29 023 Voorzienings- en leveringszekerheid energie

31 574 PKB Randstad 380 kV verbinding Haarlemmermeer Oost

Nr. 216 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2017

Met de motie van de leden Dik-Faber en Van Tongeren (Kamerstuk 34 199, nr. 69) heeft uw Kamer de regering verzocht om bij het uitwerken van de uitkoopregeling voor woningen onder hoogspanningsverbindingen ook alternatieven voor de uitkoop van de woningen, zoals het ondergronds brengen of het verplaatsen van hoogspanningsverbindingen, te onderzoeken en te beoordelen op onder meer de kostenefficiëntie en de ruimtelijke inpassingsmogelijkheden. In mijn brief van 2 december 2015 (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 201) heb ik aangegeven op welke wijze ik aan deze motie uitvoering wilde geven. Hierbij informeer ik uw Kamer over de onderzoeksresultaten (zie ook het onderzoeksrapport in de bijlage1).

Achtergrond en aanpak alternatievenonderzoek

In mijn brieven van 16 april 2013 en 3 juli 2014 (Kamerstuk 31 574, nrs. 29 en 36) heb ik het kader geschetst van mijn beleid ten aanzien van het wonen onder bestaande hoogspanningsverbindingen. Dit beleid bestaat uit een tweetal samenhangende sporen. Binnen bevolkingskernen maak ik het mogelijk dat hoogspanningsverbindingen onder de grond kunnen worden gebracht, op initiatief van de gemeente en/of de provincie. Dit wordt bewerkstelligd met het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), dat ik op 8 december 2016 aan uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 34 627, nr. 2). Buiten bevolkingskernen is het in beginsel niet kostenefficiënt om hoogspanningsverbindingen onder de grond te brengen. Ook is het om net-technische redenen veelal niet mogelijk om hoogspanningsverbindingen van 220 kV en 380 kV onder de grond te brengen. Daarom heb ik voor deze situaties de Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding (kortweg: de uitkoopregeling) ingesteld. Deze regeling maakt het mogelijk dat eigenaren van woningen die loodrecht onder een hoogspanningsverbinding gelegen zijn, als zij dat willen, hun woning verkopen aan de gemeente, op kosten van het Rijk. Deze regeling is per 1 januari 2017 in werking getreden en heeft een looptijd van vijf jaar. Deelname aan de regeling is geheel vrijwillig.

Zoals ik in mijn brief van 2 december 2015 heb aangegeven (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 201), is het doel van het alternatievenonderzoek geweest om kostenefficiënte en ruimtelijk inpasbare maatregelen in beeld te brengen, als alternatief voor de uitkoop van de woningen die onder de reikwijdte van de uitkoopregeling vallen. Onder kostenefficiëntie wordt in dit verband verstaan dat de uitvoering van de alternatieve maatregel niet meer kosten met zich meebrengt dan de kosten die gemaakt worden bij de uitkoop van woningen die zich loodrecht onder het betreffende gedeelte van de hoogspanningslijn bevinden. Het alternatievenonderzoek is in opdracht van mij uitgevoerd door de netbeheerders TenneT en Liander. Beide organisaties zijn beheerder van de hoogspanningsverbindingen waarop het onderzoek zich richt. Het onderzoek is begeleid door een ambtelijke commissie, waarin de betrokken gemeenten en het Platform Hoogspanning zitting hadden, onder voorzitterschap van het Rijk.

Door TenneT en Liander zijn op basis van kengetallen allereerst generieke berekeningen gemaakt van de kosten van alternatieve maatregelen. Deze kosten zijn vergeleken met de eveneens berekende kosten van uitkoop van de betreffende woningen. Op deze wijze zijn alle hoogspanningstracés waar zicht was op een kostenefficiënt alternatief geïnventariseerd. In overleg met betrokken gemeenten is vervolgens besloten ten aanzien van welke hoogspanningstracés er nader onderzoek plaats diende te vinden. Dit nader onderzoek richtte zich op het beter in beeld krijgen van de kosten van alternatieve maatregelen en de technische en ruimtelijke consequenties ervan. Het nader onderzoek startte met een gezamenlijke workshop tussen netbeheerder en gemeente, waarin onder meer de concrete ruimtelijke situatie en specifieke beoordelingscriteria en aandachtspunten besproken werden. De resultaten van het nader onderzoek zijn in een afzonderlijke rapportage aan de betreffende gemeente voorgelegd.

Resultaten alternatievenonderzoek

Ten aanzien van twaalf hoogspanningstracés is door de netbeheerders, in overleg met de betrokken gemeenten, nader onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheid om alternatieve maatregelen te treffen. Uit dit nader onderzoek is naar voren gekomen dat het voor zeven tracégedeelten technisch realiseerbaar en kostenefficiënt lijkt te zijn om de hoogspanningsverbinding te verplaatsen of onder de grond te brengen. Bij twee tracégedeelten zijn de kosten van het treffen van alternatieve maatregelen ongeveer even hoog geraamd als de kosten van uitkoop van de woningen. Voor drie tracés lijkt het niet kostenefficiënt om alternatieve maatregelen te treffen.

Op basis van de rapportage van de netbeheerders is door de betrokken gemeenten een afweging gemaakt in hoeverre het uitvoeren van de beschreven alternatieve tracémogelijkheden ruimtelijk en maatschappelijk kansrijk en wenselijk is. In de praktijk is het namelijk lang niet overal even gemakkelijk om een hoogspanningslijn te verplaatsen en/of onder de grond te brengen, zonder dat andere woningeigenaren, gebouw- en/of grondeigenaren daar hinder van ondervinden (bijvoorbeeld doordat de hoogspanningsverbinding boven of dicht in de buurt van hun gebouwen komt te hangen). Het uitvoeren van alternatieve maatregelen kan in dergelijke gevallen met name tot het verplaatsen van het probleem leiden en niet tot het oplossen ervan.

De uiteindelijke keuze tot het treffen van alternatieve maatregelen ligt bij de gemeenten, binnen de technische en financiële kaders die door de netbeheerders en mijzelf zijn aangegeven. Op dit moment zijn vier gemeenten voornemens om op basis van het nader onderzoek de mogelijkheid van het uitvoeren van één of meerdere alternatieve tracémogelijkheden verder te onderzoeken. Dat wil zeggen dat deze gemeenten een haalbaarheidsonderzoek willen laten verrichten naar de concrete uitvoerbaarheid van de beschreven alternatieven voor de betreffende hoogspanningstracés. Zes gemeenten zien af van verder onderzoek, omdat zij geen ruimtelijke mogelijkheden of voordelen van het alternatief zien. Twee gemeenten verwachten later dit voorjaar een beslissing te nemen.

In mijn eerder genoemde brief van 2 december 2015 (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 201) is aangegeven dat de resultaten van het alternatievenonderzoek gevalideerd zouden worden door middel van een second opinion. Door de begeleidingscommissie is besloten af te zien van een generieke second opinion, gezien het vertrouwen dat er is in het door TenneT en Liander uitgevoerde onderzoek. Bovendien worden de haalbaarheidsonderzoeken naar de concrete uitvoerbaarheid van de alternatieve tracémaatregelen, die bij vier gemeenten plaatsvinden, uitgevoerd door onafhankelijke bureaus. Op grond daarvan kunnen deze onderzoeken ook als een second opinion beschouwd worden.

Het wetsvoorstel voortgang energietransitie ligt momenteel ter behandeling bij uw Kamer (Kamerstuk 34 627). Aanpassing van de wet is van belang omdat gemeenten op dit moment de kosten van het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek en eventuele vervolgstappen volledig voor eigen rekening moeten nemen. Op grond hiervan kan verwacht worden dat weinig tot geen gemeenten daadwerkelijk tot uitvoering zullen overgaan van alternatieve maatregelen, zolang het wetsvoorstel niet van kracht is. Het is de bedoeling dat gelijktijdig met de vaststelling van het wetsvoorstel per algemene maatregel van bestuur geregeld wordt dat de kosten voor de uitvoering van alternatieve tracémaatregelen bij uitkoopsituaties (inclusief voorbereidend onderzoek) door de netbeheerders voor 90% ten laste gebracht kunnen worden van de transporttarieven voor elektriciteit, zoals ik heb aangegeven in mijn beantwoording van schriftelijke vragen over het wetsvoorstel (Kamerstuk 34 627, nr. 12). Het financiële aandeel van gemeenten wordt dan beperkt tot 10% van de kosten.

Gevolgen voor woningeigenaren

Het onderzoek naar alternatieven voor de uitkoopregeling heeft geen opschortende werking (gehad) voor deelname aan de uitkoopregeling. Ook eigenaren van woningen onder hoogspanningslijnen waar onderzoek naar alternatieve maatregelen plaatsvindt, kunnen wat mij betreft gebruik maken van de uitkoopregeling. Voor deze aanpak heb ik gekozen gezien de verwachtingen die de afgelopen jaren bij woningeigenaren zijn gewekt.

Als besloten wordt tot de uitvoering van alternatieve maatregelen voor uitkoop, hoeft de woonbestemming van eventueel aangekochte woningen niet komen te vervallen. Aangekochte woningen kunnen door de gemeente doorverkocht worden aan geïnteresseerden (waarna verrekening met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland plaatsvindt). De huidige woningeigenaren zijn door mij en de gemeente op de hoogte gesteld van de uitvoering van het alternatievenonderzoek en de mogelijke consequenties daarvan voor de hoogspanningsverbinding.

Inmiddels begint de uitvoering van de uitkoopregeling op gang te komen. In het eerste kwartaal van 2017 zijn bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland zes aanvragen voor aankoop van een woning ingediend. Op basis van een inventarisatie onder gemeenten is de verwachting dat er in geheel 2017 ongeveer 100 woningen door gemeenten aangekocht zullen worden. In totaal vallen circa 400 woningen onder de reikwijdte van de uitkoopregeling.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven