29 628 Politie

Nr. 286 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2011

Op 25 november 2011 heb ik een petitie in ontvangst genomen van een aantal politieaspiranten. In de petitie werd door verschillende aspiranten aangegeven wat hun persoonlijke consequenties zijn door een recente verlaging van het aspirantensalaris.

In de verlenging van het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector politie 2008–2010, ondertekend op 2 maart 2010, is met de vakbonden overeengekomen om over de tijd dat aspiranten les krijgen op school een korting van 50% op het salaris toe te passen. Gedurende de tijd dat de aspirant tijdens de (duale) opleiding in het korps werkt, wordt het salaris niet gekort. Het aspirantensalaris komt daarmee uit op gemiddeld 75%. Om u een indicatie te geven: een volledig salaris dat normaliter € 1399 bruto per maand zou zijn, wordt als gevolg van de korting € 1049 bruto per maand.

Ik heb de door de aspiranten opgeschreven ervaringen naar aanleiding van salariskorting zorgvuldig gelezen. De openheid van de aspiranten om mij een blik te geven in hun persoonlijke leven waardeer ik bijzonder. Een breed scala aan financiële verplichtingen en de gevolgen van de korting is aan mij toevertrouwd.

Voor wat betreft een aanpak en oplossing kan ik mijn invloed echter niet laten doorlopen tot in de details van de persoonlijke levensfeer.

Er ligt voor de korpsen een rol om aanstaande aspiranten goed te informeren over het bestaan van de kortingsmaatregel en de consequenties die dat heeft voor persoonlijke situatie van de aspirant. Op basis van de aangeboden petitie kan ik moeilijk vaststellen of er in een individueel geval sprake is geweest van een onvolledige informatievoorziening betreffende de kortingsmaatregel. Daar komt bij dat de petitie anoniem is. Daarmee sluit ik overigens niet uit dat er schrijnende gevallen zou kunnen voorkomen.

Tijdens het debat over de nieuwe Politiewet op 28 november heb ik toegezegd serieus te kijken naar eventuele uitvoeringsproblematiek van de kortingsmaatregel. Hierbij wil ik voorop stellen dat het bestaan van de kortingsmaatregel wat mij betreft niet ter discussie staat, omdat daar immers om goede redenen een CAO afspraak met de vakbonden over is gemaakt. Wel heb ik gekeken naar de wijze waarop over de invoering van de maatregel is gecommuniceerd en of deze goed is toegepast.

Om te beginnen is het van belang dat de kortingsmaatregel binnen alle korpsen moet worden toegepast en dat dit tevens op uniforme wijze dient te gebeuren, behoudens de afgesproken uitzonderingsgronden. Het is voor mij onacceptabel dat aspiranten in gelijke gevallen op ongelijke wijze worden behandeld.

Voor de aspiranten die in dienst zijn gekomen vanaf november 2010 tot en met 1 juli 2011 is er een mogelijk een verwarrende situatie ontstaan. De salariskorting zou gaan gelden per november 2010, maar gold pas later omdat de regeling daadwerkelijk in werking is getreden één dag na publicatie in het Staatsblad, te weten 11 juni 2011.

Ik wil hierover geen twijfel laten bestaan ten koste van de betreffende aspiranten.

Daarom draai ik de korting voor deze bepaalde groep terug, voor de hele opleidingsperiode.

Het betreft circa 500 aspiranten, die met de opleiding zijn gestart tussen november 2010 en 1 juli 2011 (startmomenten januari en april 2011).

De kortingsmaatregel heeft daarmee pas effect op het salaris voor de aspiranten die in augustus 2011 of later zijn gestart met hun opleiding (startmoment augustus en november 2011).

In overleg met de bonden zal ik bepalen of deze verschuiving ook een verschuiving van de duur van de korting met zich meebrengt. Dit zal worden meegenomen in de lopende CAO onderhandelingen bij de bespreking over mijn voornemen tot aanpassing van het salaris van aspiranten naar een bedrag als bijdrage in het levensonderhoud. Dit voornemen vloeit voort uit het Regeerakkoord.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven