Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 april 2022
Middels deze brief wil ik uw Kamer informeren over de uitkomsten van een recent onderzoek
over het buitenlandse eigendom van agrarische grond in Nederland, uitgevoerd door
Wageningen Economic Research (WEcR)1. Het onderzoek is uitgevoerd na eerdere toezeggingen door mijn ambtsvoorganger, te
weten in een eerdere brief over dit onderwerp (Kamerstuk 29 576, nr. 90) en de beantwoording van vragen van uw Kamer (Kamerstuk 35 880, nr. 6).
Het onderzoek is uitgevoerd op basis van data van de Basisregistratie Kadaster (BRK)
en het Agrarische Grondmarkt Informatiesysteem (AGRIS), alsook op basis van kwalitatieve
interviews met spelers uit de makelarij en het notariaat. Het onderzoek laat zien
dat het landbouwgrondbezit erg versnipperd is: 85% van de grond is in handen van natuurlijke
personen, die doorgaans enkele tientallen hectares grond bezitten. Daarnaast is het
aantal hectares landbouwgrond in buitenlands bezit de afgelopen vijf jaren met 8%
afgenomen. Het buitenlandse eigendom is grotendeels geconcentreerd langs de Belgische
en Duitse grenzen, en de eigenaren zijn ook relatief vaak Belgisch en Duits.
De interesse van buitenlanders voor Nederlandse landbouwgrond is beperkt. Dit valt
deels te verklaren door de specifieke situatie: er is een krappe markt, waar beschikbare
arealen vrijwel direct door lokale spelers worden aangekocht. Daarnaast zijn de grondprijzen
in Nederland hoog en gelden er wettelijke kaders voor de agrarische toepassingen van
landbouwgrond.
Het belang van landbouwgronden voor de Nederlandse voedselproductie en -voorziening
is duidelijk. Er zijn vooralsnog geen zorgelijke signalen dat buitenlandse entiteiten
op relevante schaal landbouwgrond opkopen en daarmee de Nederlandse voedselvoorziening
beïnvloeden. Eveneens lijkt door het versnipperde grondbezit de kans op risicovolle
veranderingen in grondbezit beperkt.
Vanzelfsprekend zal ik de situatie blijven monitoren, en bij nieuwe en/of zorgwekkende
signalen uw Kamer informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, H. Staghouwer