29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 137 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2012

Tijdens het Algemeen Overleg van 28 juni jl. over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is mij verzocht om uw Kamer te informeren over de uitvoering van de motie van de leden Wiegman-Van Meppelen Scheppink en Voortman over mentorschap (TK 2011–2012, 33 000-XVI, nr. 56).

De motie bestaat uit twee delen.

In het eerste deel wordt de regering verzocht om in het bijzonder binnen het programma Ouderen in veilige handen ervoor te zorgen dat de gewenste en mogelijke bijdrage van mentoren wordt uitgewerkt en uitgevoerd. Met het Mentorschap Netwerk Nederland (MNN) heb ik afgesproken dat dit Netwerk deze zomer een voorstel voor een project indient. Dit project zal uit twee onderdelen bestaan. Een onderdeel gaat over de deskundigheidsbevordering van mentoren die aangesloten zijn bij MNN, opdat zij ouderenmishandeling beter kunnen signaleren en weten hoe te handelen. Het andere onderdeel richt zich op lokale/regionale netwerkontwikkeling om regionale netwerken van mentoren, gemeenten en zorginstellingen met elkaar in contact te brengen, zodat beter bekend wordt wanneer mentoren kunnen worden ingezet bij de aanpak van ouderen-mishandeling.

Voor dit project stel ik projectfinanciering ter beschikking vanuit de middelen uit het Actieplan «Ouderen in veilige handen». In mijn voortgangsrapportage over geweld in afhankelijkheidsrelaties van dit najaar zal ik de Tweede Kamer informeren over de stand van zaken.

Het tweede deel van de motie verzoekt de regering om met (koepels van) zorgaanbieders te bespreken hoe zij er goed en systematisch voor kunnen zorgen dat waar nodig mentorschap wordt aangevraagd en daarbij ook de mogelijkheid te betrekken dat aanbieders financieel kunnen bijdragen aan de (aanloop-)kosten van een vrijwillige mentor.

In maart van dit jaar heb ik een eerste overleg gevoerd met de betrokken koepelorganisaties in de zorg, waaronder de brancheorganisaties. Dat overleg was constructief, waarbij de aanwezigen het belang van de beschikbaarheid van voldoende en kwalitatief goede mentoren onderschreven. Zorgaanbieders voelen de verantwoordelijkheid om te zorgen dat, waar nodig, mentorschap wordt aangevraagd en zullen daar zeker invulling aan geven.

Los van deze motie heb ik met de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgesproken om gezamenlijk voor 2012 en 2013 in totaal € 200 000 ter beschikking te stellen aan het MNN als landelijke vereniging. Daarvan is inmiddels € 160 000 als subsidie verstrekt. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie Recourt (TK 2011–2012, 31 753, nr. 45), in afwachting van de inwerkingtreding van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap. In de tussentijd ben ik in goed overleg met MNN over de vraag of er na inwerkingtreding van deze wet nog aanvullende maatregelen nodig zijn om het werk van MNN als landelijke vereniging in de toekomst te borgen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven