28 330 Herstructurering openbaar bibliotheekwerk

Nr. 50 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2010

Op 17 maart (kamerstuk 28 330, nr. 44) en 1 april 2010 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2009–2010, nr. 71, blz. 6102–6104) heeft mijn voorganger met u overlegd over bibliotheekinnovatie. Bij die gelegenheid is de Kamer een voortgangsrapportage over de stand van zaken eind 2010 toegezegd. De rapportage betreft bepalende onderdelen van het proces van bibliotheekinnovatie en de uitvoering van enkele moties. Graag voldoe ik – mede met het oog op de komende begrotingsbehandeling – aan deze toezegging. In deze brief komen achtereenvolgens aan de orde:

  • Het Bibliotheekcharter 2010–2012;

  • Het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB);

  • De uitvoering van moties en toezeggingen;

  • Bibliotheekinnovatie 2011.

1. Het Bibliotheekcharter 2010–2012

Op 17 december 2009 hebben het Rijk, de VNG en het IPO in het Bibliotheekcharter een aantal afspraken gemaakt over de opgaven in de bibliotheeksector in de periode 2010–2012 en over de taakverdeling daarbij tussen de verschillende partijen.1 De afspraken beogen de samenhang en innovatiekracht te versterken binnen een decentraal bestel met vele spelers. Hieronder treft u een overzicht aan van de belangrijkste onderwerpen in het bibliotheekcharter en van de acties die in 2010 zijn uitgevoerd:

De digitale bibliotheek

Het bibliotheekcharter legt vast dat de digitale openbare bibliotheek uit twee componenten bestaat: de infrastructuur en de content. Het Rijk is verantwoordelijk voor de landelijke, technische infrastructuur en de branche voor de content. Het charter beschrijft het basispakket van de digitale bibliotheek. De digitale bibliotheek wordt ontwikkeld en beheerd door de stichting Bibliotheek.nl. Provincies en gemeenten werken mee aan de implementatie van landelijk ontwikkelde innovaties.

In 2010 heeft het ministerie van OCW subsidie verstrekt aan Bibliotheek.nl voor het beheer van de landelijke digitale infrastructuur (€ 2 mln.) en voor de verdere doorontwikkeling van de landelijke digitale bibliotheek (€ 9,1 mln.). De opbouw daarvan is inmiddels zo ver gevorderd, dat de lokale en regionale bibliotheekorganisaties zich op de landelijke digitale bibliotheek kunnen aansluiten. De aansluiting bestaat uit het gebruik van een geüniformeerde website en het deelnemen aan een gemeenschappelijke catalogus (Nationale Bibliotheekcatalogus) en aan een centraal datawarehouse met gegevens over bibliotheekgebruikers en het bibliotheekgebruik. Via de Subsidieregeling aansluiting op de digitale bibliotheek2 zijn bibliotheken in staat gesteld een tegemoetkoming in de kosten van aansluiting aan te vragen. Vrijwel alle bibliotheekorganisaties (156, circa 90% van het veld) hebben een aanvraag ingediend. De regeling biedt ruimte voor 68 aansluitingen. Uit deze cijfers blijkt dat de digitale openbare bibliotheek op een groot draagvlak in het bibliotheekveld kan rekenen. Uiteindelijke doel is dat alle openbare bibliotheken zijn aangesloten op de landelijke digitale bibliotheek.

Actualisering van het wettelijk kader

Het bibliotheekwerk heeft zijn wettelijke verankering in de Wet op het specifiek cultuurbeleid (Wsc). De bibliotheekbepalingen zijn begin jaren »90 in deze wet opgenomen en afkomstig uit de Welzijnswet (1987). Deze bepalingen zijn zeer beknopt en geven de situatie weer uit het predigitale tijdperk, de periode waarin bibliotheken alleen als fysieke voorziening functioneerden («een gebouw met boeken, kranten en tijdschriften»). Deze bepalingen zijn nog maar in zeer beperkte mate van toepassing op de huidige situatie, waarbij bibliotheken een fysieke èn een digitale component hebben.

Het charter geeft een actuele invulling aan de bibliotheekbepalingen van de Wsc, voor zover dit binnen dat kader mogelijk is. Voor de langere termijn, de periode vanaf 2012, is aanpassing van de wet nodig. De voorbereidingen voor wetgeving zijn dit jaar gestart.

Eenheid in de provinciale ondersteuning

Iedere provincie heeft een serviceorganisatie (PSO) voor de ondersteuning van het lokale bibliotheekwerk (administratie, catalogusbeheer, boekenvervoer etc.). Zij vullen deze taken zeer verschillend in. Het charter omschrijft een basispakket aan provinciale ondersteuningstaken dat vanuit publieke middelen wordt aangeboden. Het IPO is in overleg met provincies om hier invulling aan te geven. Tegelijkertijd hebben de provinciale organisaties het initiatief genomen tot de oprichting van een gezamenlijke stichting PSO’s. Doel van deze stichting is samenwerking, afstemming en kennisuitwisseling te versterken.

Eén bibliotheeksector met één collectie NL

Rijk, IPO en VNG streven naar een situatie waarbij de gezamenlijke Nederlandse bibliotheekorganisaties – basisbibliotheken, provinciale serviceorganisaties en landelijke organisaties – als één sector functioneren en zich als zodanig presenteren. De Nederlandse openbare bibliotheekorganisaties beschikken gezamenlijk over een zeer grote, met publieke middelen bekostigde collectie media (in 2010 circa 32 mln. items). De drie overheden hebben in het charter de intentie uitgesproken het gezamenlijke bezit van de Nederlandse bibliotheken te beschouwen als één collectie Nederland die beschikbaar is voor algemeen gebruik.

Als onderdeel van de bouw van de digitale bibliotheek heeft Bibliotheek.nl in 2010 de opdracht gegeven tot de bouw van een Nationale Bibliotheekcatalogus (NBC). De NBC wordt de digitale publieksontsluiting van de collecties van de openbare bibliotheken die zijn aangesloten op de digitale bibliotheek, èn van de Koninklijke Bibliotheek. Daarmee wordt het principe van één collectie NL in de praktijk gebracht.

Certificering

De bibliotheekbranche en de VNG hebben in 2005 kwaliteitsnormen voor basisbibliotheken ontwikkeld en ingevoerd (certificeringsnormen 2006–2009). Vrijwel alle basisbibliotheken zijn sindsdien gecertificeerd. In 2010 hebben de VOB en de VNG deze normen – conform de afspraken in het charter – geactualiseerd. Tevens is de structuur van de uitvoeringsorganisatie, de stichting certificering, aangepast aan de nieuwe landelijke ondersteuningsstructuur (zie hieronder).

De uitvoering van de afspraken in het Bibliotheekcharter vindt plaats in goed overleg tussen OCW, IPO en VNG. Halverwege de looptijd – medio 2011 – bespreken partijen de voortgang.

2. Het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken

Per 1 januari 2010 is de landelijke ondersteuningsstructuur voor het bibliotheekwerk opnieuw ingericht. De activiteiten van de oude Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB) zijn ontvlochten in branche- en besteltaken. De nieuwe VOB treedt op als branchevereniging van de openbare bibliotheken. De besteltaken worden uitgevoerd door een nieuwe organisatie, het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB). De digitale activiteiten van de VOB zijn ondergebracht bij de stichting Bibliotheek.nl, een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie van enerzijds VOB en anderzijds SIOB/het Rijk.

Advies van de Raad voor Cultuur

Het SIOB is vanaf 1 januari 2010 op grond van artikel 4b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid aangewezen als sectorinstituut. Het maakt daarmee deel uit van de basisinfrastructuur met een langjarig subsidieperspectief en ontvangt op deze titel subsidie van het ministerie van OCW. De activiteiten van het SIOB zijn beschreven in het Beleidsplan 2010–2012 (Sterk stelsel, groter bereik). Mijn voorganger heeft op 17 mei 2010 de Raad voor Cultuur advies gevraagd over dit beleidsplan. De Raad voor Cultuur heeft dit advies op 5 juli 2010 uitgebracht. In vervolg op uw verzoek van 16 september 20103 ontvangt u bijgaand mijn reactie aan het sectorinstituut op dit advies.4

Bij mijn reactie aan het sectorinstituut op het advies van de Raad voor Cultuur wil ik een aantal aanvullende opmerkingen maken. De Raad voor Cultuur stelt op verschillende plekken in het advies dat het beleidsplan van het sectorinstituut een nieuwe visie op het bibliotheekbestel als geheel als vertrekpunt zou moeten hebben. Dat is bij het beleidsplan 2010–2012 inderdaad niet het geval. Maar het zou ook niet logisch zijn dat in dit stadium te verwachten. In 2009 heeft het Rijk op basis van verschillende adviezen5 een aantal lijnen voor het bibliotheekbeleid uitgezet.6 De belangrijkste daarvan zijn:

  • De ontvlechting van de branche- en besteltaken van de VOB;

  • De ontwikkeling van de landelijke digitale openbare bibliotheek en de oprichting van Bibliotheek.nl;

  • Het maken van bestuurlijke afspraken tussen de overheden in een Bibliotheekcharter voor de periode 2010–2012.

Hiermee is het actuele beleidsmatige kader voor de werkzaamheden van het sectorinstituut in grote lijnen gegeven. Dit betreft de korte termijn voor de periode 2010–2012. Dat is ook de periode waar het beleidsplan van het sectorinstituut betrekking op heeft. In het Bibliotheekcharter hebben de drie overheden besloten tot een actualisering van de bibliotheekwetgeving. Dit moet leiden tot een adequaat juridisch-bestuurlijk kader dat per 2013 van kracht kan worden. Daarbij spelen onderwerpen als de bestuurlijke inrichting van het bibliotheekbestel en de verdeling van verantwoordelijkheden. Bij de voorbereiding van de wetswijziging zal het sectorinstituut – conform zijn besteltaken – bijdragen aan visieontwikkeling. Ook moet het sectorinstituut in de periode 2010–2012 een visitatie uitvoeren. De opvatting van de Raad voor Cultuur dat het beleidsplan 2010–2012 van het sectorinstituut nu al het resultaat zou moeten zijn van hernieuwde visieontwikkeling en van een integrale heroverweging van taken, deel ik daarom niet.

De Raad voor Cultuur maakt in zijn advies ook enkele opmerkingen over kwaliteit en toezicht. De Raad ziet het sectorinstituut als de partij die de kwaliteit van het bibliotheekaanbod bewaakt. In mijn visie behoort het tot de besteltaken van het sectorinstituut de kwaliteit van het bibliotheekstelsel als geheel, maar niet van individuele bibliotheken te bewaken. Binnen de decentrale structuur van het stelsel ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het individuele bibliotheekaanbod op lokaal niveau. In de praktijk krijgt dat vorm via certificering. Uitvoeringsorganisatie daarvoor is de stichting certificering, een samenwerkingsverband tussen VOB en VNG. Het sectorinstituut participeert daarin vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid.

3. Uitvoering moties en toezeggingen

Bij het overleg met u op 17 maart en 1 april 2010 zijn enkele toezeggingen gedaan en zijn vier moties aangenomen. Hieronder licht ik de stand van zaken bij de uitvoering toe:

Innovatienetwerken

In het Algemeen Overleg van 17 maart 2010 is gesproken over innovatienetwerken in het veld van de openbare bibliotheken. De Kamer is toen een nadere uitwerking toegezegd op basis van een plan van het sectorinstituut. Onlangs heb ik een eerste voorstel van het sectorinstituut ontvangen. Ik ga daarover in gesprek met het sectorinstituut en zal de Kamer voorjaar 2011 nader informeren.

Motie 28 330, nr. 45 van het lid Leerdam c.s.

«Digitale bibliotheek in consortiumverband»

Deze motie verzoekt de regering de landelijke digitale bibliotheek te ontwikkelen in een consortium verband, waarin in ieder geval de openbare bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek (KB) participeren.

Vrijwel alle organisaties in de wereld van cultuur en media zetten stappen om collecties te digitaliseren en via internet toegankelijk te maken. Ook in de bibliotheeksector ondernemen verschillende spelers deze activiteiten. Belangrijke partijen daarbij zijn: de openbare bibliotheken via Bibliotheek.nl, de KB als nationale bibliotheek en de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). Het is ongewenst en inefficiënt, als al deze digitale activiteiten los van elkaar zouden plaatsvinden. In theorie zou dat kunnen leiden tot verschillende door de overheid bekostigde digitale bibliotheken. Om die reden verbindt OCW aan subsidieverlening aan Bibliotheek.nl de voorwaarde dat cruciale onderdelen van de digitale infrastructuur – zoals de eerder genoemde nationale bibliotheekcatalogus – in samenspraak met de KB worden ontwikkeld. Relevant in dit kader is ook een project uit de Subsidieregeling Bibliotheekinnovatie 2009 waarbij leden van de Zeeuwse Bibliotheek bij wijze van proef toegang krijgen tot de digitale collectie van de KB. De gewenste structuur voor de langere termijn is een onderwerp dat bij de voorbereiding van wetswijziging aan de orde zal komen.

Motie 28 330, nr. 46 van het lid Leerdam c.s.

«Structurele financiering van digitale bibliotheek, aandacht voor mediawijsheid»

Met deze motie heeft de Kamer de regering verzocht structureel financieel bij te dragen aan de ontwikkeling en implementatie van de digitale bibliotheek met specifieke aandacht voor mediawijsheid.

Het ministerie van OCW draagt structureel een bedrag van € 2 mln. bij aan de kosten van de landelijke digitale infrastructuur van Bibliotheek.nl. Daarnaast verstrekt OCW in het kader van het innovatieprogramma openbare bibliotheken via een projectsubsidie een substantiële bijdrage voor de doorontwikkeling en implementatie van de digitale bibliotheek. In samenhang met de digitalisering leveren de openbare bibliotheken een belangrijke bijdrage aan het vergroten van mediawijsheid. Deze bijdrage vindt plaats binnen het kader van het Expertisecentrum Mediawijsheid. Daarin werken de Nederlandse Publieke Omroep, de stichting Kennisnet, het sectorinstituut openbare bibliotheken, het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid en ECP-EPN samen. Als resultaat daarvan worden bijvoorbeeld het nieuwsarchief van de NOS en achtergrondinformatie vanuit de openbare bibliotheken bij elkaar gebracht.

Motie 28 330, nr. 47 van de leden van Vroonhoven – Kok en Leerdam

«Ontwikkeling leenrechtvergoeding»

Deze motie verzoekt de regering de ontwikkeling van de leenrechtvergoedingen te volgen. Directe aanleiding bij deze motie was een geschil tussen bibliotheken en de stichting Leenrecht over de vraag of bij een verlenging van een uitlening sprake moet zijn van leenrechtvergoeding. De rechtbank oordeelde op 24 maart 2010 dat een verlenging niet als een nieuwe uitlening kan worden beschouwd.7 De stichting Leenrecht heeft hiertegen hoger beroep aangetekend. Sinds het laatste overleg met de Kamer hebben zich in deze kwestie nog geen nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Eerstvolgende relevante gebeurtenis is de uitspraak in hoger beroep.

Motie 28 330, nr. 48 van de leden van Vroonhoven – Kok en Leerdam

«bibliotheken en het e-book»

Met deze motie heeft de Kamer de regering verzocht binnen de bestelverantwoordelijkheid al het mogelijke te doen om e-books onderdeel te laten worden van de dienstverlening van de openbare bibliotheken.

Over ditzelfde onderwerp heeft mw. Peters (GroenLinks) op 28 april 2010 schriftelijke vragen gesteld. De antwoorden op deze vragen gaan in op de auteursrechtelijke aspecten van het e-book in relatie tot de openbare bibliotheek (het gebruik van niet-rechtenvrije content) en op de ontwikkeling van de markt voor het e-book. Kortheidshalve verwijs ik u naar de antwoorden op deze vragen.8 In aanvulling daarop kan gemeld worden dat de VOB, het sectorinstituut en Bibliotheek.nl een stuurgroep e-books hebben opgericht. De stuurgroep heeft als doel het verwerven van een strategische positie voor openbare bibliotheken in de markt voor e-books. Ik volg deze ontwikkelingen nauwlettend.

4. Bibliotheekinnovatie 2011

In 2011 zal ik de infrastructuur en verdere ontwikkeling van Bibliotheek.nl blijven ondersteunen. De subsidieaanvraag 2011 van Bibliotheek.nl heb ik inmiddels ontvangen. In overleg met het sectorinstituut en met IPO en VNG zal ik mij in 2011 inzetten voor verduurzaming van deze organisatie. De subsidieregeling aansluiting op de digitale bibliotheek krijgt in 2011 een vervolg. Alle bibliotheekorganisaties worden daarmee in staat gesteld zich aan te sluiten op Bibliotheek.nl. Het programma Leesbevordering zal in 2011 worden gecontinueerd. Het belang van een meer geletterde samenleving geldt onverkort.

Tot slot

Dit kabinet hecht aan cultuurparticipatie. Openbare bibliotheken vervullen op dit vlak een bijzondere en belangrijke rol. Binnen de toekomstige budgettaire kaders zal ik het ingezette beleid zoveel mogelijk continueren. Mijn bestuurlijke partners zal ik oproepen tot een blijvend committent ten aanzien van de bibliotheekvernieuwing.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra


XNoot
1

Staatscourant nr. 2061, 12 februari 2010.

XNoot
2

Staatscourant nr. 13278, 27 augustus 2010.

XNoot
3

Brief 2010D35282 van 16 september 2010 van de Commissie OCW.

XNoot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

XNoot
5

Onder meer Raad voor Cultuur, Advies Bibliotheekvernieuwing 2009–2012, mei 2008 en Adviescommissie Bibliotheekinnovatie, Innovatie met effect, december 2008 en

XNoot
6

Brief van 10 februari 2009, Tweede Kamer, 2008–2009, 28 330, nr. 32.

XNoot
7

Rechtbank ’s Gravenhage, 24 maart 2010, nr. 309137/HA ZA 08–1225.

XNoot
8

Tweede Kamer, 2009–2010, Aanhangsel der Handelingen nr. 2888, 12 juli 2010.

Naar boven