28 286 Dierenwelzijn

Nr. 850 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2015

Met deze brief ontvangt u de voortgangsrapportage van het Actieplan Stalbranden, ga ik in op uw verzoek gedaan bij het ordedebat van 9 december jl. om een reactie op de onderzoeken van Eyes on Animals in opdracht van de Dierenbescherming (Handelingen II 2015/16, nr. 35, Regeling van Werkzaamheden) en geef ik aan hoe ik uitvoering zal geven aan de motie van de leden Thieme en Van Dekken over de uitfasering van CO2-bedwelming bij varkens (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 151). Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik u mijn reactie te geven op de door adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) uitgevoerde evaluatie van de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) «Bewezen deskundigheid, noodzakelijke zichtbaarheid»1 en uw Kamer te informeren over het protocol gewetensbezwaarden I&R Rund. Tot slot geef ik u de stand van zaken omtrent toezegging inzake paarden en het bestuursrechtelijk sanctiestelsel.

Actieplan Stalbranden 2012–2016

Zoals toegezegd tijdens het AO dierenwelzijn van 9 september jl. (Kamerstuk 28 286, nr. 847) ontvangt u de voortgangsrapportage van het Actieplan stalbranden 2012–2016. Het Actieplan is een gedeeld initiatief van LTO, Brandweer, Dierenbescherming, Verbond van Verzekeraars en de overheid. Acties betreffen het bevorderen van brandveilig werken in en rondom de stal, het stimuleren van brandveilige stallen en het verbeteren van het inzicht in de oorzaken van stalbranden en in de beheersbaarheid daarvan. Het Actieplan 2012–2016 en de Voortgangsrapportage zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd2. De acties zien zowel toe op bestaande als nieuwe stallen. Hiermee wordt voldaan aan de motie van lid Leenders c.s. (Kamerstuk 28 286, nr. 835) die vraagt om in de voortgangsrapportage expliciet aandacht te geven aan bestaande stallen.

Toegezegd is uw Kamer te melden wanneer u de evaluatie stalbranden kunt ontvangen. Het Actieplan stalbranden zal eind 2016 worden geëvalueerd.

Naar verwachting kunnen de resultaten het eerste kwartaal van 2017 aan uw Kamer worden gemeld, waarbij ook ingegaan zal worden op de motie van de leden Koşer Kaya en Ouwehand (Kamerstuk 28 286, nr. 831) die vraagt om – indien blijkt dat er onvoldoende voortgang is geboekt – gelijktijdig met de evaluatie aanvullende maatregelen aan de Kamer te sturen.

Transport van kalveren

U heeft mij verzocht om een reactie op een uitzending van 8 december 2015 waarin de ervaringen van Dierenbescherming en Eyes on Animals over de kalvertransporten centraal staan. In deze uitzending wordt gewezen op gevaren ten aanzien van dierenwelzijn, diergezondheid en het gebruik van antibiotica die te wijten zijn aan de lange afstandstransporten met kalveren.

Een deel van de in deze uitzending gemelde risico’s die samenhangen met lange afstandstransporten met kalveren herken ik. Te lange reistijden, geen goede mogelijkheden tot drenken en onvoldoende duidelijkheid over de herkomst van de dieren zijn zaken die bij controles in de praktijk helaas ook worden geconstateerd en waar ook sanctionerend tegen wordt opgetreden. De NVWA zal komend jaar extra aandacht besteden aan de reistijden en de omstandigheden van de kalvertransporten. Een importverbod is vanwege de interne markt binnen de EU niet mogelijk.

Het transporteren van dieren kan diergezondheidrisico’s met zich meebrengen en daarover zijn in Europees verband afspraken gemaakt. Onderdeel van de interne markt is dat er een gelijke dierziektesituatie is in de landen van de EU. Bij een uitbraak van een bestrijdingsplichtige dierziekte heeft dit gevolgen voor het vrije verkeer van dieren. Een uitbraak van een dergelijke ziekte dient aan de Europese Commissie gemeld te worden waarna transportbeperkingen uit het gebied van de uitbraak ingesteld worden. Hiermee wordt het risico van het verslepen van ziekten van het ene land naar het andere land geminimaliseerd. Daarnaast wordt in Nederland het risico dat een dierziekte na eventuele introductie verspreid wordt, via de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten verminderd.

De door de Dierenbescherming en Eyes on Animals geconstateerde situaties ten aanzien van het transport van kalveren zal ik onder de aandacht brengen van de sector. In het kader van de door de sector op te leveren verduurzamings- en transitieagenda ga ik met hen gesprek, zoals ook aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling. In dit gesprek zal ik bij de sector aandringen op een ambitieuze inzet waarin meer aandacht komt op duurzaamheid binnen de sector, inclusief aandacht voor transport van kalveren. Ik ondersteun derhalve de oproep die de dierenbescherming aan de sector doet om na het uitfaseren van éénlingboxen, ook stappen te zetten in het verbeteren en het verminderen van het lange afstandstransport.

Daarnaast blijf ik me ook in Europees verband inzetten voor de verlaging van transportduur, met name voor slachtdieren. Via de «Position paper on transport» die Nederland samen met Duitsland en Denemarken heeft getekend, is bij de Europese Commissie aangedrongen op verduidelijking van het belang om nuchtere kalveren niet volgens normen voor volwassen dieren te laten vervoeren. In de bijeenkomst met de Europese transportspecialisten in Ierland heb ik dit begin december nogmaals ter sprake laten brengen.

Motie inzake CO2- bedwelming bij varkens

Bij de begrotingsbehandeling op 3 en 4 december jl. is de motie van de leden Thieme en Van Dekken (Kamerstuk 34 300-XIII, nr. 151) aangenomen waarin wordt verzocht aandacht te geven aan alternatieven voor CO2-bedwelming bij varkens, en als alternatieven reëel blijken te zijn, hierbij een termijn te stellen waarbinnen de CO2-bedwelming wordt uit gefaseerd.

Ik ben het vanuit het oogpunt van dierenwelzijn met beide leden eens dat CO2-bedwelming niet ideaal is en bij voorkeur vervangen zou moeten worden door een betere methode. Uitvoering van de motie zal twee sporen kennen: onderzoek naar betere alternatieven en goedkeuring in de EU.

Wageningen UR heeft opdracht gekregen om een verkennend onderzoek uit te voeren naar het ontwikkelen van betere alternatieven. Zowel alternatieven voor CO2-gas, als alternatieve methodes voor het opdrijven bij elektrische bedwelming krijgen aandacht. Er wordt samenwerking met onderzoeksinstellingen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk gezocht. Voor het formuleren van te onderzoeken alternatieven consulteren zij hierbij onder andere ook Eyes on Animals.

Het gebruik van CO2-gas voor de bedwelming van varkens vóór het slachten is een in de Europese verordening inzake de bescherming van dieren tijdens het doden {Vo (EG) nr.1099/2009} toegestane methode, die niet zondermeer door een lidstaat verboden kan worden. Indien een lidstaat een toegestane methode wil verbieden moet daartoe wetenschappelijke bewezen worden dat er een alternatief is dat een uitgebreidere bescherming van dieren biedt bij het doden. Daar zet ik via het onderzoek op in. Ook moet Nederland dan een verzoek indienen bij de Europese Commissie die dan de andere lidstaten van de voorgenomen maatregel in kennis zal stellen. De Europese Commissie dient toestemming te verlenen voor de alternatieve methode en zal dat doen op basis van een EFSA advies. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek van Wageningen UR en het verdere vervolgtraject.

Evaluatie Raad voor Dierenaangelegenheden

De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) is een onafhankelijke raad van deskundigen die mij gevraagd en ongevraagd adviseert over multidisciplinaire vraagstukken op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid van zowel gehouden als niet gehouden dieren.

Vanaf 2008 is de RDA omgevormd van een overlegorgaan naar een adviesorgaan en heeft sindsdien in die hoedanigheid gefunctioneerd. Dit was aanleiding om het functioneren van de RDA aan een evaluatie te onderwerpen. Tevens ligt er een wettelijke verplichting bij de RDA om de eigen organisatie extern te laten evalueren. De door het adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF) uitgevoerde evaluatie heeft betrekking op de periode 2008–2014 en beschouwt het (inhoudelijk) functioneren van de RDA en de werkwijzen en procedures die de RDA hanteert.

Bevindingen

AEF concludeert dat de omvorming van de RDA van een overlegorgaan naar een deskundigenpanel goed is verlopen, en dat de RDA zijn nieuwe taakopdracht naar behoren en vanuit deskundigheid uitvoert. AEF geeft aan dat de expertise van de RDA alom als groot en relevant wordt beschouwd. De brede samenstelling uit wetenschap, beleid en praktijk zorgt voor kwalitatief hoge zienswijzen die voorbijgaan aan de waan van de dag. Eventueel meespelende belangen heffen elkaar dankzij de breedte van de Raad op, waarbij weliswaar een risico ontstaat dat zienswijzen aan scherpte inboeten. AEF concludeert verder dat er behoefte is aan een onafhankelijk en gezaghebbend adviesorgaan op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn, en dat er aanleiding en bereidwilligheid is binnen de Raad om zijn expertise nadrukkelijker ten toon te spreiden in gevraagd en ongevraagd advies aan de Staatssecretaris.

De RDA kan in potentie een belangrijke rol spelen in het helpen ontwikkelen van diergezondheid- en dierenwelzijnsbeleid. Deze potentie kan echter door een aantal factoren niet volledig tot wasdom komen en AEF komt derhalve met 4 adviezen:

  • 1. De RDA dient zijn reglementaire structuur op orde te brengen.

  • 2. Het Ministerie van EZ dient een visie te ontwikkelen op de inzet van de RDA, deze te vertalen in de praktijk en de onafhankelijke positie te borgen.

  • 3. De RDA dient meer budgetruimte te nemen en te krijgen.

  • 4. De RDA dient een coherent communicatiebeleid te ontwikkelen.

Reactie

Ik ben verheugd over de positieve evaluatie van AEF en deel de waardering die zij uitspreekt over het werk van de RDA. Over de uitvoering van de adviezen van AEF ben ik in goed overleg met de RDA.

De RDA werkt aan het verder op orde brengen van de reglementaire structuur. Daarbij wordt gekeken naar de huidige taakopdracht en samenstelling van de Raad en naar procedures en werkwijzen. Deze hebben betrekking op zowel de leden van de Raad als het Ministerie van Economische Zaken. Hierdoor kunnen de adviezen aan kracht winnen en kan de RDA – sterker dan voorheen – zijn rol gaan vervullen als actieve en relevante adviesraad in de strategische beleidsvorming.

Het past in de lijn der ontwikkeling en bij dit kabinet om in gezamenlijkheid, maar ieder met zijn eigen rol, toe te werken naar een duurzamere wijze van houden en beschermen van dieren. De overheid heeft daarin een rol te vervullen, naast de houders van dieren, ketenpartijen en maatschappelijke organisaties. De Raad, met onafhankelijke adviezen van experts, kan met haar strategische zienswijzen een rol spelen bij het agenderen, stimuleren en het aandragen van potentiële oplossingen. Dat kan verrassende en verfrissende ideeën opleveren. De Raad kan mij ongevraagde adviezen sturen en ik wil jaarlijks 3 tot 4 strategische vraagstukken aan de Raad voorleggen. Naast een rol in strategische beleidsvorming zie ik ook een rol voor de Raad om op actuele vraagstukken op maat te adviseren. Ook op andere manieren wil ik – meer dan voorheen – van de kennis van de RDA gebruik maken in de vorm van korte adviesaanvragen, bijeenkomsten of gesprekken. Hiermee is ervaring opgedaan afgelopen tijd. De RDA heeft bijvoorbeeld een afwegingskader opgesteld voor het al dan niet toestaan van ingrepen en een toetsingskader voor de toelating van dieren op de lijst van voor productie te houden dieren. Een ander voorbeeld is de bijeenkomst over de zienswijze «Zorgplicht natuurlijk gewogen» waarbij de RDA leden in gesprek zijn gegaan met een brede selectie van organisaties over dit thema, en waarbij betrokken actoren actief geprikkeld werden hiermee aan de slag te gaan.

Om bovenstaande te kunnen realiseren is het RDA team versterkt, zijn afspraken gemaakt over de onafhankelijke positionering van de Raad binnen mijn ministerie en is het financiële mandaat verhoogd. Ten aanzien van de communicatie bewijzen de jaarverslagen en de publieksversies van de visies dat de Raad volop bezig is met een coherent en professioneel communicatiebeleid dat de zichtbaarheid zowel binnen mijn ministerie als ook daarbuiten vergroot.

Tot slot, er is en blijft behoefte aan een Raad waarin een mix van mensen zitting hebben met inhoudelijke deskundigheid, voldoende gevoel met de praktijk én gevoel voor maatschappelijke vraagstukken die strategisch kunnen reflecteren op diervraagstukken. Ik kijk uit naar continuering van de samenwerking.

Protocol gewetensbezwaarde I&R Rund

Een groep van 18 gewetensbezwaarden die geen oormerken willen gebruiken ter identificatie van hun runderen hebben in 2002 een uitzondering gekregen voor het identificeren van hun runderen. Zij hebben wel de verplichting om zich te houden aan de eisen uit het Uitvoeringsprotocol «Gewetensbezwaarden Identificatie en Registratie (I&R) van runderen». In het protocol zijn afspraken opgenomen met betrekking tot alternatieve identificatie van runderen. Conform het protocol worden de deelnemers aan het protocol jaarlijks gecontroleerd op het voldoen aan de voorwaarden zoals opgenomen in het protocol. Zoals ook toegezegd in de antwoorden op Kamervragen van de leden Geurts en De Rouwe (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 1399) heb ik het protocol aangepast zodat bij bedrijfsoverdracht de opvolger ook in aanmerking kan komen voor de afspraken volgens het protocol.

Het tijdig aanleveren van monstermateriaal (haren) ten behoeve van DNA- analyse aan een laboratorium is te komen vervallen. Het herziene protocol is besproken met de gewetensbezwaarden en is met ingang van 1 december 2015 van kracht en bevat minimaal het niveau van de borging dat noodzakelijk is voor de tracking en tracing zoals opgenomen in de Europese en nationale regelgeving met betrekking tot de Identificatie en Registratie van runderen.

Paarden

Zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Paardenhouderij van 28 januari 2015 (Kamerstuk 28 286, nr. 800) is overleg gevoerd met het Openbaar Ministerie (OM) over het alerter kunnen handhaven op paarden met gecoupeerde staarten op markten en tentoonstellingen. Ik ben nog in afwachting van een definitief standpunt van het OM. Dit verwacht ik januari 2016 te ontvangen. Op basis daarvan zal ik u nader informeren.

Het opleggen van een bestuursrechtelijke educatieve maatregel

Met betrekking tot de toezegging van mijn voorganger u te informeren over de mogelijke aanpassing van het bestuursrechtelijk sanctiestelsel op het terrein van dierenwelzijn teneinde o.a. de educatieve maatregel mogelijk te maken (Kamerstuk 28 286 nr. 813, d.d. 28 mei 2015), kan ik u informeren dat op dit moment in gezamenlijkheid met de handhavende diensten in kaart wordt gebracht welke toepassingsmogelijkheden er zijn en wat de effectiviteit is van deze sancties. Ik beoog eerste helft volgend jaar definitief te kunnen oordelen over de benodigde aanpassing. Een voorstel zal, indien aan de orde in de loop van dat jaar in het kader van de voorhang aan uw Kamer worden toegezonden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven