27 625 Waterbeleid

Nr. 378 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 november 2016

Hierbij doe ik u het rapport «Evaluatie Partners voor Water 3» toekomen1.

Het programma Partners voor Water 3 (2010–2015) is gericht op «het bundelen van krachten om de internationale positie van de Nederlandse watersector te verbeteren, en zo bij te dragen aan oplossingen voor de wereldwaterproblematiek». Partners voor Water 3 is uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO) en het Netherlands Water Partnership (NWP). Het interdepartementale programma heeft de uitvoering van tientallen vernieuwende projecten en activiteiten van samenwerkende partijen in het buitenland mogelijk gemaakt, en heeft de ontwikkeling van de (internationale) visie en ambitie van de Nederlandse watersector bevorderd. Voor het programma is een bedrag van € 57 miljoen gereserveerd binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

Uitkomsten evaluatierapport

De voorliggende evaluatie beschrijft en beoordeelt de resultaten en de impact van het programma Partners voor Water 3. De centrale onderzoeksvraag luidt: «In hoeverre heeft PvW3 zijn doelstellingen bereikt, namelijk: 1) de positionering van de NL watersector in het buitenland; 2) de krachtenbundeling binnen de watersector; en 3) bijgedragen aan oplossingen voor de wereldwaterproblematiek. De evaluatie is uitgevoerd door adviesbureau Berenschot.

Doeltreffendheid en doelmatigheid

In het rapport wordt geconstateerd dat Partners voor Water 3 doeltreffend is geweest. Door het bundelen van krachten rondom internationale watervraagstukken, is het aannemelijk dat Partners voor Water 3 met verschillende projecten en activiteiten een bijdrage heeft geleverd aan het bieden van oplossingen voor de «wereldwaterproblematiek». Ook heeft het programma bijgedragen aan de branding van de Nederlandse watersector in het buitenland. De mate van attributie kan op het hoogste effectenniveau (impact) echter niet worden vastgesteld door gebrek aan een goede set indicatoren. De onderzoekers noemen als positieve punten het verbindend vermogen van het programma, de borging van de inbreng van de belangen van partijen en dat het programma goed inspeelt op kansen en trends. Ook zijn de procedures voor de uitvoering van de subsidieregeling goed.

Daarnaast bestaat er een brede consensus over het feit dat de focus op een beperkt aantal deltalanden vruchten afwerpt. De delta-aanpak met deltateams zorgt voor coördinatie van initiatieven, het delen van kennis, inbreng van kennis van de ambassades en is essentieel voor het bereiken van focus en afstemming. Tevens werd in de evaluatie Partners voor Water 2 (2008) (bijlage bij Kamerstuk 27 625, nr. 132) geconcludeerd dat de samenhang zowel binnen het programma als daarbuiten met andere initiatieven in de sector onvoldoende was. De onderzoekers constateren in het voorliggende rapport dat deze samenhang in beide opzichten is verbeterd.

Met betrekking tot de doelmatigheid wordt geconstateerd dat investeren in een doelland een lange adem vergt en dat het tot stand brengen en onderhouden van relaties in het doelland van groot belang is voor het uiteindelijk realiseren van opdrachten. In die zin heeft met Partners voor Water 3 een zinvolle besteding van middelen heeft plaatsgevonden. Er zijn meerdere voorbeelden van grote opdrachten die de Nederlandse watersector gekregen heeft in de programmaperiode en de doellanden van Partners voor Water 3. De onderzoekers plaatsen vraagtekens bij de verdeling van middelen over de verschillende instrumenten. Voor het programma Partners voor Water 2016–2021 wordt gewerkt aan een helder uitvoeringskader, waarbij tevens de verdeling van middelen opnieuw wordt bekeken en gewerkt wordt aan concrete indicatoren om de impact en voortgang beter te kunnen monitoren.

Aanbevelingen

De onderzoekers constateren ook een aantal verbeterpunten, welke zijn uitgewerkt in aanbevelingen gericht op de efficiëntie, effectiviteit, impact en monitoring en evaluatie van het programma Partners voor Water 3. Op deze aanbevelingen zal ik nader ingaan.

In het rapport wordt aanbevolen om een heldere programmatische aanpak uit te werken, waarbij de strategische doelen vertaald zijn in operationele doelen met bijbehorende indicatoren en waarbij de samenhang tussen de verschillende instrumenten en de mate waarin ze verwacht worden bij te dragen aan de doelen in beeld zijn gebracht. In dat verband verwijs ik naar mijn brief van 3 februari 2016 (Kamerstuk 32 605, nr. 177), waarin ik samen met de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Economische Zaken de Internationale Water Ambitie (IWA) van Nederland uiteenzet. Het programma Partners voor Water 2016–2021 geeft invulling aan deze ambitie. Er wordt momenteel gewerkt aan een «Theory of Change» om in kaart te brengen hoe een interventie tot verandering of de beoogde resultaten leidt. Dit moet leiden tot een duidelijke strategie met operationele doelen en bijbehorende indicatoren. Hierbij wordt tevens gekeken naar de mate waarin bestaande financieringsprogramma’s voor de watersector elkaar kunnen versterken. De onlangs opgezette «Taskforce Innovatieve Financiering» levert hier een significante bijdrage aan. Deze Taskforce onderzoekt nieuwe financieringsvormen om verschillende financieringsstromen te verbinden (publiek en privaat evenals van internationale financieringsinstellingen). Na het uitwerken van de programmatische aanpak voor de IWA kan ook de hoogte van de inzet van middelen op de verschillende componenten van het programma nader worden beschouwd.

In het rapport wordt aanbevolen om het aantal landen te reduceren tot 10 om de impact van het programma te vergroten. Mijns inziens beperkt dit de mogelijkheid om in te spelen op kansen en wensen vanuit de Nederlandse watersector. Ik zal mij conform de aanbevelingen blijven richten op een beperkt aantal deltalanden, waarmee een langlopende relatie wordt opgebouwd. Daarnaast bied ik met het programma Partners voor Water 2016–2021 ook ruimte voor kansen in andere landen met focus op stedelijke delta’s gericht op het verbeteren van waterveiligheid en waterzekerheid.

De onderzoekers constateren vervolgens een verbeterpotentieel in de subsidieregeling. Zo kan de aansluiting van de subsidieprojecten bij de focus in de deltalanden verbeterd worden, en kan beter zicht op de spin-off van een project worden verkregen. Ik sta positief tegenover deze aanbevelingen. In de subsidieregeling «Waterveiligheid en Waterzekerheid in Stedelijke Delta’s» worden deze aanbevelingen meegenomen, voor zover dat projecten in de Deltalanden betreft.

De evaluatie stelt dat de branding van de Nederlandse watersector mede door het PvW programma de afgelopen jaren is verbeterd. Dit is bereikt door een sterkere focus op een gezamenlijke label gericht op samenwerking en een betere profilering van de Nederlandse sector als geheel. Deze focus wordt voortgezet in het vervolgprogramma Partners voor Water 2016–2021.

Met betrekking tot de aanbevelingen over de governance van het programma wordt gesteld dat het vermogen om te acteren en te committeren voor verbetering vatbaar is, evenals het bewaren van coherentie en vermogen om te leveren. Deze aandachtpunten zijn verwerkt in de Internationale Waterambitie die specifiek inzet op grotere beleidscoherentie en resultaatgerichtheid (realisatiekracht). Het evaluatierapport geeft aan dat het vermogen om te verbinden en het vermogen om aan te passen en te vernieuwen goed ontwikkeld is. De mogelijkheid voor RvO om ook andere partijen te contracteren wordt opgepakt. Zo zijn er reeds activiteiten gestart met Nederland Maritiem Land (NML) op maritiem gebied.

Tot slot onderschrijf ik de aanbevelingen met betrekking tot de monitoring en evaluatie van het programma. Deze aanbevelingen worden reeds verder uitgewerkt door het Interdepartementaal Watercluster, de uitvoerders RVO en NWP en Berenschot. Het doel is om meer kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren op te stellen om gedegen uitspraken te doen over de impact en outcome van het nieuwe programma Partners voor Water 2016–2021.

In het kader van de formele afsluiting van het Programma Partners voor Water 3 wijs ik erop dat de eindrapportage door de uitvoerende partijen RVO en NWP aan de opdrachtgever wordt aangeboden in december 2016. In dit rapport wordt uitgebreid toelichting gegeven op de verschillende activiteiten, geografische spreiding, behaalde resultaten en geboekte voortgang. Deze rapportage wordt online beschikbaar gesteld.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven