Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 27830 nr. 280 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 27830 nr. 280 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 maart 2019
Inleiding
Defensie beschikt over zes mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaarklasse (AMBV’n) voor het opsporen en onschadelijk maken van zeemijnen en andere onderwaterexplosieven. Deze vaartuigen bereiken over enkele jaren het einde van hun technische en operationele levensduur. België gebruikt identieke vaartuigen die eveneens aan vervanging toe zijn. België en Nederland hebben daarom besloten om hun mijnenbestrijdingscapaciteit gezamenlijk te vervangen, waarbij België de leiding heeft van dit project dat wordt uitgevoerd door middel van een Europese aanbesteding.
De Kamer is over deze behoefte, die deel uitmaakt van het investeringsprogramma van de «Defensienota 2018 – Investeren in onze mensen, slagkracht en zichtbaarheid»1, geïnformeerd met de A-brief van 3 mei 2018 en de beantwoording van schriftelijke vragen daarover van 10 juni 20182. Met deze brief informeer ik u over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding (D-fase) van het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit». Het resultaat van de Belgische aanbestedingsprocedure is dat het contract zal worden gegund aan een consortium onder leiding van het Franse bedrijf Naval Group.
Achtergrond
Op 1 februari jl. heb ik de Kamer geinformeerd3 dat België en Nederland in overleg waren over de voltooiing van het project, mede tegen de achtergrond van de val van het Belgische kabinet in december 2018. Het demissionaire Belgische kabinet heeft besloten de aanbesteding te voltooien zoals gepland. België en Nederland hebben afgesproken dat in beide landen het resultaat van de gunning op hetzelfde tijdstip wordt bekendgemaakt. Gelijktijdig met de verzending van deze D-brief aan de Kamer, publiceert daarom het Belgische Ministerie van Defensie dit resultaat eveneens.
Ik voldoe met deze D-brief tevens aan het verzoek van de vaste commissie voor Defensie van 7 februari jl. om een update van het project aan de Kamer te doen toekomen. In bijlage bij deze brief ontvangt u de beantwoording van vragen van de vaste commissie voor Defensie van 7 december 2018 over het financiele toezicht op het project.
Internationale samenwerking
Met België bestaat een langdurige samenwerking op marinegebied en bij de mijnenbestrijding in het bijzonder. De Belgisch-Nederlandse marinesamenwerking (BENESAM) voorziet in gezamenlijke en geïntegreerde staven, opleidingen, trainingen en operaties, en taakspecialisatie in onderhoud en materieellogistiek. De nagenoeg identieke configuratie van de M-fregatten en de mijnenbestrijdingsvaartuigen maakt het voor beide landen mogelijk om het onderhoud van deze scheepstypen onderling te verdelen. Dit kan alleen worden voortgezet als België en Nederland bij de vervanging opnieuw nagenoeg identiek materieel aankopen.
Op 30 november 2016 hebben België en Nederland het voornemen tot de gezamenlijke vervanging van de AMBV’n en de M-fregatten vastgelegd in een Letter of Intent (LoI)4. Daarin is afgesproken dat België optreedt als de leidende partij bij de vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit en Nederland bij de vervanging van de M-fregatten. Beide landen hebben de samenwerking vervolgens verankerd in Memoranda of Understanding (MoU’s) die op 8 juni 2018 zijn ondertekend. De Kamer heeft deze MoU’s op 13 juni 2018 commercieel vertrouwelijk ontvangen5.
Kenmerken
De vervangende mijnenbestrijdingscapaciteit bestaat uit nieuwe vaartuigen met daarbij een scala aan onbemande systemen om mijnen op te sporen en onschadelijk te maken. Anders dan met de huidige AMBV’n zullen de nieuwe vaartuigen bij een operatie in beginsel niet het gebied ingaan waar zeemijnen of explosieven worden vermoed. Vanaf de vaartuigen kunnen op afstand bestuurbare dan wel autonome drones worden ingezet om de mijnen op te sporen en onschadelijk te maken. Het geheel van deze drones wordt ook wel aangeduid als de toolbox.
De vaartuigen, die beschikken over wapens voor zelfverdediging, zullen aanmerkelijk groter zijn dan de huidige AMBV’n omdat zij uiteenlopende drones moeten kunnen meenemen waarvan sommige een grote omvang hebben. De basisbemanning van de nieuwe vaartuigen bestaat uit 29 personen. De vaartuigen bieden voldoende accommodatie voor 63 personen. Net als in de huidige situatie wordt de bemanning aangevuld met duikers en het bedienend personeel van de drones.
Bij de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit wordt ook het extra personeel betrokken voor het ruimen van mijnen op de Noordzee waartoe is besloten in het kader van de maatregelen om de inzetbaarheid en de voortzettingsvermogen van de krijgsmacht te vergroten (Kamerstuk 34 775 X, nr. 25). De invoering van de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit leidt daarmee op zichzelf niet tot een behoefte aan extra personeel.
Bij de drones gaat het om op afstand bestuurbare onbemande helikopters, scheepjes en onderwatervaartuigen. Ook worden autonoom opererende onderwatervaartuigen aangeschaft die een van tevoren ingeprogrammeerde opdracht uitvoeren. De autonome drones kunnen alleen waarnemen en maken geen mijnen onschadelijk. Het onschadelijk maken gebeurt met behulp van op afstand bestuurde drones en daarbij is altijd sprake van betekenisvolle menselijke controle («man in the loop»).
De levensduur van de mijnenbestrijdingsvaartuigen bedraagt 30 jaar. In de A-brief is de verwachting uitgesproken dat de levensduur van de drones ongeveer tien jaar zal zijn. Met de kennis die inmiddels is verworven tijdens de aanbesteding is deze verwachting gewijzigd. Het is nu duidelijk dat dat de verwachte levensduur per type drone kan verschillen: bij sommige drones is het korter, andere drones zullen naar de huidige inzichten langer meegaan.
Technologische ontwikkelingen en andere factoren kunnen hierop nog van invloed zijn. Mogelijk zal bij sommige drones voor het einde van de levensduur een substantieel betere technologie beschikbaar komen die een belangrijk operationeel voordeel oplevert. In dat geval kan Defensie besluiten dergelijke drones of een bepaald onderdeel daarvan eerder te vervangen dan nu voorzien. Andersom kunnen wellicht bepaalde drones langer mee dan verwacht en dan is vervanging pas later nodig. Dit zal in de praktijk moeten blijken.
Defensie heeft voor de vervanging van de drones vanaf 2034, tien jaar na de levering van het eerste schip aan België, een apart budget gereserveerd, los van het projectbudget van de vervanging van de AMBV’n. Hoe en wanneer dit budget zal worden gebruikt, zal afhangen van de gebruikservaringen met de drones maar ook van technologische ontwikkelingen. Indien nodig zal dit budget eerder dan 2034 worden aangewend.
Europese aspecten
Bij de toekomstige vervanging van de drones zijn ook Europese ontwikkelingen van belang. Voor de ontwikkeling van toekomstbestendige en technologisch geavanceerde drones werkt Nederland met andere Europese partners actief samen in het kader van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO). Het project voor de ontwikkeling van maritieme (semi-) autonome systemen (MAS MCM) behoort tot de eerste zeventien PESCO-projecten zoals vastgesteld door de Ministers van Defensie van de EU in maart 20186. Zeven lidstaten hebben zich aan het project verbonden: Belgie als lead nation in samenwerking met Nederland, Griekenland, Letland, Polen, Portugal en Roemenië.
PESCO staat financieel geheel los van het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit». De drones die België nu ook voor Nederland gaat aanschaffen, zijn reeds «van de plank» beschikbaar of ze bevinden zich in een vergevorderd stadium van ontwikkeling waardoor ze bijna geschikt zijn voor de markt. De drones die met het PESCO-traject zullen worden ontwikkeld, komen naar verwachting over ongeveer zeven tot tien jaar beschikbaar. Mogelijk zullen deze kunnen dienen als vervanging van de drones die nu worden aangeschaft.
Het PESCO-project is nauw verbonden met het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP) en behoort tot het onderwerp «Underwater control contributing to resilicience at sea». Hiervoor is binnen EDIDP in 2020 € 22,5 miljoen beschikbaar gesteld. Het project MAS MCM zal competitief worden aanbesteed. Ook consortia uit lidstaten die niet aan het PESCO-project deelnemen, kunnen voor de aanbesteding in aanmerking komen.
Aanbesteding en realisatie
België voert een Europese aanbesteding uit met een onderhandelingsprocedure met bekendmaking. België verwerft in totaal twaalf vaartuigen, zes voor elk van beide landen, met daarbij een toolbox van onbemande systemen die in een gezamenlijke pool worden beheerd. Bij een operationele inzet wordt het vaartuig uitgerust met de voor de missie benodigde onbemande systemen, inclusief het benodigde personeel. Verder omvat het aankoopcontract een simulatiecentrum dat deel zal uitmaken van een Belgisch opleidingscentrum, en een container van waaruit een beperkt aantal onbemande systemen vanaf de wal of vanaf een ander schip kan worden aangestuurd. De specificaties van de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit zijn door België en Nederland gezamenlijk vastgesteld.
In de selectiefase, die duurde van februari tot maart 2018, hebben vijf partijen zich aangemeld. Na selectie zijn vier partijen geschikt bevonden voor de onderhandelingsfase die eind juni 2018 begon. Gedurende deze fase heeft een partij zich teruggetrokken. In deze onderhandelingsfase hebben de drie overgebleven geselecteerde partijen uiteindelijk in december 2018 hun definitieve inschrijvingen ingediend. Deze partijen waren, in alfabetische volgorde:
– Een Nederlands-Belgisch consortium onder aanvoering van Damen Schelde Naval Shipbuilding en Imtech Belgium;
– Een consortium onder aanvoering van de Franse Naval Group;
– Het consortium Sea Naval Solutions, dat bestaat uit Belgische en Franse bedrijven.
Tijdens de onderhandelingsfase is, volgens een stricte procedure, regelmatig contact geweest tussen de geselecteerde partijen enerzijds en de Belgische overheid anderzijds om de door België gestelde vragen en eisen, en de door de partijen gegeven antwoorden wederzijds te verduidelijken. De drie partijen hadden daarbij geen inzage in elkaars antwoorden of de uiteindelijke inschrijvingen. Het doel daarvan was te verzekeren dat de inschrijvingen van de partijen zoveel mogelijk konden voldoen aan de eisen en tevens om hun antwoorden geobjectiveerd vergelijkbaar te maken.
De drie partijen die deelnamen aan de onderhandelingsfase hebben voor hun definitieve inschrijving ieder twee varianten mogen indienen. Daarmee heeft België zes inschrijvingen ontvangen. De inschrijvingen zijn op drie aspecten beoordeeld: de technische, operationele en logistieke aspecten, de financiële aspecten en de industriële aspecten. België beschouwt deze laatste categorie als voor België essentiële veiligheidsbelangen (EVB). Voor de totaalscore telde de technische, operationele en logistieke aspecten voor 50 procent mee, de financiële aspecten voor 40 procent en de industriële EVB-aspecten voor 10 procent.
Een omvangrijk beoordelingstraject was dat van de technische, operationele en logistieke aspecten. Het grootste deel van de ruim 2.200 eisen van het programma had daarop betrekking. De beoordeling van deze aspecten is uitgevoerd door een groep van enkele tientallen Belgische en Nederlandse deskundigen. De financiële aspecten zijn door de Belgische Defensie verwerkt en beoordeeld, en de EVB-aspecten zijn beoordeeld door de Belgische Ministeries van Defensie en van Economische Zaken. De inschrijvers konden extra punten verdienen als hun aanbieding substantieel boven de gestelde eis uitging, volgens vooraf vastgestelde normen.
De winnende inschrijving van Naval Group heeft op alle drie de aspecten de meeste punten behaald, en eindigde daarmee in de totale score duidelijk bovenaan.
Industriële aspecten
In de MoU’s over de mijnenbestrijdingscapaciteit en de M-fregatten is afgesproken dat België en Nederland elkaar geen verplichtingen zullen opleggen met betrekking tot een werkverdeling of andere industriële participatie voor de twee scheepsbouwprogramma’s. In plaats daarvan zullen beide landen voor het programma waarvan ze leidende partij zijn, de industriële aspecten volgens hun eigen beleid realiseren.
Nederland heeft de uitvoering van het project «Vervanging M-fregatten» bij de Nederlandse industrie belegd. Zoals uiteengezet in de A-brief over dit project7 zal Defensie, met een beroep op art. 346 VWEU, voor in totaal vier fregatten – twee voor België en twee voor Nederland – zonder concurrentiestelling offertes aanvragen bij Damen Schelde Naval Shipbuilding en Thales.
België heeft voor de vervanging van de mijnenbestrijdingscapaciteit een Europese aanbesteding met concurrentiestelling uitgevoerd. Voor de deelname van in België gevestigde bedrijven is art. 346 toegepast voor de bescherming van de Belgische essentiële veiligheidsbelangen (EVB). Alle inschrijvende partijen hebben daarvoor voorstellen ingediend en deze zijn meegewogen in de uiteindelijke beoordeling.
Overige aspecten
Onderhoud
België zal het onderhoud van de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit gaan uitvoeren, zoals nu ook gebeurt bij de huidige AMBV’n. De Belgische Defensie zal het groot onderhoud aan de vaartuigen uitbesteden bij de industrie in Zeebrugge, en het onderhoud aan de onbemande systemen zelf gaan uitvoeren eveneens in Zeebrugge.
Arbo en duurzaamheid
De geldende Belgische en Nederlandse regelgeving ten aanzien van Arbo, milieu, veiligheid en gevaarlijke stoffen is opgenomen in het programma van eisen.
De nieuwe vaartuigen voldoen aan de modernste emissiestandaarden. De nieuwe vaartuigen zijn echter wel substantieel groter dan de huidige AMBV’n. Het tonnage van de nieuwe vaartuigen is enkele malen groter dan dat van de huidige schepen. Dit maakt een hoger brandstofverbruik onvermijdelijk. Door het gebruik van moderne efficiënte motoren en andere energiebesparende maatregelen is het brandstofverbruik echter slechts een factor twee groter, waardoor het brandstofverbruik in verhouding tot het tonnage gunstiger is. De vaartuigen zullen geschikt zijn voor de toepassing van nieuwe technologie ten behoeve van een lager energieverbruik en de vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen. Het streven is om met behulp daarvan het brandstofverbruik in de toekomst te verminderen.
Risico’s
De winnende aanbieder is contractueel verplicht om de vaartuigen en drones tegen een vastgestelde prijs te leveren. De daarmee gemoeide risico’s zijn voor de industrie.
Het in gebruik nemen van schepen met geavanceerde onbemande systemen brengt risico’s met zich mee. Het risico bestaat dat de drones, of het samenspel van het vaartuig met de drones, minder goed functioneren dan verwacht. De operationele ervaringen met deze systemen zijn beperkt en zij zullen zich in de praktijk moeten bewijzen.
Dit risico wordt echter beperkt ingeschat. Beproevingen die België inmiddels heeft uitgevoerd waren succesvol. Defensie zal op korte termijn enkele drones aanschaffen om ervaring op te doen en daarmee de invoering soepeler te laten verlopen. De uitgaven daarvoor maken geen deel uit van het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit».
Het risico is aanwezig dat de exploitatiekosten hoger uitvallen dan nu geraamd omdat het operationele concept nog niet is beproefd.
Voor het opvangen van risico’s hanteert Defensie een risicoreservering.
Tijdpad
Het eerste mijnenbestrijdingsvaartuig met de benodigde onbemande systemen is bestemd voor België. De oplevering daarvan is voorzien voor eind 2023. Nederland zal de eigen vaartuigen ontvangen in de periode 2025 tot en met 2030. De levering van de bijbehorende drones zal gelijke tred houden met de levering van de vaartuigen. Telkens een jaar voorafgaand aan de levering van een vaartuig zal Defensie een AMBV uit dienst nemen. In dat jaar kan het personeel van het AMBV worden opgeleid voor het nieuwe vaartuig en de nieuwe drones.
Financiën
De uitgaven voor investeringen en exploitatie, inclusief risico’s, komen ten laste van de defensiebegroting.
Investeringen
Met het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» is een investering gemoeid van € 883,3 miljoen. De investering beslaat de jaren 2019 tot en met 2031, en blijft binnen het totale projectbudget van € 978,9 miljoen (prijspeil 2018) waarover de Kamer op 3 mei 2018 commercieel vertrouwelijk is geïnformeerd met de bijlage bij de A-brief8. In het totale projectbudget van € 978,9 miljoen is rekening gehouden met een risicoreservering. Op basis van een aanvullende risicoinschatting wordt bezien of een aanpassing van de risicoreservering binnen dit projectbudget noodzakelijk is.
De investering van € 883,3 miljoen omvat het volgende:
– Het Nederlandse aandeel van het contract met de winnende leverancier dat in totaal betrekking heeft op twaalf mijnenvaartuigen, de totale toolbox, een simulator, een verplaatsbare container als commandocentrum, opleidingen en training, documentatie en een initiële vooraard reservedelen;
– Investeringen die Nederland zelfstandig doet. Dit betreft onder meer eigen apparatuur voor satellietcommunicatie en investeringen in infrastructuur, in het bijzonder een opslagfaciliteit voor drones in Den Helder.
Exploitatie
Onder de geraamde exploitatie-uitgaven vallen de personele exploitatie, de bedrijfsvoering zoals brandstof en munitie, en alle onderhouds- en herstelwerkzaamheden inclusief de reservedelen behalve de initiële reservedelenvoorraad. Voor het onderhoud sluit België met de leverancier eind 2023 een onderhoudscontract (Initial In-Service Support, I-ISS) voor de eerste tien jaar van het gebruik vanaf eind 2023, als het eerste schip voor België wordt afgeleverd. De inhoud van dit onderhoudscontract maakt deel uit van de aanbesteding. In 2023 kan België het definitieve onderhoudscontract aanpassen aan de laatste inzichten.
De exploitatie-uitgaven van de huidige AMBV’n van Nederland bedragen ongeveer € 32,7 miljoen per jaar. Inclusief de eerdergenoemde maatregelen om de inzetbaarheid en de voortzettingsvermogen van de krijgsmacht te vergroten, bedraagt het totaal beschikbare exploitatiebudget jaarlijks ongeveer € 37,0 miljoen.
De onderstaande tabel geeft de exploitatie-uitgaven van de totale mijnbestrijdingscapaciteit weer in de periode tot en met 2034 ten opzichte van het nu beschikbare exploitatiebudget. In deze tabel is rekening gehouden met het Nederlandse deel van het I-ISS onderhoudscontract, dat loopt van 2024 tot en met 2033. Ook is rekening gehouden met de gefaseerde buitendienststelling van de AMBV’n in deze periode.
In de transitieperiode waarin de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit wordt ingevoerd en de huidige AMBV’n uit dienst gaan, is per saldo sprake van lagere exploitatie-uitgaven. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere instandhoudingsuitgaven aan de AMBV’n die uit dienst gaan en doordat in het aankoopcontract voor de nieuwe mijnenbestrijdingscapaciteit het preventief onderhoud (behalve de manuren) voor de eerste twee jaar na de levering van een vaartuig is meegenomen. Vanaf 2032 zijn de exploitatie-uitgaven structureel € 40,4 miljoen. Dit is € 3,4 miljoen hoger dan het huidige exploitatiebudget. Deze hogere uitgaven worden vooral veroorzaakt doordat de nieuwe vaartuigen aanzienlijk groter zijn dan de huidige schepen en daardoor onder meer een hoger brandstofverbruik hebben. De hogere exploitatie-uitgaven passen binnen de defensiebegroting, mede door de meevallende investeringsuitgaven.
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
2034 e.v. |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
– 2,2 |
– 3,7 |
– 4,3 |
– 4,4 |
– 3,8 |
– 3,4 |
1,5 |
2,5 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
Bedragen in € miljoen
Controle en toezicht
In de bijlage zijn de eerdergenoemde vragen beantwoord van de vaste commissie voor Defensie over controle en toezicht. In het MoU van 8 juni 2018 is vastgelegd dat informatie van de Belgische auditors wordt gedeeld met het partnerland binnen twee maanden na vrijgave door de betrokken auditorganisatie. Ook is geregeld dat, wanneer nationale auditors behoefte hebben aan aanvullende, specifieke data, deze door de leidende partij (in dit geval België) worden verstrekt. Verder is opgenomen dat de Algemene Rekenkamer ongehinderde toegang heeft tot informatie over het project.
Het Financieel Administratie en Beheer Kantoor (FABK) van Defensie zal vanaf het eerste moment de controle op de door België ingediende rekeningen uitvoeren. Zoals de Algemene Rekenkamer stelt in het rapport «Financiële processen JSF»9, is de procedure van het FABK hiervoor goed en duidelijk uitgewerkt en gericht op het tijdig ontdekken van fouten in de ingediende rekeningen.
Ten slotte
België wil het contract met de Franse Naval Group die als winnaar uit de aanbestedingsprocedure is gekomen, in april 2019 ondertekenen. Met het oog op de voortgang van het project verzoek ik de Kamer deze D-brief in april a.s. te behandelen. Met België is afgesproken dat met de ondertekening van het contract zal worden gewacht tot na de behandeling van deze D-brief door de Kamer. Mogelijk moeten in België voorafgaand aan de contractondertekening nog juridische procedures worden voltooid. Indien dit aan de orde zou zijn, zal ik de Kamer hierover informeren.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser
Antwoorden op vragen van de vaste commissie voor Defensie over het financiële toezicht op het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit»
1.
Hoe wilt u concreet de lessen van de F-35 naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 26 488, nr. 446) in het project verwerving mijnenbestrijdingscapaciteit gaan toepassen?
Het rapport «Financiële processen JSF» van de Algemene Rekenkamer (AR) is op 31 oktober 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer. De afspraken met België over de vervanging van het mijnenbestrijdingscapaciteit zijn vastgelegd in het Memorandum of Understanding dat België en Nederland op 8 juni 2018 hebben ondertekend. De Kamer heeft dit MoU op 13 juni 2018 ontvangen10. Daardoor is het niet mogelijk geweest de aanbevelingen van het rapport van de AR onverkort toe te passen bij het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit».
De aanbevelingen van de AR betreffen onder meer de verdeling van de kosten en de controle hierop, het verkrijgen van alle voor de verantwoording relevante informatie en de ongehinderde toegang van de AR tot informatie.
In het MoU over de mijnenbestrijdingscapaciteit zijn concrete afspraken gemaakt over de kostenverdeling. Tevens is vastgelegd dat informatie van de Belgische auditors wordt gedeeld met het partnerland binnen twee maanden na vrijgave door de betrokken auditorganisatie. Ook is geregeld dat, wanneer nationale auditors behoefte hebben aan aanvullende, specifieke data, deze door de leidende partij (in dit geval België) worden verstrekt. Verder is opgenomen dat de Algemene Rekenkamer ongehinderde toegang heeft tot informatie over het project. Dit is in lijn met de aanbevelingen van de Rekenkamer van oktober 2018.
2.
Zal de Belgische (financiële) verantwoording van dit project worden gecontroleerd door een (Belgische en/of Nederlandse) onafhankelijke audit-organisatie? Zo ja, door wie en wanneer?
Het MoU stelt in paragraaf 7.3 dat (prijs)audits van het project worden uitgevoerd door de leidende partij, in dit geval België. In België zijn verschillende (audit)organisaties hiervoor bevoegd, zoals: het Auditcomité van de federale overheid, de Algemene Inspectie Defensie, Het Rekenhof, en de Dienst Prijsexpertise van het Belgische Ministerie van Defensie.
3.
Krijgt u, de Auditdienst Rijk en/of de Rekenkamer toegang tot rapporten over dit project van Belgische auditinstanties, zoals de Algemene Inspectie Defensie of de Federale Interne Auditdienst?
Het MoU stelt in paragraaf 7.3 dat de auditrapporten zullen worden vrijgegeven aan het partnerland binnen twee maanden na vrijgave door de betrokken auditorganisatie.
4.
Zijn bij het project van meet af aan passende procedures ontwikkeld voor de controle door Defensie van de rekeningen en dergelijke uit België, conform de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer in het rapport «Financiële processen JSF»?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 1 was het MoU al getekend voordat deze aanbeveling door de Algemene Rekenkamer werd gedaan. Wel zijn in paragraaf 7.1 van het MoU duidelijke afspraken gemaakt over de verdeling van kosten voor dit project. Daarnaast zal de controle op de door België ingediende rekeningen vanaf het eerste moment door het Financieel Administratie en Beheer Kantoor (FABK) van Defensie worden uitgevoerd. Zoals de Algemene Rekenkamer op pagina 24 van het in de vraag genoemde rapport stelt, is de procedure van het FABK hiervoor goed en duidelijk uitgewerkt en gericht op het tijdig ontdekken van fouten in de ingediende rekeningen.
5.
Op welke wijze krijgt de Tweede Kamer een periodieke terugkoppeling van de inzichten/resultaten die vraag 1 tot en met 4 en overige verantwoordingsinformatie opleveren?
De Algemene Rekenkamer besluit zelf welke onderzoeken worden gedaan en over de wijze van publicatie. Zoals bij elk investeringsproject rapporteert Defensie over het project «Vervanging mijnenbestrijdingscapaciteit» in de begroting, het departementale jaarverslag en het Defensie Projecten Overzicht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27830-280.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.