Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juni 2015
Kroatië is op 1 juli 2013 toegetreden tot de Europese Unie. Lidstaten kunnen gedurende
maximaal zeven jaar overgangsmaatregelen toepassen op het vrij werknemersverkeer met
Kroatië. Het overgangsregime bestaat uit drie fasen. Op 1 juli 2013 is de eerste fase
van twee jaar ingegaan. Op 15 maart 2013 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het voornemen
van het kabinet om in de eerste fase van het overgangsregime met Kroatië geen vrij
werknemersverkeer toe te staan (Kamerstuk 29 407, nr. 164). Daarna is de Europese Commissie hiervan op de hoogte gesteld. Voor werknemers uit
Kroatië is het daardoor nodig gebleven om een tewerkstellingsvergunning aan te vragen
indien zij in Nederland willen komen werken.
Per 1 juli aanstaande treedt de tweede fase van het overgangsregime in werking. In
deze fase geldt vrij werknemersverkeer tenzij lidstaten aangeven het overgangsregime
te willen verlengen met maximaal drie jaar. Nederland is groot voorstander van het
vrij verkeer van werknemers, maar heeft ook altijd aangegeven oog te blijven houden
voor de negatieve gevolgen daarvan. Gevolgen die zich vooral uiten in de vorm van
oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, onderbetaling en uitbuiting van mobiele
EU werknemers. In 2013 zijn met Kroatië goede afspraken gemaakt over samenwerking
om deze uitwassen tegen te gaan. Niettemin is het kabinet van mening dat het op dit
moment nog steeds niet wenselijk is om vrij werknemersverkeer toe te passen en is
het voornemens dit de Europese Commissie mede te delen. Voor werknemers uit Kroatië
blijft het de komende jaren dus nodig om een tewerkstellingsvergunning aan te vragen.
Er zijn een aantal redenen om dit nog te doen.
In de eerste plaats is de werkloosheid in Nederland nog steeds hoog. Het blijft daarom
van belang om zoveel mogelijk binnenlands arbeidspotentieel te benutten. Maar behalve
het arbeidsaanbod in Nederland, is ook in toenemende mate aanbod beschikbaar vanuit
EU-lidstaten waarvoor al vrij verkeer van werknemers geldt. Uit onderzoek van SEO
blijkt dat allochtonen, jongeren en laagopgeleiden de afgelopen jaren de meeste concurrentie
hebben ondervonden van arbeidsmigranten uit Midden- en Oost Europa1 en dat de inactiviteit onder deze groepen is toegenomen. Het is onzeker hoeveel arbeidsmigranten
uit Kroatië na openstelling van de grenzen in Nederland zouden komen werken. Cijfers
uit het verleden laten zien de toestroom moeilijk te voorspellen is. Los van de precieze
aantallen vindt het kabinet het onwenselijk als de druk op kwetsbare groepen op de
arbeidsmarkt zou toenemen.
Ten tweede is er, mede vanwege de toegenomen migratie uit landen in Midden- en Oost-Europa,
sprake van een toegenomen druk op arbeidsvoorwaarden. In de afgelopen jaren hebben
zowel private als publieke handhavers aangeven steeds meer zogenaamde schijnconstructies
te zien met als doel om op een oneigenlijke manier te concurreren op arbeidsvoorwaarden.
Dit heeft mede geleid tot het actieplan schijnconstructies. Het kabinet heeft via
dit actieplan de afgelopen jaren stappen gezet om oneerlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden
tegen te gaan. Via handhaving, voorlichting, afspraken met andere landen en wetgeving
wordt ingezet om fraude en onwenselijke constructies aan te pakken. Maar we zijn er
nog niet. Zo zet het kabinet ook in op een fundamentele herziening van de Wet Minimumloon
en Minimumvakantiebijslag (WML) om de handhaving verder te verbeteren en op de aanpak
van schijnzelfstandigheid. In de komende tijd zal bezien moeten worden of en in welke
mate deze inzet afdoende is om onderbetaling van loon te voorkomen. Al met al acht
het kabinet het op dit moment niet verstandig om geen beperkingen meer op te leggen
aan het vrij werknemersverkeer met Kroatië.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher