29 628 Politie

Nr. 378 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 april 2013

In mijn brieven van 20 december 2012 en 23 januari 20131 heb ik u deelgenoot gemaakt van de problemen bij de Politieacademie en aangekondigd dat er twee adviezen zijn gevraagd om tot een gezamenlijke koers en marsroute te komen voor de Politieacademie en het politieonderwijs.

Aan de heer Wallage heb ik advies gevraagd over de wenselijke positionering van de Politieacademie in het bestel van de nationale politie. Dit gegeven de uitgangspunten van onafhankelijk maatschappelijk erkend politieonderwijs, een onafhankelijke kennis- en onderzoeksfunctie, kwalitatief goed of zelfs excellent onderwijs, een goede afstemming tussen de Politieacademie en de Nationale Politie en het bevorderen van de efficiëntie. De Raad van Toezicht Politieacademie heeft de heer Vogelzang gevraagd: «advies uit te brengen over de huidige veranderstrategie Politieacademie 2014 en de te varen koers en oplossingsrichtingen aan dragen voor de lopende dossiers die stagneren». Directe aanleiding voor de Raad van Toezicht om dit advies te vragen was de vertrouwensbreuk tussen het College van Bestuur en de ondernemingsraad van de Politieacademie.

Eerder heb ik u in het Algemeen Overleg van 24 januari jl. (Kamerstuk 29 628, nr. 368) toegezegd voor 1 mei een integrale beleidsreactie op deze rapporten toe te zenden. Hierbij stuur ik u het adviesrapport van de heer Vogelzang alsmede de begeleidende aanbiedingsbrief van de Raad van Toezicht van de Politieacademie.2 De Raad van Toezicht heeft het rapport van de heer Vogelzang op mijn verzoek strikt vertrouwelijk behandeld. Door de ontstane publicitaire aandacht heb ik besloten het rapport Vogelzang nu zo snel mogelijk aan u toe te zenden. De discussie kan dan weer gaan over de inhoud en de voorgenomen verbeteraanpak. Tevens stuur ik u bijgaand ook het adviesrapport van de heer Wallage.3 Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg van 24 januari jl. zend ik u later deze maand mijn beleidsreactie op het advies van de heer Wallage. De adviezen van de heer Vogelzang raken met name de interne bedrijfsvoering. De advisering van de heer Wallage richt zich op de bestuurlijke positionering van de Politieacademie in het totaal van het politiebestel. Waar deze adviezen elkaar raken worden de adviezen van de heer Vogelzang ook meegenomen in de beleidsreactie op het advies van de heer Wallage zodat de samenhang in maatregelen bewaakt blijft.

Advies Vogelzang en de reactie van de Raad van Toezicht

De heer Vogelzang adviseert:

  • 1. een nieuw College van Bestuur aan te stellen waarin zowel de vakinhoudelijke politiële inbreng als de onderwijskant is vertegenwoordigd. Daarbij dienen de beide functies direct en definitief ingevuld te worden;

  • 2. creëer rust rondom de Politieacademie; laat geen nadere onderzoeken uitvoeren;

  • 3. haal de vrijblijvendheid uit de relatie Nationale Politie – Politieacademie;

  • 4. kies als veranderstrategie meer voor een ontwerp dan een ontwikkelaanpak;

  • 5. positioneer kennis, onderzoek en ontwikkeling opnieuw in de organisatie;

  • 6. breng bedrijfsvoeringstaken van de Politieacademie over naar de Nationale Politie.

De Raad van Toezicht onderschrijft alle adviezen van de heer Vogelzang. Wel plaatst de Raad de nodige kanttekeningen bij de onderbouwing daarvan. Deze zijn in bijgaande reactie van de Raad van Toezicht verwoord.

Beleidsreactie

Voor alle partijen, de nationale politie, het lokaal bestuur, het openbaar ministerie, het departement, de Politieacademie, de politievakbonden, de agenten en de medewerkers van de Politieacademie, is het van belang dat snel duidelijkheid ontstaat over de aanpak van de problemen en de aanpak van het transitieproces van de Politieacademie. Daarmee kan voor alle partijen ook weer vertrouwen ontstaan in de toekomst. Goed politieonderwijs en een goed functionerende Politieacademie zijn immers van strategisch belang voor het functioneren van de nationale politie en daarmee van groot belang voor het lokale bestuur, het openbaar ministerie en de maatschappij als geheel.

Ik wil vooropstellen dat waar de analyse van de geconstateerde problemen bij de Politieacademie het functioneren van mensen raakt de persoonlijke integriteit van deze mensen niet ter discussie staat. Tegelijkertijd moeten we constateren dat het functioneren van de Politieacademie op veel punten verbetering behoeft.

In de analyse van de heer Vogelzang evenals in de eerder aan u verzonden Staat van het politieonderwijs, de INK audit van de PA en eerdere Inspectierapporten komen veel dezelfde thema’s terug. Ook het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de locatie Rotterdam past in dit beeld4.

Als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs concludeert de heer Vogelzang:

«... dat het onderwijs zeker «up to standards» is.» De geconstateerde problematiek heeft te maken met de kwaliteit van de uitvoering. Samenvattend concludeert de heer Vogelzang dat er sprake is van een grote vertrouwenscrisis binnen de Politieacademie welke in grote mate wordt bepaald door onvoldoende sturend vermogen en een gebrek aan managementkracht om de problemen op te lossen. Verder moet de Politieacademie, net als alle andere overheidsorganisaties, voldoen aan krappere budgettaire kaders. De komende jaren dalen de baten verder en zullen er ook op dat vlak maatregelen moeten worden getroffen.

De heer Vogelzang constateert ook dat zowel de Raad van Toezicht als het ministerie van Veiligheid en Justitie er onvoldoende op hebben toegezien dat adviezen uit de verschillende rapporten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Deze constatering neem ik mij ter harte. Het departement heeft veel onderzoeken, met name door de Inspectie Veiligheid en Justitie, laten uitvoeren. Helaas valt te concluderen dat de verbeterafspraken die ik na ieder rapport met de Politieacademie heb gemaakt niet of in onvoldoende mate zijn uitgevoerd of hebben geleid tot de beoogde resultaten.

In reactie op de vijf concrete adviezen uit het rapport Vogelzang merk ik het volgende op.

Op korte termijn zal ik de samenstelling van het College van Bestuur vervangen. Als nieuwe voorzitter van het College van Bestuur denk ik aan een zeer ervaren manager uit het politieveld die affiniteit met het politieonderwijs heeft. Gezien de huidige situatie rond de Politieacademie is het verstandig dat iemand uit de hoogste regionen van de Nationale Politie deze functie gaat vervullen. Voor de invulling van de andere, reeds openstaande, vacature bij het College van Bestuur wordt gedacht aan een daadkrachtig bestuurder uit het reguliere onderwijs die ervaring heeft met grote verandertrajecten binnen het onderwijs. Het proces van werving en selectie is gestart zodat ik ook snel over kan gaan tot benoeming. Ik verwacht dit proces in de loop van mei afgerond te hebben.

Ik neem het advies over om waar mogelijk rust rondom de Politieacademie te creëren. Het nieuwe College moet rust krijgen om de verbeteringen uit te kunnen voeren. De focus moet nu liggen op het monitoren van het verbeteren van de situatie aan de hand van de adviezen die nu op tafel liggen. Van mijn kant zal ik bijdragen aan de rust door, op basis van meerjarige afspraken, continuïteit in de instroom te creëren.

Ik neem tevens het advies over om de vrijblijvendheid uit de relaties tussen Nationale Politie en de Politieacademie te halen. In mijn beleidsreactie op het advies van de heer Wallage zal ik nader ingaan op de vraag, hoe de operationele, tactische en strategische relaties tussen de Nationale Politie en de Politieacademie geborgd kunnen worden. Vooruitlopend daarop vindt reeds, zoals door de heer Vogelzang aanbevolen, frequent op strategisch niveau regulier tripartiet overleg plaats tussen mijn departement, de plaatsvervangend korpschef van de Nationale Politie en de voorzitter van het College van Bestuur van de Politieacademie. Deze overlegstructuur krijgt nu ook vorm op de onderliggende tactische en operationele niveaus.

Uiteraard is het aan het nieuwe College van bestuur om de concrete veranderstrategie te formuleren en uit te voeren. Wel zal ik van het nieuwe College van Bestuur verlangen om voortvarend te starten met het verandertraject. Elementen daarin zullen zijn: het organiseren van focus, leiding en grip op de uitvoering, het verstevigen van de relatie met de Nationale Politie en andere stakeholders en het aanpassen van het beleid, strategie en de structuur van de Politieacademie op zodanige wijze dat de behoeftestelling van de Nationale Politie effectief, flexibel en snel kan worden vervuld.

Mijn reactie op de adviezen van de heer Vogelzang ten aanzien van de advisering over de positionering van de kennis en onderzoeksfuncties alsmede de overdracht van de bedrijfsvoeringsfuncties naar de Nationale Politie krijgt u voor het eind van deze maand, als onderdeel van mijn beleidsreactie op het rapport Wallage.

Afsluitend

Met deze maatregelen kan de Politieacademie weer een nieuwe start maken. Ik zal de voortgang blijven monitoren en u daar over periodiek informeren. Daarbij heb ik vertrouwen dat met deze structurele aanpak de geconstateerde problemen kunnen worden opgelost en dat de Politieacademie zich weer kan richten op haar kerntaken: het verzorgen van het politieonderwijs, de kennis en onderzoeksfunctie en, tot aan de wetswijziging van de politiewet, het ondersteunen van het korps op het gebied van Werving en Selectie.

In mijn beleidsreactie op het rapport van de heer Wallage zal ik de aanpak op de korte termijn en die van de lange termijn integraal zichtbaar maken.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

TK 2012–2013, 29 628, nr. 351 en TK 2012–2013, 29 628, nr. 356

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Zie De Staat van het Nederlandse Politieonderwijs 2011 (TK 29 628, nr. 323), INK audit (zie antwoord Kamervragen TK 2012–2013, nr. 289), Inspectierapport Rotterdam (TK 29 628, nr. 370)

Naar boven