27 830 Materieelprojecten

Nr. 305 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2020

Inleiding

Defensie beschikt binnen het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) over tien vaartuigen die diverse ondersteunende taken verrichten. Deze hulpvaartuigen zijn tussen 1987 en 2006 in dienst gekomen. Tussen 2024 en 2034 bereiken de hulpvaartuigen gefaseerd het einde van hun levensduur.

Aangezien de functionaliteiten van deze hulpvaartuigen ook in de toekomst van belang blijven, wil Defensie deze vaartuigen tijdig vervangen. Het project maakt deel uit van het investeringsprogramma van de «Defensienota 2018 – Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid» (Kamerstuk 34 919, nr. 1) en het Defensie Projecten Overzicht. De hulpvaartuigen leveren met hun specifieke taken een bijdrage aan het «veilig blijven» van ons Koninkrijk en aan het «veilig verbinden» van de aan- en afvoerlijnen van Nederland.

In de Defensienota 2018 zijn deze vervangingsinvesteringen als afzonderlijke projecten opgenomen. Het betreft echter vaartuigen met vergelijkbare eigenschappen. Om schaalvoordelen te kunnen benutten wordt de vervanging van deze vaartuigen daarom als één project beschouwd.

Dit project betreft het realiseren van vervangende capaciteit voor de volgende hulpvaartuigen:

  • het torpedowerk- en ondersteuningsschip voor onderzeeboten Zr. Ms. Mercuur;

  • twee hydrografische opnemingsvaartuigen: Zr. Ms. Luymes en Snellius;

  • het transport- en ondersteuningsschip in het Caribische Gebied: Zr. Ms. Pelikaan;

  • vier duikvaartuigen van de Cerberusklasse: Cerberus, Argus, Nautilus en Hydra en het duikopleidingsvaartuig Soemba.

Met deze A-brief informeer ik u over de behoeftestelling van het project «Vervanging hulpvaartuigen CZSK».

Behoefte en kenmerken

De vervangende capaciteit vervult grotendeels dezelfde behoefte als de bestaande capaciteit. Hierdoor wijkt de taakstelling en het concept of operations vrijwel niet af van de huidige vloot. De hulpvaartuigen worden doorgaans zelfstandig ingezet, maar in voorkomend geval ook in (inter)nationaal verband. Tevens worden zij regelmatig ingezet ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Hieronder volgt een overzicht van specifieke taken die met de vervangende capaciteit moeten worden verricht.

  • De kerntaak van het marine opleidingsvaartuig is het ondersteunen van het praktische deel van de opleidingen voor adspirant-zeeofficieren en onderofficieren. Het beoefenen van omgaan met voortstuwing, navigatiemiddelen en de deksystemen staat bij dit vaartuig centraal. Het vervangende schip zal groter zijn dan het huidige opleidingsvaartuig, waardoor het schip betere eigenschappen heeft voor het varen op de Noordzee en het bovendien beter kan voorzien in de opleidingsbehoefte doordat er meer ruimte is voor leerlingen.

  • Het torpedo werkschip wordt gebruikt voor het ondersteunen van het gereedstellingsproces van onderzeeboten. Het functioneert daarbij als doelschip, als torpedo recovery eenheid en als veiligheidsplatform. Het schip moet in staat zijn om torpedo’s aan boord te nemen en te onderhouden. In geval van calamiteiten met een onderzeeboot zal het schip moeten kunnen assisteren bij een reddingsoperatie. Deze ondersteuning betreft onder meer onderwatercommunicatie en het kunnen accommoderen van een onderzeebootbemanning nadat een reddingsoperatie is uitgevoerd. Daarnaast kan het schip worden ingezet voor diverse civiel-militaire taken, als duikplatform of voor wetenschappelijk onderzoek.

  • Defensie is verantwoordelijk voor de hydrografie, het samenstellen en bijhouden van zeekaarten, op het Nederlandse deel van de Noordzee en in het Caribische gebied. Daarmee draagt Defensie bij aan de veilige navigatie op de maritieme toegangsroutes. Ook in inzetgebieden is een goede kennis van de maritieme omgeving van belang om militaire eenheden effectief te kunnen inzetten. De vervangende capaciteit zal deze taken moeten kunnen blijven vervullen.

  • De primaire taak van het ondersteuningsschip in het Caribische Gebied is het transporteren van materieel en personeel tussen de eilanden. Daarnaast heeft de vervangende capaciteit de volgende functies:

    • Humanitarian Assistance and Disaster Relief;

    • beperkte hydrografische taak in het Caribisch Gebied;

    • ondersteuning van duikoperaties en training.

    Tevens is er in het kader van het bieden van noodhulp behoefte aan een bescheiden toename van de transportcapaciteit. Het ondersteuningsschip maakt onderdeel uit van de permanente beschikbare capaciteit van Defensie ter ondersteuning van Koninkrijkstaken in het Caribisch gebied.

  • De duikvaartuigen fungeren als duikplatform ten behoeve van het ruimen van explosieven in kust- en binnenwateren, het ondersteunen van civiele autoriteiten, het uitvoeren van onderwateronderhoud aan marineschepen en duikopleidingen. Eén van deze vaartuigen is permanent beschikbaar ten behoeve van taken voor nationale veiligheid en ondersteuning civiele autoriteiten.

Fasering

Het doel is de vervangende capaciteit beschikbaar te hebben voor het verstrijken van de levensduur van de huidige vaartuigen, zoals is weergegeven in de onderstaande tabel.

Huidige hulpvaartuigen

Einde levensduur

Marine opleidingsvaartuig

2024

Torpedowerk- en ondersteuningsschip voor onderzeeboten

2026

Vijf duikvaartuigen

2026/2027

Transport- en ondersteuningsschip in het Caribische Gebied

2031

Beide hydrografische opnemingsvaartuigen

2033/2034

Voor de vervangende capaciteit wordt uitgegaan van een levensduur van 30 jaar.

Verwervingsstrategie

Tijdens de B-fase zal nader onderzocht worden op welke wijze de vervangende capaciteit doelmatig en doeltreffend kan worden verworven en zal de verwervingsstrategie worden bepaald. Hierbij is het uitgangspunt «Commercial of the Shelf, tenzij» met vrijwel uitsluitend civiele bouwstandaarden en slechts militaire toevoegingen daar waar onvermijdelijk.

Het streven is, daar waar mogelijk en doelmatig, gemeenschappelijkheid te creëren in het ontwerp en de scheepssystemen. In het ontwerp betreft dit primair de bouwwijze van de romp, de inrichting van het schip en alle generieke systemen. Deze aanpak levert mogelijk schaalvoordelen op voor de af te sluiten verwervingscontracten, evenals exploitatievoordelen op het gebied van onder meer instandhouding, opleiding en Integrated Logistic Support.

Behoefte versus budget

Door deze aanpak kunnen de verschillende taken mogelijk efficiënter over de verschillende vaartuigen worden verdeeld. Mede gelet op het beschikbare budget, zal in de B-fase daarom ook worden onderzocht of de vervangende capaciteit uit tien vaartuigen zal bestaan of dat met minder vaartuigen dezelfde taken kunnen worden uitgevoerd.

De Defensie Energie en Omgeving Strategie (DEOS)

Een van de streefdoelen van de DEOS1 is een reductie van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen. In 2030 bedraagt deze reductie 20 procent, en in 2050 70 procent ten opzichte van 2010. Het streefdoel 2030 vanuit de DEOS in het maritieme domein kan voor een groot deel worden bereikt wanneer al deze hulpvaartuigen overstappen op alternatieve energiedragers. De hulpvaartuigen zijn vanwege hun minder veeleisende operatieprofiel en de tijdsfasering van het project het meest geschikt om een aanvang te maken met de implementatie van de DEOS.

De technische haalbaarheid en financiële consequenties om deze vaartuigen (gedeeltelijk) emissievrij te maken, zullen in de B-fase nader worden onderzocht. Zoals aangekondigd in de DEOS wil Defensie zoveel mogelijk aansluiten bij en gebruik maken van rijksbreed beschikbaar gestelde middelen voor het realiseren van klimaatdoelen. Op basis van de resultaten van de onderzoeksfase (inclusief de technische en financiële mogelijkheden) zal worden bezien of het (gedeeltelijk) emissievrij maken van de hulpvaartuigen kan worden meegenomen in het project.

Financiële aspecten

Met het project vervanging hulpvaartuigen CZSK is een investering gemoeid tussen de € 250 miljoen en € 1 miljard. Deze investering komt in de periode 2020 tot en met 2034 ten laste van het investeringsbudget van Defensie.

Vooruitblik

Het project zal worden uitgevoerd als een niet-gemandateerd project. De Kamer zal over de voortgang van dit project naar verwachting eind 2021, dan wel begin 2022, worden geïnformeerd via de DMP-B-brief en de reguliere rapportages zoals het Defensieprojectenoverzicht, waarin dan ook duidelijkheid gegeven zal worden over de invulling en planning van de D-fase.

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser


X Noot
1

Kamerbrief Defensie Energie en Omgeving Strategie 2019–2022; Kamerstuk 33 763, nr. 152

Naar boven