29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 167 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2014

In de procedurevergadering van 29 oktober heeft uw Kamer mij gevraagd een reactie te geven op de berichtgeving van Nieuwsuur van 28 oktober jl. «Kortingen zorg forser dan verwacht». De reportage van Nieuwsuur bevat de volgende elementen in relatie tot de inkoop van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning door gemeenten waar ik in deze brief achtereenvolgens bij stil zal staan: de voortgang van het inkoopproces; de juistheid van de gegevens; en de zachte landing en de gehanteerde kortingspercentages. In de bijlage treft u, conform uw verzoek, de rapportage van Q-consult van 1 september jl. aan1.

De voortgang van het inkoopproces

Op 8 oktober heb ik in een algemeen overleg met u gesproken over de voortgang van de transitie Wmo 2015. Ter voorbereiding van dit overleg heb ik u per brief2 geïnformeerd over de voorbereidingen van gemeenten voor 1 januari 2015 voor de Wmo 2015. Het beeld dat Nieuwsuur schetst, dat een derde van de gemeenten de contracten heeft afgesloten, een derde van de gemeenten het inkoopproces bijna heeft afgerond en een derde van de gemeenten wat achterop loopt komt globaal overeen met mijn beeld naar aanleiding van mijn contacten met wethouders. In deze fase ontvang ik overigens regelmatig berichten van gemeenten die hun inkoopproces hebben afgerond, waarmee ik vaststel dat de transitie volop in beweging is. Ik heb uw Kamer toegezegd voorafgaand aan een Algemeen Overleg transitie op 11 december een voortgangsrapportage te sturen. Op dat moment zal ik ook op individueel gemeenteniveau de voortgang op het inkoopproces voor de Wmo openbaar maken, zodat de gemeenteraad en andere bij de transitie betrokken partijen de vorderingen van hun gemeente kunnen volgen en bespreken.

Tevens heb ik u op 8 oktober een toelichting geboden op de voortgang van de inkoop van de jeugdhulp. Uw Kamer heeft vrijdag 31 oktober separaat een uitgebreid overzicht over de inkoop van jeugdhulp op gemeenteniveau ontvangen.

De juistheid van de gegevens

Volgens de reportage van Nieuwsuur is de onbetrouwbaarheid van gegevens die aan gemeenten ter beschikking zijn gesteld de oorzaak van de vertraging in het inkoopproces. In juli en oktober zijn door het CIZ en de zorgkantoren (via Vektis) cliëntgegevens aan gemeenten overgedragen. Tot die tijd hebben gemeenten geaggregeerde beleidsinformatie van CIZ, CAK en Vektis gekregen. Naar aanleiding van enkele signalen dat de gegevens voor de Wmo 2015 niet zouden kloppen, heb ik nadere analyses laten uitvoeren op de gegevensset, de selectie die is toegepast en de berekeningen die gemeenten er mee maakten. De conclusie is dat de gegevens overeen komen met de eerder verstrekte beleidsinformatie. In antwoord op Kamervragen van de leden Keijzer en Bergkamp heb ik u hier eerder over geïnformeerd3. Met de Informatiekaart Gegevensoverdracht: Toepassing en interpretatie van de bestanden (publicatie 19 september 2014 op www.invoeringwmo.nl) heb ik gemeenten – naast de al eerder verstrekte toelichting – extra uitleg gegeven over de interpretatie van de gegevens. In deze Informatiekaart wordt uitgelegd hoe verschillen kunnen worden verklaard en waarom de gegevens niet één-op-één vergeleken kunnen worden met gegevens uit de administratie van aanbieders. De geconstateerde verschillen zijn meestal te verklaren door andere selecties bij aanbieders. Een voorbeeld hiervan is dat aanbieders – waarschijnlijk onbewust – de extramurale dagbesteding voor mensen met een ZZP indicatie in hun bestanden meenemen, terwijl deze cliënten onder het Wlz overgangsrecht zullen vallen. Gemeenten kunnen bij de analyse van bestanden ondersteuning krijgen door het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD).

Tevens geldt voor de jeugdhulp dat gemeenten en regio’s op veel verschillende manieren ondersteuning ontvangen bij de interpretatie van de cijfers. Op de website www.voordejeugd.nl is voor de AWBZ, waar de grootste verschillen optreden, aangegeven welke mogelijke verklaringen er zijn. Indien nodig wordt vanuit het OTD direct ingespeeld op de informatiebehoefte van gemeenten, die daarmee direct het inkoopproces verder kunnen afronden.

De zachte landing en de gehanteerde kortingspercentages

In de reportage van Nieuwsuur wordt gesteld dat gemeenten hogere kortingspercentages hanteren dan de 11% korting op het budget voor begeleiding en dagbesteding die resteerde na het Begrotingsakkoord 2014, waardoor er geen sprake zal zijn van een zachte landing in 2015.

Allereerst hecht ik eraan te benadrukken dat een zachte landing voor cliënten wordt gewaarborgd in het overgangsrecht en de waarborgen voor passende ondersteuning in de Wmo 2015. Op grond van de Wmo 2015 zijn gemeenten bovendien verplicht tot een goede prijs-kwaliteitverhouding van voorzieningen en hierbij rekening te houden met de deskundigheid van beroepskrachten en de geldende arbeidsvoorwaarden.

Ik herken dat gemeenten hogere kortingen toepassen op de tarieven dan de 11% op het budget voor begeleiding en dagbesteding na het Begrotingsakkoord 2014. Ik heb hierover met wethouders gesproken, waarbij een aantal verklaringen veelvuldig terugkomen: gemeenten hanteren hogere kortingen op gecontracteerde ondersteuning doordat ze vanwege het overgangsrecht nauwelijks bezuinigingen op pgb gefinancierde ondersteuning kunnen realiseren; gemeenten kiezen ervoor een deel van het Wmo-budget in te zetten voor de toegang (artikel 2.3.2 Wmo 2015) of het inrichten van sociale wijkteams; gemeenten reserveren een deel van het budget voor transformatie. Aanbieders kunnen dit in 2015 «terugverdienen» met het ontwikkelen van vernieuwende arrangementen. Ook zijn er gemeenten die behoedzaam ramen en een deel van het budget reserveren voor onvoorziene omstandigheden.

De hoogte van de korting is het resultaat van een inkoopproces tussen gemeenten en aanbieders. Vervolgens is het primair de gemeenteraad die een oordeel moet hebben over het gevoerde inkoopbeleid en de maatschappelijke resultaten die hiermee moeten worden bereikt. Wel vind ik het van het grootste belang dat de continuïteit, waaronder de kwaliteit van de ondersteuning in 2015 gewaarborgd is. De wetgeving biedt de cliënt maar ook de aanbieder op dit vlak de noodzakelijke waarborgen. Op basis van enkel en alleen het overeengekomen tarief kan niet worden vastgesteld dat de continuïteit gevaar zou lopen Ik heb in het (landelijke) cockpitoverleg (VNG, ZN, koepels van aanbieders en cliëntenorganisaties) afgesproken om concrete signalen dat de continuïteit van ondersteuning door het proces van inkoop in het geding is eerst lokaal op te pakken, indien nodig op te schalen naar de koepels en dat – waar nodig – VWS wordt betrokken. Indien daar aanleiding toe is kan uiteindelijk ook het interventieteam hervorming langdurige zorg worden ingeschakeld. Aanbieders kunnen zich ook direct tot het interventieteam wenden.

Voor de jeugdhulp geldt dat vooral de bovenregionale zorgfuncties knelpunten voorzagen omdat er onvoldoende inkoop plaatsvond. Daarover zijn aanvullende afspraken gemaakt met de aanbieders van deze zorgfuncties en de VNG. Met deze afspraken is het zaak dat gemeenten en aanbieders de inkoopprocessen gaan afronden. Zorgaanbieders die in de problemen komen waardoor de continuïteit van zorg in het geding komt, kunnen zich melden bij de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ).

Onderzoek Q-consult

U heeft mij gevraagd de rapportage van Q-consult aan de Tweede Kamer toe te zenden. De gevraagde rapportage treft u aan in de bijlage. Q-consult heeft op verzoek van de VNG en mij een beperkt aantal gemeenten geïnterviewd over het verloop van het inkoopproces voor de Wmo 2015 bij gemeenten. De rapportage is geanonimiseerd vanwege de onderhandelingsfase waarin gemeenten en aanbieders zich op het moment van de interviews bevonden. De steekproef van geïnterviewde gemeenten is niet representatief. De uitkomsten van de interviews waren bedoeld om de gesprekken in het cockpitoverleg te verrijken met feitenmateriaal en zo de signalen en beelden beter te kunnen duiden. Mede op basis van deze rapportage is in het cockpitoverleg voorgenoemd proces afgesproken over de wijze waarop met concrete signalen van aanbieders wordt omgegaan. Ook heeft de VNG een brief aan de wethouders gestuurd om o.a. aandacht te vragen voor de signalen van aanbieders, zoals over administratieve processen en de ondersteuning voor specifieke groepen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29538; nrs. 157 en 158

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 94

Naar boven