29 628 Politie

Nr. 255 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2011

Naar aanleiding van de publiciteit over de invoering van politietoezichthouders bij de politie bericht ik u het volgende.

Ik heb dat voornemen heroverwogen. In de zogenaamde maartcirculaire aan de korpsen is aangegeven dat het, op basis van het regeerakkoord, mijn voornemen is om politietoezichthouders aan te stellen. Er komen geen politietoezichthouders. Er worden geen nieuwe categorieën agenten gecreëerd.

In de financiële bijlage bij het regeerakkoord staat dat door de invoering van de functie van politietoezichthouder een bedrag kan worden bespaard van 10 miljoen vanaf 2012, geleidelijk oplopend naar 30 miljoen in 2015 en 40 miljoen structureel. Gezien het feit dat ik heb besloten dat de nieuwe functie van politietoezichthouder er niet zal komen, zal ik deze financiële taakstelling op een andere wijze realiseren. Dit zonder dat het de operationele sterkte van politie zal raken en zonder een nieuwe categorie agenten te creëren. Hierover zal ik u bij de begroting van 2012 nader berichten. Het uitgangspunt van dit Kabinet daarbij is en blijft dat de operationele sterkte van de politie 49 500 fte bedraagt. Daaraan wordt geen afbreuk gedaan.

Tot slot. Ik ben in nauw overleg met het korpsbeheerdersberaad, de Raad voor korpschefs, de politieacademie, het Openbaar Ministerie en de bonden bezig om binnen de bestaande functies in de politieorganisatie meer eenduidigheid en flexibiliteit in te richten. Ten behoeve hiervan is enige weken geleden een Taskforce instroom politiepersoneel in het leven geroepen. De Taskforce is jl. woensdag 20 april voor het eerst bijeengekomen. Zoals bekend bestaat de bestaande politieorganisatie uit diverse niveaus, variërend van surveillant tot hbo en w.o. opgeleide recherchekundigen. De mix van deze functies moet in overeenstemming zijn met de (veranderende) taken waarvoor de politie zich ziet gesteld.

De Taskforce maakt op dit moment een analyse van de uitstroom uit de politie in de komende jaren en van de behoefte aan politieorganisatie. Aan de hand van die analyse kan worden bepaald wat de toekomstige personeelssamenstelling moet zijn en welke instroom van kwantitatief en kwalitatief voor de politieorganisatie relevant is.

Ik zal u nog voor het zomerreces informeren over de voortgang.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven