Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2013
Hierbij informeer ik u over de uitkomst van het onderzoek naar de schietpartij op
9 december 2011 te Almelo waarbij een aspirant-agent (P.) zijn ex-vriendin dood schoot
en vervolgens de hand aan zichzelf sloeg.1
Uit het Rijksrecherche onderzoek is gebleken dat in principe alle politieambtenaren
van het voormalige korps Amsterdam-Amstelland hun dienstpistool thuis mogen hebben.
Deze regeling geldt echter niet voor aspiranten, zij mogen tijdens de zogenaamde korpskwartielen
(praktijk stages) hun wapen wel thuis hebben maar tijdens de zogenaamde instituutskwartielen
(opleiding bij de politieacademie) moeten zij hun dienstpistool inleveren bij de wapenkamer.
Op deze regeling bestaat een uitzondering voor aspiranten die lid zijn van de aan
het korps verbonden schietvereniging.
P. zat op 9 december 2011 in een instituutskwartiel en zou zijn dienstpistool dus
niet thuis mogen hebben. P. had echter m.i.v. 30 april 2010 een schriftelijke vrijstelling
voor het inleveren van het dienstpistool in verband met zijn lidmaatschap van de aan
het korps verbonden schietvereniging. Aan deze vrijstelling is de voorwaarde verbonden
dat het dienstpistool moet worden ingeleverd als de reden voor het niet inleveren
is komen te vervallen.
Uit informatie van het voormalige regiokorps Amsterdam-Amstelland blijkt dat P. zich
op 11 april 2011 had afgemeld als lid van de schietvereniging en op 1 juni 2011 officieel
was uitgeschreven. Hij had zijn dienstpistool dus moeten inleveren bij de wapenkamer
omdat hij op dat moment niet langer bevoegd was om het dienstpistool thuis te mogen
bewaren. Omdat er in de procedure niet was voorzien in een terugkoppeling, buiten
de aspirant om, tussen de wapenkamer en de schietvereniging, is de overtreding van
de regels niet tijdig vastgesteld.
Naar aanleiding van het onderzoek naar dit incident is de procedure voor het inleveren
van het dienstwapen in relatie tot het lidmaatschap van de schietvereniging aangepast
zodat een dergelijk overtreding van de regels niet langer onopgemerkt kan blijven.
Op dit moment wordt één landelijke «Regeling beheer geweldsmiddelen politie» ontworpen
die alle regionale regelingen over het beheer, de opslag en het dragen van wapens
bij de politie moet vervangen. Hierdoor zal er landelijk een eenduidig beleid worden
gevoerd met betrekking tot de verstrekking, de inname, het dragen, het opbergen en
het onderhoud van de geweldsmiddelen. Hierdoor zal het risico op misbruik van, door
de overheid verstrekte, geweldsmiddelen worden verkleind.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten