Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2016
Tijdens het VAO Laaggeletterdheid op 25 juni 2015 (Handelingen II 2014/15, nr. 10, item 4) heeft het lid Van Meenen (D66) twee moties ingediend die door uw Kamer zijn aangenomen
(Kamerstuk 28 760, nrs. 40 en 41). De eerste motie heeft betrekking op aandacht voor de bestrijding van digitale laaggeletterdheid
met het verzoek het actieprogramma «Tel mee met Taal» op dit punt aan te vullen. De
tweede motie vraagt om het ontwikkelen van een lange termijnaanpak voor de bestrijding
van laaggeletterdheid. In deze brief informeer ik u hoe ik uitvoering geef aan deze
moties.
Geletterdheid omvat meer dan alleen taal. Het betreft luisteren, spreken, lezen, schrijven
en gecijferdheid en in dat kader ook het gebruik van alledaagse technologie om te
communiceren en om te gaan met informatie. Om volwaardig aan de samenleving te kunnen
deelnemen is beheersing van alle aspecten van geletterdheid in toenemende mate een
vereiste.
Informatie kunnen lezen, begrijpen en toepassen zijn voorwaarden om digitale toepassingen
te kunnen gebruiken, maar dit vraagt ook specifieke digitale vaardigheden. Dit begint
al in de kinderleeftijd. In dit verband verleent mijn ministerie sinds 2008 steun
aan het programma Mediawijzer.net, met als doel de mediawijsheid van kinderen en jongeren
(0–18 jaar) te bevorderen. Aan dit netwerk nemen inmiddels meer dan 1.000 organisaties
deel. Deze steun zet ik ook de komende jaren voort.1 Daarnaast ondersteun ik het digitale hulpplein (www.digitaalhulpplein.nl). Dit plein biedt onder andere een hulplijn en een zoekfunctie naar oefenlocaties
voor hulp met computers en internet.
Het actieplan «Tel mee met Taal» (Kamerstuk 28 760, nr. 39) van de Ministeries Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Sociale Zaken en Werkgelegenheid
en Volksgezondheid, Welzijn en Sport richt zich op alle aspecten van laaggeletterdheid,
waarbij aangesloten wordt bij concrete leervragen, zoals bijvoorbeeld het op orde
brengen van financiën of digitale belastingaangifte.
Naar aanleiding van de motie over digitale laaggeletterdheid heb ik besloten om meer
aandacht te besteden aan digitale vaardigheden in het programma «Tel mee met Taal».
Ik zal bij de verdere uitwerking van de actielijnen in het programma de versterking
van digitale vaardigheden expliciet opnemen. Bij de uitwerking van actielijn 4 (experimenten)
zal ik in reactie op deze motie deskundige partijen op het gebied van digitale leermiddelen
en vaardigheden oproepen om projecten aan te dragen. Voor de zomer van 2016 stel ik
een regeling vast om deze projecten te stimuleren en ondersteunen. Denk hierbij aan
vernieuwende projecten gericht op laagdrempelige digitale leermiddelen om zowel digitale-
als taalvaardigheden te oefenen en programma’s in het PO en VO om digitale vaardigheden
bij kinderen te verbeteren. De pilots gaan in 2016 van start.
In de actielijnen 1 (lokale netwerkaanpak) en actielijn 3 (leesbevorderingsprogramma
«Kunst van Lezen» uitgevoerd door de Koninklijke Bibliotheek en de stichting Lezen)
richten we ons overigens al op alle basisvaardigheden die onderdeel uitmaken van geletterdheid,
waaronder ook digitale vaardigheden. Bij de intake van cursisten van Taal voor het
Leven kan bijvoorbeeld een digimeter worden afgenomen. Mensen die moeite hebben met
digitale vaardigheden worden doorverwezen naar een cursus in de buurt die aansluit
op hun leerbehoefte. De cursussen waar via Taal voor het Leven naar doorverwezen wordt,
zetten vaak digitale leermiddelen in, zoals de online leeromgeving van oefenen.nl.
Het programma «Tel mee met Taal» (2016–2018) is onderdeel van mijn structurele inzet
voor de aanpak van laaggeletterdheid in Nederland. Daarom zijn hiervoor ook structureel
middelen opgenomen op de begroting van mijn ministerie. De aanpak van laaggeletterdheid
is immers een kwestie van lange adem. Ik beschouw de motie die vraagt om een lange
termijnaanpak als een steun in de rug om hier actief vorm aan te geven. Op basis van
de evaluatie van het programma «Tel mee met Taal» in 2018 wordt duidelijk welke onderdelen
van het programma effectief zijn, welke nieuwe uitdagingen er zijn en hoe gemeenten,
werkgevers en taalaanbieders hun rol en verantwoordelijkheid in de aanpak van laaggeletterdheid
het beste kunnen vervullen. Op basis van de resultaten zal ik besluiten op welke wijze
de aanpak van laaggeletterdheid een goed vervolg kan krijgen. Dát er een vervolg moet
komen staat echter voor mij buiten kijf.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker