28 760 Meerjarenplan Alfabetisering

Nr. 52 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2015

Op 6 maart jl. heb ik u, samen met de Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, het actieprogramma «Tel mee met Taal» toegezonden. Met vele betrokken partijen in het hele land delen wij het gevoel van urgentie dat een structurele verbetering van de taalvaardigheid van kinderen, jongeren en volwassenen noodzakelijk is. Voldoende taalvaardigheid draagt namelijk aantoonbaar bij aan goede prestaties in het onderwijs, betere kansen op de arbeidsmarkt en gezond oud worden.

Tel mee met Taal is een programma voor gemeenten, scholen, aanbieders van taaltrajecten, vrijwilligersorganisaties, werkgevers en andere maatschappelijke organisaties. We ondersteunen hen met bewezen effectieve methoden, kennis en expertise om taalachterstanden bij kinderen aan te pakken, het lezen te bevorderen en laaggeletterdheid te voorkomen en bestrijden. Zo kunnen alle betrokkenen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan de doelstellingen van het programma: tussen 2016 en 2018 één miljoen kinderen bereiken met leesactiviteiten en minstens 45.000 volwassenen laten deelnemen aan een taaltraject waarmee zij hun basisvaardigheden en maatschappelijke participatie aantoonbaar verbeteren.

Hiermee is Tel mee met Taal een katalysator voor de inspanningen die reeds worden geleverd binnen de vroeg- en voorschoolse educatie (vve), het funderend onderwijs, het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) en de volwasseneneducatie (ve). Tijdens het algemeen overleg over het actieprogramma op 4 juni jl. heeft het lid Straus verzocht om de rol van het onderwijs in de aanpak van taalachterstanden en het voorkomen van laaggeletterdheid te expliciteren.1 Daarnaast verzocht het lid Jadnanasing om effectieve instrumenten voor leesbevordering in het mbo aan te bieden.2 Met deze brief geef ik uitvoering aan deze moties. Tevens geef ik met deze brief invulling aan mijn toezegging om u mede namens de Staatssecretaris nader te informeren over de activiteiten op het gebied van taal in het onderwijs: van de vve tot de universiteit.

1. Vooraf

De taalbeheersing van Nederlandse jongeren behoort tot de hoogste ter wereld. Zo scoren Nederlandse vijftienjarigen blijkens het PISA-onderzoek (2012) aanzienlijk boven het OESO-gemiddelde op leesvaardigheid. Uit het PIAAC onderzoek (2013) bleek bovendien dat voor wat betreft taalvaardigheid Nederlanders tussen de 16 en 24 jaar alleen Japanse leeftijdsgenoten voor zich moeten laten gaan.3

Deze goede resultaten zijn in belangrijke mate de verdienste van ons onderwijs. Van de peuterspeelzaal tot en met de universiteit werken docenten en onderwijsondersteuners hard aan het verder verbeteren van de basisvaardigheden van kinderen en jongeren. Het kabinet schept hiervoor de randvoorwaarden, vanuit het besef dat taal- en rekenvaardigheden essentieel zijn voor economische zelfstandigheid en volwaardige maatschappelijke participatie.

De goede scores in internationaal vergelijkend onderzoek zijn echter geen reden om achterover te leunen. Integendeel, om onze koppositie in de wereld te behouden, is blijvende ambitie nodig. De samenleving doet namelijk een steeds groter beroep op de taalvaardigheid van burgers. Het onderwijs heeft hierin een belangrijke verantwoordelijkheid.

Tegelijk is een goede basis in het onderwijs niet altijd voldoende om laaggeletterdheid op latere leeftijd te voorkomen. Zo is de laaggeletterdheid onder 16 tot 24 jarigen met 5% bijvoorbeeld laag, maar neemt deze – net als in andere landen – toe naarmate mensen ouder worden. Het is dus belangrijk om zowel het niveau waarmee Nederlandse jongeren het onderwijs verlaten verder te verhogen als volwassenen te stimuleren om hun vaardigheden op peil te houden. Het programma «Tel mee met Taal» helpt hierbij, onder meer met activiteiten gericht op leesbevordering en leesplezier bij kinderen en de ondersteuning van een laagdrempelig, kwalitatief goed cursusaanbod voor volwassenen.

Onze inzet op de verdere kwaliteitsverbetering van het onderwijs en onze aanpak van taalachterstanden en laaggeletterdheid zijn dus nauw met elkaar verbonden en liggen in elkaars verlengde. In deze brief ga ik in op de inzet van het onderwijs bij het voorkomen van taalachterstanden en beschrijf ik hoe we met «Tel mee met Taal» deze inspanningen ondersteunen en waar nodig verder versnellen.

2. Taal in de vve, het funderend onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs

Sinds de invoering van de referentieniveaus voor taal en rekenen in 2010 weten alle docenten in elk onderwijstype naar welk niveau ze toewerken en waar ze op verder kunnen bouwen. De doorlopende leerlijnen taal en rekenen die zijn ontstaan, zorgen er bovendien voor dat het onderwijsresultaat van de ene sector beter aansluit op dat van de andere.

De referentieniveaus helpen onderwijsinstellingen om heldere doelen te stellen, en dragen er aan bij dat leerlingen met een taalachterstand gericht kunnen toewerken naar het minimaal vereiste niveau om goed voorbereid te zijn op de volgende fase in hun schoolloopbaan of op instroom op de arbeidsmarkt. Met de invoering van de referentieniveaus en het periodiek meten van de voortgang van leerlingen kan bovendien goed worden gevolgd of leerlingen een taalachterstand hebben en daarmee een groter risico lopen om op latere leeftijd laaggeletterd te raken.

Laaggeletterden beheersen de Nederlandse taal op of onder het eindniveau van het basisonderwijs (1F). Dit niveau is onvoldoende om volwaardig maatschappelijk actief te zijn. Via het onderwijs zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren tenminste referentieniveau 2F behalen. Dit is het vereiste niveau voor een startkwalificatie en het eindniveau van het vmbo en mbo-opleidingen op niveau 1,2 en 3.

Voor- en vroegschoolse educatie

Het tegengaan van laaggeletterdheid op latere leeftijd begint al bij de voorschoolse leeftijd. Om kinderen met (een risico op) een taalachterstand een goede start te laten maken in hun (school)loopbaan is de afgelopen jaren daarom ingezet op verhoging van de kwaliteit van vve. Zo ontvingen de G37 gemeenten van 2012 tot en met 2015 jaarlijks € 95 miljoen om de kwaliteit van de vve te verbeteren. Ook zijn bestuursafspraken gemaakt over onder meer ouderbetrokkenheid, kwaliteitszorg en het vergroten van het aantal hbo-geschoolde medewerkers.4 Dit heeft volgens de Inspectie van het Onderwijs geleid tot een significante kwaliteitsstijging, hetgeen ook blijkt uit de recente evaluatie van de Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie.5 6

In de G86 zijn reeds extra middelen vrijgemaakt om het taalniveau van medewerkers voor de relevante onderdelen voor de uitoefening van hun beroep te verhogen naar referentieniveau 3F. Ook is uw Kamer recent geïnformeerd over het voornemen om als eis op te nemen in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie dat medewerkers in de vve voor de relevante onderdelen tenminste over taalvaardigheid op niveau 3F beschikken.7 Daarnaast wordt ingezet op meer hbo-opgeleide beroepskrachten in de vve. Zo kan een verdere kwaliteitsverbetering worden gerealiserd.

Primair onderwijs

Op dit moment haalt het grootste deel van de basisschoolleerlingen aan het eind van groep 8 referentieniveau 1F voor zowel lezen (92%), taalverzorging (96%) als rekenen (90%).8 Dit is een positief resultaat gezien de inschatting van de commissie Meijerink in 2009 dat destijds het niveau 1F haalbaar zou zijn voor 75% van de leerlingen.9

Maar hiermee zijn we er nog niet. Daarom worden gemeenten ondersteund om (onderwijs)achterstanden aan te pakken, bijvoorbeeld via vroegschoolse educatie voor leerlingen in klas 1 en 2 van het basisonderwijs. Ook zijn er in alle leerjaren schakelklassen waarin leerlingen met een taalachterstand gedurende één jaar intensief taalonderwijs volgen in een kleine groep, om hen tot het juiste niveau te brengen.

Hiernaast ontvangen basisscholen voor achterstandsleerlingen via de gewichtenregeling aanvullende middelen om extra taalonderwijs te bieden. Scholen die onderwijs verzorgen aan tenminste vier nieuwkomers kunnen bovendien extra middelen krijgen om via aanvullende lesprogramma’s extra ondersteuning te bieden bij het leren van de taal. Tot slot kunnen leerlingen die aan het eind van de basisschool een taalachterstand hebben, deelnemen aan een «kopklas», een extra schooljaar met intensief onderwijs om hen een goede start te geven in het voortgezet onderwijs.

Voortgezet onderwijs

Door ervoor te zorgen dat zo min mogelijk jongeren het basisonderwijs verlaten met een te laag taalniveau, krijgen leerlingen een goede startpositie om hier in het voortgezet onderwijs op verder te bouwen. Het minimaal vereiste eindniveau voor het voortgezet onderwijs is 2F voor het vmbo, 3F voor havo en 4F voor vwo. Sinds het schooljaar 2014–2015 zijn de examens Nederlands afgestemd op deze referentieniveaus. De niveaus worden getoetst en het cijfer telt mee voor het behalen van het diploma.

De verbetering van het taalonderwijs vraagt een grote inspanning van scholen en docenten, vooral in gebieden waar het aantal leerlingen met een achterstand relatief groter is. Maar het is een inspanning die loont. Daarom ondersteunen we scholen hier zoveel mogelijk bij. Zo ontvangen middelbare scholen en scholen in het praktijkonderwijs die relatief veel leerlingen uit achterstandswijken hebben, extra financiële middelen. Daarnaast zetten we in op verbetering van het taalniveau van docenten en worden scholen ondersteund bij het verbeteren van taalonderwijs via bijvoorbeeld het Steunpunt Taal en Rekenen.10

Middelbaar beroepsonderwijs

Het middelbaar beroepsonderwijs heeft de plicht om het taalniveau van jongeren op mbo-niveau 2 en 3 tenminste te onderhouden op niveau 2F. Sinds dit studiejaar wordt het niveau in mbo 2- en 3-opleidingen verplicht geëxamineerd en telt het resultaat mee voor het behalen van een diploma. Voor de entreeopleiding geldt ook referentieniveau 2F, maar zal een extra inspanning moeten worden geleverd wanneer studenten onder dit niveau aan de entree-opleiding beginnen. Voor de entreeopleiding is verplichte examinering en het meetellen van het resultaat voorzien vanaf schooljaar 2016–2017.

Van studenten op mbo 4-niveau wordt verwacht dat zij tenminste niveau 3F bereiken. Dit staat gelijk aan het eindniveau van het havo en is vereist om in het hbo te kunnen instromen. Sinds vorig schooljaar wordt dit niveau bij studenten op mbo 4-niveau getoetst en tellen de resultaten daarvan ook mee voor het behalen van het diploma.

Het mbo levert een forse inspanning om de taalvaardigheid van jongeren te verbeteren. Zo organiseren verschillende roc’s combinaties van beroepsonderwijs en extra taalondersteuning via bijvoorbeeld de volwasseneneducatie voor deelnemers met een taalachterstand en nieuwkomers. Ook in de entree-opleiding is veel aandacht voor taalverwerving.

De inzet van het mbo is niet zonder resultaat gebleven. De taalvaardigheid, waaronder de leesvaardigheid, van mbo-gediplomeerden heeft de afgelopen jaren een duidelijke stijging laten zien.11 Ik blijf de komende jaren inzetten op de ondersteuning van scholen bij het verbeteren van hun taalonderwijs via bijvoorbeeld het Steunpunt taal en rekenen mbo. Samen met het funderend onderwijs wordt zo in het mbo de basis gelegd voor een leven lang taalvaardigheid. Dit is de beste waarborg tegen laaggeletterdheid.

Hoger onderwijs

In het hoger onderwijs komt laaggeletterdheid onder studenten gelukkig weinig voor, maar heeft het op peil houden en verder verbeteren van de taalvaardigheid van studenten wel volop aandacht. Hbo-instellingen en universiteiten hebben een verantwoordelijkheid om de taalvaardigheid van studenten te blijven bevorderen en stimuleren. Veel instellingen voeren een actief taalbeleid. Zo leggen alle eerstejaars studenten van de Vrije Universiteit aan het begin van hun studie een taaltoets af en krijgen zij bij een lage score een bijspijkercursus aangeboden. Ook doen hoger onderwijsinstellingen een extra inspanning om anderstalige studenten via NT-2 aanbod, online cursussen of taalmaatjes snel op het vereiste niveau van de Nederlandse taal te brengen.

Goed taalvaardige studenten kunnen niet alleen hun medestudenten helpen, maar zij kunnen ook worden ingezet als voorlezer in laagtaalvaardige gezinnen. Ook kunnen zij worden getraind als taalmaatje voor volwassen nieuwkomers en laaggeletterden. Daarnaast werken hoger onderwijsinstellingen mee aan het ontwikkelen van lesmethoden voor laagtaalvaardige volwassenen en dragen zij met onderzoek bij aan het verwerven van kennis over effectieve methoden om de doelgroep te bereiken.

3. Verbinding met «Tel mee met Taal»

Het actieprogramma «Tel mee met Taal» bevat maatregelen waarmee ik samen met de Staatssecretaris en mijn collega’s van SZW en VWS de inspanningen voor taalvaardigheid in het onderwijs ondersteunen en waar mogelijk aangejaag. Dit doen we samen met onder meer bibliotheken, gemeenten en verschillende maatschappelijke organisaties. Hiernaast bevat «Tel mee met Taal» maatregelen waarmee volwassenen die ondanks de inzet van het funderend onderwijs toch over onvoldoende taalvaardigheid blijken te beschikken, of bij wie deze vaardigheden op latere leeftijd zijn afgenomen, in staat worden gesteld om hun taalniveau te verbeteren.

Uitgangspunt van «Tel mee met Taal» is dat we alle betrokken partijen in staat stellen om hun eigen rol en verantwoordelijkheid te nemen. We creëren meerwaarde door partijen met elkaar te verbinden, zoals scholen en bibliotheken of scholen en vrijwilligersorganisaties. Zo zorgt het programma «De Bibliotheek op school» er bijvoorbeeld voor dat bibliotheken een deel van hun collectie op scholen aanbieden en dat scholen worden ondersteund met een leesconsulent die helpt bij het vormgeven van het leesonderwijs. Leerlingen komen dankzij «De Bibliotheek op school» eenvoudiger in aanraking met boeken en docenten worden getraind tot leescoördinatoren. De helft van de basisscholen doet al mee aan dit programma en het programma wordt ook aangeboden in het voortgezet onderwijs.

Met de motie Jadnanansing heeft uw Kamer bovendien opgeroepen om bewezen effectieve instrumenten voor leesbevordering zoals «De Bibliotheek op school» ook beschikbaar te stellen in het mbo.12 In 2016 zullen de voorbereidingen hiervoor starten vanuit «Tel mee met Taal». Ook zal het Steunpunt taal en rekenen mbo goede voorbeelden en effectieve instrumenten onder de aandacht brengen van mbo-instellingen zodat zij hiervan gebruik kunnen maken als onderdeel van hun bredere inzet op taalverbetering.

We ondersteunen en versterken de inzet van het onderwijs verder door bruggen te slaan tussen kinderen, ouders, het onderwijs en vrijwilligersorganisaties. Zo werken Stichting Lezen & Schrijven en Stichting Lezen samen met partijen als de VoorleesExpress om binnen laagtaalvaardige gezinnen niet alleen kinderen enthousiast te maken voor lezen, maar ook de ouders te stimuleren om mee te doen aan een taalcursus in de buurt. Ook kunnen ouders in sommige gemeenten op de school van hun kinderen in de avonduren terecht om op een laagdrempelige manier, waar mogelijk met de lesstof van hun kinderen, aan de slag te gaan met hun taalvaardigheid.

Met het actieprogramma «Tel mee met Taal» bouwen we voort op dergelijke initiatieven en geven we hieraan waar mogelijk een extra impuls. In de komende jaren worden in elke arbeidsmarktregio taalnetwerken gevormd waarbij steeds meer organisaties worden betrokken. Zo fungeert het programma als katalysator voor de inspanningen in het onderwijs en als steun in de rug voor iedereen die zich ervoor inzet om taalachterstand te voorkomen en laaggeletterdheid krachtig te bestrijden.

mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

De motie Straus (Kamerstuk 28 760, nr. 48) c.s. verzoekt de regering om de rol van het onderwijs in Tel mee met Taal expliciet te benoemen.

X Noot
2

Kamerstuk 28 760, nr. 46.

X Noot
3

Kamerstuk 33 750-VIII, nr. 10

X Noot
4

Kamerbrief voortgang bestuursafspraken G37 en afsluiten convenant vve (Kamerstuk 31 293, nr. 228, 02-12-2014).

X Noot
6

Kamerstuk 34 242, nr. 1.

X Noot
7

Kamerstuk 31 322, nr. 230

X Noot
8

College voor Toetsen en Examens, Rapportage referentieniveaus taal en rekenen 2014–2015 (september 2015)

X Noot
9

Commissie Meijerink, Een nadere beschouwing, over de drempels met taal en rekenen (2009), zie: www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/informatie/kaders-en-regels/advies-commissie-meijerink-nadere-beschouwing

X Noot
10

Kamerstuk 31 332, nr. 28.

X Noot
11

Kamerstuk 31 332, nr. 52, bijlage Rapportage taal en rekenen 2014–2015 CvTE.

X Noot
12

Kamerstuk 28 760, nr. 46.

Naar boven