29 628 Politie

Nr. 1031 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2021

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van het nieuwe stelsel beroepsziekten en dienstongevallen politie en de afdoening van lopende (restschade) zaken. Dit doe ik in navolging op mijn Kamerbrieven van 23 april 20201, 14 oktober 20202, 18 december 20203, 12 maart 20214 en in het halfjaarbericht politie van 4 juni 20215.

Nieuwe stelsel beroepsziekten en dienstongevallen

Samen met de korpschef zet ik mij sinds het begin van mijn ambtstermijn stevig in voor een verbeterde omgang met politiemedewerkers met een beroepsziekte (waaronder PTSS) en de afdoening van hun zaak. Naar aanleiding van een evaluatie van het stelsel beroepsziekten en dienstongevallen en gesprekken met belanghebbenden, waaronder medewerkers met PTSS, is vastgesteld dat het stelsel verbeterd dient te worden met de volgende uitgangspunten: eenvoudiger, minder druk op de medewerker, tempo in de afhandeling en re-integratie bij de politie. In mijn brief van 23 april 2020 heb ik hiertoe de contouren voor een verbeterd stelsel beroepsziekten en dienstongevallen geschetst.

Sindsdien is er veel gebeurd. In mijn brief laatste brief van 12 maart 2021 heb ik uw Kamer aangegeven dat in het sectoroverleg met de Commissie voor Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) afstemming plaatsvindt over de uitwerking van het nieuwe stelsel, de regelgeving en de uitvoeringsconsequenties.

Ik ben verheugd te kunnen melden dat de korpsleiding, de politievakorganisaties en ik overeenstemming hebben bereikt over een aantal belangrijke punten van uitwerking van het nieuwe stelsel beroepsziekten en dienstongevallen. Ten eerste gaat het om de wijze waarop de medewerker een melding doet en de werkgever een lichte toets doet op de feiten en de relatie met het beroep nagaat.

Ten tweede zal de onafhankelijke paritaire commissie die de medewerker en de werkgever om advies kunnen vragen over het voorstel voor de afdoening van de lopende (restschade) zaak per 1 juli 2021 worden ingesteld.

Nu zullen wij ons gaan richten op verdere uitwerking in samenhang met de implementatie en de uitvoering van het nieuwe stelsel.

Afdoening lopende (restschade) zaken

In de afgelopen periode heeft de politie met man en macht gewerkt om zoveel mogelijk zorggesprekken te voeren met medewerkers en hen een voorstel te doen voor de afdoening van de lopende (restschade) zaak. Er zijn van de 209 zaken nu 55 dossiers formeel afgerond met een vaststellingsovereenkomst. In 2 zaken is het niet gelukt om tot een overeenkomst te komen. 82 zaken zijn in behandeling en in 19 gevallen moet het gesprek nog plaatsvinden. Deze gesprekken zijn in de meeste gevallen inmiddels gepland. 51 dossiers zijn van de lijst afgevoerd om verschillende redenen, zoals onjuiste registratie. Van de 82 zaken in behandeling is bij 47 zaken een concreet voorstel gedaan of afspraak gemaakt over het proces. Bij de overige 35 zaken is een zorggesprek gevoerd en is er een voorstel in voorbereiding.

Overgangsbeleid

Op dit moment worden de lopende (restschade) zaken opgepakt conform de richtlijn van de politie. Dit geldt ook voor nieuwe aansprakelijkstellingen, zaken waarbij de aansprakelijkstelling tussen 1 maart 2020 en het moment van inwerkingtreding van het nieuwe stelsel zijn of worden ontvangen. Voor de volledigheid vermeld ik dat de vakorganisaties niet hebben ingestemd met de richtlijn. Inmiddels is met hen dus wel overeenstemming bereikt over het overgangsbeleid waarop medewerkers binnenkort een beroep op kunnen doen.

Betrekken van reeds uitgekeerde bedragen

In het huidige stelsel bevat het door de politie betaalde smartengeld qua intentie en berekeningsgrondslag componenten die in het nieuwe stelsel vergoed worden als materiële schade. Eerder toegekende bedragen hadden de intentie van dekking van financiële risico’s en waren mede gericht op compensatie voor arbeidsongeschiktheid.6 Dit blijkt ook uit het gegeven dat de hoogte van het smartengeld in PTSS-dossiers gebaseerd wordt op het afkeuringspercentage (die afhankelijk is van het resterende verdienvermogen) en daarmee leidt tot financiële compensatie die in belangrijke mate ook materieel van aard is. Het maximaal toe te kennen bedrag bedraagt in het huidige stelsel ruim € 170.000.

In het nieuwe stelsel zal dit anders worden geregeld. Het smartengeld zal een zuivere uitkering vormen voor immateriële schade. Daarnaast worden alle kosten en schade die in redelijkheid aan de orde zijn in relatie tot behandeling en herstel, door de werkgever betaald of vergoed, uitgaande van de normen die voor de schadeafwikkeling zijn bepaald in het civiele recht.

Er is sprake van een tussenfase tussen het huidige en het nieuwe stelsel waarin de politie conform mijn brief van 23 april 2020, gezien het spoedeisend karakter, een plan heeft opgesteld op basis waarvan het korps met een eigen richtlijn al vormgeeft aan de verschuiving naar een zuivere benadering van de vergoeding van smartengeld en de vergoeding van materiële schade vanuit de rechtspositie. Dit leidt enerzijds tot een lager smartengeld maar anderzijds tot een hogere materiële schadevergoeding.

Bovendien wordt het smartengeld, als vergoeding van immateriële schade, in deze overgangsperiode ruimhartig bepaald – hoger dan wat maatschappelijk gebruikelijk is. Maatschappelijk gebruikelijk is een smartengeld van maximaal ca. € 25.000. Bij de afdoening van de lopende (restschade) zaken wordt uitgekeerd smartengeld tot € 75.000 buiten beschouwing te laten. Betrekken van materiële schadeposten is dus alleen aan de orde bij bedragen die de € 75.000 overschrijden. Tevens wordt naar boven afgerond in cohorten van € 25.000. Het overige wordt betrokken bij het voorstel aan de medewerker. Zoals ik uw Kamer hierover in mijn brief van 12 maart 20217 heb geïnformeerd wordt op deze manier invulling gegeven aan de gewijzigde motie van het lid Helder.8

Een rekenvoorbeeld

Uitgangspositie: betrokkene heeft reeds € 170.000 smartengeld ontvangen.

Voorstel:

Vergoeding materiële schade € 110.000

Betrekken «materiële component» uitgekeerd smartengeld € 95.0009

Saldo € 15.000

Aanbod (afronding naar boven op € 25.000) € 25.000

Totale vergoeding inclusief reeds uitgekeerd bedrag: € 195.000

Belangrijk om te benadrukken is dat het gaat om een gevalsvergelijking waarbij op individuele basis wordt gekeken naar de vergoeding in vergelijkbare situaties. Daarbij worden bij voorbaat geen kostenposten uitgesloten en is er sprake van ruimhartigheid. Het gaat om een finale minnelijke schikking waarbij maatwerk wordt toegepast. Ik wil ook nogmaals aangeven dat er geen sprake is van het terugvorderen van reeds uitgekeerde bedragen.

Onafhankelijke paritaire commissie

Indien belanghebbende en de werkgever geen overeenstemming bereiken over het voorstel voor de vaststelling van de schade en de aan de schadeberekening ten grondslag liggende uitgangspunten, kan – tenzij belanghebbende te kennen geeft het proces niet te willen voortzetten – door partijen gezamenlijk advies worden gevraagd over onder andere het voorstel voor de vaststelling van de schade, de uitgangspunten van de schadeberekening of de hoogte van de schadevergoeding aan een onafhankelijke paritaire commissie die per 1 juli 2021 zal worden ingesteld. Dat kan ook zaken omvatten waarin reeds uitgekeerd smartengeld in het voorstel is betrokken.

De werkgever committeert zich aan het advies, tenzij er zwaarwegende redenen zijn voor de werkgever om van het advies af te wijken. Indien afgeweken wordt van het advies zal dit schriftelijk worden gemotiveerd. Zodra het overgangsbeleid van kracht is, zal de commissie ook voorstellen beoordelen die vallen onder het overgangsbeleid, waarbij de eventuele toepassing van een hardheidsclausule ook dan weer aan de orde kan zijn.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 29 628, nr. 945.

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 983.

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 993.

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 1008.

X Noot
5

Kamerstuk 29 628, nr. 1015.

X Noot
6

Bij de introductie in 1999 is in dit kader in de toelichting bij het Besluit houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met verantwoordelijkheid van de politiewerkgever bij dienstongeval van ambtenaren van politie van 9 maart 1999, vermeld dat dit bedrag, hoewel geduid als smartengeld, betrekking heeft op het financiële risico bij dienstongevallen. Later is daaraan toegevoegd het financiële risico bij beroepsziekten.

X Noot
7

Kamerstuk 29 628, nr. 1008.

X Noot
8

Gewijzigde motie van het lid Helder met Kamerstuk 35 570 VI, nr. 83

X Noot
9

€ 170.000 –/– € 75.000

Naar boven