme taakstelling bij de Politieacademie?
De heer Marcouch (PvdA): Ik dacht dat ik vijf minuten had. Ik ben amper begonnen. Ik kom nog te spreken over het lectoraat, als u dat bedoelt, en ook over de taakstelling.
De heer Bontes (PVV): Fijn, dan weet ik zeker dat dat gebeurt.
De heer Marcouch (PvdA): In de brief wordt beschreven dat het een noodzaak is om een zbo te hebben. Ik wil nog graag een keer van de Minister horen waarom wij echt niet zonder kunnen. Als het moet, hoe groot wordt dat zbo dan? Hoe ziet dat er precies uit? Wat is de verbetering ten opzichte van wat wij al hadden?
Ik vind het een raar idee dat wij mensen op de Politieacademie tot mbo- en hbo-niveau opleiden, terwijl er heel veel mbo- en hbo-studenten met relevante opleidingen zijn die wij kunnen werven voor de politie. Dan hoeft de Politieacademie in dat andere onderdeel niet zelf te voorzien. Is het niet slimmer en beter om het op die manier te doen? Er is net gevraagd naar de mbo-opleidingen waarop mbo-leerlingen zich voorbereiden op een uniformvak. Die leerlingen komen vaak niet bij de politie terecht en dat is kapitaal dat wij laten liggen. Waarom zijn wij zo gericht op die accreditatie, terwijl wij zo veel relevante mbo- en hbo-opleidingen hebben waarvan wij studenten kunnen binnenhalen om ze vervolgens op te leiden tot politieagenten? Zeker in tijden van bezuinigingen is dit misschien een idee dat geld oplevert. Graag een reactie van de Minister.
De heer Bontes (PVV): De heer Marcouch maakt een koppeling tussen het lectoraat en de instroom van mbo'ers uit het reguliere onderwijs. Die koppeling ontgaat mij totaal. Ik begrijp er echt helemaal niets van. Misschien kan hij dit toelichten?
De heer Marcouch (PvdA): De heer Bontes is vanochtend uit bed is gestapt om mij te verstoren.
De heer Bontes (PVV): Niet alleen vanochtend.
De heer Marcouch (PvdA): Zo heb ik het nog niet eerder meegemaakt; dan hebt u al die andere keren verzuimd om dat te doen.
Er is een koppeling tussen wat de academie behoort te doen en wat wij van het politieonderwijs verwachten. Ik verwacht van het politieonderwijs dat het vooral agenten voorbereid op hun politievak. Ik zie de relevantie van de accreditatie: je krijgt een politiediploma van de academie dat maatschappelijk erkend is. Ik zie ook andere kansen en mogelijkheden, bijvoorbeeld om mbo- en hbo-studenten die een mbo- of hbo-diploma hebben, binnen te halen en op te leiden tot politieagent. Dan hoef je al die andere kwalificaties niet meer in de Politieacademie te vormen.
Een andere kant is de lectoraten. Ik ben het ten aanzien van dat punt met de heer Bontes eens. Ik vind dat dit niet per se binnen de academie georganiseerd hoeft te worden. Er zijn immers allerlei andere wetenschappelijke instituten zijn die dergelijke onderzoeken in opdracht van de politie kunnen doen. Bovendien is er de Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie die dat doet. Ik vraag de Minister in hoeverre dit noodzakelijk is. De Minister zegt dat de onderzoeken nodig zijn en dat er een wetenschapspoot is, maar ik ben benieuwd wat die lectoraten op dit moment kosten.
De voorzitter: Misschien mag ik zelf ook een interruptie plegen? Het is lastig om iedere keer het voorzitterschap aan een ander te geven. Ik hoop dat u mij toestaat vanaf deze plek te interrumperen. Ik wil de heer Marcouch wat vragen over accreditatie en diplomaequivalentie. Naar mijn idee haalt hij die door elkaar. De accreditatie is nodig voor het hoger beroepsonderwijs en voor het wetenschappelijk onderwijs. De diplomaequivalentie is er met name voor de mbo-opleiding van de politie. Wat bedoelt hij precies?
De heer Marcouch (PvdA): Ik zie de relevantie wel, maar er zijn nu heel veel mbo- en hbo-studenten die relevante opleidingen hebben gedaan. Niet iedereen wordt toegelaten tot de politieopleiding. Je komt in dienst van de politie op het moment dat je toegelaten wordt tot de academie. Dat betekent dat er geworven en geselecteerd wordt. Is het dan niet slimmer en verstandiger om hbo- en mbo-studenten binnen te halen? Die hebben al een kwalificatie en die hoef je vervolgens alleen nog maar op te leiden tot politieagent. Dan is de verantwoordelijkheid vanuit de academie om mensen op mbo of hbo te kwalificeren er niet.
De voorzitter: Ik vind dat een beetje de omgekeerde wereld. De politieopleiding is een heel specifieke opleiding. Als je daar weer een kop bovenop zet, kost dat ook geld. Ik zie die bezuiniging helemaal niet.
De heer Marcouch (PvdA): Het is geen bezuinigingsmaatregel. Ik zie de worsteling van de Minister met de politie en de academie, om zich te verhouden tot die twee zaken. Mijn vraag is of die worsteling noodzakelijk is als je mbo- en hbo-studenten kunt werven voor deze specifieke opleiding waar niet iedereen tot toegelaten wordt. De relevantie van de politieopleiding is dat je iedereen opleidt tot politieagent, want dat kan geen ander voor je doen. Het is van belang dat de Politieacademie focust op het opleiden van agenten. Zij moet niet breed inzetten op een reguliere mbo-opleiding met kwalificaties voor het politiewerk.
De voorzitter: Het gaat er niet om dat mbo'ers en hbo'ers instromen, het gaat erom dat politiemensen een vergelijkbaar niveau van opleiding hebben. Dat is toch een erkenning van het politievak?
De heer Marcouch (PvdA): Ik deel die mening. De vraag is hoe je tot die kwalificatie komt. Moet je dat als academie helemaal zelf doen of kun je dat samen met reguliere opleidingen doen?
Voorzitter. Ik hoop dat de Minister straks aangeeft hoeveel lectoraten er zijn, wat de kosten daarvan zijn en in hoeverre ze elders ondergebracht kunnen worden met de politie als opdrachtgever.
Ik lees in de brief van de Minister dat de bijzondere bijdrage voor het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD) afloopt. Betekent dat het LECD ophoudt te bestaan? Ik kan mij voorstellen dat je zo'n instituut stopt, maar wat gebeurt er vervolgens met het diversiteitsbeleid en de expertise en kennis die nodig is voor het politiewerk? Diversiteit blijft van belang. Ik wil graag van de Minister horen hoe hij kijkt naar de diversiteit bij de politie en hoe hij die gaat waarborgen.
Mevrouw Kooiman (SP): We hebben net van de VVD begrepen dat er bezuinigd moet worden op de Politieacademie. Bent u het daarmee eens? De VVD en de PvdA waren ervan overtuigd dat er niet meer bezuinigd moest worden op de politie en nu wordt ongeveer een derde gekort op het budget van de Politieacademie. Dat is enorm zuur omdat het een enorme bende was en de Politieacademie nu aan het revalideren is. Graag een reactie.
De heer Marcouch (PvdA): Natuurlijk is de taakstelling pijnlijk. Dat is elke taakstelling. Die taakstelling was er al en is op zichzelf niet nieuw, maar dat maakt hem niet minder pijnlijk. Wij vinden het belangrijk dat de taakstelling niet ten koste gaat van het primaire proces en de kwaliteit van het onderwijs. Ik begrijp goed dat die taakstelling er is. Zoals u weet, moet iedereen inleveren. De vraag is hoe de Minister de taakstelling gaat invullen.
Mevrouw Kooiman (SP): Bezuinigen is een politieke keuze. Dat benadruk ik vandaag nog eens een keer. Ik heb het de heer Dijkhoff gevraagd en ik vraag het ook aan de heer Marcouch: is het niet verstandiger om eerst het revalidatieplan van de Politieacademie af te wachten zodat wij kunnen bekijken of het primaire proces kan worden behouden en pas daarna het financieel kader eromheen te plannen?
De heer Marcouch (PvdA): Het lijkt mij belangrijk om te bekijken wat het proces voor de efficiency oplevert. Daarom is het zo goed dat de Politieacademie een onderdeel wordt van de Nationale Politie. De taakstelling staat. Als mevrouw Kooiman een redelijk en acceptabel alternatief heeft, wil ik daar graag over meedenken. Elk beleidsveld heeft een taakstelling, dus ook de politie. Wat ons betreft moet die zo verstandig mogelijk ingevuld worden en zo min mogelijk ten koste gaan van het primaire proces.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik geef een alternatief, namelijk eerst de plannen van de academie afwachten zodat wij kunnen bekijken of wij het excellente onderwijs, waar de PvdA steeds over spreekt, kunnen behouden en pas daarna kijken naar de financiële kaders. Dit is de omgekeerde wereld; wij geven de Politieacademie een strop en zeggen dat zij hem moet gebruiken.
De heer Marcouch (PvdA): Ik zie dat niet zo. Ik wil niet dat de Kamer degenen die dit werk moeten doen, beperkt in de stappen die ze wel of niet kunnen nemen. Ik vind het van belang dat de Politieacademie er staat, dat de relatie met de Nationale Politie geregeld wordt, dat er rust is, dat de financiële huishouding op orde is inclusief de taakstelling, dat dit zo gebeurt dat het gedragen wordt door de organisaties en dat het werk dat nodig en noodzakelijk is gedaan kan worden. Ik heb er niet zo veel zin in om in de commissie allerlei stappenplannen af te spreken.
Voorzitter: Kooiman
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik wil het eerst hebben over de brief over de ICT. Ik vind de toonzetting van die brief nogal zalvend. Het is een beetje van: gaat u maar rustig slapen, er is eigenlijk niets aan de hand. Ik kan mij dat niet voorstellen. Ik denk dat de Minister niet in kan gaan op wat zich nu voordoet omdat dit mogelijk te maken heeft met een rechtszaak, maar ik vind dat je mag constateren dat er sprake is van een ICT-drama bij de politie. Wat wordt er nu eindelijk eens geleerd van alle ICT-debacles bij de overheid in den brede, en bij de politie in het bijzonder?
Ik ben blij dat de Minister wat betreft de positionering heeft bewogen in een richting die redelijk de kant van mijn fractie op komt. Ik ben niet helemaal overtuigd van de noodzaak van een zbo. Wat verstaat de Minister onder een klein zbo? Hoe gaat hij dat invullen en wat betekent dit voor de verhouding tussen de Politieacademie en de Nationale Politie? Op dit moment is er een voorzitter van het college van bestuur die deel heeft uitgemaakt van de korpsleiding van de Nationale Politie. Ik kan mij voorstellen dat de verhouding prima is. Hoe gaat dat echter wanneer er een functiewisseling plaatsvindt? Hoe kun je dan garanderen dat de verhouding tussen de Politieacademie en de Nationale Politie op dezelfde goede wijze wordt voortgezet? Ik denk dat dit een kwetsbare constructie is en vraag de Minister om daar een toelichting op te geven.
De Politieacademie had tot een paar jaar geleden 180 miljoen. Daar zijn behoorlijke financiële taakstellingen overheen gegaan die ertoe leiden dat de Politieacademie in 2017 een bedrag van 100 miljoen tot haar beschikking heeft. Dat is 80 miljoen minder. Er moeten 10.000 agenten opgeleid worden en de kwaliteit van het onderwijs moet op orde blijven. Hoe denkt de Minister dat te doen wanneer de Politieacademie 80 miljoen inlevert? Ik denk dat dit een onmogelijke situatie is. Hoe gaat de Politieacademie het voor elkaar krijgen om die 10.000 agenten op te leiden? Dat is een megaopgave.
De heer Dijkhoff sprak al over de brief van de ouders waarin zij hun zorgen uiten over de subsidie die het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft verstrekt om de opleiding mogelijk te kunnen maken. Vervolgens komen afgestudeerde studenten van de opleiding die geen plek bij de Politieacademie krijgen. Ik vind dat verspilling van geld, dus ik wil graag een toelichting van de Minister.
Ik ben ook erg benieuwd naar hoe het gaat met het LECD. Ik kan mij voorstellen dat een expertisecentrum op enig moment niet meer nodig is omdat het geïncorporeerd is in de organisatie. Van dat laatste ben ik niet overtuigd. Ik wil net als de heer Marcouch aan de Minister vragen hoe het zit met het diversiteitsbeleid bij de Nederlandse politie en hoe alle expertise die is opgebouwd door het LECD behouden kan blijven.
Voorzitter: Berndsen
De vergadering wordt geschorst van 10.45 uur tot 10.55 uur
Minister Opstelten: Voorzitter. Dit is eigenlijk de tweede vergadering die wij over de Politieacademie hebben. Ik zeg de leden dank voor hun soms kritische maar wel constructieve benadering van de Politieacademie. Het stelsel staat centraal. Ik heb het gevoel dat wij hierin een weg kunnen vinden waarop ik wetgeving kan baseren. Ik zal die na de zomervakantie en het reces in consultatie brengen zodat wij de doelstelling, rust en duidelijkheid over de koers van het stelsel, kunnen bereiken. Wij willen snelheid met wetgeving betrachten. Mijn streven is om 1 januari 2015 de wet op de Politieacademie en de structuur en het stelsel in het Staatsblad te krijgen. Dan kunnen wij de twee processen van de Nationale Politie en de Politieacademie, die formeel twee rechtspersonen zijn maar waarvan het personeel natuurlijk met elkaar te maken heeft, verbinden en duidelijkheid creëren. Dat is belangrijk.
Over het stelsel hebben wij een debat en een hoorzitting gehad. Ik bedank degenen die mij hebben gecomplimenteerd. Het viel mij op dat mevrouw Kooiman het positief heeft benaderd en dat vind ik prettig. Ik had trouwens niet anders verwacht omdat ik weet dat zij de Politieacademie een goed hart toedraagt. Ik vind het fijn dat wij op die koers kunnen opereren. De keuze is voor scenario 3. Ik heb dat duidelijk in de brief aangegeven, maar ik vond het mijn plicht om alle andere scenario's nog eens uitgebreid te beschrijven. Het Ministerie van OCW onderschrijft mijn keuze volledig. Al mijn doelstellingen worden door dit scenario behaald. Als dat niet gebeurt, kunnen wij een aantal doelstellingen, bijvoorbeeld de accreditaties, niet realiseren.
Bijna alle partijen erkennen het belang van de civiele erkenning van de diploma's van de Politieacademie. Dat brengt mee dat de Politieacademie als onafhankelijke rechtspersoon belast blijft met het verzorgen van het politieonderwijs, waaronder het examineren en afgeven van diploma's. Het is mijn voornemen om daartoe de zbo-status te behouden. Een definitief besluit hierover neem ik nadat de doorlichting van alle zbo's en de bredere discussie zijn afgerond. Het «kleine» slaat op het feit dat het beheer van nagenoeg alle mensen en middelen wordt overgedragen aan de Nationale Politie. Deze stelt de mensen weer om niet ter beschikking aan de Politieacademie. Zo simpel is het. De Politieacademie zelf bestaat dan uit het bestuur, de examencommissie en de commissie van beroep voor examens. Mijn voornemen is overigens om de raad van toezicht af te schaffen. Mijn inzicht op dit moment is dat die geen plaats zal krijgen in het wetsvoorstel, maar ik moet totdat de zbo's doorgelicht zijn natuurlijk alles openhouden. Met mijn collega van OCW is afgestemd dat dit model voldoende waarborgen biedt. Het gaat om een zbo in de zin van de Kaderwet zbo's, een bestuursorgaan dat met openbaar gezag is bekleed, bij wet is ingesteld en hiërarchisch niet ondergeschikt is aan het departement. Ik heb natuurlijk wel mogelijkheden om in te grijpen. Ik kom daar nog op terug, maar Ministers kunnen ingrijpen in zbo's.
De heer Bontes stelde vragen over de reorganisatie van de Nationale Politie en de Politieacademie en vroeg of die wel of niet gekoppeld moeten worden. Ik heb er al iets over gezegd in mijn inleidende woorden. Om daarover te kunnen beslissen, zal ik aan de Politieacademie en de Nationale Politie vragen de overdracht van mensen en middelen uit te werken en die bij elkaar te brengen om voor beide rust te creëren en geen onrust te veroorzaken door het achter elkaar te koppelen. Dit wordt uitgewerkt tot het niveau van een inrichtingsplan, een realisatieplan, een formatieplan en een begroting. Ik wil ook inzicht in het proces dat doorlopen moet worden binnen de tijdstermijn die ik heb aangegeven. Als randvoorwaarde stel ik dat de reorganisatie van de Nationale Politie daardoor geen vertraging mag oplopen. Ook mag het verbetertraject dat de nieuwe voorzitter van het college van bestuur inzet niet gehinderd worden. Wat ik nu zeg, heeft de volstrekte instemming van de korpschef van de Nationale Politie en van de voorzitter van het college van bestuur. Verder kunnen er geen onomkeerbare stappen worden gezet voordat de Eerste Kamer heeft ingestemd met het wetsvoorstel. Vooruitlopend op de aansluiting wordt bekeken op welke wijze de vacatures bij de Nationale Politie opengesteld kunnen worden voor de medewerkers van de Politieacademie en wat mogelijk is aan beide kanten. Daarover moet natuurlijk zorgvuldig overleg zijn met de medezeggenschap en de bonden. Het LFNP, het Landelijk Functiehuis Nationale Politie, heeft niets te maken met de reorganisatie en het percentage van klachten over de zienswijzen waar de heer Bontes over sprak. Wij hebben totaal andere inschattingen; er wordt rekening gehouden met 25%. Ik kom hier zo op terug.
De heer Bontes en anderen vroegen wat de interventiemogelijkheden bij een kleine zbo zijn. Ik heb dat in de brief van 19 april 2013 herhaald. De huidige zbo-status van de Politieacademie blijft gehandhaafd waarbij de Kaderwet zbo zo veel mogelijk zal worden gevolgd. De Kaderwet zbo biedt mij een aantal handvatten om mijn verantwoordelijkheid als Minister voor het politieonderwijs waar te kunnen maken. Dat is ook de kern van het advies van de heer Wallage, die daar behartigenswaardige dingen over zegt. Daarbij geldt vanuit de onderwijswetgeving onverkort de eis van onafhankelijkheid ten aanzien van het onderwijs. Net als nu zal de benoeming van de leden van het bestuur geschieden op mijn voordracht. Aangezien de PA rechtspersoonlijkheid blijft bezitten en daarmee geen onderdeel uitmaakt van de Staat, vereist de Kaderwet dat de begroting van de Politieacademie mijn goedkeuring behoeft. Voorts kan krachtens de wet worden bepaald dat de Politieacademie voorafgaande instemming van de Minister behoeft voor bepaalde handelingen, zoals het verwerven van eigendom, het vervreemden of bezwaren van registergoederen en het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening. Dit aspect zal ik in het kader van het wetgevingstraject nader bekijken. Ten slotte kan ik op grond van de Kaderwet de noodzakelijke voorzieningen in allerlei vormen treffen indien naar mijn oordeel zbo's hun taak ernstig verwaarlozen. Dat is het belangrijkste punt. De andere zijn natuurlijk redelijk en regulier herkenbaar, maar voor dat laatste punt zal ik de volle verantwoordelijkheid voor het reilen en zeilen van de Politieacademie dienen te nemen. Ik kan mij niet verschuilen achter anderen en wil dat ook niet. Dat heb ik de vorige keer ook niet gedaan.
Er is gevraagd waarom de civiele diplomaerkenning zo van belang is. Dat is denk ik breed aanvaard, want dat brengt het gezag van de Politieacademie met zich mee. Civiele diplomaerkenning is zowel een werknemers- als een werkgeversbelang. Het mbo-4 politiediploma verschaft toegang tot het reguliere hbo-onderwijs. Het instroom-, doorstroom- en uitstroombeleid van de Nationale Politie is gebaseerd op die aansluiting. Doe je dit niet, dan loopt de instroom gevaar en kan ook de uitstroom stagneren. Via de Versterking Samenhang Politieonderwijs Regulier Onderwijs (VESPORO) wordt overigens al geïnvesteerd in doorlopende leerlijnen. Ik kom daar straks op terug naar aanleiding van de brieven van de ouders die de Kamer heeft ontvangen.
De heer Oskam vraagt of de onafhankelijkheid van de Politieacademie gewaarborgd blijft als de directeur niet meer gaat over het beheer van de mensen en middelen. Zoals ik in de brief van 5 juni 2013 heb aangegeven, dienen er goede waarborgen voor de onafhankelijkheid van het politieonderwijs en de kennis- en onderzoeksfunctie te zijn. Ten aanzien van de mensen en de middelen betekent dit een aantal punten. De medewerkers van de Nationale Politie die bij de Politieacademie werken ten behoeve van onderwijs, kennis en onderzoek worden alleen aangestuurd door de Politieacademie. Dit wordt wettelijk geregeld. Alleen de Politieacademie bepaalt via kwaliteitscriteria wie mag doceren en wie wordt ingezet voor kennis en onderzoek en niemand anders. De levering van mensen en middelen aan de Politieacademie mag in principe niet doorkruist worden door operationele prioriteiten. Ik wil dat dit volstrekt duidelijk is. Ik ben zowel Minister van Onderwijs als Minister van politie als ik daarvoor verantwoordelijkheid draag. Doorlichting ten behoeve van de accreditatie ziet toe op de onafhankelijkheid. De accreditatiecommissie is volstrekt onafhankelijk en is natuurlijk kritisch van aard. Als je daar niet doorheen komt, vervalt wat ik heb gezegd en worden maatregelen genomen.
Ik zal de interventiemogelijkheden die ik heb herhalen. Net als nu geschiedt de voordracht voor de benoemingen onafhankelijk door mij. De onafhankelijkheid van de Politieacademie ten opzichte van het politieonderwijs brengt mee dat ik niet ga over de inhoud van het onderwijs. Dat is buitengewoon belangrijk. Als het echt misgaat, kan ik ingrijpen. De onafhankelijkheid is de kern. Ik ben ten opzichte van het vorige debat opgeschoven naar een duidelijke relatie met de Nationale Politie, die vierkant wordt gedeeld door de korpsleiding, door het college van bestuur en door alle organen binnen de Politieacademie.
De heer Bontes (PVV): De Minister zegt dat hij op basis van de kaderwet interventies kan doen, maar mijn ervaring met andere onderwerpen is dat het heel moeilijk is om als overheid te interveniëren bij bijvoorbeeld het toezicht op het aantal commissariaten van de raad van commissarissen. De Minister stapt daar luchtig overheen en zegt dat hij kan ingrijpen. Kan hij toelichten op basis waarvan? In welk artikel van de Kaderwet staat dat de Minister kan ingrijpen? Stel dat het helemaal verkeerd gaat met de Politieacademie, dat de studenten die ervan afkomen niet voldoen aan wat de burgers verwachten, wat zijn dan de juridisch-technische mogelijkheden op basis van welke artikelen?
Minister Opstelten: Ik zeg het uit mijn hoofd, ik weet niet precies welk artikel het is, maar in de Kaderwet staat een taakverwaarlozingsartikel en dat geeft die bevoegdheid. Ik geloof dat het artikel 23 is. Dat is een algemeen principe, want anders zouden wij nooit met zbo's kunnen werken. Het gaat erom of de Minister het doet. Wij hebben het de vorige keer hierover gehad. Ik heb toen de volle verantwoordelijkheid genomen voor wat de afgelopen jaren is gebeurd en doe daar niets aan af. Ik heb ingegrepen. Ik heb daarbij niet zozeer de wet opgezocht, maar gedaan wat nodig was. Daar moet geen misverstand over zijn. De gehele zbo-structuur wordt doorgelicht, maar dat de Minister kan ingrijpen blijft staan.
De heer Bontes (PVV): De zbo-structuur wordt in zijn algemeenheid doorgelicht en de evaluatie moet nog plaatsvinden. Hoe kan de Minister dan op voorhand zeggen dat zijn positie gewaarborgd is? Volgens mij ligt dit bij Binnenlandse Zaken.
Minister Opstelten: Het kabinet spreekt met één mond. Inderdaad wordt de evaluatie gedaan door Binnenlandse Zaken, maar die komt ook in de Ministerraad. Vooruitlopend op dit debat is er overleg met mijn collega's geweest. Wat ik zeg wordt gedeeld door mijn collega Blok en mijn collega van OCW. De interventiemogelijkheden zijn er. Wij bereiden de wet voor en er komt een heel wetstraject. Laten wij niet in de techniek duiken, maar de hoofdlijnen hanteren. De heer Bontes vindt dat ik mogelijkheden tot interventie moet hebben. Dat ben ik met hem eens. Wij zullen ervoor zorgen dat die duidelijk zichtbaar zijn in het wetsvoorstel, de wetstekst en in de memorie van toelichting. Helderder kan ik niet zijn.
De heer Bontes heeft deze punten binnen en nu ga ik naar mevrouw Kooiman om te bekijken of ik bij haar hetzelfde kan bereiken. Dat is mij heel wat waard. Mevrouw Kooiman vroeg naar de verhouding met de Politieonderwijsraad. Dat is een adviesorgaan. Waarom is deze invulling van de kennis- en onderzoeksfunctie beter dan de bestaande setting van de Commissie Politie en Wetenschap? De Commissie Politie en Wetenschap is maar een klein onderdeeltje van het geheel, maar die brengen wij er nu in. Uit meerdere evaluaties is gebleken dat de kennis- en de onderzoeksfunctie verbeterd kunnen worden door meer focus, minder versnippering – mijn grote wens – meer overlap van onderzoeken en meer aandacht voor de doorvertaling naar het onderwijs. Mevrouw Kooiman vraagt wat er gebeurt met al die rapporten van de Politieacademie die altijd uitlekken en vervolgens in de la verdwijnen. Dat zijn de gedachten van mevrouw Kooiman. Ik deel dat daar een duidelijke structuur voor moet zijn met een duidelijk onderzoeks- en wetenschapsprogramma en een follow-up van de rapporten die wij krijgen. Door de introductie van de strategische onderzoeksagenda en een advies van de POR daarover, wordt meer strategisch richting gegeven aan het onderzoek. Er wordt breder gekeken dan alleen vanuit de politie. De strategische onderzoeksagenda is richtinggevend voor de daadwerkelijke onderzoeksprogrammering en uitbesteding van het externe onderzoek door de Politieacademie. De Commissie Politie en Wetenschap kan worden opgegeven. Wel wordt het ondersteunend bureau van de Commissie Politie en Wetenschap onder de verantwoordelijkheid van de POR gebracht. Beheersmatig rust dit bureau onder de Nationale Politie. De Politieacademie beheert het budget voor het extern uit te besteden onderzoek en de Politieacademie en de nieuwe Politiekennisraad adviseren dwingend en gezaghebbend over het onderwijs en het strategisch onderzoek, maar beslissen niet.
Wij hebben veel over de brief gesproken voor hij uitging. Ik dacht dat de doelstelling volstrekt duidelijk was, maar er was toch nog een vraag over welke keuze ik heb gemaakt. Dat overkomt mij niet vaak. Ik heb aangegeven dat ik het tempo van wetgeving cruciaal vind en dat wij elkaar daarop moeten proberen te vinden. Niet op elk detail, want daarvoor is het wetgevingsproces, maar wij moeten proberen om tempo te maken met het wetsvoorstel. Daarbij heb ik de steun van de Kamer nodig.
Waarom wordt het politieonderwijs niet geheel of gedeeltelijk ondergebracht bij het regulier onderwijs? De heer Marcouch zei dat wij toch mensen met hbo- en mbo-diploma's kunnen werven en dan opleiden. Ik ben van mening dat er een apart onderwijsinstituut voor de politie moet zijn. In samenwerking met de kennis- en onderzoeksfunctie wordt alle politieonderwijs, -kennis en -ervaring gebundeld, actueel gehouden en overgedragen aan de studenten. In de Politieacademie vindt ook de socialisatie plaats in normen en waarden van de Nationale Politie. Het esprit de corps is hieraan verbonden. Versnippering van het politieonderwijs over de roc's doet deze belangrijke uitgangspunten en meerwaarden teniet. Verder is het van belang dat de opleiding in de toepassing van het geweld via de zbo-organisatie wordt verzorgd. De meeste roc's zijn stichtingen en verenigingen. Het Ministerie van OCW heeft aangekondigd dat bij een constructie waarbij het niet-politiële onderwijs wordt uitbesteed, de Politieacademie waarschijnlijk de status van rechtspersoon voor hoger onderwijs zal verliezen. Daarnaast maak ik gebruik van de reguliere opleidingen via de zijinstroom bij de politie. Dat gebeurt gelukkig steeds meer.
Mevrouw Berndsen heeft gevraagd welke waarborgen straks gesteld worden om de onafhankelijkheid van de Politieacademie te waarborgen teneinde accreditatie van hbo-opleidingen en civiele erkenning van mbo-opleidingen te behouden, ook als de relatie met de huidige voorzitter van het college van bestuur verandert. Je moet nooit afhankelijk worden van personen, want die verdwijnen weer een keer. Bij sommigen duurt het heel lang voor zij verdwijnen en anderen kunnen ineens weg zijn. Ik herhaal de gekozen positie van een duidelijke scheiding tussen de beheersrol van de Nationale Politie en haar rol als behoeftesteller en de taak van de Politieacademie als verzorgster van het onderwijs. Het bestuur van de Politieacademie dient onafhankelijk van de korpschef en de Minister te functioneren. Ik heb het eerder gezegd, maar ik herhaal het want het is des Pudels Kern: de Politieacademie heeft de bevoegdheid de docenten en onderzoekers te selecteren op basis van eigen kwaliteitseisen. De korpsleiding van de Nationale Politie kan dat niet doen. Het door de politie ter beschikking gestelde personeel voor de taken van de Politieacademie is alleen verantwoording schuldig aan de Politieacademie. Alleen de Politieacademie beslist over de vormgeving en het doel van het politieonderwijs en de kennis- en onderzoeksfunctie. Voorkomen moet worden dat de duur en kwaliteit van de Politieacademie lijden onder de dagelijkse druk van operationele inzet binnen de politie. Dat kan niet en dat zal niet gebeuren. Ook moet worden voorkomen dat de budgetten voor politieonderwijs en -onderzoek onder operationele druk komen te staan. Er dient voldoende ruimte te zijn voor ideeën van buiten de politie, zoals van het OM, overige veiligheidspartners en het regulier onderwijs over de gewenste kwalificatiecurricula van afgestudeerde agenten. Het tripartiete overleg van het departement, de korpsleiding en de Politieacademie wordt wettelijk geformaliseerd opdat eventuele discussies transparant worden gevoerd.
De hoofdlijn van de taakstelling is geen kleine opgave, maar is wel uitvoerbaar en zal de kwaliteit van het onderwijs totaal niet aantasten. Anders waren wij er niet mee gekomen. Ik zeg nadrukkelijk dat de taakstelling staat in de door de Kamer aanvaarde begroting over 2013 met één uitzondering: de taakstelling die het kabinet-Rutte II heeft aangegeven. Dat is een extra ten opzichte van de vastgestelde begroting. Alle maatregelen zijn al ingevuld. De taakstelling is zeer aanvaardbaar en zeer verantwoord, maar ook moeilijk. Het is wenselijk dat het college van bestuur en de Nationale Politie weten met welke verantwoorde taakstellingen men te maken heeft. Dat creëert geen onrust, dat creëert rust. De taakstelling uit het regeerakkoord van Rutte II is voor de Politieacademie 8,9%, 10 miljoen. Dit zal nog uitgewerkt worden, want die taakstelling heeft geen consequenties voor de begroting van 2014 of 2015. Die 10 miljoen geldt voor de jaren 2016 en verder. Dan hebben wij het tot normale proporties teruggebracht.
Het bedrag is 141 miljoen. Daarover moeten wij geen misverstanden laten bestaan. Het gaat om de feiten en niet om wat men denkt dat de feiten zijn. Het bedrag gaat van 141 miljoen naar 100 miljoen. 31 miljoen komt uit de begroting over 2013, de restanten van het beleid van het kabinet-Rutte I, en 10 miljoen gaat in vanaf 2016. Er zijn een paar argumenten waarom dit mogelijk is zonder de kwaliteit van het onderwijs aan te tasten. Het politieonderwijs zit in vergelijking met ander onderwijs ruim in de jas. Daar is onderzoek naar gedaan. De Politieacademie ontving de afgelopen jaren geld voor 2.300 aspiranten. Het werkelijke aantal is over jaren gemeten lager, dus dat heeft zijn consequenties. Na 2016 wordt verdere efficiency mogelijk door koppeling met de Nationale Politie. De Politieacademie wordt de opleider van de Nationale Politie, dat wil zeggen dat er geen opleidingen meer buiten de academie om zijn. Het budget voor overige opleidingen stel ik vast in de begroting voor 2014 en dat geeft de Politieacademie meer armslag en zekerheid dan in de oude situatie.
Mevrouw Kooiman (SP): De Minister zegt dat de Politieacademie ruim in haar jasje zit, maar als je kijkt naar de cijfers van de begroting voor 2012 en naar de begroting voor 2017 wordt het budget van de Politieacademie gehalveerd. Dat is niet ruim. Ik heb de cijfers van de Politieacademie erbij gepakt en er zitten behoorlijk wat lijken in de kast. De Politieacademie heeft bijvoorbeeld de afgelopen jaren het eigen vermogen helemaal opgesoupeerd en de langlopende schulden bedragen ruim 100 miljoen. Dat is enorm. Kan de Minister daarop reageren?
Minister Opstelten: Het eigen vermogen is 30 miljoen, dat is een redelijk bedrag en daar mag naar gekeken worden. Wij houden dat goed in de gaten. In de taakstelling wordt dat niet aangetast, maar mag men er als dat nodig is op een verantwoorde manier naar kijken. Het normbedrag dat de Politieacademie per student uitgeeft, ligt ruim binnen de kaders voor normbedragen van vergelijkbare instituten en opleidingen. Vandaar dat de businesscase is opgesteld. Die leidt tot de conclusie dat het van ruim in de jas naar een lean en mean organisatie kan. Ik ben enorm voor het handhaven en het stimuleren van de kwaliteit van de politie, maar die moet aangestuurd worden in een lean en mean organisatie. Het is niet alleen een financiële taakstelling. Je had dit zonder een taakstelling ook moeten doen omdat het normale zaken zijn die tot je verantwoordelijkheid behoren als je de zaak goed beheert en aanstuurt.
Mevrouw Kooiman (SP): In het laatste financieel jaarverslag van de Politieacademie staat dat zij een langlopende schuld heeft van 115 miljoen euro en een kortlopende schuld van 50 miljoen euro. Zij krijgt in 2017 100 miljoen euro. Dat weegt niet tegen elkaar op. De academie heeft behoorlijk wat schulden en daar is de Minister straks verantwoordelijk voor. Ik vraag mij af of het niet verstandiger is om eerst het revalidatieplan van de Politieacademie zelf af te wachten en daarna te kijken naar het financiële plaatje.
Minister Opstelten: Men zit met die leningen ruim boven de norm van 5% die wordt gehanteerd voor zbo-instellingen. In de operatie en in de invulling van de taakstelling is aangegeven dat dit alleszins verantwoord is. Ik zeg niet dat het gemakkelijk is en ik bagatelliseer het niet, maar het is verantwoord en het moet gebeuren om deze organisatie een goede, stevige organisatie te laten zijn. Er is geen enkele sprake van een revalidatieplan. Er is gewoon sprake van een nieuw bestuur dat de taakstelling ter harte neemt en ervoor zorgt dat de doelstellingen van de Politieacademie gehaald worden, dat we af zijn van al het gedoe rond de Politieacademie en dat er gewoon goed onderwijs wordt gegeven. Wij gaan niet met revalidatieplannen werken. Het is zo duidelijk voor iemand die de zaak moet besturen en daarover overleg met zijn mensen en de instituties moet voeren. Het is duidelijk, want het is onderdeel van de begroting. De Kamer heeft er zelf ja tegen gezegd bij het vaststellen van de begroting. De enige aanvulling is het bedrag van 10 miljoen vanaf 2016.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik heb willen aantonen dat er behoorlijk wat lijken in de kast zitten. Dat weet de Minister ook. Het is een behoorlijk heftige opgave. Ik wil het liefst de Politieacademie de ruimte en de mogelijkheid bieden om de plannen te maken. Ik snap dat mijn frame van het revalidatieplan de Minister mogelijk niet aanspreekt, maar laten wij het dan gewoon hebben over een plan van aanpak. Daar is men mee bezig en men wil de troep opruimen. Laten wij hun de tijd gunnen en daarna bekijken of de financiën erbij passen. Het lijkt mij voorbarig om een forse taakstelling op te leggen. Dat is de omgekeerde wereld.
Minister Opstelten: Mevrouw Kooiman zal het er ook mee eens zijn dat we tot taak hebben om binnen de begroting die de Kamer heeft vastgesteld te werken. Dat moet de Politieacademie doen, niet meer en niet minder. Ik heb geaccepteerd – dat is bijzonder in mijn werkwijze – dat men de tijd neemt om die 10 miljoen in te vullen. Ik vind dat reëel. Ik heb wel gevraagd om daar niet te lang mee te wachten, want dat leidt ook al tot onduidelijkheid. Die ruimte heeft men gekregen. Dit is het kader en laten wij duidelijk zijn naar het instituut dat wij een goed hart toedragen.
De voorzitter: Mag ik de Minister aansporen om wat korter te antwoorden?
Minister Opstelten: Dat is goed, maar ik krijg interrupties en daar kan ik ook niks aan doen. U laat dat toe en ik bepaal mijn eigen tempo.
De heer Marcouch vroeg of het aantal lectoraten kan worden teruggebracht. Met de komst van de Nationale Politie is een onderzoeksinstituut waarin de kennis over de politie gebundeld is en waar mean en lean en tijdig onderzoek verricht, heel belangrijk. De ontwikkeling van de strategische onderzoeksagenda zal meer focus aanbrengen. De Politieonderwijsraad krijgt daarin een belangrijke functie. De Commissie Politie en Wetenschap wordt opgeheven. Het is aan de nieuwe voorzitter van het nieuwe college van bestuur om te bepalen hoeveel en welke lectoraten nodig zijn. Hij heeft aan mij gevraagd om dit open te houden omdat hij het ontzettend belangrijk vindt dat dit in stand blijft en in de positie van de PA een duidelijkere plaats krijgt. Ik deel dit met hem. Ik ga ervan uit dat hij dit in goed overleg met de Nationale Politie en het departement zal vaststellen. Het budget voor kennis en onderzoek was in 2012 10,4 miljoen. Dat vind ik gezien onze ambitie niet te hoog; men kan echt niet met minder uit. Er zijn dertien lectoraten. Ik ben het ermee eens dat het hier en daar wat gestructureerder en duidelijker kan.
De heer Marcouch (PvdA): Voor de duidelijkheid, dan hoef ik daar in tweede termijn niet op terug te komen. Zegt de Minister dat de lectoraten bekeken worden door de nieuwe voorzitter en dat hij er op een later moment op terugkomt of zegt hij dat men ervan afblijft? Ik vind onderzoek ook belangrijk, maar ik vind het niet per se iets wat de academie zelf moet doen en helemaal niet als het 10,3 miljoen kost.
Minister Opstelten: U vroeg hoeveel het er nu zijn. Ik wil alle ruimte aan de voorzitter geven om in te vullen hoeveel het er straks zullen zijn. Het budget laten wij overeind en daarbinnen moet gewerkt worden. Of de voorzitter meer of minder wil, komt aan de orde in het tripartite overleg met de Nationale Politie en het departement. Ik wil dat er een eenheid van opvatting is over de onderzoeksagenda en dat wij niet telkens worden verrast door een lekkend onderzoek van de Politieacademie waarvan wij het bestaan niet wisten en waarvan niemand weet of het nodig is. Er moet een goede open agenda zijn. De voorzitter heeft echter een belangrijke stem, want de beslissing over wat onderzocht wordt en wat niet moet buiten de Nationale Politie en het departement kunnen worden genomen.
Alles is natuurlijk afgeleid van het in stand houden van de operationele sterkte en financierbaarheid van 49.500 politiemensen. Ik heb daarover een uitgebreide brief geschreven naar aanleiding van het jaarverslag. Omdat de politie een populair vak is, verdwijnen mensen daar niet snel en zijn zij niet gauw geneigd om voor hun pensioen te vertrekken. De uitstroom stagneert en daardoor hebben wij meer dan 49.500 politiemensen. Ik acht ze allen even hoog, daar mag geen misverstand over bestaan. De invoering van de strategische personeelsplanning met een tijdige en zo geleidelijk mogelijk instroom van nieuwe aspiranten is heel belangrijk. Het ligt in de rede dat in de periode na 2015 de instroom van aspiranten weer geleidelijk toeneemt tot het niveau van het afgelopen jaar. Ik heb dit bevestigd in mijn beleidsreactie op het eindrapport van Vogelzang. Ik zal bijdragen aan de rust voor de Politieacademie door meer continuïteit op het gebied van instroom te creëren waardoor het jaarlijkse aantal aspiranten op de PA wordt gestabiliseerd.
De heer Oskam, mevrouw Berndsen en mevrouw Kooiman vroegen naar de brief over misstanden en verkwisting van overheidsgeld in het kader van het VESPORO-traject dat wordt uitgevoerd in samenwerking met het regulier onderwijs in Nieuwegein. Ik ben er geweest onder leiding van de heer Geluk, de voorzitter van het college van bestuur van het roc. Ik ken de brief van de ouders van enkele studenten. De studenten volgen de opleiding Handhaver Toezicht en Veiligheid/Politie (HTVP) zodat zij nadat zij door de selectie zijn gekomen met een verkorte opleiding bij de politie kunnen werken. Daarvoor zijn plekken gereserveerd. Bij de reguliere werving en selectie bij de Nationale Politie is het toelatingspercentage ongeveer 10%. Bij het VESPORO-traject is dat veel hoger. Dat is niet voor niets. Hoewel de procedure nog niet is afgerond, zijn de signalen zeer positief. Op dit moment is 50% nog in procedure. Ik benadruk dat niets wordt afgedaan aan de selectie-eisen. De Politieacademie selecteert uit de groep HTVP-studenten op basis van de selectie-eisen die voor iedereen gelden. Dit is zo afgesproken om er zeker van te zijn dat al onze instromende agenten aan dezelfde voorwaarden voldoen. Aan de kwaliteit kan en wil men immers niet tornen. De roc's, de politie, de Politieacademie en het Ministerie houden via het project VESPORO onder voorzitterschap van ECABO de voortgang, de knelpunten en de doorstroom in de gaten. Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat de selectieprocedure niet juist aan de kandidaten is gecommuniceerd. Ook monitor ik in samenwerking met de politie, de roc's en de Politieacademie de reden waarom mensen niet door de selectie komen. Zo bekijken wij of aanpassing in het voortraject nodig is. Wel kan ik mij voorstellen dat een sollicitant teleurgesteld is als hij of zij na de HTVP-opleiding niet door de selectie komt. Om die reden leiden de scholen breder op dan alleen voor de politie.
De heer Dijkhoff (VVD): Als ik de Minister hoor, hebben de scholieren die de vooropleiding gevolgd hebben wel degelijk een streepje voor. Dat rijmt niet met het beeld dat wij krijgen uit de reacties. Daarin is niet alleen sprake van teleurstelling over het oordeel – het is altijd teleurstellend als je niet aan de eisen voldoet maar daar moeten wij niet aan tornen – maar daaruit komt ook naar voren dat zij het gevoel hebben dat het totaal niet heeft uitgemaakt dat zij die vooropleiding hebben gedaan en dat zij gewoon achteraan in de rij kunnen aansluiten. Als de Minister zegt dat dit niet de bedoeling is van het beleid en de praktijk, vraag ik hem om na te gaan waarom de bedoeling om mensen een streepje voor te geven totaal niet aankomt in hun gevoel en ervaring.
Minister Opstelten: Ik ben er zelf geweest en ik ben zeer enthousiast. De resultaten zijn er ook naar. 10% is iets anders dan 50%, hoewel dat nog niet het eindplaatje is. Ik heb gezegd dat er kritisch gekeken moet worden naar de wijze van communiceren. Als je die opleiding doet, ben je niet verzekerd van een baan. Je kansen zijn groter, maar je moet ze zelf bewerkstelligen. Ik vind het een serieuze brief en ik begrijp de teleurstelling en de opmerkingen. Wij moeten kritisch en niet defensief het gehele traject doornemen en de samenwerking met al die instituten tegen het licht houden.
De heer Dijkhoff (VVD): Dan zou ik het waarderen als we voor het volgende algemeen overleg over de Politieacademie inzicht kunnen krijgen in wat er gedaan is om dit te verbeteren.
Minister Opstelten: Ik zeg dit graag aan de commissie toe. De uitkomsten zullen wij aan de Kamer melden.
De voorzitter: Ik heb daar een aanvullende vraag over. Wilt u dan ook meenemen hoeveel subsidie in dit gehele traject is gestoken door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en wat het uiteindelijke rendement daarvan is geweest? Het zou tot een jaar verkorting van de opleiding van de Politieacademie leiden en als dat niet bewerkstelligd wordt, vraag ik mij af of je wel moet doorgaan met zo'n project. Ik vind dat wij dit moeten kunnen beoordelen aan de hand van de financiën.
Minister Opstelten: Dat zullen we in het effect meenemen. Het gaat natuurlijk om het rendement en om niks anders.
De heer Bontes vroeg waarom mensen geweigerd worden bij de recherchekundige opleiding. Er zijn veel aanmeldingen geweest voor deze opleiding en daardoor is het van tevoren vastgestelde aantal recherchekundigen klaar om in te stromen. Er zijn geen vacatures meer. De politie werkt met vooraf vastgestelde aantallen, dus mensen die zich melden nadat alles vol was, krijgen het antwoord dat er geen ruimte meer is. Dat gebeurt altijd.
De heer Bontes (PVV): Volgens mij ligt het wat anders. Dit zijn mensen die al in de selectieprocedure zitten en al stappen hebben gezet. Die krijgen dan een brief dat het wordt stopgezet. Dat is een andere werkelijkheid.
Minister Opstelten: Dat is niet mijn informatie. Ik zal dit nagaan, want ik vind dit een serieus punt. Mijn informatie is dat mensen die solliciteren naar een functie bij de rechercheopleiding wordt medegedeeld dat er geen ruimte meer is. Er vinden geen nadere selectiemethoden of sollicitatiegesprekken of dat soort dingen plaats. Als de heer Bontes een brief daarover heeft, wil ik hem vragen die aan mij te geven. Ik zal die laten analyseren en de Kamer daarover informeren.
De heer Bontes (PVV): Ik vind dit een slechte zaak. Hier staat duidelijk: je ontvangt deze brief omdat je in de sollicitatieprocedure voor de functie van recherchekundige master zit. Vervolgens wordt er gezegd dat er geen plek meer is. Neem mensen dan niet op in die selectieprocedure. Zo ga je toch niet met mensen om?
Minister Opstelten: Dat ben ik met u eens. Als u mij die brief geeft, laat ik hem analyseren en krijgt u hierover een brief.
De voorzitter: Kan de heer Bontes de brief dan anonimiseren?
De heer Bontes (PVV): Ik zal hem volledig anonimiseren.
Minister Opstelten: Dat begrijp ik. De betrokkene zal er geen enkele last van hebben.
Voorzitter. De heer Oskam vroeg naar het inspectierapport over Rotterdam. Ik heb aangegeven dat er verschillende maatregelen getroffen zijn. Om de knelpunten aan te pakken is een operationeel manager aangewezen. Het college van bestuur ontvangt van de manager wekelijks rapportages over de aanpak van de problemen met actuele informatie over bijvoorbeeld de lesuitval. Deze rapportage gaat ook naar de vier zuidelijke eenheden van het korps zodat die voortdurend op de hoogte zijn. De problemen op de locatie Rotterdam met zaken als lesuitval en roosters die niet kloppen, zijn inmiddels vrijwel opgelost. De roosters zijn eerder bekend en er wordt veel minder van afgeweken. Ook vallen minder lessen uit, al komt het natuurlijk voor dat door ziekte van docenten een les niet vervangen kan worden. Verder is de planning en uitvoering van examens verbeterd. Er is minder vertraging in en uitval van de examens. Ik geef een concreet voorbeeld uit de rapportage. Uit de overzichten over de periode 5 tot en met 14 van 2013 blijkt dat er in die perioden 1,51% lesuitval is geweest en 1,56% van het aantal lesuren in de roosters verschoven is. Bijna 97% van alle lesuren is daarmee correct volgens het rooster, dus zonder verschuiving, uitgevoerd. Dit komt door een nieuwe wijze van inroosteren en aansturing. Ik kan ook zeggen dat de leiding in Rotterdam dit allemaal met de studenten heeft besproken. Ik verwijs naar de berichtgeving op de websites van de politiebonden over deze zaak. Die zijn zeer te spreken over de aanpak en het succes daarvan.
De heer Marcouch en mevrouw Berndsen stelden vragen over de financiering van het LECD die stopt en vroegen of de werkzaamheden stoppen. De werkzaamheden stoppen niet, maar gaan over naar de Nationale Politie. Het beleid wordt onverminderd voortgezet. Het is een normale positionering. Ik heb mij er altijd zeer over verbaasd dat het LECD bij de Politieacademie zat. In het oude bestel was dat logisch en nu is het logisch dat het wordt gepositioneerd waar het thuishoort. De korpsleiding zegt dat het beleid onverminderd wordt gehandhaafd.
De heer Marcouch (PvdA): Het is goed om te horen dat het beleid onverminderd wordt voortgezet. Wat moet ik begrijpen onder de positionering van het LECD binnen de politie? Betekent dit een aparte organisatie of beleidsafdeling of wordt het beleid geïntegreerd in het bestaande beleid van de Nationale Politie?
Minister Opstelten: Ik denk niet dat de heer Marcouch heel precies wil weten hoe het organogram eruitziet, maar het wordt een normaal onderdeel van het human resources management. Daar hoort het naar mijn mening ook thuis. Het gaat erom of de aanpak verandert en die verandert niet. Daardoor wordt het ook veel steviger dan als het in een aparte eenheid ver weg wordt ondergebracht.
Er is gesproken over de matching van het Landelijk Functiehuis Nationale Politie. Dat is een zorgvuldig proces dat gezamenlijk met de politievakbonden is opgezet en doorlopen. Het gaat niet om 70%, maar om 25%. Het klopt dat ruim 12.500 bedenkingen zijn ingediend. Dat is geen verrassend aantal en wij zijn daar ook niet ongerust over. Wij nemen het natuurlijk wel serieus omdat alle medewerkers expliciet zijn uitgenodigd, een voor een, om hun zienswijze te delen voordat het definitieve besluit wordt genomen. De korpschef gaat hier zorgvuldig mee om en zal de komende periode gebruiken om eventuele fouten te corrigeren. Het staat elke politiemedewerker daarnaast vrij om gebruik te maken van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen het definitieve besluit. Als het totale proces is afgerond, zal ik de Kamer informeren over de uitkomsten van het matchingproces.
Mevrouw Berndsen en de heer Bontes stelden vragen over de stand van zaken van het NOAS en vroegen of het een ICT-drama is. Ik heb dat niet zo gevoeld. Het nieuwe onderwijsadministratiesysteem is gebaseerd op drie standaardprogramma's, reeds bestaand en beproefd in het regulier onderwijs, aangevuld met maatwerksoftware die specifiek is voor het politieonderwijs. Het gaat om systemen voor drie punten: studentenregistratie, aanwezigheidsregistratie en planning en roostering. De maatwerksoftware bestaat uit onderdelen van het NOAS die specifiek voor de Politieacademie zijn ontwikkeld. Het NOAS is gekoppeld aan een aantal zaken, onder andere aan het studentenvolgsysteem. Wat werkt wel en niet in het NOAS? De systemen voor studentenregistratie en planning en roostering werken sinds 2011. De maatwerksystemen werken niet omdat de koppelingen tussen de deelsystemen niet werken en de interfaces te wensen overlaten. Wat nu? De voorzitter van het college van bestuur is in overleg met de leverancier, Capgemini. Ik zal de Kamer informeren over de uitkomst. Ik ben daar zelf ook nieuwsgierig naar.
De voorzitter: Ik dank de Minister voor de eerste termijn. Wij gaan over naar de tweede termijn en de leden hebben daarin een spreektijd van twee minuten.
De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Op de allereerste plaats maak ik mij ernstig zorgen over de reorganisatie van de Politieacademie en het daaraan koppelen van de reorganisatie van de Nationale Politie. De Minister zegt dat het allemaal wel goed komt. Tot nu toe heeft een kwart van de mensen bezwaar gemaakt, maar de Minister maakt zich daar geen zorgen over. Ik zou dat wel doen. Ik zou er denk ik van wakker liggen, want het gaat niet goed.
Op de tweede plaats komt alles wat wij zojuist besproken hebben ooit in een wet. Hoe sta ik tegenover die wet? Ik ben er niet gerust op dat die wet ervoor zorgt dat alles goed komt. Voorop staat een cultuurverandering binnen de Nationale Politie. Ik heb het dan niet specifiek over de Politieacademie, maar over de Nationale Politie die een cultuurverandering door moet maken. Dat kan niet anders, als je de berichten goed volgt. De academie moet daarbij een cruciale rol vervullen. Gaat zij die vervullen met hetgeen de Minister gezegd heeft en zoals het in de wet komt te staan? Ik heb daar ernstige bedenkingen bij. Ik geloof niet dat dat gaat werken. Ik zou op dit moment mijn fractie niet zomaar eventjes adviseren om voor dat wetsvoorstel te stemmen. Ik ben benieuwd hoe de collega's hiertegen aankijken.
Op de derde plaats is er de stop voor de opleiding van recherchekundigen. Ik heb die brief hier liggen, maar het lijkt mij vreemd als de grootste oppositiepartij de Minister die brief levert. Er staat een handtekening onder van de heer Staats, de directeur werving en selectie. Het lijkt mij logischer dat de Minister naar de heer Staats gaat en vraagt om de brief. Ik wil niet vervelend doen of dwarsliggen, maar ik vind dit niet mijn rol als lid van de grootste oppositiepartij.
Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik begin positief. Ik ben heel benieuwd hoe straks de Politieacademie wordt ondergebracht. Wij wachten het wetsvoorstel af.
Ik heb de begroting erbij gepakt. De Minister zegt dat die 10 miljoen korting er pas bij komt in 2015. De Politieacademie kreeg echter in 2012 192 miljoen en in 2013 is dat 132 miljoen. Er was dus al een korting van een derde van het budget. Als je kijkt naar 2014, gaat er 10 miljoen af. Ik wil daar graag duidelijkheid over, want naar mijn idee moet er niet zo fors gekort worden op het budget, zeker niet als de Politieacademie nog met een plan komt. De Minister wil niet spreken van een revalidatieplan. Ik wel, want het lijkt mij de omgekeerde wereld.
Ik heb gevraagd om de cijfers over de instroom van de nieuwe aspiranten in de komende jaren en het achterstallig onderhoud in de opleiding van agenten die nu op straat zijn, zoals de wijkagent en de recherche. Ik heb begrepen dat er nog wel wat te doen is in het achterstallig onderhoud. Ik wil hiervan graag de cijfers. Komen die niet, dan kondig ik bij dezen een VAO aan.
De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik wil graag nog twee aspecten aan de orde stellen. Wij kwamen met de Minister te spreken over de accreditatiecommissie. Wie zitten daarin? Het gaat mij niet zozeer om de namen, maar om de achtergrond van die personen. De Minister verving vorige week in de Kamer Minister Plasterk en noemde zich waarnemend Minister van Binnenlandse Zaken. Vandaag noemde hij zich Minister van politieonderwijs. Wie heeft de accreditatiecommissie samengesteld en kan die commissie onafhankelijk opereren?
Het tweede aspect is de taakstelling. Ik probeer te begrijpen wat de Minister zegt over dat er flink wordt bezuinigd en dat de kwaliteit op peil blijft. Het gaat om ruim 40 miljoen in de loop der jaren. De Minister zegt dat de Nationale Politie personeel om niet aan de Politieacademie ter beschikking stelt. Zit die taakstelling dan in het feit dat de academie gratis personeel krijgt? Gaat die 40 miljoen dan naar de politie? Hoe moet ik dat zien? Hoe wordt de taakstelling ingevuld?
De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. De Minister heeft mijn vragen helder beantwoord, maar de heer Bontes wil graag weten wat andere partijen van iets vinden. Er ligt nog geen wetsvoorstel dus daar kan ik geen advies over geven, maar de basis voor het wetsvoorstel die in twee rondes door de Minister samen met de Kamer en alle betrokkenen is gelegd, stemt mij erg positief.
De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik vind het een geruststelling dat de Minister diversiteit hoog op de agenda heeft staan als business issue voor de politie. Dat is belangrijk voor de competentie van politieagenten die opgeleid worden. Ik heb de Minister gehoord over de lectoraten en ik vind ook dat wij de rust moeten terugbrengen in de academie, maar als die taakstelling ergens moet vallen dan weet ik waar. Ik wil de voorzitter van de Politieacademie alle ruimte gunnen om daar goed naar te kijken, maar ik wil er wel op termijn op terugkomen als ik zie dat er niets gebeurt. Ik vind dat heel veel onderzoek door anderen gedaan kan worden en niet per se door de academie gedaan hoeft te worden.
Voorzitter: Kooiman
Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Ik heb nog een paar puntjes die ik aan de orde wil stellen. In de eerste plaats is er het wetgevingstraject dat eraan zit te komen. Ik ben erg benieuwd hoe de Minister denkt juridisch vorm te geven aan de positionering van een zbo, al dan niet met een raad van toezicht, en de positie van de Minister. Ik wacht dat af. Het lijkt mij een buitengewoon lastige klus, met name omdat de Minister bij de waarborgen een afweging kan maken tussen zijn verantwoordelijkheden als Minister van politie en als Minister van politieonderwijs. Ik neem aan dat die waarborgen nadrukkelijk meegenomen worden in de memorie van toelichting en een vertaling krijgen in de wetstekst. Het lijkt mij een schizofrene situatie en ik ben benieuwd hoe deze vorm krijgt in het wetsvoorstel.
Het tweede punt is dat de instroom gaat toenemen, maar het budget lager wordt. Ik ben benieuwd ten koste waarvan dat gaat. De Minister zegt dat de kwaliteit gewaarborgd is. Ik wil graag een nadere toelichting op de manier waarop dit gebeurt. Bij de waarborgen noemt de Minister in zijn brief dat er voldoende ruimte dient te zijn voor ideeën van buiten de politiewereld. De Politieonderwijsraad was daarvoor in het leven geroepen. Blijft de Politieonderwijsraad in zijn huidige vorm bestaan?
De Minister vindt het vreemd dat het LECD ooit bij de Politieacademie is ondergebracht. Dat vind ik helemaal niet. Het was buitengewoon goed dat het diversiteitsbeleid gekoppeld werd aan het politieonderwijs. Daar begin je met het diversiteitsbeleid, want er was sprake van een enorme achterstand. Ik vraag de Minister om in het jaarverslag apart te rapporteren over het diversiteitsbeleid.
De Minister prikkelde mij toen hij zei dat de Kamer zelf de begroting en daarmee de bezuinigingen heeft vastgesteld. Ik kan de Minister alvast meegeven dat ik nadrukkelijk zal kijken naar de begroting van 2014 en dat hij met dit soort opmerkingen uitlokt dat wij tegen begrotingen gaan stemmen.
Voorzitter: Berndsen-Jansen
Minister Opstelten: Voorzitter. Ik wil tegen de heer Bontes zeggen dat ik de 25% natuurlijk niet bagatelliseer. Wij nemen die heel serieus. Cultuurverandering is heel belangrijk binnen de Nationale Politie. Ik heb er echter vertrouwen in. Het is niet makkelijk, het is inderdaad een turn around zoals de heer Bontes in de eerste termijn zei. Dat motiveert mij enorm om daar ook de totale verantwoordelijkheid voor te dragen. Het is belangrijk dat dit goed gaat lopen en ik heb daar vertrouwen in. Het is ook goed dat wij de kaders voor de Politieacademie in relatie tot de cultuurverandering en de reorganisatie bij Nationale Politie neerzetten, want die zijn niet van elkaar te scheiden. Anders zouden de mensen van de Politieacademie het gevoel kunnen krijgen dat als alles geregeld is binnen de Nationale Politie, zij ook nog eens aan bod komen. Zo willen wij het niet laten lopen. Daarom moeten de processen met elkaar in verband worden gebracht. Dat is de verantwoordelijkheid van de Kamer, maar in de eerste plaats van mij.
Ik ben het eens met wat de heer Bontes zei over de brief over de rechercheschool. Ik zal hem opvragen. Dat is verstandig. Hij maakte een terechte opmerking.
Mevrouw Kooiman en anderen wachten het wetsvoorstel af. Veel meer mogelijkheden heeft de Kamer ook niet. Ik wil niet bagatelliseren wat mevrouw Kooiman zegt, maar het gaat om feiten en wij zijn er open over geweest. Over de bezuinigingen zijn geen nieuwe gegevens. Ik mag ervan uitgaan dat dat mevrouw Kooiman bekend is, omdat wij dat vele malen naar voren hebben gebracht. Wij nemen dit op in het inrichtingsplan, het realisatieplan en de bijbehorende begroting. Dat komt allemaal in het traject van het wetsontwerp heel precies aan de orde. Ik wil ruimte bieden om goed na te denken over de invulling van de taakstelling van 10 miljoen omdat die pas in 2016 moet plaatsvinden.
De heer Oskam vroeg naar de accreditatiecommissie. Dat is een belangrijke en zeer prestigieuze commissie. De heer Anne Flierman, de voorzitter van het college van het bestuur van de Universiteit Twente, is voorzitter. De commissie wordt altijd op hoog niveau en buitengewoon onafhankelijk ingesteld. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) toetst alle universiteiten en hbo-instituten en allerlei andere instituten. Wij willen daar graag bij blijven horen. Ik kan zeggen dat de NVAO meedogenloos is en dat is haar geraden ook.
Ik hoop dat wij na de zomervakantie met het wetsvoorstel kunnen komen. Daarin zullen wij natuurlijk aangeven hoe het inrichtingsplan in het proces verwerkt wordt, wanneer het realisatieplan er komt, hoe de begroting die daarbij hoort wordt vastgesteld en hoe de taakstelling wordt verwerkt. Ik wil dat de Kamer daarin mee kan lopen. Dat is belangrijk voor mij, maar ook voor de Politieacademie.
De heer Marcouch wil weten hoeveel lectoren er zijn. Wij zullen dit rapporteren.
Mevrouw Berndsen heeft een aantal vragen gesteld. Ik ben minder zorgelijk over het wetsvoorstel dat eraan komt. Het moet toch mogelijk zijn voor één Minister om verschillende facetten in zijn of haar pakket in goede balans te kunnen afwegen. Ik maak mij daar helemaal geen zorgen over, want dat doe ik vooralsnog zelf. Of ik daarin geslaagd ben, zal blijken in de consultatie, daarna in het advies van de Raad van State en vervolgens in de Kamer. De Politieonderwijsraad blijft bestaan. Ik kan mij voorstellen wat mevrouw Berndsen zegt over het LECD in het oude bestel, maar in het nieuwe bestel is er maar één plaats en dat is de Nationale Politie. Ik heb geen kritiek, maar ik heb mij wel altijd afgevraagd waarom het bij de Politieacademie zat. In het oude bestel was dat nu eenmaal zo en dat er achterstanden waren, was mij niet helemaal onbekend. Wij zullen de rapportage meenemen in het rapport van de Nationale Politie.
De voorzitter: Mevrouw Kooiman heeft gevraagd om de instroom van aspiranten inzichtelijk te maken. Wellicht kunt u als u daar antwoord op geeft een VAO voorkomen.
Minister Opstelten: Dat is geen enkel punt.
Mevrouw Kooiman (SP): Ik krijg ook graag cijfers over het achterstallig onderhoud van de agenten, zoals van de rechercheurs en de wijkagenten. Ik wil graag inzichtelijk hebben hoeveel scholing zij nog behoeven.
Minister Opstelten: Ik heb geen direct gevoel bij de term «achterstallig onderhoud». De instroom is geen enkel punt. Ik wil mevrouw Kooiman vragen om ons en de leiding van de Politieacademie en het management de tijd te gunnen om te gaan doen wat men vindt dat gedaan moet worden en daarover te rapporteren. Ik kom na het zomerreces met het wetsvoorstel ter consultatie en ik zal inzichtelijk maken wat hoort bij de inrichting en realisatie en de bijbehorende begroting. Mevrouw Kooiman sprak over achterstallig onderhoud en lijken in de kast. De nieuwe leiding zit er alweer een paar weken, dus ik neem aan dat alle kasten inmiddels open zijn. Ik heb geen verontrustende berichten gehoord.
De voorzitter: Ik denk dat de bedoeling van mevrouw Kooiman was om inzicht te krijgen in de werkdruk bij de Politieacademie als het gaat om allerlei opleidingen die gegeven moeten worden.
Minister Opstelten: Ik waardeer de constructieve benadering van mevrouw Kooiman zeer en zal daarover een brief schrijven. Dat kan niet binnen een dag, want anders had ik de vraag nu zelf kunnen beantwoorden.
De voorzitter: Dan hebt u uw toezegging binnen, mevrouw Kooiman. Kan de brief nog voor het zomerreces komen?
Minister Opstelten: Het moet wel een goede brief zijn, anders hebt u er niks aan. Mag het na het zomerreces?
De voorzitter: Prima. Daarmee voorkomen wij een VAO. De volgende toezeggingen zijn gedaan:
− De Minister van Veiligheid en Justitie zal voor het volgend algemeen overleg naar aanleiding van de brief van de ouders over misstanden en verkwisting van de subsidies bij opleidingen aangeven hoeveel subsidie het departement heeft verleend en wat het rendement daarvan is.
− De Minister van Veiligheid en Justitie zal de brief over de functie van de recherchekundige master analyseren en de Kamer hierover informeren.
− De Minister van Veiligheid en Justitie zal de cijfers over de instroom van aspiranten inzichtelijk maken, inclusief voor de opleidingen die nog op de plank liggen voor bijvoorbeeld wijkagenten. De brief hierover krijgt de Kamer in september.
De voorzitter: Ik bedank de Minister en zijn staf voor de beantwoording, de leden van de commissie voor hun inbreng en de mensen op de publieke tribune. Ik sluit de vergadering.
Sluiting: 12.18 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-409.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.