29 398 Maatregelen verkeersveiligheid

Nr. 960 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 19 oktober 2021

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 5 oktober 2021 overleg gevoerd met mevrouw Visser, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 april 2021 inzake advies van de heer Roemer over de rijschoolbranche «Van rijles naar rijonderwijs» (Kamerstuk 29 398, nr. 917);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 16 april 2021 inzake maandrapportage CBR maart 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 930);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 26 april 2021 inzake reactie op advies Gezondheidsraad over rijgeschiktheid van mensen met autismespectrumstoornis (ASS) (Kamerstuk 29 398, nr. 931);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 mei 2021 inzake toezegging gedaan tijdens het notaoverleg CBR van 19 april 2021, een appreciatie voorgestelde motie van het lid Van Baarle over in gesprek blijven met verzekeringsmaatschappijen en leasemaatschappijen (Kamerstuk 29 398, nr. 927) en toezegging delen van zorgen financiële impact COVID-19 rijscholen (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 934);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 mei 2021 inzake eerste maandrapportage «corona-inhaalslag examens» van het CBR (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 938);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 mei 2021 inzake maandrapportage CBR april 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 939);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 juni 2021 inzake toezeggingen gedaan tijdens het notaoverleg CBR van 19 april 2021, over het advies van de Taskforce Examenafname inzake verbetering autorijscholenbranche en het stelsel van medische rijgeschiktheid (Kamerstuk 29 398, nr. 943);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 29 juni 2021 inzake maandrapportage CBR mei 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 945);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 augustus 2021 inzake maandrapportages «corona-inhaalslag examens» juni en juli 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 955);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 27 augustus 2021 inzake maandrapportage CBR juni en juli 2021 (Kamerstuk 29 398, nr. 956);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 17 september 2021 inzake toepassing artikel 1 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid voor algemene maatregel van bestuur voor het verlengen van de geldigheidsduur van rijbewijzen met code 95 (Kamerstukken 29 398 en 25 295, nr. 958);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 28 september 2021 inzake stand van zaken CBR (Kamerstuk 29 398, nr. 959).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Rijkers

Voorzitter: Geurts

Griffier: Meijer

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Geurts, Peter de Groot, Hagen, De Hoop, Madlener en Agnes Mulder,

en mevrouw Visser, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 16.34 uur.

De voorzitter:

Bij dezen open ik het commissiedebat van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat over het CBR. Ik neem even het voorzitterschap waar, want onze voorzitter zit volgens mij nog vast in de plenaire zaal. Ik geef het woord aan de heer De Hoop, die spreekt namens de PvdA-fractie. Misschien spreekt hij ook wel namens GroenLinks, maar dat mag hij zelf vertellen.

De heer De Hoop (PvdA):

Dat had ik met liefde gedaan, voorzitter, maar deze keer is het slechts namens de Partij van de Arbeidfractie. Dat is volgens mij minstens zo belangrijk.

Voorzitter. De rijschoolsector moet op de schop. Jongeren die duizenden euro's betalen om een rijbewijs te halen worden nu aan hun lot overgelaten in een sector waarin rijscholen nauwelijks aan eisen hoeven te voldoen. De combinatie van jongeren die logischerwijs een goedkoop pakket willen en het gebrek aan eisen om een goede leskwaliteit te waarborgen zorgt voor een race naar de bodem met lage slagingskansen. Jongeren, het CBR en rijinstructeurs die kwaliteit wel boven winsten stellen zijn de dupe van dit systeem. Het is wrang dat we dit al jaren weten en iedereen wil dat de sector hervormd wordt, maar dat er nog altijd weinig is veranderd.

Met het rapport-Roemer ligt er nu een uitgebreid en doordacht advies. Uit de motie die bij het vorige debat over het CBR is ingediend door collega Hagen van D66 blijkt dat er brede steun is – 124 stemmen vóór – om de adviezen uit het rapport-Roemer voortvarend op te pakken. Wat de Partij van de Arbeid betreft is dit een helder signaal, een mandaat om aan de slag te gaan. Kan dit demissionaire kabinet al veel meer in gang zetten dan de kortetermijnacties die tot nu toe zijn ingezet? Begin al met de vormgeving van de Curriculumcommissie Autorijonderwijs, CCA, inclusief een ontwerp van een nationaal leerplan en toezicht op rijscholen. Start met de certificering van opleidingsinstituten voor rijinstructeurs en stel eisen aan de bedrijfsvoering van rijscholen, zodat de leermiddelen in orde zijn. Mijn vraag aan de Minister is of zij bereid is om grotere stappen te zetten in de uitvoering van het rapport-Roemer.

Dan de achterstanden bij het CBR wegens corona. Hierover een aantal vragen en een oproep. Er wordt al maandenlang overgewerkt door de examinatoren, zelfs door de examinatoren die terug zijn gekomen van pensioen. Is de werkdruk nog wel redelijk en worden zij hier ook fatsoenlijk voor beloond? Wat kunt u zeggen over de mogelijke noodmaatregelen, zoals het verhogen van de leeftijd voor praktijkexamens naar 18 jaar? Schat u in dat dit nodig is? Tot slot wil ik nogmaals oproepen om faalangstexamens in ieder geval niet te schrappen, juist omdat deze bedoeld zijn om het slagingspercentage te verhogen bij mensen die dat echt nodig hebben. Sommige middelen zijn erger dan de kwaal. In uw brief ontraadt u de aangenomen moties daartoe van Partij van de Arbeid, D66 en SP en die van CDA en SGP. Excuus, het zijn de aangehouden moties. Ik zei «aangenomen», maar ik bedoelde «aangehouden.» U begrijpt wat ik bedoel, Minister, zeg ik via de voorzitter.

Voorzitter: Agnes Mulder

De heer De Hoop (PvdA):

Gezien de brede steun in deze commissie voor instandhouding van faalangstexamens vraag ik u om een toezegging op dit punt.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Daarmee komen we bij de tweede spreker in dit debat, die razendsnel van stoel is gewisseld. Het is de heer Geurts van het CDA. Ik geef hem graag het woord.

De heer Geurts (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het CDA heeft tijdens een technische briefing van het CBR begrepen dat meer dan 3.000 keer per jaar een praktijkexamen wordt afgebroken omdat verder rijden door een kandidaat te gevaarlijk is voor de verkeersveiligheid. 3.000 keer per jaar. Laat dit getal eens op je inwerken: dat zijn er rond de twaalf per werkdag. Het CDA vindt dit bizarre getallen, zowel voor de verkeersveiligheid als voor het slagingspercentage. In 2017 noemde voormalig VRB-voorzitter Peter van Neck het al bizar dat er soms examenkandidaten komen opdraven die maar vier rijlessen achter de rug hebben. Dat kan gewoon niet. Het CBR geeft op de website aan dat het gemiddeld aantal lesuren voor het rijbewijs ongeveer 39 is. Voormalig Minister Melanie Schultz zei indertijd: «Het is heel slecht dat er rijscholen zijn die mensen na een paar lessen doorsturen naar het rijexamen. Gelukkig is dat examen zo goed dat kandidaten die onder de maat zijn dan door de mand vallen.» Van deze situaties wil het CDA af. De wegen in Nederland zijn geen speeltuin. Dit soort praktijken zorgt voor wachtrijen voor jongeren die wel voldoende voorbereid zijn om af te kunnen rijden. Het CDA vindt het een eerste goede stap dat de heer Roemer voorstelt dat de vaste rijinstructeur bij het aanvragen van het praktijkexamen moet verklaren dat de leerling examengereed is. Het CDA wil als extra borging daaraan toevoegen dat een praktijkexamen onder de x-aantal lesuren niet meer wordt toegestaan. Zelf zou ik denken aan 15 tot 30 lesuren of daar iets tussenin. Experts zouden de grens kunnen bepalen. Daar mag alleen nog van worden afgeweken indien een rijinstructeur een onderbouwde uitzondering aanvraagt, die wordt goedgekeurd door het CBR. Is de Minister bereid dit idee te onderzoeken, zodat het mogelijk kan worden meegenomen bij de uitvoering van het advies van de commissie-Roemer?

De voorzitter:

U verwacht natuurlijk zelf ook al vragen. De eerste is van de heer De Groot en daarna de heer Madlener. U heeft in totaal vier vragen. U mag ze in tweeën stellen of ineen of alle vier tegelijk. Dat mag allemaal. Het woord is aan Peter de Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik begin met de eerste vraag en hoop dat ik het in één keer kan doen. Ik ga vanuit de VVD heel ver mee met het betoog van de heer Geurts van het CDA dat we niet moeten willen wat 3.000 keer per jaar een examen wordt afgebroken. Daar zijn inderdaad goede aanbevelingen op gedaan, maar nu hoor ik het CDA zeggen dat er een minimumaantal lessen als een soort van garantiepremie moet worden gegeven. Kan de heer Geurts zich indenken dat dat een beetje vreemd overkomt op mensen die eigenlijk heel vaardig zijn in het leren rijden, en dat het ook tot een extra verhoging van de kosten kan leiden voor diegenen, die na tien, twaalf of vijftien lessen al wel examengereed zijn? Zouden zich andere instrumenten daar niet beter voor lenen?

De heer Geurts (CDA):

Met dat kostenverhogende effect heeft de VVD zeker een punt. Maar wat ik nu zie, is dat er een aantal rijschoolhouders is dat voor een klein bedrag een pakketje aanbiedt, waar ongeveer vier tot tien lesuren inzitten en een examen, en dan worden mensen op examen gestuurd. Dat is echt kostprijsverhogend voor een leerling. Dus ik denk dat we het er samen over eens zijn dat we daarvanaf moeten.

De andere vraag is of er nog betere ideeën zijn. Ik heb zaterdag in de uitzending van EenVandaag mogen zitten en daarna kwamen in mijn mailbox een heel aantal ideeën binnen, waarvan ik denk: nou, daar is over nagedacht; daar zouden we het over kunnen hebben. Bijvoorbeeld het slagingspercentage van de rijschoolhouder meenemen in dit geheel. Ik vond dat een heel goede gedachte, die vanuit de rijschoolbranche zelf kwam. Wat ik hier zeg is echt geen wet van Meden en Perzen, maar ik vind wel dat we er iets aan moeten doen dat er 3.000 keer per jaar een rijexamen wordt afgebroken, niet met een simpele ingreep, maar doordat de examinator zegt: «Geef het stuur maar aan mij en we rijden terug».

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Madlener, daarna naar de heer De Hoop en dan naar mevrouw Hagen. Het woord is aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

In het verlengde hiervan. Nederland heeft een van de duurste examens ter wereld. Het is een enorm duur land voor mensen, dus iedere poging die je doet, kost een heleboel geld, en daarbij hebben we ook gigantisch lange wachtlijsten. Je moet straks tot wel veertien weken wachten voordat je kunt afrijden. Ik weet nog uit mijn jeugd dat het toen al traag en duur was, maar dat is alleen maar erger geworden. Ik vind dat eigenlijk op dit moment een veel groter probleem dan dat er een aantal leerlingen slecht voorbereid dat examen komt doen. Dat wordt er toch al uitgefilterd. Ik zou het inderdaad veel eerder willen zoeken in het openbaar maken van het slagingspercentage. Ik dacht trouwens dat dat allang moest. Toen ik vijftien jaar geleden in deze commissie kwam, was dat al een onderwerp van gesprek. Mijn vraag aan de Minister: zijn die slagingspercentages openbaar en kun je dus een goede rijschool uitzoeken? Want niemand wil onvoorbereid op een examen komen. Ik vraag mij ook af ...

De voorzitter:

Dit is wel bijna een betoog, hè.

De heer Madlener (PVV):

Dit is bijna een betoog en ik weet dat het CDA mijn betogen graag hoort.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Madlener (PVV):

Nou, mijn vraag is dit. Een maatregel als minimumlessen is toch niet te doen? Je hebt toch ook mensen die misschien allang kunnen rijden. Ik leerde het van mijn vader. De een leert het sneller dan de ander, dus ik snap niet ...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Madlener (PVV):

Wat bereik je daar nou mee, behalve dat je de kosten verhoogt voor mensen die allang klaar zijn voor een examen?

De voorzitter:

Dan gaan we naar de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Er wordt niet helemaal goed geluisterd door de heer Madlener. Overigens heeft u de Europese component nog niet eens benoemd, want daar komt u normalerwijze ook op, maar dat heb ik gemist. Misschien dat dat zo meteen nog wel komt. Maar het gaat even hierom. Er staan nu meer dan 300.000 mensen te wachten om examen te mogen doen, en elke leerling die een examenplaats inneemt, terwijl die niet examengereed is, doet niet alleen niets aan de wachtlijst, maar torpedeert de wachtlijst en verlengt de wachtlijst. Dit voorstel is bedoeld om a de verkeersveiligheid in Nederland te blijven waarborgen en b die plekken niet te laten innemen door kandidaten die niet examengereed zijn. Ik hoop dat de heer Madlener dát met mij eens is.

De voorzitter:

Een korte vervolgvraag.

De heer Madlener (PVV):

Daar ben ik het totaal niet mee eens, want dit is iets om je achter te verschuilen. Er zullen altijd mensen zakken voor het examen. Dan zijn ze kennelijk niet examengereed. Of ze hebben gewoon pech, want je kunt ook in zo'n verkeerssituatie komen. Je wordt – wat is het? – drie kwartiertjes bekeken. Echt rijden leer je pas in de praktijk. Het is dus een korte toets van drie kwartier, en dan kan je pech hebben dat er net een situatie is. Als ik nu opga voor mijn examen, zak ik waarschijnlijk. En dat wil niet zeggen dat het examen voor niks was. Sterker nog, die mensen hebben daar geld voor betaald. Ik vind dus dat we ons daar niet achter moeten verschuilen. Ik vind de wachttijd ook veel te lang.

De voorzitter:

Ik vind uw vraag ook veel te lang.

De heer Madlener (PVV):

Ja, dat vind ik eigenlijk ook. Maar het betoog is helder, hoop ik.

De voorzitter:

Nog een reactie van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik kan in ieder geval geen touw vastknopen aan het betoog. Misschien heeft het ermee te maken dat het zo kort is. Ja, dit is uitlokking, voorzitter, dat klopt. Neem me niet kwalijk. Maar het gaat mij en het gaat het CDA erom dat je geen kandidaten op examen kunt sturen die met een pakketje van vier rijlesuren denken even hier in Nederland te kunnen rijden. Er zijn weinig natuurtalenten die dat kunnen. En stel dat er zo'n natuurtalent tussen zit die dat wel kan, dan kan een rijschoolhouder een verklaring tekenen waarin staat dat iemand een natuurtalent is en dat iemand met een stuur en een gaspedaal en een rempedaal is geboren. Dat is dan zo. Maar het gros gaat dat echt niet zo lukken.

De voorzitter:

Mijnheer Madlener, u heeft vier vragen in totaal. Ze mogen allemaal naar de heer Geurts. Dat is aan u. De derde vraag?

De heer Madlener (PVV):

Ja, eigenlijk wel. Dan krijgen we straks weer zo'n controlemechanisme, want hoe ga je nou weer bijhouden of iemand het minimumaantal lessen heeft gedaan? Dat moet weer een hele administratie zijn. Ik heb dit in mijn jeugd ook gedaan. Ik nam les, ik zakte, ik wachtte een halfjaar en dan ging ik het opnieuw proberen. Dat kan toch? Moet je dat dan met administratieverklaringen gaan doen? Het is administratief een heel gedoe. Mijnheer Geurts zegt het makkelijk, hoor, onder het mom van «anders ben je onveilig in het verkeer» en van verkeersveiligheid. Maar het gaat hier om het functioneren van het CBR. De wachtlijsten zijn onacceptabel lang, al jarenlang. De kosten zijn gigantisch hoog. Dat zijn de problemen waar we hier over spreken. Dan gaan we ons toch niet verschuilen achter een paar kandidaten die zakken. Dat kan nou eenmaal gebeuren en dat zal altijd blijven gebeuren, zeg ik tegen de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dit is een sterk staaltje van proberen kapot te redeneren, maar de kern is verkeersveiligheid. Als de heer Madlener namens de PVV-fractie dat ontkent, dan is het denk ik einde discussie. Want verkeersveiligheid staat gewoon voorop.

Dan over de wachttijden. Daarvan wordt aangegeven dat die onacceptabel lang zijn. Dat ben ik op zichzelf met de heer Madlener eens. Door de coronacrisis is de wachtlijst alleen naar 300.000+ opgevoerd. Mijn voorstel probeert eraan bij te dragen dat er geen kandidaten op examen komen die niet examengereed zijn. Ik hoop dat de heer Madlener erkent dat er geen kandidaten op examen mogen komen die niet examengereed zijn.

De voorzitter:

Dan kom ik bij de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Een vervolgvraag op de punten die net aangekaart werden door VVD en PVV. Ik snap dat de heer Geurts valt over mensen die nog niet gereed zijn om te rijden. Maar laten wij die verantwoordelijkheid dan ook vooral bij de rijinstructeurs neerleggen, en niet bij individuele jongeren – of ouderen, dat kan natuurlijk ook – die les willen volgen. Als je daar nu een eis aan toevoegt, dan krijg je een bureaucratische rompslomp die volgens mij niet nodig is. Dat ben ik wel met de PVV eens, en dat zeg ik niet vaak. Je moet de rijschoolinstructeurs die niet goed zijn aanpakken, en de professionaliteit van hen die wel goed zijn moet je daar houden. Een goede rijinstructeur kan precies zien wanneer iemand gereed. Laat ik, als ik nog heel kort een voorbeeld mag geven, ...

De voorzitter:

Nee, eigenlijk niet, want dan is het bijna weer een betoog.

De heer De Hoop (PvdA):

Ja, maar, voorzitter, ...

De voorzitter:

Ik ben aangesteld om de twee uur die u heeft voor dit debat een beetje strak te leiden. Ik zou dus zeggen: stel graag de vraag.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik snap het heel goed. Dan meng ik het in de vraag, want het is de enige vraag die ik nu ga stellen. Laat ik een scenario schetsen. Ik ben zelf boerenzoon. Dat is ook de achterban van het CDA. Ik heb buurjongens die op hun 16de hun trekkerrijbewijs halen, die ontzettend goed kunnen rijden en die na vier rijlessen gewoon makkelijk hun examen kunnen halen. Mijn vraag aan het CDA is: wat zullen we daarmee moeten doen als je het op die manier aanvliegt?

De heer Geurts (CDA):

Dat heb ik net ook al betoogd. Er zit natuurlijk altijd een uitlaatklep in om mensen die een natuurtalent zijn versneld op rijexamen te laten gaan. Maar het gros zit echt veel boven de vier uur. Dat zien ook rijschoolhouders die dat tegen mij hebben aangegeven. Er is een mogelijkheid voor dat deze personen op examen kunnen, maar ik hoop dat de heer De Hoop van de PvdA-fractie het wel met mij eens is dat het niet zo kan zijn dat 3.000 mensen per jaar het stuur wordt ontnomen omdat ze verkeersonveilig zijn en dat die 3.000 plekken wel hadden kunnen worden ingenomen door die boerenzoons of boerendochters die de heer De Hoop net noemde en die mij ook zeer aan het hart gaan.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik snap de zorg vanuit het CDA, maar ik wil u er wel toe oproepen om echt de verantwoordelijkheid bij die slechtere rijinstructeurs neer te leggen en niet bij individuele gevallen. Dan kunnen we volgens mij samen op zoek gaan naar hoe we dat invullen. Het is wel een dun lijntje waar die zoektocht moet plaatsvinden, maar daar doe ik graag aan mee met het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Ik realiseer me dat, maar ik gaf daarstraks al aan in het antwoord aan de heer De Groot dat als je daar een oplossing voor zoekt, er soms ook ideeën komen waar je zelf niet over nagedacht had, maar dat je dan ook kijkt naar het slagingspercentage van rijschoolhouders bij het afrijden. Dat kan ook een afweging zijn: de leerlingen die zakken bij rijschoolhouders met een hoog slagingspercentage komen sneller aan de beurt dan de leerlingen van rijschoolhouders met een slagingspercentage van 20%, die we misschien wel in het vakje kunnen doen van winstbejag om zo veel mogelijk leerlingen zo snel mogelijk aan het examen te laten meedoen.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Volledig in het verlengde van de voorgaande sprekers, uit ik even mijn waardering aan de heer Geurts. Ik denk dat het altijd hartstikke goed is als wij ons hier druk maken over de verkeersveiligheid. Dat doet u wederom, dus daarvoor mijn complimenten. Ik ben echter altijd wel heel terughoudend bij het instellen van regels in de Kamer tot op de werkvloer. Dat sluit denk ik ook aan bij wat de heer De Hoop doet. Ik kom namelijk uit het onderwijs, dus ik kan u vertellen dat de werkvloer daar echt niet altijd op zit te wachten. Mijn vraag aan de heer Geurts is of hij bereid is om het aantal uren te vervangen door een specifieke maategel die de Minister of het CBR bepaalt. Daar zitten immers de specialisten. Dan vindt u mij aan uw zijde.

De heer Geurts (CDA):

Het is altijd een goed streven om mevrouw Hagen aan mijn zijde te hebben, dus het antwoord daarop is ja. Ik ben er zeker toe bereid om te kijken wat we beter kunnen doen. Misschien heeft het ministerie er al wel over nagedacht en zegt het: meneer Geurts, dit vinden wij toch wat bezwaarlijk in de uitvoering, maar misschien kunnen we het slagingspercentage daarbij gebruiken. We gaan kijken hoe ver we vandaag komen, maar ik ben blij dat ik de D66-fractie op dit punt al aan mijn zijde heb. Over onderwijs gaan we het op een ander moment een keer hebben.

De voorzitter:

Dan zit u op 1 minuut 50 en vervolgt u uw betoog.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het CDA vindt het positief dat het CBR nu geen aanleiding ziet om tijdelijke noodmaatregelen in te zetten om corona-achterstanden in te lopen. Kan de Minister aangeven of het tijdelijk stoppen met tussentijds toetsen, met faalangstexamens en met het verhogen van de examenleeftijd van 17 naar 18 jaar ook in de toekomst niet zullen worden ingezet? En indien wel, kan de Minister dan toezeggen dat dit voorstel eerst langs de Kamer zal gaan voordat het überhaupt wordt ingevoerd? Het CDA heeft bij de vorige commissiedebatten als alternatief een tijdelijk coronarooster voorgesteld met een ingekort voor- en nagesprek bij een regulier praktijkexamen.

Ook dank aan de Minister voor de impactanalyse die ze heeft laten opstellen. De roosterindeling is inderdaad al krap, maar alternatieve noodmaatregelen doen ook pijn. Hoe kijkt de Minister daarom aan tegen een pilot waarbij de rijinstructeur een grotere rol krijgt bij het op zijn gemak stellen van een kandidaat zodat dit instrument eventueel als noodmaatregel kan worden ingezet en het CBR dat niet hoeft te doen?

Dan nog een paar losse vragen. Wat is de laatste stand van zaken rondom de corona-achterstanden bij praktijk- en theorie-examens? Als de Minister hier toch is, kan ze dat ons wel mededelen, denk ik.

En hoe kan het dat er op dit moment tien autorijschoolbrancheverenigingen zijn die nog geen 20% van de branche vertegenwoordigen? We hebben een nieuwe Minister, althans demissionaire Minister. Ziet de Minister kans om ervoor te zorgen dat de branche zich meer en kernachtiger gaat verenigen? Dan mijn laatste punt, voorzitter. Een klein verzoek om de informatie over expats die hun rijbewijs zonder toets op rijvaardigheid of kennis van de regels kunnen omwisselen voor een Nederlands rijbewijs, zoals toegezegd bij het commissiedebat Verkeersveiligheid in juni voor de begrotingsbehandeling IenW naar de Kamer te sturen. Dan kunnen we er bij de begrotingsbehandeling uitgebreid op terugkomen, want dit is ook een bijzondere situatie.

Tot zover.

De voorzitter:

Dan komen we bij de heer De Groot van de VVD-fractie.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Toegang tot goede rijopleidingen en het rijbewijs voor iedereen die dat wil met als grootste doel om de rijvaardigheid en de verkeersveiligheid te bevorderen. Dat is wat we allemaal in Nederland willen. Het maakt dan niet uit of je 18 jaar bent, of je beroepschauffeur bent of je de 75 jaar passeert. Net zoals in april onderstreep ik namens de VVD dat de aanbevelingen uit het rapport-Roemer «Van rijles naar rijonderwijs» hier een grote bijdrage aan moeten gaan leveren. Dat brengt mij gelijk bij mijn eerste vraag. Hoe staat het met de kortetermijnacties uit het rapport om meer informatie aan consumenten te verschaffen over rijscholen, zodat keuzes over welke rijschool de beste prestaties levert, makkelijk te vinden zijn? De heer Madlener vroeg er net ook al naar. Het is een kortetermijnactie en ik ben benieuwd hoe het daarmee staat. Collega De Hoop vroeg net ook al wat de Minister op dit moment precies doet aan de langetermijnvoorbereidingen op basis van het advies van Roemer.

Dan de wachttijden. Het is voor iedereen fijn dat zowel de theorie-examens als de praktijkexamens inmiddels weer volop draaien na de beperkingen door de coronamaatregelen. Het is extra prettig om te zien dat de gemiddelde reserveringstermijn voor het eerste praktijkexamen nu binnen de zeven weken valt. In het debat van april jongstleden spraken we over het belang van het slagingspercentage. Want hoe hoger, hoe beter. Minder herexamens, minder wachtenden, wat ook goed is voor vooral de autorijschoolbranche. De slagingspercentages met uitzondering van de maand juni liggen boven het streefcijfer van 52,4%. Dus het gaat goed met het slagingspercentage. Ik sluit mij aan bij de vraag van collega Geurts over hoe het staat met de noodmaatregelen die nog een beetje boven de markt hangen. Komen die nu wat verder uit beeld of zijn ze misschien helemaal niet meer nodig? Ik vraag dit vooral ook om de rijschoolbranche die daar toch een beetje naar zit te kijken, daarop een toezegging te kunnen doen. Zij zien die noodmatregelen ook als ongewenst.

Dan ga ik ook even door op waar collega Geurts het ook over heeft gehad: elke examenkandidaat die niet kan rijden en een plekje inneemt, is er een te veel. Ter aanvulling op de motie-De Groot/Geurts is het constructieve overleg gestart tussen CBR en branchevereniging over de collegiale toetsing. We hebben kunnen lezen dat de reacties positief zijn. Maar kan de Minister ook aangeven hoe de tijdlijn eruitziet voor de vervolgstappen zodat het examengereed verklaren van de kandidaat als een definitief instrument ingezet kan worden in de rijschoolbranche? De verantwoordelijkheid hiervoor ligt dan straks bij de rijschoolbranche zelf. Ze kunnen zichzelf dus ook gaan verbeteren als branche. De VVD zou graag zien dat dit een definitief onderdeel wordt van het werk van de rijscholen.

Dan heb ik nog twee korte vragen, die ook collega Geurts had; er zijn vandaag toch heel veel punten waarvan we beiden vinden dat we die moeten aankaarten vandaag. Een daarvan is het bericht over het cadeau krijgen van het rijbewijs waar het gaat om expats. Het is inderdaad voldoende om het rijbewijs uit eigen land en de identiteitskaart te laten zien. De VVD heeft dan wel de vraag of er ook gescreend wordt uit welk land de expats komen en hoe de rijvaardigheid daar is. Zouden we ook met groene en rode of groene en oranje lijsten kunnen werken zodat we in ieder geval de impact op de verkeersveiligheid in Nederland kunnen toetsen?

Het laatste punt gaat over het intrekken van de bevoegdheid tot het geven van rijles. We lezen nieuwsberichten over misstanden door rijschoolinstructeurs. Gelukkig niet te vaak maar af en toe komt het voor. Uit gesprekken met de rijschoolbranche blijkt dat het intrekken van de bevoegdheid tot het geven van rijles helemaal geen vanzelfsprekendheid is. Mijn vraag aan de Minister is: hoe kan dat en gaan de informatievoorziening en transparantieverbetering in het IBKI helpen om dit wel inzichtelijk te krijgen en om dit tijdig te kunnen doen? Want wat betreft de VVD moet dit wel de norm zijn.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Ten opzichte van het vorige notaoverleg Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen is er door verschillende betrokkenen keihard gewerkt om de wachtlijsten voor de examens in te lopen. Een groot compliment dus voor het CBR, want de huidige achterstand is nu slechts te herleiden tot corona. Ook complimenten voor onze nieuwe Minister, die direct op bezoek is geweest bij het CBR. Fijn dat zij direct in overleg treedt met onze uitvoeringsorganisaties. Daar liggen immers de kennis en kunde.

Voorzitter. De theorie- en praktijkexamens vinden weer in volle vaart plaats, maar het CBR verwacht dat de wachttijden voor praktijkexamens weer oplopen. Met de gemiste theorie-examens erbij komt het totale aantal in te halen examens op 630.775. Het CBR streeft naar tien tot veertien weken wachttijd. Dat is een gemiddelde van drie maanden. Ik vraag de Minister wat zij met het CBR onderneemt om de wachttijd weer tot zeven weken te reduceren.

Voorzitter. Wat ook helpt om lange wachttijden te verminderen, is het aantal examens per leerling drastisch terug te dringen. Een op de twee leerlingen die een praktijkexamen doet, zakt. Dat betekent niet dat de norm naar beneden moet. Dat betekent dat er rijscholen zijn waarbij leerlingen maar 30% slagingskans hebben. Ik kom uit het onderwijs, en van deze uitkomst bloedt mijn onderwijshart. Het begint met goed onderwijs, uiteraard voor een hoger slagingspercentage – wat positief uitpakt voor de wachttijden – maar ook voor meer zelfverzekerde weggebruikers, voor bestuurders die nadat ze geslaagd zijn met ons rijbewijs tot hun 75ste mogen deelnemen aan het verkeer. Goed onderwijs is goed voor de rijder, voor het slagingspercentage, maar zeer zeker ook voor de verkeersveiligheid. Wat ziet de Minister als verbetermogelijkheden?

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van de heer Madlener van de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Mevrouw Hagen van D66 zegt hier: de wachttijd moet terug naar zeven weken. Zeven weken is al bijna twee maanden. Straks is er een wachttijd van veertien weken. Dat betekent dat je als rijinstructeur dat rijexamen ver van tevoren moet aanvragen. Je kan nog helemaal niet inschatten hoe je leerling zich gaat ontwikkelen. Dat is misschien ook een van de problemen. Kijk, als jij kunt beoordelen of jouw leerling klaar is voor het examen en die leerling kan een week daarna examen doen, dan kun je zeggen: ik ga wel of niet. Nu moet zo'n rijschoolleraar straks veertien weken van tevoren denken: ik ga het alvast maar aanvragen; dan zie ik wel hoe de lessen gaan. En dat is misschien een onderdeel van het probleem: die lange wachttijd. Ziet mevrouw Hagen dat het moeilijk is om zo lang van tevoren in te schatten hoe die leerling zich ontwikkelt tijdens het rijexamen, en is dat misschien inderdaad een van de problemen?

Mevrouw Hagen (D66):

Als je adequaat onderwijs geeft, is het natuurlijk ook handig als je meteen daarna kan examineren. Dus uiteraard. Ik denk dat er genoeg te doen is. Daarom liggen er natuurlijk ook negentien aanbevelingen vanuit het rapport-Roemer. Maar volgens mij was het ook een beetje een indirecte vraag via mij aan de Minister.

De voorzitter:

Nou, vooruit. De vijfde, hè?

De heer Madlener (PVV):

Het was in het algemeen. Het is gewoon heel moeilijk voor zo'n rijschoolinstructeur. Die zal beginnen met het aanvragen van het examen en die begint dan pas met lessen. Dat was in mijn jeugd al zo. Dat is altijd al zo geweest. Dus dan is het niet gek. Een leerling wordt ziek, heeft te weinig lessen gehad, heeft misschien geen talent en gaat onvoorbereid naar het examen. Ja, het was al aangevraagd. Zo gaan die dingen. Ik ben blij dat mevrouw Hagen dat bevestigt. Ik vind inderdaad – dat is een aanzetje voor mijn betoog straks – dat zeven weken wachttijd als streven eigenlijk al veel te lang is. Ik vind dat het ambitieniveau iets mag worden opgeschroefd. Laten we zeggen: drie, vier weken. Maar zeven weken is te lang.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik kom meteen bij het volgende punt, want het is natuurlijk niet gek dat al deze ...

De voorzitter:

Nou, eigenlijk nog niet bij het volgende punt, want er was ook nog een vraag van de heer De Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik was even aan het zoeken naar het betoog dat mevrouw Hagen namens D66 houdt. Zij zegt dat het onderwijsaspect zo belangrijk is, in plaats van de examengestuurdheid. Het rapport-Roemer bevat negentien aanbevelingen. En mevrouw Hagen vraagt nu aan de Minister: wat beveelt u aan om te doen? Ik denk dat we met elkaar die negentien aanbevelingen gewoon moeten opvolgen. En dan kom ik tot mijn vraag over het slagingspercentage. Dat ligt daar natuurlijk onder. Wat vindt u een acceptabel slagingspercentage? Het ligt nu rond de 55%. U zegt dat dat veel te laag is. Ik denk dat we het er ook over eens zijn dat dat omhoog moet. Ja, je zal maar rijschoolhouder zijn met een aantal kandidaten die het niet zo goed kunnen! Waar kunnen we met elkaar naartoe groeien? Wat is uw inschatting? En wat is daarbij de belangrijkste maatregel die we moeten treffen?

De voorzitter:

En «u» is dan mevrouw Hagen van D66, en niet de voorzitter.

Mevrouw Hagen (D66):

Het is eigenlijk in het verlengde van wat ik net zei in reactie op het betoog van de heer Geurts. Het is niet mijn kennis en expertise. Er werken 1.800 mensen bij het CBR. Ik denk dat zij de kennis en kunde hebben over dit onderwerp en dat daar ook de vragen horen te worden neergelegd. Dus als er vervolgvragen zijn vanuit het ministerie naar aanleiding van het rapport-Roemer, lijkt het mij ook dat ze die daar neerlegt en niet bij ons als commissie. In antwoord op uw vraag wat een acceptabel slagingspercentage zou zijn, denk ik wel dat we kunnen vaststellen dat 30% in ieder geval te laag is voor een rijschool.

De voorzitter:

Dan mag mevrouw Hagen verder met haar betoog.

Mevrouw Hagen (D66):

De vorige punten kwamen ook al naar voren in het notaoverleg en dat is niet zo heel gek. Want dit zijn allemaal aanbevelingen uit het rapport van de commissie-Roemer om de rijopleidingen kwalitatief beter te maken. Naar aanleiding van dat rapport van Roemer heb ik samen met collega-De Hoop opgeroepen de adviezen daaruit voortvarend op te pakken. In de brief van vorige week zie ik wel een voorzet, zeer summier, en daarom verneem ik graag van de Minister welke aanbevelingen al echt zijn opgepakt. Dus niet «dat wordt opgepakt» of «dat gaan we doen», maar echt opgepakt. Hoe is de voortgang op de andere aanbevelingen is?

Voorzitter. De verplichte rijtest voor mensen met een pacemaker, met ADHD en mensen binnen het autistisch spectrum zijn afgeschaft, zonder dat dit de verkeersveiligheid in gevaar brengt. Ik vind dat een groot succes. Maar in de reeds geadresseerde brief van de Minister staat dat het gesprek over het advies van de Gezondheidsraad over de medische keuringen van ASS-bestuurders nog moet plaatsvinden: een halfjaar om een gesprek te voeren, begin volgend jaar een uitkomst en dan zijn we een jaar verder. Ik moedig de nieuwe Minister aan om deze standaardwerkwijze plus tarief per 1 januari te implementeren. Ik krijg graag een reactie hierop. Het is namelijk een punt dat mij na aan het hart ligt. Ik vind dat groepen mensen niet langs de kant van de weg moeten blijven staan omdat ze onnodig door extra hoepeltjes moeten springen. Als er één doelgroep is die behoefte heeft aan duidelijkheid, dan is het deze groep.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we tot slot bij de heer Madlener van de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het afgeven van een rijbewijs is natuurlijk een hele grote verantwoordelijkheid. Je zal het maar moeten doen: in drie kwartier inschatten of een jong gastje van 17, 18 jaar daar klaar voor is. Dan houd je je hart vast. Zo hebben ze ook mij ooit mijn rijbewijs gegeven. Dat is gelukkig goed afgelopen. Dus ik snap de behoefte aan verkeersveiligheid van het CDA. Het is een zware verantwoordelijkheid om een rijbewijs te hebben en ook om het af te geven.

Aan de andere kant is het natuurlijk ook heel belangrijk om je rijbewijs te kunnen halen, want zonder rijbewijs begin je niks in deze wereld. De auto is onze vrijheid, daar ga je mee naar je werk. Je hele leven draait om de auto, hoewel sommige partijen dat liever anders zouden zien. Het is gewoon heel belangrijk om je werk te kunnen doen of wat dan ook. Nu heb ik net kennis kunnen nemen van hoe het staat in Nederland. Nederland blijkt een van de moeilijkste landen te zijn om je rijbewijs te halen. Het is een van de duurste en moeilijkste landen. In Frankrijk rijd je een rondje om de kerk en je krijgt je rijbewijs. Ook als ik andere buitenlanders soms hier zie rijden, denk ik weleens: goh, waar hebben zij dat rijbewijs gekocht? We moeten dus ook niet doorschieten in die verkeersveiligheid. Want ik snap dat. Je kan ook zeggen: we gaan het zo moeilijk maken dat je welhaast examinator moet zijn om nog te mogen rijden. Maar dat is niet reëel.

Daarbij is verkeersveiligheid iets wat je in de praktijk moet leren. Dat heeft ook te maken met handhaving, met gedrag, appen achter het stuur, soms hele kleine dingen die je helemaal niet leert met afrijden. Ik bedoel: niemand gaat zakken omdat hij zit te appen tijdens z'n examen, lijkt mij. Maar het is wel heel gevaarlijk. Verkeersveiligheid hangt dus van meer af. We moeten dus niet doorslaan, zo zeg ik tegen het CDA, in regeltjes of het zo moeilijk mogelijk maken. Nederland is al het moeilijkste land om je rijbewijs te halen. Dat wilde ik gewoon gezegd hebben.

De wachtlijsten van het CBR vind ik echt onacceptabel lang. En over dat streven naar zeven weken doen we hier alsof dat al geweldig is. Binnen zeven weken! Dat is ook veel te lang. Dat is natuurlijk een ambitie van niks. Zeven weken is ondoenlijk. Als je nou twee lessen per week neemt, dan zijn dat veertien lessen. Dan weet je toch niet ... Dat is toch veel te lang? Mijn vraag aan de Minister is dus of die KPI misschien iets ambitieuzer kan. Ik zou zeggen: streef nou eens naar drie weken en doe dat snel. Er zijn nu enorme achterstanden opgelopen, maar zolang ik in deze Kamer zit – en dat is al heel lang – zijn er altijd achterstanden. Het houdt maar niet op! Ik word het echt wel een beetje zat om nu weer over het CBR en de prestaties te spreken. Het lijkt iets beter te gaan, zeg ik erbij. Vooral voor de ouderen, gelukkig. De dispensatiemaatregel kan gelukkig worden afgeschaft, omdat dat op orde is. Dat is zeer belangrijk. Er moet voor worden gezorgd dat ouderen bij het verlengen van hun rijbewijs direct mogen doorrijden. Een auto afpakken van een oudere is een zeer zware maatregel. Dat kan gewoon niet. Dus ik ben blij dat dat in ieder geval op orde is.

Dan wil ik graag aandacht voor de kosten. Die moeten niet te ver oplopen. Vroeger kon je, als je het niet kon halen bij het CBR, naar een concurrent. Dat was Rijkswaterstaat. Als je twee of drie keer gezakt was bij het CBR, mocht je naar Rijkswaterstaat, en dan kreeg je ook meer tijd. Dat is afgeschaft. Die taak is weer teruggegaan naar het CBR. Dus het is nu eigenlijk een monopolist geworden. Ik vind dat ergens toch jammer. Enige concurrentie lijkt me prima. Het CBR is een monopolist. Het is de overheid en ik vind het ambitieniveau te laag. Het duurt allemaal te lang. Dus ik zou de Minister ertoe willen oproepen om toch te kijken of er nog een tweede instantie is die ook rijbewijzen mag afgeven, zodat mensen in ieder geval nog een keuze hebben. En ze zouden iets meer ambitie moeten tentoonspreiden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is een vraag van de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Ik heb zitten luisteren naar het betoog dat de heer Madlener namens de PVV-fractie hield. Ik maak daaruit op dat hij heel goed is in het problematiseren van de omstandigheden. Maar ik heb nul oplossingen van de PVV-fractie gehoord. Helemaal nul! De heer Madlener had waarschijnlijk te weinig spreektijd. Zou hij ons misschien even kunnen uitleggen wat de oplossingen van de PVV zijn?

De heer Madlener (PVV):

Dat wil ik heel graag, bedankt. Ik zou ten eerste willen zorgen dat veel transparanter wordt wat de prestaties van rijscholen zijn. Ik zou ervoor willen zorgen dat je kunt zien wat een rijschool kost en hoe die rijschool het doet. Want dat geeft een leerling kans om een goede keuze te maken en dan krijg je concurrentie tussen rijscholen. Daar hebben we het in het verleden in deze commissie al honderd keer over gehad. We hebben het al heel vaak gehad over het transparant maken van slagingspercentages. En wat vraagt u? Zijn die slagingspercentages wel openbaar? Ja, dan denk ik: zijn we nou vijftien jaar terug in de tijd of zo? Dus maak het transparant.

Maak die wachttijden korter. Als een leerling sneller op examen kan, kun je als instructeur ook veel beter inschatten of die leerling er klaar voor is. Dan hoef je niet meer veertien weken van tevoren een examen aan te vragen. Dan kun je gewoon zeggen «ik ga lessen» en dan bepaal je samen of je het wilt proberen. Ik zou in ieder geval niks zien in uw oplossing om een minimumaantal rijlessen te hanteren. Dat is een soort communisme 2.0. Dat gaat helemaal niet werken. Die 3.000 mensen die niet klaar waren voor hun examen, dat is natuurlijk jammer en zonde van het geld. Maar dat zal altijd gebeuren, kan ik u vertellen. Je kunt door pech zakken. Mensen zijn heel zenuwachtig bij zo'n examen. Onderschat dat vooral niet. Ik ken mensen die wel vijftien keer zijn opgegaan voor het examen en die als gevolg van zenuwen niet konden slagen. Dat zijn hele normale mensen, maar die waren gewoon door zenuwen overmand. Dus dat kan ook allemaal gebeuren.

Dan het ambitieniveau bij het CBR. De heer Pechtold maakt daar nu de dienst uit. Ik hoop dat hij de bezem erdoorheen haalt en gaat werken aan een echte dienstverlening. We moeten ook niet het moeilijkste land ter wereld gaan worden. Rijvaardigheid is belangrijk, we hebben allemaal de verkeersveiligheid hoog in het vaandel, maar we moeten ook niet doorslaan. Nederland is geen eiland. Ik zie hier buitenlanders rondrijden die hun rijbewijs bijna gekregen hebben in de supermarkt. Dat kan ook allemaal. Dus laten we ook niet doorslaan. Dus goede dienstverlening door het CBR, een tweede instantie waar je naar uit kunt wijken en transparantie bij de rijscholen. Dan denk ik dat we een heel eind komen.

De voorzitter:

Meneer Geurts, een vervolgvraag.

De heer Geurts (CDA):

Dat is een heel lang antwoord. Ik krijg allerlei verwijten in mijn schoenen geschoven. Het slagingspercentage is gewoon openbaar. Ik heb in mijn bijdrage helemaal niet gezegd dat het slagingspercentage niet openbaar zou zijn of weet ik wat allemaal. Het is gewoon openbaar. Tarieven van rijschoolhouders staan gewoon op de website. De heer Madlener begint er weer over dat de wachttijden korter moeten worden. Maar hij zegt ook meteen: ja, zo gaan dingen. Dus als iemand zijn examen al aangevraagd heeft, dan moet hij dat ook maar gaan doen. Nou, het examen kan gewoon uitgesteld worden. Dus ook dat betoog slaagt niet. En mij verwijten dat ik met een idee kom en dat dat communisme is! Ik zie bij de PVV-fractie geen enkele oplossing voor deze problematiek. Er wordt alleen maar beschreven wat de problemen zouden kunnen zijn. Heel kernachtig in één zin: wat is uw oplossing? Dat vraag ik via de voorzitter aan de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Het enige wat ik van u heb gehoord, is dat 3.000 mensen zouden zakken en van u niet eens op examen mogen – dat was uw betoog – dus ik weet niet waar u het over heeft. Ik zeg gewoon dat het CBR een dienstverlenende instelling van de overheid is. Je moet daarheen om je rijbewijs te halen. Als een monopolist zulke lange wachtlijsten hanteert, vind ik dat absoluut onder de maat. Ik vind dat ons ambitieniveau voor de dienstverlening van de overheid veel hoger mag dan veertien weken wachten. En dan zie ik dat we ook nog eens ongeveer de hoogste prijs ter wereld rekenen voor die dienstverlening. Ik vind dat onder de maat. Het probleem is dat het CBR veel te lang, jarenlang, te lange wachtlijsten heeft. Daar probeer ik iets aan te doen. Daar heb ik u niet over gehoord, maar ik denk dat dat voor heel veel mensen die een rijbewijs willen halen de kern van het verhaal is. Het moet betaalbaar en haalbaar zijn en de wachttijd moet kort genoeg zijn voor de rijinstructeur om te zeggen of iemand er klaar voor is of niet.

De voorzitter:

Dan de heer De Hoop en daarna mevrouw Hagen.

De heer De Hoop (PvdA):

Laat ik na dit rondje verwijten even een inhoudelijke vraag stellen. Ik mis ook de concrete voorstellen vanuit de PVV zelf, maar los daarvan: al tijden werken de examinatoren bij het CBR keihard. De wachttijd is afgenomen. Het slagingspercentage stijgt. Er wordt heel veel gedaan. Wat kunnen ze concreet nog meer doen? Moeten ze nog meer overwerken? Wij hebben juist gevraagd of het überhaupt nog wel te doen is voor de medewerkers. Moeten de faalangstexamens dan zo meteen afgeschaft worden voor de mensen die zo'n examen juist extra hard nodig hebben? Ik mis net als het CDA die concrete voorstellen van de PVV, maar de dingen die u zegt, baren mij zorgen, omdat ik denk: man, die werknemers daar werken al keihard. Als één groep er last van heeft op dit moment, zijn het wel de mensen die er zelf aan de bak zijn. Ik zit echt te zoeken naar een antwoord en een signaal van de PVV richting die groep, die nu echt keihard aan de bak is.

De heer Madlener (PVV):

De vraag is natuurlijk terecht: hoe gaan we de wachtlijsten bekorten? Er is een enorm stuwmeer aan mensen die graag hun rijbewijs willen halen en die dat nu niet kunnen. Ik vind de consequentie daarvan ernstig. Als jij 18 bent maar je rijbewijs twee jaar later haalt, kun je twee jaar lang niet naar je werk rijden. Dat heeft ook economisch heel veel te betekenen, zowel voor de mensen als voor ons hele land. Het is een groot probleem. Daar moet het CBR inderdaad met man en macht aan werken. Ik neem aan dat ze dat doen. Ik heb in de vorige overleggen ook gezegd: maak het aantrekkelijk om over te werken. Ga weekenddiensten en avonddiensten draaien. Dat kan toch allemaal? Als je zulke wachtlijsten hebt, moet je werknemers stimuleren om extra lang te werken, voor zover ze dat willen. Daar moet je ze ook rijkelijk voor belonen. Dat heb ik de vorige keer ook al gezegd. Ik zal de vraag eens naar de Minister doorspelen: heeft het CBR er alles aan gedaan om die examinatoren inderdaad in staat te stellen om veel over te werken, als ze dat willen, dus vrijwillig? Je kunt mensen aannemen die dat kunnen doen. Is daar alles aan gedaan? Ik vraag het mij af. Maar het is een vraag aan de Minister. Ik vind het in ieder geval belangrijk genoeg om hier hard aan te werken.

De voorzitter:

Dan komen we bij mevrouw Hagen, D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik zit nog niet zo lang in de Kamer als de heer Madlener namens de PVV. Ik hoor hem heel veel verwijten maken. Een aantal dingen vind ik echt niet passen binnen het CBR-debat dat we hier met elkaar voeren. Ik sluit me aan bij de heer De Hoop en de heer Geurts, die de heer Madlener vroegen welke voorstellen hij dan heeft gedaan. De heer De Hoop en ik hebben een motie ingediend waarin we hebben gezegd: pak die aanbevelingen nou voortvarend op. Dus mijn vraag aan de heer Madlener is: waarom stemt u dan tegen een commissie-Roemer, die juist een prachtig aanbevelingsrapport heeft geschreven met concrete aanbevelingen voor de problemen waar u het over had, met betrekking tot het behalen van rijbewijzen, het slagingspercentage en de wachtlijsten? Waarom steunt u dan niet zo'n motie om dit voortvarend op te pakken?

De heer Madlener (PVV):

Omdat die aanbevelingen het juist nog veel moeilijker maken om je rijbewijs te halen. Ik zie allerlei extra toetsen die uitgevoerd moeten worden. Allemaal werkdrukverhogende zaken, terwijl er een gigantisch stuwmeer is aan mensen die hun rijbewijs niet kunnen halen, omdat er wachtlijsten zijn. Dus die aanbevelingen zijn op dit moment zeer onverstandig, want ze verhogen de werkdruk, in plaats van die te verlagen. Allerlei extra toetsen worden er voorgesteld. Daarom zijn wij er niet voor. We moeten nu eerst zorgen dat die mensen die graag hun rijbewijs willen halen dat snel en voortvarend kunnen doen. Ik ga niet op de stoel van de heer Pechtold zitten. Ik ben hier om te controleren hoe de prestaties zijn. En ik zie nog steeds een gigantisch stuwmeer aan aanvragen die niet kunnen worden gehonoreerd. Het is mijn taak om hier de Minister te bevragen, om te vragen: hoe gaan we dit zo snel mogelijk oplossen? Ik hoef niet op de bestuurdersstoel te gaan zitten. Ik zeg alleen: hier moet genoeg aandacht voor zijn en zorg ervoor dat het CBR in staat is om die examens snel af te nemen, zodat we niet over twee jaar nog met die wachtlijsten zitten.

Ik zit al vijftien jaar in deze commissie en ik zie al vijftien jaar lang de wachtlijsten bij het CBR op de agenda staan. Ik ben dus inderdaad enigszins sceptisch. Maar goed, we hebben een nieuwe Minister. En de heer Pechtold is daar ook nog niet zo lang. Dus laten we hopen dat deze twee mensen in staat zijn om er echt een succes van te maken.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik denk dat we kunnen concluderen dat we vijftien jaar nadat de heer Madlener plaatsgenomen heeft in de Kamer, geen concrete voorstellen van de PVV hebben in dezen. Dat is heel jammer. De PVV heeft allerlei zorgen rondom het CBR en meer specifiek over de veiligheid op de weg. Dat is uiteindelijk waar zij natuurlijk poortwachter voor zijn. Ik denk dat we kunnen concluderen dat er geen concrete voorstellen zijn noch dat er sprake is van een kaderstellende rol vanuit de PVV. Ik laat het hierbij, voorzitter.

De heer Madlener (PVV):

Het probleem in dit land is niet dat er te weinig voorstellen zouden zijn. Er zijn tonnen vol, karrenvrachten aan rapporten en aanbevelingen die allemaal in de onderste la liggen te wachten. In het rapport-Roemer zitten hele goede zaken, maar ook echt een aantal problematische zaken, zoals het meer tussentijds toetsen, iets wat nog meer werkdruk zal vergen. Ik wil graag aanbevelingen doen, maar die zullen eerder betrekking hebben op een aansporing om met man en macht meer toetsen af te nemen, meer examens af te nemen, door met meer personeel te gaan werken, door langer te gaan werken en door tijdelijk mensen aan te nemen. Maar het is de heer Pechtold die dat moet gaan uitvoeren. En het is de Minister die dat moet bekostigen. Dus ik zou zeggen: ga aan de slag. Ik hoef het wiel niet uit te vinden, denk ik.

De heer Peter de Groot (VVD):

De heer Madlener lijkt over een soort ideale wereld te praten. De afgelopen tien jaar was het allemaal niet goed en vervolgens heeft hij het erover hoe het vandaag of over tien jaar moet zijn, per direct. Vanuit de VVD werken we gewoon graag voort vanuit de situatie zoals die nu is. Ik kan u vertellen dat het niet allemaal slecht is. Ook niet als het gaat om de wachttijden. Ik kon vanochtend nog reserveren op 12 en 15 oktober in Maastricht. Dus het kan wel. Maar los daarvan, u kunt hier gewoon goede voorstellen indienen. U kunt meehelpen aan de oplossing. En dan ben ik het met de collega's eens: wat is uw voorstel?

Ik wil de heer Madlener een hele specifieke vraag over de autorijscholenbranche stellen. Wat kan in zijn ogen de autorijscholenbranche zelf bijdragen aan het oplossen van het probleem?

De heer Madlener (PVV):

Ik heb in mijn betoog al gezegd dat het steeds moeilijker maken om je rijbewijs te halen, niet de oplossing is. In de landen om ons heen is het veel makkelijker om je rijbewijs te halen. En die mensen rijden hier vrolijk rond. Al die Polen en andere buitenlanders rijden hier vrolijk op de Nederlandse weg. En soms vraag je je af hoe zij aan een rijbewijs gekomen zijn. Dus laten we nu niet de Nederlanders opzadelen met steeds hogere eisen. Daarmee is de verkeersveiligheid ook niet altijd gebaat. Het gaat meer om gedrag dan om dat ene toetsmoment. Daarbij heeft het CBR jarenlang problematisch gefunctioneerd. Daarom is de heer Pechtold uiteindelijk juist aangesteld. Dat wil ik ook even in herinnering roepen.

Nederland is een duur land om je rijbewijs te halen. Het is ook een land waarin het moeilijk is om je rijbewijs te halen. Dat moet niet nog moeilijker worden. Het rapport-Roemer zal dat wel moeilijker en duurder maken. Dat hoeft van mij niet. De verkeersveiligheid kunnen we beter op een andere manier bevorderen, bijvoorbeeld door goede handhaving. Ik heb het voorbeeld van appen in de auto al genoemd.

Het klinkt heel stoer om allemaal voorstellen te gaan doen. We bespreken hier de prestatie van het CBR. Wij zijn niet de managers van het CBR. Wij zijn er om de prestaties van het CBR en de Minister te beoordelen, en niet om allerlei voorstellen te doen. Er zijn al karrenvrachten voorstellen. Daar wordt niemand beter van. In ons overbestuurlijke Nederland zitten wij hier niet om voorstellen te doen. Dat is helemaal niet zinvol.

En als ik al voorstellen moet doen – die heb ik ook wel gedaan – dan is het: neem meer rijinstructeurs aan. Werk over. Maak het aantrekkelijk om extra uurtjes te rijden. Beloon de mensen daar rijkelijk voor, zodat ze gestimuleerd worden om een extra dag te werken. Ga desnoods weekenddiensten draaien, zoals dat in ieder bedrijf ook normaal is. Dus ga met man en macht werken. Motiveer je werknemers om zo efficiënt mogelijk te werken.

Ik heb ook al aanbevelingen richting de rijscholen gedaan. Wees transparant, zodat de klant kan zien hoe een rijschool scoort. Zorg voor tevreden klanten – daar moeten de rijscholen natuurlijk zelf voor zorgen – en maak transparant hoe de prestaties zijn. Ik weet niet hoeveel voorstellen u nog wilt, maar dit vind ik haalbare voorstellen. Op de stoel van de bestuurder gaan zitten lijkt me sowieso niet erg bevorderlijk.

De heer Peter de Groot (VVD):

De heer Madlener steekt een heel verhaal af over het CBR, maar daar ging mijn vraag niet over. Mijn vraag ging over het totale systeem van het halen van een rijbewijs. Daar spelen de rijschoolhouders een belangrijke rol in. Die moeten daar ook hun verantwoordelijkheid in nemen. Alleen kenbaar maken hoe een rijschool presteert ... We zien nu inderdaad dat dit ervoor zorgt dat een op de twee onvoldoende geëquipeerd is om een rijbewijs te halen. Ik ben toch wel benieuwd hoe de heer Madlener aankijkt tegen de rol van de rijscholen in het systeem van het verbeteren en het daarmee ook wegwerken van de wachtlijsten voor een rijbewijs.

De heer Madlener (PVV):

Ja, dat is een hele algemene vraag: hoe kun je de rijscholen stimuleren om een beter product af te leveren? Het is toch een vrije markt. De rijscholen moeten dus zelf dat werk doen. Ze moeten dus van tevoren goed weten waar de leerling aan moet voldoen, maar ik denk dat heel veel rijscholen dat doen. Ik schrik niet van een slagingspercentage van 52. Ik denk dat dat 30 jaar geleden ook ongeveer zo lag. Ik weet niet hoe het in het buitenland is en of het daar veel beter is. Ik weet wel dat de eisen in het buitenland lager zijn. In Frankrijk zal het percentage, als je daar afrijdt, misschien hoger zijn, omdat de eisen veel lager zijn. Ik weet dus niet of 52 zo'n gek percentage is. Ik denk dat heel veel rijscholen het goed doen. Het zijn vrije ondernemers. Ze moeten klanten zoeken. Ik vraag me alleen af of de aspirant-leerling goed in staat is om de prestaties van de rijschool te beoordelen. Daar heb ik vraagtekens bij. Dat was vroeger zo en dat is nu nog zo. Dat slagingspercentage is daar belangrijk in. Ik denk dat een rijschoolhouder gemotiveerd is om een goede leerling examen te laten doen. Ik geloof niet dat het daar zo slecht is.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik wilde eigenlijk geen interruptie meer plegen, maar ik hoorde de heer Madlener opeens spreken over buitenlanders in auto's. Kan hij voor mij concreet maken welke problemen buitenlanders in auto's veroorzaken bij het CBR? Anders zou ik het waarderen als hij dat verwijt in ieder geval zou wegnemen, want volgens mij gaat het helemaal nergens over.

De heer Madlener (PVV):

Ik denk dat de heer De Hoop prima heeft begrepen dat ik bedoel dat Nederland geen eiland is en dat er heel veel buitenlandse kentekens op de Nederlandse wegen rijden. Als je in Polen je rijbewijs haalt, gaat dat even iets makkelijker dan in Nederland. In Frankrijk of misschien zelfs in België is je rijbewijs halen al veel makkelijker dan in Nederland. Het ging over het betoog van de heer Geurts over de verkeersveiligheid en het steeds maar opschroeven van die eisen, maar het heeft natuurlijk weinig zin als je het steeds maar moeilijker maakt om hier je rijbewijs te halen. Het is ook belangrijk dat jongeren hun rijbewijs kunnen halen en uiteraard dat ze veilig rijden. Ik constateer alleen maar dat waar ik woon bijna meer Polen dan Nederlanders rondrijden. We weten allemaal dat die toch iets makkelijker hun rijbewijs hebben gehaald dan Nederlanders.

De voorzitter:

Daarmee komen we aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik ga een kwartier schorsen, tot 17.40 uur. We gaan straks verder.

De vergadering wordt van 17.25 uur tot 17.44 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de Minister, die ik welkom heet. Dat had ik nog niet gedaan. Van harte welkom, ook aan de mensen die dit debat thuis volgen of ergens anders via de digitale mogelijkheden die we hebben. Het woord is aan de Minister.

Minister Visser:

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan alle collega's. Ik zei aan het begin dat het wel een man-vrouwtafel lijkt. We hebben nu een beetje de verhoudingen veranderd. We hebben aan deze kant een man meegenomen om de verhoudingen wat in balans te brengen.

Ik stel voor de beantwoording in vier blokken te doen, zodat de Kamerleden weten wanneer ze eventueel vervolgvragen kunnen stellen of interrupties kunnen doen. De blokjes zijn: het advies-Roemer, taskforce corona-achterstanden, stelsel medische geschiktheid en overig. Onder dat laatste blokje kan natuurlijk altijd heel veel vallen. Dan weten de Kamerleden waar zij aan toe zijn.

Het is goed om dit debat met elkaar te hebben. De heer Madlener zei dat hij vijftien jaar in de Kamer zit en weinig progressie ziet bij het CBR en dat we veel discussies met elkaar voeren. Ik heb samen met u in het verleden weleens dit soort debatten mogen voeren. Vanuit mijn kant zie ik dat er in de afgelopen jaren wel progressie is gemaakt als het gaat om de bereidheid vanuit de sector, de rijscholenbranche, om verbeteringen aan te brengen. Ik spreek uit eigen ervaring. Er is veel gesproken over verbeteringen in de rijscholenbranche, maar het was lastig om daarin een stap vooruit te zetten. Dat had ook te maken met de rijscholenbranche zelf. De heer Geurts of de heer De Groot vroeg naar de georganiseerdheid maar ook naar de bereidheid om met elkaar stappen te zetten.

Met het advies-Roemer ligt er nu een rapport dat wat mij betreft niet in de lade verdwijnt. We zullen in het vervolg, als een aantal zaken nader wordt uitgewerkt, vast discussies met elkaar hebben. Ik denk dat de heer Madlener daar een terecht punt aankaart. U zag dat ook in de debatten die u onderling met elkaar had in reactie op de heer Geurts, die een concrete suggestie deed om mee te nemen in de uitwerking van het adviesrapport-Roemer. Als je dingen uitwerkt, moet je heel goed de balans zoeken. Aan de ene kant draagt het bij aan de doelstelling, namelijk verbetering van de verkeersveiligheid en inzicht geven aan mensen die kiezen voor een rijschool. Anderzijds kan het voor extra bureaucratie zorgen, waar de heer Madlener voor waarschuwt. Daarom moeten we de balans zoeken in de uitwerking van het advies-Roemer. Het maakt uit hoe je dat precies gaat uitwerken om daarin een goede balans te vinden. In uw onderlinge debat werd dus eigenlijk al aangegeven waarnaar het zoeken is.

In reactie op mevrouw Hagen en de heer De Hoop: uiteraard zien we uw motie als ondersteuning om verder te gaan met de uitwerking van het advies-Roemer. We zijn de afgelopen periode begonnen met een aantal kortetermijndingen, heel concrete zaken. We hebben daar in de Kamerbrief toelichting op gegeven, ook naar aanleiding van de vraag van het CDA en de VVD wat je bijvoorbeeld met collegiale toetsing kunt doen en wat het CBR kan doen als het gaat om het onder de aandacht brengen van de top-10 van meest gemaakte fouten. Ook de RDW-toetsing op de dubbele bediening is een voorbeeld. Het zijn allemaal zaken die in gang zijn gezet. Maar de grote slag is – en dat is een punt uit het advies-Roemer: waar moet het nationaal leerplan aan voldoen, welke kaders geven we daarin mee en hoe moet daarin toezicht worden gehouden zonder dat je er een bureaucratie van maakt?

We zijn begonnen om die dingen verder uit te werken. «We» is in dit geval niet het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat alleen. «We» zijn in dit geval alle partijen inclusief de rijscholenbranche, die hier medewerking aan wil verlenen. In de komende periode willen we samen met hen een stappenplan maken waarbij je fasegewijs gaat implementeren. Voor heel veel van deze dingen zullen we de wet- en regelgeving moeten veranderen. We kijken nu wat we kunnen binnen het huidige wettelijke kader, om ervoor te zorgen dat je toch al stappen conform het gedachtegoed van de commissie-Roemer kunt zetten. Dan gaat het om de kwaliteit van het onderwijs, de kwaliteit van het examen, de kwaliteit van de instructeur en de kwaliteit van de rijschool. Mevrouw Hagen gaf terecht aan dat het onderwijs daarop moet letten, dat we de inhoud van het onderwijs vooral aan de vakspecialisten moeten overlaten en dat niet vanuit mijn stoel de inhoud moet worden bepaald. Ik ondersteun die hartenkreet zeer. We moeten juist zorgen dat de ruimte wordt gepakt voor al die partijen om hiervoor met een inhoudelijk voorstel te komen.

Ik zie de oproep van de heer Madlener vooral als: kijk nou niet naar stapeling op stapeling op stapeling, zodat je de concrete uitvoering alleen maar moeilijker maakt. Mevrouw Hagen sprak terecht over kwaliteit. We hebben niet voor niets een examen en het is niet voor niets gekoppeld aan verbetering van de verkeersveiligheid. Die hebben we hoog te houden. En ja, heer Madlener, het slagingspercentage is al jaren 50%. Dat vind ik dus niet erg ambitieus. Als je het hebt over kwaliteit van het onderwijs, zou het streven moeten zijn om het slagingspercentage omhoog te brengen. De heer Geurts gaf terecht aan: voor ieder procent verhoging van het slagingspercentage kom ik eigenlijk u tegemoet, want dan gaan die wachttijden naar beneden. Dat zorgt ervoor dat, zoals de heer Geurts terecht aangaf, er geen gebruik wordt gemaakt van examens voor mensen die er eigenlijk nog niet klaar voor zijn. Of je dan op het voorstel van de heer Geurts van een minimaal aantal lesuren komt, weet ik niet. Dat aantal verschilt per individu, werd terecht aangegeven. Ik zie de oproep van de heer Geurts wel als een gedachte om mee te nemen in het kader van de adviescommissie-Roemer. Wat zijn nou mogelijkheden om naar te kijken om prikkels in het systeem te brengen waardoor rijscholen gaan nadenken over de vraag of de betreffende kandidaat wel echt geschikt is? En waardoor de rijschoolhouder meer gaat willen dat de leerling die wordt opgegeven voor het examen, ook gaat slagen. Je hebt negatieve prikkels, maar wat mij betreft kun je ook kijken naar positieve prikkels. Een van de suggesties die het CBR zelf heeft gedaan, is om rijscholen die goed presteren voorrang te geven bij het inschrijven van hun kandidaten. Dat zijn dingen waarvan ik heb gezegd dat ik bereid ben om ernaar te kijken. Onze eerste verkenning is wel dat veel van deze dingen leiden tot aanpassing van wet- en regelgeving. Dan kom ik uiteraard ook met dit soort voorstellen naar u toe. Heel veel van dit soort dingen is dus niet morgen te implementeren. Die vragen echt die aanpassingen.

Maar ik wil dus zowel kijken naar positieve prikkels – ik denk dat die altijd stimuleren, want dan kun je mensen ook verleiden – als naar negatieve prikkels. Ik vind het belangrijk – de heer Madlener onderschreef dit – dat je ook de kwaden kunt weren. De adviescommissie-Roemer geeft ook het IBKI een nadrukkelijke rol als het gaat om het weren van rijinstructeurs die niet geschikt zijn. Mijn ambitie is om daar al eerder naar te kijken, juist omdat je wilt dat mensen niet door een rijschool misbruikt kunnen worden om snel geld te kunnen verdienen. Zo heb ik vooral ook de oproep van de heer Geurts om een minimumaantal lessen gehoord. Daarmee wordt geprobeerd iets van consumentenbescherming erin te voegen, om maar een duur woord te gebruiken.

Ik zal nu op de specifieke vragen ingaan, maar dit was even ter introductie. Ik denk dat ik hiermee een deel van de vragen van mevrouw Hagen en de heer De Hoop heb beantwoord over waar ik nu mee bezig ben. Een kortetermijnactie die we al hebben kunnen doen, hebben we in gang gezet met het CBR en de rijscholenbranche. Die staat ook in de kaderbrief en we kijken nu verder wat we binnen het huidige wettelijke kader nog kunnen doen. Daarnaast bereiden we ook het wettelijke kader voor voor een aanpassing die nodig is voor het nationale leerplan, de toetsing daarvan en het toezicht daarop, want dat vereist nogal wat WRM-aanpassing. Er staat nogal wat in wat uitgewerkt moet worden. Mijn voorgangster heeft gezegd dat het ministerie het volledig zal voorbereiden, zodat degene die de portefeuille mag gaan invullen, direct met de Kamer aan de slag kan om daar invulling aan te geven. Ik noem de collegiale toets RDW, de uitvoeringstoets op dubbele bediening en de bevoegdheidcheckers bij het IBKI, zodat je zelf kunt kijken of degene die jou rijonderwijs geeft, daadwerkelijk bevoegd is. We starten in november met een aantal proeftuinen. Ik heb mevrouw Hagen meerdere malen horen oproepen ook te kijken naar wat de uitvoering in deze aankan om ervoor te zorgen dat als we iets van het CBR, het IBKI of de RDW vragen, dit ook uitvoerbaar is binnen de tijd die gegeven wordt. We moeten ook kijken wat het aan financiën betekent. De heer De Hoop maakte daar een opmerking over en ook de heer Madlener vroeg nadrukkelijk naar de kosten van het rijonderwijs. Ook in de uitwerking van de adviescommissie-Roemer willen we dat de financiën, de uitvoerbaarheid en de juridische verankering op een rij worden gezet. We zijn ermee aan de slag, we gaan ermee aan de slag en ik stel voor dat we u eens in de zoveel tijd een brief zullen sturen over de verkeersveiligheid en u dan meenemen op een paar punten waarop we voortgang hebben geboekt. Dit zal een terugkerend onderwerp zijn waarover we u kunnen informeren.

De heer De Groot vroeg of ik aan de slag ga met de langetermijnactie. Ja. Dat is vooral de voorbereiding van de wet- en regelgeving die moet worden gedaan.

Ik ben al ingegaan op de vraag van de heer Geurts naar het minimumaantal lessen. Met de heer Madlener probeer ik te zoeken naar het voorkomen van onnodige bureaucratie. Dit is een optie die ik wil uitwerken, maar ik weet niet of dat de oplossing is. Wel heb ik uw oproep zo gehoord: dit is een van mijn suggesties die ik in het mandje wil leggen om ervoor te zorgen dat de branche verbetert.

Dan de vraag van de heer De Groot over de collegiale toetsing. Wij starten in november met die pilot. Die is toegespitst op het examen gereedverklaring van een leerling door een collega-instructeur. Dit met het oog op de hogere slagingspercentages die we willen realiseren. Het past ook in het advies van Roemer. We kunnen dan kijken hoe dit in de praktijk werkt en of dit voorstel past in het nationaal leerplan dat de commissie-Roemer heeft voorgesteld. Dit is een mooie pilot om te testen of hetgeen de heer Roemer heeft voorgesteld, in de praktijk uitvoerbaar is, een meerwaarde heeft en op welke manier, want zo wil ik hem ook zien. Eind december of misschien het voorjaar hebben we meer beeld bij die pilot. We willen die pilot gebruiken om te kijken wat het betekent qua tijd, geld, uitvoerbaarheid en benodigde aanpassingen van wet- en regelgeving. Ik kom dan vanzelf bij u terug. Ik zie dit proces als een terugkerend item bij de diverse verkeersveiligheidsdiscussies die we met elkaar hebben. Daar past het wat mij betreft goed in.

De heer Madlener vroeg of de slagingspercentages van de rijscholen openbaar zijn. Ja. Met de rijscholenzoeker van het CBR kunt u ze per woonplaats zien. Ik heb net even mijn eigen woonplaats ingetoetst om te kijken hoe de rijscholen daar scoren. Dat kan dus.

Dan is de vraag gesteld naar de koepelvorming in de rijscholenbranche. Ik geloof dat de heer De Groot ernaar vroeg. Zoals u zelf heeft kunnen lezen, is die met 20% zeer beperkt. Vanuit de partijen die georganiseerd zijn, weet ik dat er de nodige frustratie zit, omdat dit partijen zijn die graag verbetering in de branche willen realiseren en dat met een kleine club mensen moeten doen. In de afgelopen periode hebben ze hard gestreden om dat voor mekaar te krijgen. Ze zijn blij dat het rapport van de commissie-Roemer is verschenen, omdat dat een impuls is, nog los van hoe zij georganiseerd zijn, los of aangesloten bij een rijscholenbrancheorganisatie of hoe we dat precies moeten noemen, om de kwaliteit te verbeteren. Dat is ook waarom ze ooit zijn opgericht. Ik ben zeer positief gestemd als ik het vergelijk met een aantal jaren geleden. De energie is aanwezig om deze stap te kunnen zetten.

Dan de vraag van de heer Madlener om te kijken of Rijkswaterstaat staatsexamens of dergelijke wil afnemen. Ik denk dat we onze energie nu vooral moeten steken in het ervoor zorgen dat het CBR de taken kan uitoefenen. U gaf zelf al aan dat de directie is vervangen en er hard wordt gewerkt. In de afgelopen week mocht ik er ook komen kijken. Een van de vragen was wat er nu is gedaan en of er extra inzet wordt gepleegd. Het antwoord is ja. Er worden extra zalen gehuurd en er worden extra examinatoren ingezet, allemaal op vrijwillige basis. Er wordt aan het personeel gevraagd of het bereid is om op zaterdag extra inzet te plegen. Voor zover ik het tot op heden heb gezien en op basis van wat ik heb gehoord uit de gesprekken die door het ministerie met het CBR worden gevoerd, wordt alles op alles gezet om ervoor te zorgen dat we daar de boel weer op orde krijgen. U kunt ook in de maandrapportages zien dat die stappen langzaamaan worden gezet; het heeft ook even tijd nodig. Mijn energie is gericht op het CBR en ik zie weinig toegevoegde waarde om daar nog een tweede instantie bij te voegen. Laten we vooral met elkaar zorgen dat het CBR zijn taak kan uitvoeren. Dat voor wat betreft het advies-Roemer.

De heer De Hoop (PvdA):

Een positieve reactie van de Minister. Ik vraag mij nog wel iets af. Er is nog geen officiële kabinetsreactie geweest op het rapport-Roemer. Betekent uw beantwoording dat die voorstellen integraal worden overgenomen? Zo niet, waar voelt u zich dan nog beperkt? Zou dat dan komen door de demissionaire status? Voor de Partij van de Arbeid zou dat geen reden hoeven te zijn, met name door de motie van D66 en Partij van de Arbeid. Ik wil even concreet horen of het nu echt integraal overgenomen wordt.

Minister Visser:

Er moeten een aantal zaken uit dat advies-Roemer verder worden geconcretiseerd. In mijn reactie op de heer Madlener gaf ik al aan waar wij naar moeten kijken bij de uitwerking van het adviesrapport-Roemer, namelijk om bureaucratie te voorkomen. Dat hoort bij die uitwerking. Als u vraagt of ik me geremd voel, is het antwoord nee, maar ik zie wel dat we te maken hebben met verschillende spelers in deze sector. De vraag is nu wie welke rol op korte termijn en op langere termijn gaat vervullen. Dat behoeft enige uitwerking. Daar is gewoon even tijd voor nodig. In het adviesrapport-Roemer wordt ook gezegd dat het minimaal drie jaar duurt voordat de CCA er staat. Wat mij betreft belet dat ons niet om in de tijd daarvoor iets te doen. Dan moet je stappen zetten die nu binnen het wettelijk kader kunnen. Je wil het wettelijk kader ook gaan aanpassen, conform het adviesrapport-Roemer. Of dan alles een-op-een wordt overgenomen, ... Het kan best zijn dat we in de uitwerking tot de conclusie komen dat we bepaalde aanbevelingen net op een andere manier uitwerken. Maar je hebt wel even tijd nodig om dit uit te werken met de sector.

Dus ja, het adviesrapport-Roemer is wat mij betreft de basis om de uitwerking te gaan starten. Bij de invulling daarvan, ook van de CCA, in een wettelijk kader en ook de financiering ervan, hebben we wel te maken met het demissionair zijn van dit kabinet, want het kost gewoon ook geld en dat moet beschikbaar worden gesteld.

De heer De Hoop (PvdA):

Dit is voor mij nog wel een beetje een zorg. De Minister geeft nu een aantal redenen aan. Er zou ook een kabinetsreactie kunnen zijn over hoe wij hier nu mee omgaan. Wat de Partij van de Arbeid betreft moeten we nu volle bak op de uitvoering gaan zitten. Ik snap dat er wat betreft de financiering en de wettelijke kaders dingen zijn die u nu niet aankunt, maar dat kan dan wel in een kabinetsreactie. Ik doe wel een oproep om als kabinet aan te geven wat u wel of niet doet. Geef dat ook aan ons als Kamer aan. Dan weten wij ook waar wij aan toe zijn. Wij doen die oproep als Partij van de Arbeid, en ik zie mevrouw Hagen van D66 ook knikken, om het op die manier op te pakken.

Minister Visser:

Laat ik het zo zeggen: ik voel me niet geremd door het demissionair zijn, want dat was uw vraag. Nee. Dat speelt wel bij de financiën, maar dat heeft de vorige Minister ook aangegeven. Dit moet worden uitgewerkt en dat heeft financiële consequenties die zij niet voor haar rekening kon nemen, en ik ook niet in die rol, omdat dat niet past binnen de huidige begroting. Dat moet worden uitgewerkt.

U moet mijn antwoord zo zien dat het bij de uitwerking best zo kan zijn dat je tot de conclusie komt dat sommige dingen in het advies-Roemer beter te organiseren zijn op een andere manier. Dat klinkt heel erg cryptisch, maar er staan bijvoorbeeld bepaalde bevoegdheidsverdelingen in het advies-Roemer. Het kan best zijn dat we in de uitwerking tot het oordeel komen dat we het net even iets anders doen; minder bureaucratisch, de oproep van de heer Madlener.

Ik wil de Kamer daar graag in meenemen, zoals ik al zei. Wat mij betreft nemen we dit mee in de reguliere terugkoppeling over verkeersveiligheid. Ik wil de ruimte om daarnaar te kunnen kijken. Daarom zijn we nu bezig met de branche. In de vorige brief stond dat er een begeleidingsgroep is ingesteld om het adviesrapport-Roemer te kunnen volgen. We zijn nu werkgroepen gestart met alle organisaties om de verschillende onderwerpen die in het rapport-Roemer staan, de vier thema's, met elkaar uit te werken. Ik zou u willen vragen om even ruimte te geven aan de uitvoeringsorganisatie om te kijken of dit werkbaar is, zoals mevrouw Hagen ook aangaf, of dat het praktischer is om her en der dingen aan te passen.

Zo zie ik ook uw oproep, als u vraagt of ik dit allemaal een-op-een ga overnemen. Ik zeg dat dit de basis is. Geef ook de uitvoering de ruimte om te kijken of men op die basis ook tot een andere oplossing kan komen die precies hetzelfde effect heeft en waar iedereen ook achter staat. Die ruimte moet u ook geven. Dat zou mijn oproep aan u zijn. Dan gaan wij aan de slag om te kijken welke wet- en regelgeving sowieso moet worden aangepast. Je wil gaan kijken naar een nationaal leerplan. Je wil de bevoegdheid van rijinstructeurs in kunnen trekken. Dan is gewoon aanpassing van wetgeving nodig, nog los van wie het mag doen, IBKI of CCA. Hoe dan ook zal die wet moeten worden aangepast. Zo zie ik mijn rol op dit moment, om voor te bereiden hoe de wet moet worden aangepast om dat doel te realiseren. Wie het dan vervolgens allemaal gaat uitvoeren en wanneer, dat is de conclusie die we moeten gaan trekken als we met de partijen om de tafel gaan zitten en tot concrete voorstellen komen.

De heer De Hoop (PvdA):

Afrondend, voorzitter. Voor mij kan waar u naartoe werkt nog concreter worden door sommige dingen ook op te richten. Laat ik als voorbeeld noemen dat je bij de wetgeving voor de voorbereiding voor de Curriculumcommissie Autorijonderwijs een stap verder kan gaan dan de Minister nu aangeeft. Mijn oproep zou zijn om die ruimte te pakken. Ik begrijp de zoektocht, maar ik wil ertoe aanzetten om net dat stapje meer te zetten.

Minister Visser:

Laat ik het zo zeggen: ik deel het. Mijn eerste punt was al: waarom kunnen we niet nu al bevoegdheden intrekken van rijinstructeurs? Als je het hebt over belangrijke stappen, is het dat je juist de rotte appels wilt kunnen weren. Daar is gewoon aanpassing van wet- en regelgeving voor nodig. Op die manier kijk ik er ook naar: wat kan ik nu al binnen het wettelijk kader doen? We hebben nog geen CCA. Als we iets willen, zal ik samen met IBKI of het CBR moeten kijken wat we nu al kunnen doen. Wat betreft de uitvoering moet de uitvoeringsorganisatie dat wel aankunnen en ook kunnen aangeven op welke wijze zij dat kunnen. Ik snap uw oproep. Zoals ik al zei: niets liever dan een aantal hele concrete acties doen. We bereiden ook wetgeving voor, om te kijken wat we kunnen. Geef ook even de ruimte aan het CBR, aan IBKI en aan al die andere partijen, om te kijken wat zij vooruitlopend op de CCA alvast zouden kunnen doen, want dit vraagt ook wat van hen.

U stelt terecht vragen over hoe het functioneert, ook bij het CBR. Dat geeft aan dat zij daar ook keuzes in moeten maken, om te kijken of zij dat op de juiste manier kunnen invullen. De komende drie jaar is de CCA er nog niet, dat geeft ook Roemer aan. In de tussentijd wil ik wel dat we iets verzinnen wat nu al werkbaar is, zodat we nu al een aantal stappen kunnen zetten.

Ik stel voor dat wij in een volgende brief gewoon weer een update geven van de stappen die wij hebben gezet, hoe we dat aanpakken, en uiteraard komt wet- en regelgeving vanzelf naar u toe.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de leden of zij hier vragen over hebben. Dan komen we toe aan het volgende blok, onder andere over corona.

Minister Visser:

Ja. Ik kom bij de taskforce als het gaat om de aanpak van examens, zowel theorie als praktijk. Mevrouw Hagen, de heer Madlener en de heer De Hoop vroegen daarnaar. Eigenlijk heeft iedereen dat aan de orde gesteld. Echt complimenten voor wat het CBR de afgelopen periode heeft gedaan, zoals het aannemen van extra examinatoren en mensen die met pensioen zijn gegaan weer terughalen, zoals de heer De Hoop al zei. Het is heel fijn dat zij bereid waren om dat te doen. De afgelopen periode is de opleiding voor examinatoren weer gestart. In september zijn er 36 nieuwe examinatoren gestart met de opleiding. In november en oktober, dus nu, starten er ook weer nieuwe klassen. Als het goed is, hebben we dan in december een nieuwe lichting examinatoren die dan van start kan gaan met het afnemen van praktijkexamens. Vervolgens zullen er hopelijk in de volgende periode ook meer mensen beschikbaar komen om deze mooie baan te kunnen vervullen.

Daarnaast hebben we de pilot collegiale toetsing die in november start, waarover CDA en VVD een motie hadden ingediend. Dat kan ook helpen, in die zin dat je ervoor zorgt dat mensen die klaar zijn voor het examen daar ook komen. Dat kan dus ook bijdragen aan hogere slagingspercentages. We hebben ook de openingstijden van de theorie-examens verruimd. De heer Madlener vroeg daarnaar. De examens zijn ook in het weekend en in de avonduren. Er zijn extra zalen gehuurd, ook vanwege de coronamaatregelen, om ervoor te zorgen dat mensen hun theorie-examen kunnen doen. Datzelfde geldt voor de praktijkexamens. De openstelling van de praktijkexamens is ook verruimd, zowel in de avonduren als in het weekend. Als u vraagt of het CBR zich in mijn ogen maximaal heeft ingespannen, dan is mijn beeld op dit moment: ja.

De heer De Hoop vroeg volgens mij terecht aandacht voor de werkdruk bij de mensen. Zij voelen de spanning. Examinatoren werken met een jonge doelgroep. Zij zitten toch bij elkaar in de auto in coronatijd. Wij vragen wel wat van de examinatoren om die extra stap te zetten. In coronatijd hebben we dus heel veel van deze organisatie gevraagd. Wij hebben dat ook begin dit jaar gedaan, in een tijd waarin nog niet alle vaccinaties volledig rond waren. Het is terecht dat de heer De Hoop daar aandacht voor vraagt. Ik vind het bijzonder dat mensen ook ongevraagd zeggen: ik ben bereid om mijn weekend op te geven om te kijken wat ik nog extra kan doen.

De heer Geurts vroeg in dat kader: kun je niet een aantal van de dingen die examinatoren nu doen, overdragen aan een rijinstructeur? Ik denk dat dit niet verstandig is, omdat je dan echt mensen over de kling gaat jagen. Men krijgt dan het idee dat men productiewerk moet gaan leveren. U hebt gezien wat de marges zijn als het gaat om het afnemen van examens. Het is natuurlijk ook een rol van de examinator om een kandidaat gerust te stellen. Ik mocht tijdens mijn werkbezoek even kort bij een tussentijdse toets staan. Dat mocht niet bij een echt examen, want dan wordt iemand misschien helemaal zenuwachtig. Dan zie je ook wat zo'n examinator doet. De examinator stelt iemand gerust. Het is toch spannend. Hoe ga je daarmee om? Ik vind dat dit bij de professionaliteit van een examinator hoort. Die moeten we hem of haar ook gunnen. De heer Geurts heeft in dit debat meerdere suggesties gedaan om te kijken wat we kunnen doen, maar in deze omarm ik het advies van het CBR om dat niet te doen.

In dat kader vroeg de heer De Hoop naar de werkdruk. Gemiddeld acht tot negen examens. In de cijfers kunt u wellicht zien dat het CBR aan zijn mensen heeft gevraagd om in de zomermaanden vakantie te nemen, zo van: er is veel gevraagd van jullie, maar zorg dat je in de zomermaanden ook rust neemt. Daardoor zijn minder examens afgenomen. Dat kunt u ook zien in de cijfers. Volgens mij is het wel terecht vanuit de werkgeversrol van het CBR, om ervoor te zorgen dat mensen hun rust kunnen nemen. Ook hier geldt de afspraak dat overwerk conform de cao wordt betaald.

Dan waren er een paar vragen van de heer De Hoop, maar onder andere ook van het CDA en de VVD, over de noodmaatregelen. Een aantal van u zei: dat zou u niet moeten willen. Dat deel ik volledig. Door de toenmalige Minister van Nieuwenhuizen is gevraagd om uw motie aan te houden, omdat wij het ook allemaal niet willen. U heeft gezien dat het tot op heden niet nodig is. Gezien de cijfers zoals ze er nu uitzien, zal het ook niet nodig zijn. U krijgt de cijfers per maand, zodat u het kunt zien en volgen. Als dit zo doorgaat, dan hoeft het niet, maar het is wel noodzakelijk dat we daar een vinger aan de pols houden. Volgens mij willen we immers geen van allen die maatregelen invoeren.

Wat hebben we daarover afgesproken? De heer Geurts vroeg daar ook naar. Bent u bereid om de Kamer te informeren als u daartoe overgaat? Ja, uiteraard. Dat hebben we volgens mij ook al eerder met elkaar afgesproken, want het zijn ingrijpende maatregelen die we nemen. Alles is erop gericht om dat dus niet te doen. Ik kan op dit moment niet bij voorbaat aangeven dat het echt niet gaat gebeuren. Dat is geen onwil. Op dit moment geven de cijfers er geen aanleiding toe, maar ik weet niet wat er misschien nog gaat gebeuren met corona. Dat weten we geen van allen. U hebt echter kunnen zien dat al uw inspanningen richting het ministerie en het CBR ter harte zijn genomen en dat er met volle vaart aan is gewerkt om ervoor te zorgen dat de noodmaatregelen niet ingevoerd hoeven te worden.

De voorzitter:

De heer Geurts van het CDA heeft daar een vraag over. Daarna is er ook een vraag van de heer Madlener en de heer De Hoop.

De heer Geurts (CDA):

De oplossing die ik de vorige keer heb aangedragen en waar ik vandaag aan refereerde, was ook een noodmaatregel om de noodmaatregelen die bedacht waren te verzachten. Het gaat mij nu om het volgende. We worden geïnformeerd, maar gebeurt dat op het moment dat de noodmaatregelen al worden ingesteld of krijgt de Kamer nog de kans om te discussiëren over de vraag of de noodmaatregelen überhaupt moeten worden ingezet?

Minister Visser:

Volgens mij heeft mijn voorgangster al aan u toegezegd dat er met de Kamer van gedachten wordt gewisseld voordat een maatregel wordt geëffectueerd; juist vanwege de impact die dit heeft. U kunt zich daar dan over uitspreken.

Er gebeurt het volgende. Er wordt voor gezorgd dat de examencapaciteit en het slagingspercentage worden verhoogd. De heer Madlener noemde een wachttijd van zeven weken. Ik vind die wachttijd nog veel te lang. We moeten er echt met elkaar voor zorgen dat het CBR het maximale kan doen om de examencapaciteit te verhogen. Het tweede is het verhogen van de slagingspercentages, want daar zit echt de winst; als je van winst kan spreken in dit soort gevallen. Hierdoor zorg je ervoor dat er kortere wachttijden zijn, waardoor mensen sneller aan de beurt komen. Daar is alle inzet op gericht. Als dat niet meer kan en we daar maximaal op hebben ingezet, dan komen deze tijdelijke noodmaatregelen aan de beurt. Maar ik kom eerst bij uw Kamer terug voordat deze worden ingezet.

De heer Madlener (PVV):

Het CBR moet dus alle zeilen bijzetten. Dat is terecht, gezien de wachtlijsten. Dat snap ik. Ik ben blij dat ze dit ook doen door middel van extra weekenddiensten, avonddiensten, op vrijwillige basis en uiteraard tegen een goede beloning. Dat is dus goed om te horen. Nu zie ik echter ook dat in deze heel drukke tijd van het inlopen van wachtlijsten, allerlei proeftuinen worden begonnen. In november beginnen die proeftuinen met het tussentijds aanbieden van rijproeven, tweede praktijkexamens en assessments zes maanden na het behalen van het rijbewijs. Het zijn allemaal prachtige plannen, maar ik vraag me af of het een goede timing is om dat nu te doen, nu het zo ontzettend druk is.

Ik had ook een tweede vraag. Kan de Minister even specifiek aangeven over welke noodmaatregelen het nu gaat? Dat is niet helemaal helder voor mij.

Minister Visser:

Dit zijn ook dingen die uit het adviesrapport-Roemer komen. Uw Kamer heeft een motie aangenomen en gezegd: full swing ahead. Net werd door de heer De Hoop aangegeven: voel u niet belemmerd. Dit werd gesteund door de andere indiener van de motie, mevrouw Hagen. Dus ja, daar zijn we dus mee bezig. Deze dingen zijn ook juist gericht op het uiteindelijk verhogen van het slagingspercentage. Dat is wel een communicerend vat: aan de ene kant wordt de examencapaciteit verhoogd en aan de andere kant worden de slagingspercentages verhoogd. Dus ja, we zijn daarmee bezig. De pilots zijn bedoeld voor hetgeen we kunnen doen binnen het huidig wettelijk kader. Vervolgens kunnen we ervan leren voor als het uiteindelijk daadwerkelijk in wet- en regelgeving moet worden geïmplementeerd of als bijvoorbeeld bevoegdheden moeten worden gegeven aan het nog op te richten CCA. Ik denk dus dat het goed is. Ik denk dat de branche dit ook wil, omdat je daarmee in een korte klap vooruitgang kunt boeken, zonder afhankelijk te zijn.

De tijdelijke noodmaatregelen gingen bijvoorbeeld over het afschaffen van de faalangstexamens. Een van de tijdelijke noodmaatregelen was om die dan voorlopig niet te doen. Het niet doen van de tussentijdse toets was ook een van de noodmaatregelen. Er was er nog een. Ja, precies, dat je niet meer met 17,5 jaar, maar met 18 jaar examen mag doen. Deze drie noodmaatregelen waren afgesproken. Als je het faalangstexamen niet doet, dan leidt dat tot een één week kortere reserveringstermijn. Ik denk dat de heer De Hoop terecht aangaf dat we dat niet moeten proberen, want je wil juist dat die mensen worden gerustgesteld. Meneer Madlener, u vindt die KPI van zeven weken nog niet voldoende ambitieus. Deze KPI is nog niet gerealiseerd en die gaan we begin volgend jaar ook nog niet realiseren. Volgens mij moeten we proberen om die ene week op een andere manier te realiseren, zodat die KPI van zeven weken uiteindelijk kan worden gehaald.

De heer Madlener (PVV):

Ik ben deels tevreden met het antwoord. De noodmaatregelen die ik net hoorde, lijken me heel vervelend. Die moeten we vooral niet doen als het niet hoeft. Ik zie echter wel dat ze in de proeftuinen die in november van dit jaar beginnen, dus volgende maand, beginnen met een tweede praktijkexamen zes maanden na het behalen van het rijbewijs. Dat heeft dus niks te maken met slagingspercentages. Dit is een toets die je na je slagen doet. Dat verhoogt dus de werkdruk. Het lijkt me daarom niet verstandig om dat nu te gaan invoeren. Dit is misschien een kleinigheid. En daarbij komt dat een slagingspercentage van 52% betekent dat je gemiddeld in twee keer afrijden slaagt. Zelf ben ik ook in twee keer geslaagd – de heer Geurts pas na vijf keer, heb ik begrepen – dus eigenlijk is dat ook weer niet zo slecht. Ook ik ben natuurlijk voor het verhogen van het slagingspercentage, maar zo erg klinkt het ook weer niet. In twee keer slagen is niet zo slecht.

De heer Geurts (CDA):

Even een klein puntje van orde. De heer Madlener heeft daar met mij niet over gesproken. Als hij dat had gedaan, dan had hij gehoord dat ik in één keer geslaagd was. Maar dat zegt voor de rest helemaal niks. Ik hoop dat hij dit even corrigeert.

De heer Madlener (PVV):

Waarvan akte. Ik verzon die vijf keer ook ter plekke. Ik vond het gewoon leuk om het even te zeggen. En er zijn genoeg mensen die in vijf keer slagen, dubbel zo blij zijn met hun rijbewijs en daarna nooit een ongeluk veroorzaken. Ik gun iedereen zijn rijbewijs, voorzitter.

Minister Visser:

Laten we hier geen bekentenissen doen over hoe vaak men erover heeft gedaan om het rijbewijs te halen. Dan moet ik namelijk ook iets gaan zeggen. Ik hoor tot die groep van vijf, vandaar. Maar daarna ben ik van autorijden gaan houden. Dus het is zoals de heer Madlener zei: je leert het, vervolgens haal je je examen en dan pas ga je echt de weg op en word je ook bekwaam in het autorijden.

Dan wil ik doorgaan, voorzitter, want dit was vooral ...

De voorzitter:

Bijna, want er is nog een vraag van de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik heb nog een vraag over de noodmaatregelen. Wij hebben daar een uitgebreid debat over gevoerd met uw voorganger. Daar kwam één noodmaatregel uit, over de faalangstexamens, waarvan wij in de commissie breed zeiden: dat moet je echt niet willen. U gaf die week aan. Ik durf echt wel in twijfel te trekken of dat überhaupt werkt qua doelmatigheid, omdat juist die faalangstexamens helpen om dat slagingspercentages hoger te laten worden. De Partij van de Arbeid vindt het echt belangrijk om de toezegging te krijgen dat wat er ook gebeurt, die faalangstexamens echt niet een noodmaatregel zijn die aangegrepen wordt. Dat zou volgens mij echt een uitzondering moeten zijn. De Partij van de Arbeid, D66, de SP, het CDA en de SGP hebben de vorige keer al een motie aangekondigd en hebben die toen aangehouden. Ik denk nu dat we toch wel zover zijn dat wij dit met z'n allen kunnen concluderen. Ik zou heel graag die toezegging van de Minister krijgen.

Minister Visser:

Ik heb in mijn beantwoording aangegeven hoe ik er zelf in zit. Ik snap uw oproep, maar ik wil dit ook even met het CBR kunnen toetsen. Ik vind het ook mijn rol en mijn verantwoordelijkheid om te kijken wat dit betekent, ook voor de uitvoering. Ik heb u meer dan gehoord; laat ik het zo zeggen. Ik heb aangegeven wat dit doet in reserveringstermijnen en ook mijn persoonlijk oordeel daarover gegeven. Een week, ik weet niet of dat opweegt tegen ... precies wat u zegt. Maar als het CBR zegt dat het noodmaatregelen heeft waar het totaal niet toe wil overgaan, maar dat het die wel moet hebben voor als de nood echt aan de man is, dan wil ik ook die ruimte kunnen bieden aan het CBR om daarover met voorstellen te komen. Zij zijn met deze drie voorstellen gekomen. Ik heb uw oproep gehoord. Ik stel voor daar wellicht even in tweede termijn op terug te komen, want ik vind dat ik even serieus van het CBR moet kunnen horen wat dit dan betekent. Persoonlijk heeft u mijn oordeel gehoord. Het is niet voor niks dat deze voorstellen op tafel zijn gekomen, maar ik heb u gehoord.

Dan wil ik doorgaan naar de vragen die gesteld zijn – het was er eigenlijk maar eentje – over de medische rijgeschiktheid of ongeschiktheid en hoe wij dat stelsel kunnen verbeteren. Ik weet dat daar in de afgelopen periode veel over is gediscussieerd. Er zijn ook meerdere moties over ingediend, onder andere door de heer Stoffer en de heer Geurts, en er lopen ook onderzoeken. U heeft in de stukken kunnen zien dat de Nationale ombudsman op dit punt suggesties heeft gedaan en in ieder geval heeft aangegeven wat hij hoort. U heeft ook kunnen zien dat wij met een brede publieksconsultatie een aantal dingen hebben getoetst als het erom gaat hoe wij dat stelsel zouden kunnen verbeteren, met leeftijdsgrenzen en dergelijke. Daar komen we allemaal op terug, maar ik denk dat het wel alvast een goed beeld geeft over hoe de mensen over de voorstellen denken.

Dan de Gezondheidsraad. Die vragen wij altijd om advies als het gaat om voorstellen in het kader van de medische keuring. Mevrouw Hagen zei daar iets over. In het voorjaar heb ik u geïnformeerd over het punt van autisme en rijgeschiktheid. Op 1 juli is dat geëffectueerd, maar we moeten nog wel met het CBR onderzoeken hoe we de werkwijze voor de psychiaters meer kunnen standaardiseren. De bevoegdheid om daarnaar te kijken is daar gelegd, maar er is ook behoefte om te kijken of je daar niet een meer gestandaardiseerde werkwijze uit kunt destilleren om ervoor te zorgen dat we dat op een goede manier doen. Er bestaat op dit moment al een checklist voor risicofactoren. We kijken nu of de checklist voldoende als middel kan worden gehanteerd om de werkwijze te standaardiseren en of we geen vragen stellen die echt niet nodig zijn. Dat is een van de dingen die worden gedaan.

Het andere punt waar we naar kijken, zijn de kosten: wat moet je daarvoor betalen, wat wordt het tarief dat voor de keuring wordt betaald? Men mag bijvoorbeeld geen indirecte tijd rekenen. Ik moet met de Nationale Zorgautoriteit bespreken hoe we dat gaan doen. We proberen de kosten zo laag mogelijk te houden. Dat betekent dat de Nationale Zorgautoriteit een uitspraak moet doen over de tarieven en over wat je wel en niet mag meerekenen in zo'n tarief. Dat maakt dat we daar niet eerder dan dit najaar richtinggevende uitspraken over kunnen doen, zodat we in het voorjaar bij u terug kunnen komen. Ik zie mevrouw Hagen nadenken.

De voorzitter:

Toch een vraag van mevrouw Hagen. Het mag ook altijd nog in de tweede termijn.

Mevrouw Hagen (D66):

Het gaat er vooral om dat er in die hele brief alleen maar staat wat we nog gaan doen. Dat geldt ook voor de aanbevelingen. Als het een halfjaar duurt voordat er een gesprek gevoerd wordt en als er al een heel concrete checklist is, denk ik: het kan toch wel iets sneller. Uiteindelijk betekent het een jaar onduidelijkheid voor de doelgroep, een doelgroep die juist heel veel duidelijkheid nodig heeft. Vandaar mijn oproep. Ik ga het volgen. Ik zie de vastberadenheid in de ogen van de Minister. Ik denk dat het goed gaat komen.

Minister Visser:

Met mevrouw Hagen als degene die daar achteraan zit, moet dat helemaal goedkomen. Ik denk dat we dit voorjaar sowieso discussiëren over hoe we het stelsel willen inrichten en onder welke voorwaarden. Dat wordt een belangrijke stap, maar dan loop ik al op wat zaken vooruit.

Ik kom inmiddels bij het blokje overig. De heer De Groot vroeg naar het intrekken van de lesbevoegdheid. U heeft gezien dat de heer Roemer daarvoor pleit. De heer De Groot vroeg waarom dat niet vanzelfsprekend is. Dat was ook een van mijn vragen: wat kunnen we doen met mensen die willens en wetens misbruik maken van het stelsel? Er is gekozen voor een periodieke screening. Er moet een vog worden overgelegd als iemand instructeur wil worden of als iemand zijn instructeurschap na vijf jaar wil verlengen. De huidige wet kent de mogelijkheid om de WRM-pas ongeldig te verklaren als uit een onderzoek blijkt dat iemand niet bekwaam is. Alleen heeft IBKI hiervoor een melding van de politie of van de ILT nodig. Dan kan overgegaan worden tot intrekking. Dat is waarschijnlijk waarom u vroeg waarom het soms zo lang duurt. Dat zit in het feit dat men melding moet krijgen, dan het onderzoek moet verrichten en dan pas de bevoegdheid kan intrekken. Ik vroeg mezelf ook al af hoe we dit proces kunnen versnellen. Je wilt immers niet dat mensen die misbruik maken van het stelsel of aantoonbaar onbevoegd zouden moeten zijn, nog rijonderwijs geven.

De voorzitter:

Daarover is een vraag van de heer De Groot.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik ben uiteraard blij met dit antwoord van de Minister. Het gaat om de rijbevoegdheid van rijinstructeurs die er een potje van maken, zou je kunnen zeggen. Maar mijn vraag ging ook over rijinstructeurs die misschien wel een delict hebben gepleegd. Dan is het eigenlijk nog wat ernstiger. Dan zou je het ook per direct willen. U zei zelf al dat er een melding van de politie of van de rechter, de rechtspraak, voor nodig is om die rijbevoegdheid te kunnen intrekken. U laat het open, want het zit in het rapport-Roemer en u moet daar nog mee aan de slag. Maar ik zou het morgen geregeld willen hebben. Dat begrijpt u. Kunt u iets specifieker zijn over het vervolgtraject dat daaraan vastzit? Zit dat in het reguliere traject van het rapport-Roemer, dat u heeft beschreven, of gaat u daar eerder naar kijken?

Minister Visser:

Het rapport-Roemer geeft heel nadrukkelijk de aanbeveling aan IBKI om dit te gaan doen. Ik gaf al aan dat ik persoonlijk vind dat dit er echt eentje is waarbij we moeten kijken naar versnelling. Daar is echter wetgeving voor nodig. Ik ga toch ook een oproep aan u doen. U heeft in 2018 het wetsvoorstel WRM behandeld, waar de intrekking van de bevoegdheid in zat als men het examen niet haalde. Dat is met een amendement uit het wetsvoorstel gehaald. Ik kijk in die zin naar de Kamer: het zat dus in het wetsvoorstel, maar het is er uiteindelijk uit gehaald. Ik heb u dus nodig als we dit soort wetsvoorstellen gaan indienen. We moeten dan ook met elkaar bereid zijn om die stap te zetten. Ik realiseer me heel erg goed dat er angst is bij rijinstructeurs dat ze hun werk kunnen kwijtraken, bijvoorbeeld als je niet voor je herhaalexamen slaagt. Ik snap die angst ook. Het is immers je beroep, je brood. Maar als we met elkaar deze slag willen maken, moeten we bereid zijn om dit soort stappen te zetten. Vandaar dat ik zei: de vorige WRM heeft het niet gehaald op dit punt. Ik denk dat dat de reden is waarom u later geen voorstellen meer heeft gezien in dezen. Maar hiervan heb ik in ieder geval gevraagd of we kunnen versnellen, zodat we kunnen kijken naar het punt waarvan u zei dat het echt aantoonbaar is dat iemand misbruik maakt van het stelsel. Ik ben in ieder geval bereid om te kijken of we dat kunnen versnellen. Alleen denk ik dat het wel een wetgevingstraject behoeft, en dan kijk ik ook naar u. We zijn van elkaar afhankelijk, dus we hebben met elkaar de inhoudelijke discussie.

Dan de heer Madlener. Hij vroeg: kan het niet naar drie weken, want ik vind het veel te lang duren. Uiteraard geldt nu de zeven weken. Als de rust is wedergekeerd bij het CBR, gaan wij natuurlijk met het CBR kijken of het korter kan. Dat zal wel consequenties hebben, want het betekent waarschijnlijk dat er meer mensen of meer examinatoren moeten komen. Dat heeft te maken met het aantal mensen dat er kan werken binnen de begroting. Het zal dus consequenties met zich meebrengen. Kortere termijnen betekenen meer kosten, dus dan gaat het rijbewijs ook weer duurder worden. U gaf zelf aan dat u het al te duur vindt. Dat wordt dus de balans zoeken met elkaar hoe we dat op een goede manier doen. Ik vraag u nu om te helpen om, samen met de directie die nu bij het CBR zit, zaken op orde te krijgen. Ik zie daar, naast een goede intentie, ook resultaten. Dat kunt u gewoon zien in de maandrapportage. Dat vraagt ook de nodige aandacht van de directie. Laten we dus koersen op die zeven weken. Dat wordt al uitdagend genoeg als je de achterstanden ziet, die ingelopen moeten worden. Mevrouw Hagen noemde de getallen al. Dat vraagt echt wat van de organisatie.

De heer De Groot vroeg naar de expatregeling. De heer Geurts had er in eerdere debatten ook al naar gevraagd. Iedereen die voldoet aan de kenniswerkersregeling kan zijn of haar rijbewijs direct laten omzetten. Er wordt dan inderdaad niet gekeken naar de afkomst van de persoon of het rijbewijsstelsel van het land van herkomst. Als je voldoet aan de regeling krijg je automatisch de omzetting. De vraag was of daarop teruggekomen kon worden voor de begrotingsbehandeling. Ik zie in mijn papieren staan dat we er voor het commissiedebat Verkeersveiligheid van 2 december bij u op terugkomen. Ik kijk even opzij naar de medewerkers of er voor de begrotingsbehandeling iets over te zeggen valt. We komen daar in de tweede termijn even op terug. Dan kan men even checken of dat überhaupt te realiseren is.

Volgens mij heb ik alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de leden. Anders kunnen ze nu in tweede termijn de vraag nog eens stellen. U hebt allen twee minuten. Die mag u gebruiken, maar het hoeft niet. Het is helemaal aan u. Ik geef als eerste het woord aan de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik wil namens de Partij van de Arbeid en ik denk namens iedereen nadrukkelijk alle mensen bij het CBR bedanken die de afgelopen tijd heel erg hard hebben gewerkt om zo veel mogelijk voor elkaar te krijgen in deze moeilijke tijd. Ik denk dat de Minister mooi omschreef hoe het in coronatijd soms best spannend en risicovol kon zijn. Ik denk dat het goed is om gezegd te hebben.

De heer De Hoop (PvdA):

Het rapport-Roemer en de faalangstexamens zijn voor de Partij van de Arbeid heel belangrijk. Daarom wil ik wel graag een tweeminutendebat achter de hand houden, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden die de heer De Hoop uitspreekt over de medewerkers van het CBR. We zijn hier best weleens kritisch in de Tweede Kamer, maar we mogen ook wel complimenten uitdelen. Ook de woorden die de Minister sprak richting de CBR-medewerkers wil ik dus ondersteunen.

De Minister had het misschien zelf niet door, maar ik vond het wel mooi dat er een bepaalde drieslag in haar betoog zat over kwaliteit, verkeersveiligheid en consumentenbescherming. Ik denk dat we die rondom dit thema maar eens moeten vasthouden. Ik zou zeggen: ga zo door.

De voorzitter:

De heer De Groot, VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook van mijn zijde dank aan de Minister voor de beantwoording. Ik sluit me aan bij de complimenten voor het CBR, zeker.

Ik wil nog even heel kort ingaan op de WRM. U zult zeker de VVD aan uw zijde vinden als u met een wetsvoorstel komt dat gaat over rijinstructeurs die niet meer in de auto mogen zitten, bijvoorbeeld omdat ze een delict hebben begaan, iets ernstig hebben gedaan of hun vak niet serieus nemen. U zult zeker de VVD aan uw zijde vinden als u met een wetsvoorstel daarover komt. Wat wij niet zouden willen, is dat er een soort spanning komt op die herexaminering voor rijinstructeurs. Daar zit zeker wel verschil in. Dit gaat echt over de koppeling aan delicten, aan rechtspraak, politie. Dan hoort een rijinstructeur gewoon niet meer in de auto, zeker niet bij mensen die hun rijbewijs willen halen. Dat wilde ik nog even aanvullen.

Verder heb ik geen inbreng in de tweede termijn. Hartelijk dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Hagen van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Voorzitter. Ook namens D66 veel dank aan de Minister voor de toezeggingen en de bereidwilligheid om steeds die uitvoeringstoets te blijven doen, zeker ook bij het CBR. Ik denk dat dat een heel goede benadering is van het uitstorten van regels die wij hier in de Kamer maken en die ook het kabinet formuleert. Uiteraard ook veel dank aan mijn medecommissieleden. Ik denk dat we op deze manier gezamenlijk toch een slag slaan in de verkeersveiligheid. Dat mag ook weleens gezegd worden.

De voorzitter:

Daarmee kom ik bij de heer Madlener van de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Ik zal me daarbij aansluiten, voorzitter. Ik vond de Minister ook geruststellend wanneer het ging over de bureaucratie: niet te veel op laten lopen. Het is namelijk heel aantrekkelijk om hier allerlei oplossingen te gaan bedenken, maar het gaat om de uitvoerbaarheid. Het is hier vaak makkelijk gezegd hoe het allemaal moet, maar in de praktijk zitten er vaak meer haken en ogen aan. Het voorbeeld dat de Minister gaf van de Kamer die het er een paar jaar geleden zelf uit amendeerde spreekt natuurlijk boekdelen. Zo makkelijk is het allemaal niet. Iemands broodwinning afnemen is nogal vergaand. Op dat punt vond ik de Minister verstandig, terughoudend, maar ook enthousiasmerend genoeg naar het CBR. Volgens mij heeft ze heel goed door dat het halen van het rijbewijs zeer belangrijk is voor een individu, maar ook voor Nederland als geheel. Ik heb er vertrouwen in. Ik hoop dat dit een nieuwe start is en we over een paar jaar dat CBR niet constant meer op de agenda hebben staan. Ook complimenten aan de medewerkers van het CBR die echt hun schouders eronder hebben gezet. Ga zo door.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik even naar de Minister om te zien of zij direct door kan gaan met de beantwoording. Dat is het geval. Het woord is aan de Minister.

Minister Visser:

Voorzitter. Goed dat er in alle bijdrages ook nog even stilgestaan werd bij de medewerkers van het CBR. Het is meer dan terecht dat eenieder daar complimenten voor geeft.

In dat kader was er de vraag van de heer De Hoop. Ik gaf aan dat ik het zou checken bij het CBR. Dat hebben we gedaan. Ze willen dit echt eerst bespreken. Uw vraag is in de tussentijd even gecheckt. U heeft al een tweeminutendebat aangevraagd. Dan hebben we ook even de tijd om het met ze te bespreken. Ik ga ervan uit – ik kijk even naar de griffie – dat niet direct volgende week het tweeminutendebat wordt ingepland, zodat we even de tijd hebben om hiernaar te kijken. Ik vind dit belangrijk. Daarom hebben we specifiek aan ze gevraagd wat dit betekent.

Dan was er de vraag over het Reglement rijbewijzen. We kunnen een stand van zaken op het dossier geven voor de begrotingsbehandeling. Dat heb ik net even gecheckt. Wat betekent het als je dat op een andere manier gaat doen? Daar loopt dus een onderzoek naar. Dat duurt wel wat langer. Daarom was het idee om u daar op een later moment over te informeren. Maar ik stel voor gewoon de stand van zaken aan u mee te geven, zodat u die kunt betrekken bij de begrotingsbehandeling.

Volgens mij waren dat de concrete vragen die nog openstonden.

De voorzitter:

Goed. Dan komen we daarmee bij de toezeggingen. Die controleer ik altijd als voorzitter om te zien of iedereen daar hetzelfde beeld bij heeft.

  • De Minister komt in een reguliere voortgangsbrief nadrukkelijk terug op de voortgang van de kortetermijnacties die volgen uit het advies-Roemer. De vraag is even of dat is voor het commissiedebat Verkeersveiligheid op 2 december 2021.

Minister Visser:

Ja, als er iets te melden is zal ik het daarin melden. Het is op 2 december, dus ik hoop dat er dan weer iets meer voortgang is.

De voorzitter:

Helder. Dan spreken we dat in ieder geval af.

  • De tweede toezegging is: de Minister stuurt in het voorjaar 2022 de resultaten van de pilot over collegiale toetsing naar de Kamer. Dat is een toezegging aan de heer De Groot.

Er is een tweeminutendebat aangevraagd door De Hoop van de PvdA-fractie. Nou kunnen wij aangeven dat het debat plenair ingepland kan worden, maar we gaan niet over de plenaire agenda. Wanneer gaat de Minister de brief sturen over de vraag van de heer De Hoop? Dat kunnen we dan misschien meegeven aan de plenaire Griffie.

Minister Visser:

Dat kan ik niet beoordelen. Voor het zomerreces, zegt de heer Geurts. Hij maakt een grapje. U bent voorzitter, voorzitter. Ik moet er echt even naar kijken. Ik hoor «een paar weken».

De voorzitter:

Laten we aangeven dat we hopen dat die binnen een week of twee wel naar de Kamer komt. Dan geven we in ieder geval mee dat het niet direct ingepland kan worden. Anders zou het zomaar al volgende week kunnen zijn. Daarom geef ik dat even mee.

Minister Visser:

Ik denk dat we bij de begrotingsbehandeling moeten kijken of we er dan meer over weten te zeggen.

De voorzitter:

Die noteren we dan ook als toezegging, fluistert de griffie mij nog even in. Ik denk dat dat verstandig is. U gaat het proberen, geeft u aan. Helder.

Dank u wel. Dan komen we daarmee aan het einde van de beantwoording van de Minister in tweede termijn. Ik sluit dit debat, maar niet nadat ik iedereen nog een heel gezegende avond wens. Het ga u allen goed.

Sluiting 18.40 uur.

Naar boven