29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 198 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 februari 2021

1. Inleiding

Met mijn brief van 24 juli 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de instelling en samenstelling van de Commissie evaluatie Wet veiligheidsregio’s (hierna: de Commissie), onder voorzitterschap van prof. mr. dr. E.R. Muller (Kamerstuk 29 517, nr. 174).

De Commissie had tot taak de doeltreffendheid en de effecten van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) en onderliggende regelgeving in de praktijk te onderzoeken en te bezien of de huidige wet bruikbaar is in het licht van actuele en toekomstige dreigingen, maatschappelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de crisisbeheersing in het algemeen. Hierbij behoefden in ieder geval de volgende thema’s aandacht:

  • A. de vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van de rampenbestrijding en crisisbeheersing;

  • B. de wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden;

  • C. de samenwerking tussen de bedoelde actoren;

  • D. brandweer, GHOR en bevolkingszorg;

  • E. informatievoorziening;

  • F. Instituut Fysieke Veiligheid.

De Commissie is in september 2019 formeel van start gegaan.

Op 4 december 2020 heb ik uw Kamer het rapport van de Commissie aangeboden en een kabinetsstandpunt vóór het voorjaars- en verkiezingsreces aangekondigd (Kamerstuk 29 517, nr. 195).

Met deze brief stuurt het kabinet een standpunt op hoofdlijnen op dit rapport aan uw Kamer. Met de crisispartners, in het bijzonder zij die ook een bijdrage hebben geleverd aan de opdrachtformulering voor de evaluatie, treed ik direct in overleg over het evaluatierapport en het kabinetsstandpunt. Doel van dit overleg is met behoud van het goede de gewenste veranderingen zo spoedig mogelijk te realiseren gericht op een toekomstbestendig, samenhangend stelsel voor de crisisbeheersing en brandweerzorg.

2. Hoofdlijn bevindingen Commissie en standpunt kabinet hierover

Hoofdlijn bevindingen Commissie

De Commissie schetst in het evaluatierapport het volgende beeld: «Risico’s en crises zijn steeds meer onvoorspelbaar geworden. Ze zijn vaak ingewikkelder dan een grote brand en houden zich niet aan regio- of landsgrenzen. Het is moeilijker om crises af te bakenen, bijvoorbeeld geografisch, beleidsmatig of qua tijdsduur. Sociale media dragen eraan bij dat plaatselijke gebeurtenissen een landelijke of zelfs internationale impact kunnen hebben. Sluimerende crises kunnen langzaam ontstaan, uitdoven en weer snel aanwakkeren. Actuele dreigingen zijn veelzijdig: van een digitale hack of een terroristische aanval tot boerenprotesten en de klimaattransitie. Covid-19 laat zien dat een crisis van ogenschijnlijk onvoorstelbare proporties mogelijk is. Bij de aanpak van crises zijn in toenemende mate meerdere veiligheidsregio’s betrokken, samen met de nationale crisisorganisatie. Ook andere partners zijn in wisselende rollen en samenstelling betrokken.»

De Commissie constateert dat de Wvr in de afgelopen tien jaar heeft bijgedragen aan professionalisering van crisisbeheersing en brandweerzorg. Voor de incidenten en crises met een lokaal of regionaal effect – zo stelt de Commissie – functioneert het huidige stelsel goed.

Gezien het geschetste beeld is de Commissie in het onderzoek uitgegaan van het idee dat veiligheidsregio’s moeten kunnen omgaan met verschillende soorten crises. Dat betreft de bekende crises zoals rampen en ongevallen, maar vooral ook ongekende crises zoals digitale verstoringen, langdurige energie-uitval, grootschalige pandemieën en andere typen crises waar Nederland minder ervaring mee heeft. Dat betekent volgens de Commissie dat de veiligheidsregio’s in staat moeten zijn verschillende crises te beheersen met diverse crisispartners en dat zij tevens de brandweerzorg op hoogwaardig inhoudelijk niveau weten te realiseren.

De Wvr is naar het oordeel van de Commissie een complexe en onevenwichtige wet, die vooral gericht is op individuele veiligheidsregio’s, regiogrenzen als uitgangspunt neemt en onvoldoende stimulans biedt voor interregionale en grensoverschrijdende crisisbeheersing. De verbinding met nationale crisisbeheersing moet naar het oordeel van de Commissie nadrukkelijker wettelijk worden geborgd. De Commissie doet de aanbeveling om te komen tot nieuwe wetgeving voor crisisbeheersing en brandweerzorg. Kern van deze wetgeving is het realiseren van grenzeloze samenwerking. De veiligheidsregio’s, maar ook andere organisaties die een rol spelen in de crisisbeheersing en de brandweerzorg, moeten naar het oordeel van de Commissie over geografische, organisatorische, wettelijke en institutionele grenzen heen met elkaar samenwerken. De commissie adviseert om de regie over crisisbeheersing decentraal te beleggen bij de burgemeesters en voorzitters veiligheidsregio en centraal bij de Minister van Justitie en Veiligheid (JenV).

Standpunt kabinet op de hoofdlijn bevindingen Commissie

Het kabinet is verheugd dat de Commissie in een lastige periode en onder bijzondere omstandigheden een dergelijk omvangrijk onderzoek terdege en tijdig heeft weten af te ronden. Het kabinet waardeert de kwaliteit en inhoud van het rapport. Hiervoor is het kabinet de Commissie en haar staf zeer erkentelijk.

Het kabinet onderschrijft de hoofdlijn van het rapport van de Commissie. De punten die de Commissie noemt, maken al enige tijd onderdeel van de gedachtevorming rondom het doorontwikkelen van het stelsel. In diverse brieven aan uw Kamer, als reactie op eerdere onderzoeken en evaluaties, is al geschetst op welke onderdelen er thans acties worden ondernomen. Verbeteren is een doorlopend proces. De aard en complexiteit van risico’s, dreigingen en crises verandert door de jaren heen, net als de organisatie die hierop een antwoord moet vinden. Het rapport van de Commissie maakt duidelijk dat er nog verdergaande stappen moeten worden gezet om te komen tot – wat de Commissie noemt – grenzeloze samenwerking met álle betrokken crisispartners.

Het kabinet zal het evaluatierapport gebruiken voor de totstandkoming van een integraal wettelijk kader dat betrekking heeft op de crisisbeheersing en de brandweerzorg, hierna te noemen: het wettelijk kader. De precieze vormgeving van dit kader zal nog nader worden bepaald. Het zal vermoedelijk bestaan uit een samenstel van wetgeving in formele zin en lagere regelgeving, aangevuld met heldere duidingen en afspraken. Crisisbeheersing betreft de beheersing van (de dreiging van) een crisis of incident (waaronder branden, ongevallen en niet-fysieke incidenten die maatschappelijke impact kunnen hebben). Brandweerzorg betreft de taakuitvoering van de brandweer als organisatieonderdeel van de veiligheidsregio. Het kabinet zal de eerder genoemde crisispartners betrekken bij de totstandkoming van het wettelijk kader. In overleg met de Minister van BZK zullen de voorgestelde aanpassingen en het wettelijk kader worden ingepast binnen ons bestuurlijk bestel.

Doel van het wettelijk kader is een samenhangend stelsel (hierna te noemen: het stelsel) waarbinnen overheden slagvaardig onderling en met (private) crisispartners, maatschappelijke organisaties en burgers samenwerken om een grote verscheidenheid aan typen van incidenten en crises te kunnen beheersen. Binnen het stelsel is de regie op centraal niveau belegd bij de Minister van JenV en op decentraal niveau bij de besturen en voorzitters van de veiligheidsregio’s en de burgemeesters. Het stelsel moet ook zijn toegerust op grensoverschrijdende, moderne risico’s en crises, de dreigingen van morgen en «ongekende» crises. Met wetgeving alleen komt de beoogde verandering niet tot stand. Het vergt ook een wijziging van attitude van alle betrokkenen om over de eigen grenzen heen te kijken en vanuit de eigen verantwoordelijkheid opgavegericht te gaan samenwerken.

Bij de vormgeving van het stelsel zal het kabinet daarom onder meer de goede praktijkervaringen en de te trekken lessen van de gezamenlijke crisisaanpak covid-19 van Rijk en veiligheidsregio’s betrekken. Hierbij merk ik op dat het kabinet veel waardering heeft voor de wijze waarop de bestuurders en medewerkers van de veiligheidsregio’s en andere crisispartners hebben samengewerkt en zich hebben ingezet in het kader van de covid-19 epidemie.

De crisisaanpak covid-19 wordt geëvalueerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Lessen en aanbevelingen die daaruit voortkomen – bij voorbeeld ten aanzien van het stelsel – zullen te zijner tijd worden betrokken bij de verdere versterking van de crisisbeheersing en brandweerzorg. Dit geldt ook ten aanzien van lessen en aanbevelingen uit andere lopende onderzoeken.

3. Kernadviezen Commissie en standpunt kabinet op de kernadviezen

Per thema van de evaluatieopdracht ga ik in op de kernadviezen uit het rapport.

A. De vormgeving van (het stelsel van) de veiligheidsregio’s, mede in het licht van het gehele stelsel van de rampenbestrijding en crisisbeheersing

De Commissie adviseert om:

  • I. de Wet veiligheidsregio’s te wijzigen in een Wet crisisbeheersing en brandweerzorg;

  • II. in die wet

    • crisisbeheersing flexibel in te richten;

    • crisisbeheersing in te richten als een cyclisch proces dat risicoanalyse, preparatie, respons en herstel omvat;

    • vast te leggen dat het stelsel van crisisbeheersing voorziet in kennisontwikkeling en het gezamenlijk opstellen van kwaliteitsnormen;

    • de gezamenlijke algemeen besturen van de veiligheidsregio’s verantwoordelijk te maken voor het vaststellen en handhaven van de normen en standaarden voor de brandweerzorg;

    • vast te leggen dat algemeen besturen van veiligheidsregio’s, zowel individueel als gezamenlijk, investeren in het lerend vermogen van de brandweer;

  • III. die wet minder gedetailleerd te maken dan de huidige Wvr en de onderliggende besluiten;

  • IV. de crisisbeheersing en brandweerzorg te blijven organiseren via een wettelijk verplichte gemeenschappelijke regeling;

  • V. crisisbeheersing en brandweerzorg ook in de toekomst te financieren door een combinatie van landelijke (BDuR) en gemeentelijke (gemeentefonds) financiering en daarbij onderscheid aan te brengen tussen de financiering van crisisbeheersing en die van brandweerzorg.

Standpunt kabinet

Wettelijk kader

Conform het advies om de crisisbeheersing en brandweerzorg te blijven organiseren via een wettelijk verplichte gemeenschappelijke regeling, blijven de veiligheidsregio’s in de basis ongewijzigd, en blijft er in de toedeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden rekening worden gehouden met wat er binnen dat kader mogelijk is. Over de mate van detaillering van de wet- en regelgeving zal bij de totstandkoming van het wettelijk kader besluitvorming plaatsvinden. De nationale crisisbeheersing en de bijbehorende nationale crisisstructuur worden helder geregeld in het wettelijk kader. Dit gebeurt in lijn met de bepalingen van het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing en het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming. Crisisbeheersing en brandweerzorg worden ingericht als een cyclisch proces dat risico-inventarisatie en -analyse, preparatie, respons en herstel omvat.

Risicoanalyse fungeert als basis voor het voorkomen van en het voorbereiden op incidenten en crises. De regionale risicoprofielen en de Nationale Veiligheid Strategie worden in dit kader meer met elkaar in samenhang gebracht.

Het kabinet beschouwt netwerksamenwerking met alle crisispartners en flexibiliteit op basis van impact, aard en omvang van incident of de crisis als leidende principes bij de inrichting en werkwijze van de risico- en crisisaanpak. Een stevige algemene basisstructuur, waarin rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden helder zijn belegd, is hierbij een onmisbaar fundament.

De crisisorganisatie blijft lokaal en regionaal verankerd, maar moet snel bestuurlijk en operationeel kunnen opschalen naar eenduidige bovenregionale of nationale gecoördineerde samenwerking als de omvang en complexiteit hierom vragen.

Kennisontwikkeling, normering en lerend vermogen

Het kabinet zal, conform het advies van de Commissie, in het wettelijk kader bepalingen opnemen over kennisontwikkeling, het gezamenlijk opstellen van kwaliteitsnormen en het lerend vermogen. Deze drie elementen zijn voor het lerend vermogen in het stelsel van belang, bijvoorbeeld door gezamenlijk te evalueren en te leren van een incident of crisis. Het advies van de Commissie over kennisontwikkeling, normering en lerend vermogen is in lijn met het rapport van de Inspectie JenV «Periodiek beeld rampenbestrijding en crisisbeheersing 2020» en mijn beleidsreactie daarop1.

Het kabinet zal samen met de veiligheidsregio’s en de betrokken crisispartners waaronder de aanbieders van vitale processen een meerjarige onderzoeksagenda ontwikkelen, mede naar aanleiding van de uitkomsten van de WODC-rapporten State of the Art Crisisbeheersing (fase I en II).2

Voor het bevorderen van de samenhang en de eenduidigheid in interregionaal verband zal het kabinet bezien hoe kan worden georganiseerd dat de besturen van de veiligheidsregio’s in samenwerking met crisispartners gezamenlijk uitgangspunten en normen op het gebied van de crisisbeheersing en brandweerzorg formuleren en uniform toepassen en hoe deze uitgangspunten en normen worden vastgelegd. Een gezamenlijke visie en aanpak, vastgelegd in normen en richtlijnen, is een voorwaarde voor de verdere versterking en harmonisatie van de crisisbeheersing in Nederland met een goede inbedding van de democratische verantwoording.

Samen met de Inspectie JenV en de andere inspecties zal een nadere verkenning worden uitgevoerd hoe adequaat toezicht op de werking van het stelsel gehouden kan worden.

Financiering

Het kabinet gaat eerst met de betrokken crisispartners in gesprek aan over het stelsel en het wettelijk kader. Het kabinet onthoudt zich vooralsnog van een standpunt over de financiering van het stelsel.

B. De wijze waarop de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de verschillende actoren in het stelsel zich tot elkaar verhouden

De Commissie adviseert om:

  • de regie over crisisbeheersing decentraal te beleggen bij de burgemeesters en voorzitters veiligheidsregio en centraal bij de Minister van JenV. Ook adviseert de Commissie dat de burgemeester, voorzitter veiligheidsregio en de Minister van JenV wettelijk bevoegdheden krijgen om te interveniëren wanneer samenwerking ontbreekt of niet het gewenste resultaat geeft;

  • de algemeen besturen van de veiligheidsregio’s in de nieuwe wetgeving collectief verantwoordelijk te maken voor de risicoanalyse, risicobeheersing, preparatie, respons en herstel van regio-overstijgende (risico’s op) branden en ongevallen.

Het kabinet Rutte III heeft – in navolging van eerdere kabinetten – bevestigd dat de verantwoordelijkheid voor het crisisbeheersingsstelsel bij de Minister van JenV belegd. Dit betreft zowel de inrichting van het stelsel door wet- en regelgeving als de werking van het stelsel3. Monitoring en toezicht zijn hierbij belangrijke instrumenten. Waar nodig spreekt de Minister van JenV crisispartners in samenspraak met de verantwoordelijke (vak)Minister aan om hun (gezamenlijke) verantwoordelijkheid binnen het stelsel te nemen.

Het kabinet onderschrijft de regierollen op centraal en decentraal niveau. Binnen het wettelijk kader wordt de regierol van de Minister van JenV ten aanzien van crisisbeheersing op centraal niveau helder beschreven, alsmede de regierol van de NCTV op de uitvoering ervan.

De regierol van de Minister van JenV ziet op de samenhang en integrale aanpak en laat – naast lokale en (boven)regionale verantwoordelijkheden – ook nadrukkelijk onverlet de ministeriële verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de vakministers (ministers in de functionele kolom) en daarmee de relatie tussen de algemene en functionele kolom. De noodzakelijke regie van de Minister van JenV op de werking van het stelsel in algemene zin, inclusief de samenhang tussen algemene en functionele kolom en tussen publiek en privaat, dient zich goed te verhouden tot de rollen, taken en ministeriële verantwoordelijkheden van (vak)ministers zoals vastgelegd in de sectorale wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld de Minister van VWS op het gebied van infectieziekten categorie A, de Minister van IenW bij hoogwater en straling en de Minister van LNV bij dierziekten. In lijn met de recente afspraken over intensivering van de civiel-militaire samenwerking zal de rol van Defensie als structurele ketenpartner bij de totstandkoming van het wettelijk kader nader worden uitgewerkt4.

De voorzitter veiligheidsregio en de burgemeesters voeren op decentraal niveau regie op de crisisbeheersing. De regierol van de besturen van de veiligheidsregio’s bij de voorbereiding op en van de burgemeesters en voorzitters van de veiligheidsregio’s bij de beheersing van incidenten en crises, laat nadrukkelijk de verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de andere crisispartners onverlet. Binnen het wettelijk kader wordt de regierol van het bestuur van de veiligheidsregio voor de voorbereiding op de beheersing van incidenten en crises op decentraal niveau verduidelijkt. Enerzijds gaat deze verantwoordelijkheid over de realisatie van consistentie en afstemming bij de gezamenlijke voorbereiding van betrokken crisispartners binnen een regio. Anderzijds gaat deze over de gezamenlijke zorg voor vraagstukken die (in toenemende mate) als regiogrens overstijgende incidenten en crises zijn te betitelen.

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van burgemeesters en voorzitters van veiligheidsregio’s tijdens de respons op incidenten en crises blijven in de basis onveranderd. Wel zal binnen het wettelijk kader verduidelijkt worden wat de focus op een meer flexibele en op de aard en omvang van een incident of crisis ingerichte crisisorganisatie betekent voor de regierol van genoemde bestuurders.

Het Veiligheidsberaad (VB) vormt het platform dat zorgdraagt voor de noodzakelijke éénduidigheid en uniformiteit met 25 autonome bestuursorganen onderling. Anderzijds functioneert het VB als gezamenlijke gesprekspartner voor het Rijk en andere crisispartners.

Het kabinet zal bezien hoe de positionering van het VB ten behoeve van de gezamenlijke regierol van de voorzitters van de veiligheidsregio’s kan worden verstevigd. Hierbij wordt bezien hoe de besturen van de veiligheidsregio’s gezamenlijk op een effectieve wijze met het Rijk en andere crisispartners afspraken kunnen maken teneinde invulling te geven aan de versterking van de onderlinge samenwerking en de samenwerking met crisispartners.

Voor bovenregionale crisissituaties waarbij de samenwerking ontbreekt of niet het gewenste resultaat heeft, wordt bezien hoe in het wettelijk kader aanvullende bevoegdheden voor de Minister van JenV kunnen worden uitgewerkt, zodat hij in aanvulling op de bevoegdheden van andere ministers indien nodig en proportioneel en na bestuurlijk overleg kan interveniëren.

Binnen de integrale aanpak van crisisbeheersing is het vroegtijdig kunnen identificeren en duiden van (maatschappelijke) ontwikkelingen die kunnen wijzen op (nieuwe) dreigingen en risico’s een essentieel onderdeel. Het identificeren en duiden van dreigingen en het gezamenlijk opzetten van landelijke crisisplannen ter bescherming van de vitale belangen van de samenleving is een van de taken van de NCTV ten behoeve van de crisisbeheersing en ter ondersteuning van de regierol van de Minister van JenV. Om deze taak ten dienste van een zwaarwegend algemeen belang als het voorkomen van maatschappelijke ontwrichting ook in de toekomst zo adequaat mogelijk uit te kunnen oefenen zal deze taak binnen het wettelijk kader nader moeten worden uitgewerkt en zal er een wettelijke grondslag moeten komen voor de bij die taak noodzakelijke gegevensverwerkingen.

C. De samenwerking tussen de bedoelde actoren

De Commissie adviseert om crisisbeheersing vorm te geven via netwerksamenwerking, waarbij de crisispartners werken vanuit eigen verantwoordelijkheden.

Het kabinet onderkent de noodzakelijke verbeterpunten bij bovenregionale incidenten en crises, en bij de samenwerking tussen veiligheidsregio’s, het Rijk en andere crisispartners. In de evaluatie-opdracht voor de Commissie heeft het kabinet daarom aandacht gevraagd voor de spanning tussen lokale autonomie van gemeenten en veiligheidsregio’s en het nemen van (gezamenlijke) verantwoordelijkheid voor bovenregionale vraagstukken, waarbij werd verwezen naar een brief aan uw Kamer over deze problematiek5.

In eerdere brieven aan uw Kamer rond de Agenda risico- en crisisbeheersing (2018–2021) en in reactie op rapporten van de inspectie Justitie en Veiligheid6 (IJenV) ten aanzien van de brandweerzorg en crisisbeheersing, heb ik het belang van samenwerking benoemd en is het overleg met onder meer het VB hierover – mede op basis van de genoemde rapporten van de IJenV – reeds gestart. Dit heeft mede geleid tot afspraken tussen het VB en mij op 14 september 2020. Conform die afspraken werken Rijk, veiligheidsregio’s en crisispartners waaronder aanbieders van vitale processen nu structureel gezamenlijk aan de risicoanalyse en aan de voorbereiding op (nieuwe) landelijke risico’s en crises. Aanbieders van vitale processen en andere crisispartners worden hierbij zoveel mogelijk meegenomen. Gezamenlijke risicoanalyse, voorbereiding en planvorming creëren gedeeld eigenaarschap van de gemaakte afspraken en medeverantwoordelijkheid voor de implementatie. Het voorkomt ook dat er gaten ontstaan tussen plannen voor dezelfde risico’s op verschillende niveaus. De inzet is om deze gezamenlijke voorbereiding bijvoorbeeld in de vorm van landelijke plannen te laten accorderen door het VB, en daarna vast te stellen door de betrokken ministers c.q. de ministerraad.

Veiligheidsregio’s dienen vanuit de regierol een platform te bieden voor (boven)regionale samenwerking en in samenspraak met het Ministerie van JenV voor landelijke samenwerking. Deze samenwerking heeft ook betrekking op de andere crisispartners. Belangrijk hierbij is dat elke veiligheidsregio werkt vanuit de notie dat de 25 regio’s gezamenlijk staan voor de uitvoering van belangrijke veiligheidstaken in ons land. Het hanteren van uniforme werkwijzen, procedures en begrippen is een belangrijk gegeven. In het wettelijk kader zullen bepalingen over verplichte samenwerking en de daartoe benodigde uniformiteit worden opgenomen.

D. Brandweer, GHOR en bevolkingszorg

De Commissie adviseert ten aanzien van de brandweer om:

  • de algemeen besturen van de veiligheidsregio’s in de nieuwe wetgeving collectief verantwoordelijk te maken voor het periodiek formuleren van de gezamenlijke inhoudelijke opgave voor de brandweer. Daarbij hoort ook de vraag hoe die opgave operationeel wordt uitgewerkt en ingevuld

  • de brandweer wettelijk te positioneren, ook in verwante wetgeving, als het orgaan dat verantwoordelijk is voor het adviseren, stimuleren en regisseren van brandveiligheid. De Commissie adviseert om nader te onderzoeken of het nodig is de wettelijke mogelijkheden te verruimen om bedrijven een bedrijfsbrandweeraanwijzing te kunnen geven.

De Commissie adviseert ten aanzien van de GHOR om:

  • de organisaties in de zorg primair zelf verantwoordelijk te maken voor de coördinatie van opgeschaalde geneeskundige hulpverleningen en om de algemeen besturen van de veiligheidsregio’s in de nieuwe wetgeving verantwoordelijk te maken voor de regie op dit proces.

De Commissie adviseert ten aanzien van bevolkingszorg om:

  • de algemeen besturen van de veiligheidsregio’s in de nieuwe wetgeving verantwoordelijk te maken voor de regie op de bevolkingszorg.

Brandweer

Een toekomstbestendige brandweer als organisatieonderdeel van de veiligheidsregio’s vergt volgens het kabinet betere samenwerking tussen veiligheidsregio’s. Hiervoor zijn gedeelde kaders en uniforme werkwijzen noodzakelijk, zodat veiligheidsregio’s zich eenduidiger voorbereiden op risico’s, incidenten en crises. Deze kaders hebben betrekking op kwaliteitsnormen gekoppeld aan risicoprofielen en slagkracht (bijvoorbeeld paraatheid, opkomsttijden, voortzettingsduur, vakbekwaamheid en opleiden, trainen en oefenen. »Het versterkt ook de kwaliteit van interregionaal optreden.

Het formuleren van een gezamenlijke inhoudelijke opgave voor de brandweer door de besturen van de veiligheidsregio’s gezamenlijk met inbegrip van de operationele uitwerking en de invulling daarvan en met een goede inbedding van de democratische verantwoording is weliswaar een uitdaging maar evenzo een voor de hand liggende wijze van werken.

Het kabinet zal de rol en taken van de veiligheidsregio’s (inclusief brandweer) in het kader van proactie/preventie/brandveiligheid alsmede de bedrijfsbrandweeraanwijzing in samenspraak met de veiligheidsregio’s en betrokken crisispartners nader onder de loep nemen.

GHOR

Het rapport van de commissie betreft de evaluatie van de Wvr. De huidige pandemie heeft laten zien dat coördinatie tijdens een dergelijke crisis binnen de zorgketen zeer belangrijk is. Een diepgaande evaluatie van de pandemie geeft een scherper beeld van het functioneren van crisisbeheersing in de zorg waaronder de rol van de GHOR. Het kabinet wil dan ook niet vooruitlopen op onder meer het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, waarna het kabinet een integrale afweging zal maken. Het kabinet onthoudt zich dan ook op dit moment van een standpunt.

Bevolkingszorg

Het kabinet beschouwt bevolkingszorg als aan incidenten en crises gekoppelde zorgtaken van gemeenten. Het kabinet neemt het initiatief om met het VB en de VNG te verduidelijken wat daartoe wordt gerekend; te lang bestaat daarover al verwarring.

Het kabinet gaat de regierol van het bestuur van de veiligheidsregio op de bevolkingszorgtaken verder versterken langs de lijn van het advies van de Commissie. Passend daarbij is de aanstelling van een regionaal functionaris Bevolkingszorg door en in dienst van de veiligheidsregio.

E. Informatievoorziening

De Commissie adviseert om:

  • een wettelijke basis te creëren voor gemeenschappelijke informatievoorziening in alle fasen van crisisbeheersing en brandweerzorg. De regie over informatievoorziening ligt volgens de Commissie bij de burgemeesters, voorzitters veiligheidsregio en Minister van JenV;

  • crisiscommunicatie te beschouwen als eigenstandig proces onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. De Commissie adviseert om de algemeen besturen van de veiligheidsregio’s in de nieuwe wetgeving verantwoordelijk te maken voor de regie op dit proces.

Informatiemanagement

Het kabinet benadrukt in lijn met het advies van de Commissie het belang van een gezamenlijke beweging van informatievoorziening naar informatiemanagement. Informatiemanagement omvat het structurele proces dat ervoor zorgt dat de informatiebehoeften vanuit verschillende werk- en bedrijfsprocessen van de veiligheidsregio’s worden vertaald in informatievoorziening in alle fasen van crisisbeheersing. Het gaat hier om besturingsinformatie en bestuurlijke informatie, informatie ten behoeve van kwaliteitszorg, informatie over risico’s en (dreigende) crises en incidenten. Informatievoorziening in het stelsel vormt de slagader van de bestuurlijke en operationele samenwerking bij de voorbereiding en de feitelijke bestrijding van lokale, regionale, bovenregionale en nationale incidenten en crises tussen de verschillende actoren in het stelsel en de interactie tussen de bestuurlijke en operationele niveaus.

Door het voortdurend verbeteren van de informatievoorziening kunnen de veiligheidsregio’s, het Rijk en de crisispartners gezamenlijk hun taak steeds beter uitvoeren. Hierbij voeren de Minister van JenV op centraal niveau en de besturen en voorzitters van de veiligheidsregio’s en de burgemeesters op decentraal niveau de regie.

Bij de aanpak van recente crises komt naar voren dat de landelijke- en bovenregionale informatievoorziening ten behoeve van de landelijke en (boven)regionale coördinatie en besluitvorming onvoldoende is. JenV en de veiligheidsregio’s verkennen momenteel de inrichting en vormgeving van een structureel beschikbare multidisciplinaire, operationele en naar behoefte op te schalen landelijk 24/7 beschikbare voorziening. Het betreft een voorziening ter ondersteuning van het regionaal en landelijk bevoegd gezag in perspectief van dreigende incidenten en crises. Samen met de veiligheidsregio’s zetten we hiermee stappen in de versterking van de samenwerking tussen Rijk, veiligheidsregio’s en crisispartners en veiligheidsregio’s onderling bij de aanpak van bovenregionale c.q. landelijke crisis.

Het kabinet omarmt het advies van de Commissie om een wettelijke basis te creëren voor een gemeenschappelijke informatievoorziening in alle fasen van crisisbeheersing en brandweerzorg. Het kabinet zal in samenwerking met de crisispartners ook stappen zetten tot regeling binnen het wettelijk kader en borging van de taak(uitvoering) van het informatiemanagement.

Crisiscommunicatie

Het kabinet onderstreept met de Commissie het grote belang dat crisiscommunicatie in toenemende mate speelt bij de kwaliteit van en de beeldvorming over de crisisbeheersing. Heldere, eenduidige communicatie kan in hoge mate bijdrage aan de effectiviteit van het optreden van alle bij de crisisbeheersing betrokken crisispartners. Onderkend moet worden door alle betrokken crisispartners dat crisiscommunicatie een integraal onderdeel hoort te zijn van het proces van crisisbeheersing. Optimale aansluiting tussen de regionale communicatieverantwoordelijkheden enerzijds en de landelijke communicatiestructuur en -capaciteit anderzijds is hierbij van groot belang. De intensieve samenwerking die de afgelopen jaren (en specifiek in 2020 in het kader van de coronacrisis) is ontstaan, vormt daarbij een goed vertrekpunt. De afgelopen jaren zijn met de Agenda risico- en crisisbeheersing door Rijk en veiligheidsregio’s reeds stappen gezet om tot meer toekomstbestendige crisiscommunicatie te komen. Hierbij speelt in navolging van de toenemende complexiteit en betrokkenheid van een steeds diverser netwerk van crisispartners, dat het kabinet de lijn van de Commissie steunt, dat veiligheidsregio’s decentraal, in navolging van hun crisisrol, een coördinerende rol moeten invullen t.a.v. de crisiscommunicatie.

F. Instituut Fysieke Veiligheid (IFV)

De Commissie adviseert om in de nieuwe wetgeving vast te leggen dat er voor crisisbeheersing en brandweerzorg een onafhankelijk en zelfstandig opleidings- en kennisinstituut is.

Het kabinet beschouwt het IFV – gezien zijn wettelijke taak – als een belangrijk publiek kennisinstituut met een focus op praktijk- en toepassingsgericht onderzoek met ruimte voor wetenschappelijk onderzoek. Dergelijk onderzoek kan door het IFV in opdracht of op eigen initiatief worden verricht en dient methodologisch juist te zijn. Door een praktijk van goed objectief en methodologisch verantwoord onderzoek wordt het IFV als gezaghebbend instituut gezien dat als onafhankelijk werkend wordt beschouwd. Het kabinet meent dat het instellen van een wetenschappelijke adviesraad die gevraagd en ongevraagd advies uitbrengt, daaraan verder positief kan bijdragen.

Gezien de ook door de Commissie benoemde opgaven, is de rol van het IFV als instituut van en voor de veiligheidsregio’s steeds belangrijker, zeker waar gaat om versterking van de bovenregionale en landelijke samenwerking. Het IFV dient daarbij een sterke positie in te nemen. Een stevige band tussen het IFV en de veiligheidsregio’s blijft daarmee voor het kabinet van wezenlijk belang en vraagt een blijvende verankering in de samenstelling van het bestuur als eigenaar. Van belang is dat het bestuur in het kader van de meerjarige programmering nadrukkelijk ook de afstemming zoekt met crisispartners van de veiligheidsregio’s. Daarbij kan gedacht worden aan het inrichten van een programmaraad waarvan ook crisispartners deel kunnen uitmaken.

4. Tot slot

De verdere uitwerking van de hoofdlijnen van dit kabinetsstandpunt waaronder de vormgeving van het stelsel is onderdeel van een nieuwe, brede strategische Gezamenlijke Agenda als opvolger van de huidige Agenda risico- en crisisbeheersing voor de komende kabinetsperiode, vast te stellen door het kabinet, het VB en VNO-NCW/MKB-Nederland namens de private crisispartners.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Kamerstuk 26 956, nr. 215

X Noot
3

Dit is verankerd in het Instellingsbesluit Ministeriële Commissie Crisisbeheersing 2016 (Stcrt. 2016, nr. 48258) en uitgewerkt in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming 2016 (Kamerstuk 30 821, nr. 32). Een en ander vloeit voort uit het Beleidsplan Crisisbeheersing 2004–2007 (Kamerstuk 29 668, nr. 1).

X Noot
4

Kamerstuk 34 919, nr. 68

X Noot
5

Kamerstuk 29 517, nr. 154

X Noot
6

Kamerstuk 30 821, nr. 102, Kamerstukken 29 517 en 29 754, nr. 188, Kamerstukken 26 956 en 29 754, nr. 215

Naar boven