26 234 Vergaderingen Interim Committee en Development Committee

Nr. 199 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 april 2017

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 5 april 2017 over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep van 21 tot 23 april 2017 in Washington D.C. (Kamerstuk 26 234, nr. 196), over de brief van 8 december 2016 over het verslag jaarvergadering Wereldbankgroep 2016 (Kamerstuk 26 234, nr. 194, over de brief van 31 januari 2017 over het verslag onderhandelingen van de 18e middelenaanvulling van de International Development Association (Kamerstuk 26 234, nr. 195 en over het verslag van een schriftelijk overleg van 10 oktober 2016 inzake de Nederlandse inzet bij de Wereldbank Jaarvergadering, van 7 tot 9 oktober 2016 in Washington DC en het Verslag van de Wereldbank Voorjaarsvergadering 2016 (Kamerstuk 26 234, nr. 192).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 april 2017 aan de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 19 april 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Wiskerke

Inbreng VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse inzet van het kabinet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank. De leden van de VVD-fractie hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Allereerst willen de leden van de VVD-fractie de Minister bedanken voor haar inzet op de bevordering van inclusieve groei en steun benadrukken voor het inzicht dat modernisering van de handelspolitiek nodig is om ongelijkheid tegen te gaan.

Bij eerdere vergaderingen van de Wereldbank heeft Nederland ingezet op een toekomststrategie («better Bank») die ten grondslag moet liggen aan een kapitaalverhoging («bigger Bank»). De leden van de VVD-fractie vragen de Minister naar de voortgang van de implementatie van deze toekomststrategie. In hoeverre zijn de behaalde resultaten voldoende voor Nederland om in te stemmen met «bigger Bank»? Wat moet nog gebeuren en hoe concreet zijn de plannen om dat ook daadwerkelijk te bereiken?

1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft de Bank tijdens de jaarvergadering van 2016 verzocht de ambities in haar toekomststrategie te vertalen naar duidelijke resultaatafspraken. Tijdens de voorjaarsvergadering zal de eerste voortgangsrapportage van de Bank worden besproken. Hoewel deze rapportage een goede basis biedt, wil het kabinet sterkere doelstellingen en resultaatafspraken voor bijvoorbeeld het mobiliseren van private financiering voor ontwikkeling en voor het decentraliseren van Bankpersoneel naar klantlanden. Tot slot moet de Bank volgens Nederland bij de ontwikkeling van nieuwe programma’s nog beter gebruik maken van alle kennis die zij in huis heeft.

Kan de Minister de garantie geven niet in stemmen met «bigger Bank» zolang niet is beantwoord aan de Nederlandse voorwaarden?

2. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beoordeelt eventuele (nieuwe) bijdragen aan internationale organisaties op effectiviteit van de organisatie en relevantie voor het Nederlandse beleid. De mate waarin de Wereldbank maatregelen neemt om nog slagvaardiger te opereren en uit te groeien tot een «better Bank» zullen mee worden gewogen bij de beoordeling of een kapitaalverhoging wenselijk is. Naast het maken van goede resultaatafspraken blijft het kabinet van mening dat er op het gebied van bureaucratisering en kostenefficiëntie nog vooruitgang kan worden geboekt. De Bank moet eerst zelf kijken naar mogelijkheden om de financiële capaciteit te vergroten voordat het zich wendt tot aandeelhouders voor een kapitaalverhoging. Gedacht kan worden aan het vergroten van inkomsten, het verlagen van operationele kosten of het efficiënter gebruik maken van het reeds ingelegde kapitaal met behoud van de triple-A rating van de Bank. Het is nog te vroeg om in te stemmen met een «bigger Bank» met meer aandelenkapitaal van aandeelhouders,omdat aan bovenstaande voorwaarden nog niet volledig is voldaan.

De Minister geeft aan dat haar inzet bij de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) zal zijn om te zoeken naar andere opties om de financiële capaciteit van de bank te verhogen, bijvoorbeeld door het verlagen van operationele uitgaven en inkomsten te vergroten door bijvoorbeeld te variëren in het beprijzen van bankleningen. De leden van de VVD-fractie pleiten voor het effectiever en efficiënter gebruik maken van het reeds ingelegde kapitaal van landen en ondersteunt de inzet van de Minister. Kan de Minister daarbij aangeven, welke concrete stappen hiertoe het afgelopen jaar zijn gezet door de Wereldbank en wat er nog te verwachten is in de komende periode?

3. Antwoord van het kabinet:

In 2014 heeft de Wereldbank besloten tot maatregelen om efficiënter gebruik te maken van het ingelegde kapitaal in de International Bank for Reconstruction and Development (IBRD). De verhouding tussen eigen vermogen (equity) en de maximale leningenportefeuille is verlaagd van 23% naar 20%. Daarnaast is de IBRD overeenkomsten aangegaan met andere multilaterale ontwikkelingsbanken en met Multilateral Investment Guarantuee Agency (MIGA), de eigen verzekeringstak, om de blootstelling aan individuele afnemers van leningen uit te ruilen, waardoor het portfolioconcentratierisico beperkt werd. Deze twee maatregelen hebben ervoor gezorgd dat de IBRD zonder aanvullende kapitaalinleg van aandeelhouders meer is kunnen gaan uitlenen.

Bij het verkennen van de mogelijkheden om de financiële capaciteit van de IBRD te vergroten wordt opnieuw gekeken naar mogelijkheden om de balans van de IBRD verder te optimaliseren. De Wereldbank geeft daarbij zelf aan dat het verder verlagen van de ondergrens voor de verhouding tussen eigen vermogen en de omvang van de leningenportefeuille bij de IRBD onwenselijk is, omdat het anders niet zonder meer de triple-A rating kan blijven waarborgen. Hier wordt het komende jaar over doorgesproken. Daarnaast zal er ook gekeken worden naar andere innovatieve manieren om ruimte te maken op de balans van de IBRD.

Als onderdeel van de vijfjaarlijkse Shareholding Review wordt de verdeling van aandelen en stemgewichten van landen binnen de bank geëvalueerd. Nederland heeft bij de vorige vergadering van de Wereldbank opgeroepen om de uitkomst van de formule te verzachten en zich gedistantieerd van de vooropgestelde opzet van de formule, waarbij 80 procent gewicht wordt toegekend aan de economische omvang van landen (BBP) en slechts 20 procent aan de financiële bijdrage van landen aan de International Development Association (IDA). De leden van de VVD-fractie vragen de Minister zich hieraan te committeren en niet in te stemmen met voorliggende of nog voor te stellen compromissen die daaraan afbreuk doen. Deze leden vragen de Minister om een reactie.

4. Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft zich als enige gedistantieerd van de opzet van de dynamische formule. Het kabinet is van mening dat de formule onvoldoende oog heeft voor kleine en middelgrote landen en dat het onwenselijk is dat bijdragen aan de International Development Association (IDA) voor slechts 20 procent worden meegewogen in de formule. De formule leidt daardoor niet tot de beoogde geleidelijke en evenwichtige herverdeling van aandeelhoudersverhoudingen die recht doet aan de veranderende verhoudingen in de wereldeconomie en de positie van ontwikkelingslanden. Hoewel de formule niet formeel is vastgesteld aan de hand van een stemming, staat deze in het Development Committee inmiddels niet meer ter discussie.

Het kabinet vindt het van belang dat een voorstel voor uitgifte en verdeling van nieuwe aandelen eventuele verliezen van stemgewicht verzacht door slechts een beperkt aantal aandelen uit te geven, limieten te stellen aan hoeveel aandeelhouders maximaal mogen verwateren en niet te tornen aan de samenstelling van de board. Het kabinet zal een voorstel – dat wordt verwacht bij de jaarvergadering 2017 – beoordelen op de vraag in hoeverre de herverdeling op basis van de formule op een geleidelijke en eerlijke manier tot stand komt.

Tevens willen de leden van de VVD-fractie de Minister vragen of zij, naar aanleiding van de Voorjaarsvergadering, de Kamer kan informeren naar vorderingen bij de Wereldbank op het gebied van het wegnemen van grondoorzaken van de migratiecrises en het bevorderen van duurzame economische integratie van vluchtelingen in gastlanden?

5. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank zet actief in op het wegnemen van grondoorzaken van irreguliere migratie. In de eerste plaats leveren vrijwel alle activiteiten in het kader van de hoofddoelstellingen – bestrijding van extreme armoede en bewerkstelligen van gedeelde welvaart – hieraan een directe of indirecte bijdrage. Armoede, ongelijkheid en gebrek aan perspectief vormen immers belangrijke redenen voor mensen om hun land te verlaten en te proberen in de regio of verder weg een bestaan op te bouwen. Ten tweede zal migratie een grotere rol gaan spelen in landen- en regionale programma’s van de Wereldbank en wil de Wereldbank programma’s starten voor de aanpak van specifieke grondoorzaken van migratie zoals bevolkingsgroei en klimaatverandering. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om programma’s op het terrein van werkgelegenheid, sociale zekerheid, gezondheid en beperking van het risico op natuurrampen. Ten derde heeft de Wereldbank in het kader van IDA18 een apart loket opgezet van 2 miljard dollar om de sociaaleconomische perspectieven te verbeteren van vluchtelingen en gastgemeenschappen in landen die veel vluchtelingen opvangen, zoals Ethiopië en Pakistan.

Kan de Minister daarnaast aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie-Ten Broeke/Servaes over concessionele leningen aan Jordanië en Libanon (Kamerstuk 34 300 V, nr. 20)? Hoeveel van dergelijke leningen zijn inmiddels verstrekt, voor welke totale waarde en voor welke doeleinden? Zijn er zaken die hierbij specifieke aandacht verdienen?

6. Antwoord van het kabinet:

Nederland draagt 35 miljoen euro bij aan de Concessionele Financieringsfaciliteit (Concessional Financing Facility, CFF) van de Wereldbank. Deze faciliteit is bedoeld voor het verzachten van de leningsvoorwaarden van middeninkomenslanden voor projecten gericht op het versterken van de opvangcapaciteit van vluchtelingen in de Midden-Oosten en Noord-Afrika regio. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie Ten Broeke/Servaes. Tot nu toe zijn de voorwaarden verzacht voor drie leningen aan Jordanië en een lening aan Libanon met een totaalbedrag van 798 miljoen dollar. Het betreffen projecten op het gebied van het scheppen van banen voor vluchtelingen en gastgemeenschappen en versterking van de basisdiensten. Via de CFF kan met de donatie van 1 dollar ongeveer 3–4 dollar worden gegenereerd aan concessionele leningen. De CFF is inmiddels omgevormd tot een Global Concessional Financing Facility (GCFF) zodat middeninkomenslanden uit andere regio’s die de opvangcapaciteit van vluchtelingen moeten versterken – zoals bijvoorbeeld sub-Sahara Afrika – ook onder zachte voorwaarden bij de Wereldbank kunnen lenen. Specifiek aandachtspunt is dat de programma’s onder de CFF sneller van start dienen te gaan na goedkeuring. Nederland dringt hierop aan bij de Bank, samen met de andere donorlanden.

Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie de Minister hoe het aandeel aan marktfinanciering in het IDA 18-budget (ruim 22 miljard dollar) in de praktijk binnengehaald gaat worden? Is het al zeker dat dit bedrag vanuit de markt opgehaald gaat worden, of betreft het nog een streefwaarde die in de praktijk ingevuld moet worden? Graag ontvangen deze leden een toelichting van de Minister.

7. Antwoord van het kabinet:

IDA zal het aandeel aan marktfinanciering van 22 miljard dollar op de markt ophalen door obligaties uit te geven, zoals ook de andere onderdelen van de Wereldbank gericht op midden-inkomenslanden (IBRD) en de private sector (International Finance Corporation, IFC) dat doen. Om deze obligaties uit te kunnen geven heeft IDA in het najaar 2016 van de ratingbureaus een triple A-status verkregen. IDA zal voor de uitgifte van obligaties gebruik maken van reeds opgebouwde expertise en capaciteit bij de IBRD. De looptijd van IDA18 is van medio 2017 tot en met medio 2020 en de eerste obligaties moeten nog worden uitgegeven. Het streven is om in totaal ruim 22 miljard dollar aan financiering op te halen, zodat IDA in totaal 75 miljard dollar aan financiering kan verstrekken voor deze periode. Naar verwachting is er voldoende belangstelling in de markt voor het kopen van de obligaties van IDA tegen lage financieringskosten.

Inbreng CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van de brief van de Minister aangaande de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank. De leden van de CDA-fractie delen de zorg over de hongersnood in Afrika en Jemen en ondersteunen het voornemen van de Minister om hier aandacht voor te vragen in de vergadering. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in Wereldbankcontext de inzet van de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse leiders aan de orde te stellen en hun bijdrage aan de bestrijding van armoede en honger in Afrika.

Daarnaast willen de leden van de CDA-fractie de Minister vragen om eveneens extra aandacht te vragen voor de positie van minderheden in deze kwetsbare gebieden, maar ook in de in Afrika liggende aan Europa grenzende gebieden.

8. Antwoord van het kabinet:

De oorzaak van hongersnood of de dreiging daarvan is helder: door het ontbreken van een politieke oplossing voor gewapend conflict slaat voedselonzekerheid om in hongersnood. De vier landen hebben één ding gemeen: er heerst gewapend conflict waarbij strijdende partijen de toegang van de bevolking tot hulp blokkeren. Daarnaast worden mensen in hun zelfredzaamheid aangetast omdat door het geweld geen toegang is tot land om te zaaien, oogsten en vee te houden. Nederland grijpt elke mogelijkheid, op alle niveaus en in alle fora aan om leiders erop te wijzen dat de primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van hun bevolking, inclusief die van minderheden in kwetsbare gebieden, bij hen ligt en zal dat ook in de context van de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank doen.

De Minister stelt in haar brief dat zowel de Wereldbank als het Internationaal Monetair Fonds (IMF) stellen dat ongelijkheid bestreden moet worden in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre hier naast financiële steun ook acties nodig zijn op veiligheidsgebied. Juist door het creëren van een veilige leefomgeving kan ongelijkheid bestreden worden.

9. Antwoord van het kabinet:

Extreme armoede concentreert zich op plekken waar rechteloosheid, uitsluiting en geweld domineren. Gebrek aan vrede en veiligheid is een belangrijke grondoorzaak voor migratie naar buurlanden of Europa. Tegelijkertijd is een veilige leefomgeving alleen duurzaam wanneer iedereen gelijke kansen krijgt en uitsluiting en discriminatie worden tegengegaan. Een conflict ontvlamt sneller als bepaalde etnische of culturele groepen of regio’s niet betrokken zijn bij het bestuur en besluitvorming over zaken die hen raken, of geen toegang hebben tot basisvoorzieningen. Het kabinet verwelkomt het voornemen van de Bank om actief te worden op het terrein van crisispreventie en vredesopbouw. Een veilige leefomgeving is immers een belangrijke voorwaarde voor inclusieve ontwikkeling, waarbij de armsten en buitengesloten groepen kunnen meeprofiteren van ontwikkeling en economische groei. Op dit terrein werkt de Bank goed samen met de VN. De Bank zet hierbij met name in op het creëren van perspectieven in onrustige regio’s, door middel van private sectorontwikkeling en onderwijs, met speciale aandacht voor jongeren en vrouwen.

In het bijzonder willen de leden van de CDA-fractie aandacht vragen voor de situatie van minderheden in Egypte en andere Noord-Afrikaanse landen. Nu IS uit het Midden-Oosten verdreven wordt, lijken ze in Noord-Afrika meer voet aan de grond te krijgen, waarbij de terreur zich richt op minderheden. Het IMF en de Wereldbank hebben projecten lopen in deze regio. Onder andere met betrekking tot infrastructuur en sociale voorzieningen. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de besteding van deze gelden, in het bijzonder in Egypte.

10. Antwoord van het kabinet:

Eind vorig jaar zag Egypte zich genoodzaakt de hulp van het IMF in te roepen voor het doorvoeren van structurele economische hervormingen. De Wereldbank richt zich in Egypte op inclusiviteit. Beide programma’s dragen bij aan stabiliteit voor de langere termijn. Omdat het lastig samenwerken is met de autoriteiten op dit vlak, beperkt de Bank zich grotendeels tot samenwerking met NGO’s. De risico’s om programma’s uit te voeren worden daarmee zoveel mogelijk beperkt.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe we bijvoorbeeld borgen dat geen onderscheid gemaakt wordt tussen bevolkingsgroepen bij de besteding van middelen voor sociale voorzieningen. Gezien de toenemende aanwezigheid van IS in Egypte kan de instabiliteit alleen maar toenemen. Dit biedt nieuwe risico’s voor de besteding en de controle op de besteding. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister dit ziet en of zij bereid is om dit punt op de agenda te zetten?

11. Antwoord van het kabinet:

Inclusiviteit vormt een kernprincipe van de Wereldbank, ook in Egypte. Er zijn geen indicaties dat bij de inzet van middelen voor sociale voorzieningen onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende bevolkingsgroepen. Voorts bestaat bij het kabinet niet het beeld dat de activiteiten van ISIS in Egypte hierbij een obstakel vormen. Uitzondering hierop vormt mogelijk het gebied in Noord-Sinaï dat grenst aan Gaza. In dit gebied is sprake van een gewapend conflict tussen ISIS en het Egyptische leger. Door deze conflictsituatie is de overheidscontrole beduidend minder dan in de rest van het land, waardoor de effectieve inzet van middelen uitdagender is. Het kabinet zal in de contacten met de Wereldbank en de Egyptische autoriteiten het belang van inclusiviteit blijven benadrukken.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een nadere toelichting te geven op de verhoging van de financiële capaciteit van de Wereldbank. In de brief worden enkele voorbeelden gegeven, maar kan de Minister ook aangeven op basis van welk succes de Minister haar afwegingen maakt en welke systematiek aangaande de genoemde voorgenomen verkenning gebruikt wordt.

12. Antwoord van het kabinet:

Interne maatregelen om de financiële capaciteit van de Wereldbank te vergroten zijn bijvoorbeeld het vergroten van het netto-inkomen, door de operationele kosten van de Bank te verlagen of de rente-inkomsten op bankleningen te verhogen door te variëren in beprijzing. Dit netto-inkomen kan vervolgens gebruikt worden om de kapitaalbasis van de IBRD verder te laten aangroeien, waardoor er vervolgens meer uitgeleend kan worden. Een andere maatregel is om te bezien of het reeds ingelegde kapitaal efficiënter gebruikt kan worden, door bijvoorbeeld de leverage te vergroten door voor elke ingelegde euro meer uit te lenen, uiteraard met inachtneming van het belang van het behoud van de triple-A rating.

De Minister stelt in haar brief dat Nederland voor zal stellen een geleidelijke en evenwichtige herziening van de verdeling van aandelen en het daarbij behorende stemgewicht. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven hoe de verhoudingen liggen, hoe andere landen tegen deze nieuwe verdeling aankijken en of het voorstel van Nederland haalbaar is.

13. Antwoord van het kabinet:

In het Development Committee van de voorjaarsvergadering ligt nog geen voorstel op tafel voor uitgifte en verdeling van nieuwe aandelen, noch heeft het kabinet hiertoe een voorstel gedaan. Een voorstel wordt verwacht bij de jaarvergadering. Het kabinet zal uw Kamer voorafgaand aan de jaarvergadering over dit voorstel informeren en ingaan op de vraag in hoeverre het beantwoordt aan de Nederlandse inzet om tot een geleidelijke herverdeling van aandeelhoudersverhoudingen te komen.

De leden van de CDA-fractie onderstrepen het belang dat de bijdragen aan de Wereldbank worden getoetst op hun ontwikkelingsimpact, zoals de Minister in de brief ook schrijft. Juist met de grote investeringsprojecten die door de Wereldbank worden gefinancierd is het van belang om serieus werk te maken van impactmeting van de investeringen en daarbij te focussen op duurzame inkomensverbetering van small holder farmers, women empowerment en voedselzekerheid op huishoudniveau. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is dit aan de orde te stellen bij de Wereldbank en daarbij het belang van een participatief proces, waarbij maatschappelijke organisaties een rol spelen bij het meten van de impact op huishoudniveau, te benadrukken?

14. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank hanteert een uitgebreide set van criteria en richtlijnen om investeringen te beoordelen op hun impact. Zo wordt elke investering in de landbouw getoetst op effecten op lokale producenten, vrouwen en de lokale voedselzekerheid. Negatieve impact wordt zo veel mogelijk voorkomen. Het kabinet is in dit verband graag bereid om een stap verder te gaan en bij de Wereldbank te pleiten voor het toepassen van de Voluntary Guidelines for the Governance of Land Tenure en de Principles for Responsible Investment in Agriculture and Food Systems. Deze zijn internationaal overeengekomen zijn in het Committee World Food Security (CWFS). Het betrekken van de lokale stakeholders in het proces van toetsen en monitoren van impact is uitdrukkelijk onderdeel van die richtlijnen.

Deze data zijn voor de uitvoerders en uiteindelijke doelgroepen zeer relevant onder andere ook om met lokale autoriteiten in gesprek te gaan. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister bij de Wereldbank het belang van goede monitoring van de Sustainable Development Goals (SDG’s) wil benadrukken en de rol van maatschappelijke organisaties (SDG 16) daarbij en dat die ruimte ook wordt geboden.

15. Antwoord van het kabinet:

Het leveren van een bijdrage aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen en een goede monitoring van de uitvoering staan centraal in de Wereldbankstrategie. De Bank wordt nu ook steeds meer actief op het terrein van SDG16. In het Midden-Oosten en Noord-Afrika richt de Bank zich bijvoorbeeld op vrede en stabiliteit voor de Syrië-regio, Libië en Jemen. De Inzet van de Bank is hierbij onder andere gestoeld op hernieuwing van het sociaal contract tussen overheden en de bevolking. Samenwerking met maatschappelijke organisaties is hierbij onontbeerlijk, ook omdat zij belangrijke graadmeters zijn voor monitoring en evaluatie van programma’s. Op landenniveau kan de samenwerking tussen de Bank en maatschappelijke organisaties nog wel wat beter. Nederland zal de Bank hier op blijven aanspreken.

Inbreng D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbank. Zij hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de D66-fractie merken op dat President Kim met steun van de Nederlandse regering herkozen is en dus zijn hervormingsagenda kan voortzetten. Waarop is de Minister voornemens hem aan het einde van zijn periode te beoordelen? Wat moet in dat kader aan het einde van de komende termijn bereikt zijn in het hervormen en herpositioneren van de Wereldbank?

16. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet beoordeelt de resultaten die Kim heeft geboekt in zijn eerste termijn als positief. De inzet van Kim op armoedebestrijding sluit goed aan bij het kabinetsbeleid en de speerpunten van de hulp- en handel agenda (voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, veiligheid en rechtsorde). Kim heeft de Wereldbank door een lastige reorganisatie en bezuinigingsoperatie heen geloodst; van groot belang om efficiënter, flexibeler, en daarmee slagvaardiger te kunnen opereren. Het kabinet verwacht dat de Bank onder leiding van President Kim op de ingeslagen weg door zal gaan, een belangrijke bijdrage zal leveren aan het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, en de Nederlandse bijdrage nog beter zal aanwenden voor effectieve armoedebestrijding. Nederland zal President Kim daar te zijner tijd ook op beoordelen.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de mate waarin de Forward Look 2030, waarvan de implementatie op de Voorjaarsvergadering besproken gaat worden, in de uitvoering geharmoniseerd zal zijn met de Sustainable Development Goals. Het is weliswaar een streven van de Wereldbank de eigen doelstellingen met die van de SDG’s te stroomlijnen, maar uit de Forward Look 2030 zelf blijkt dat nog nauwelijks. Dat roept meerdere vragen op. Op welke SDG’s gaat de Wereldbank zich concreet richten? Hoeveel middelen gaan ze daarvoor inzetten?

17. Antwoord van het kabinet:

De Wereldbank heeft de ambitie om een belangrijke uitvoerder te zijn voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs) als leidend voor haar activiteiten in de komende vijftien jaar. Het Wereldbankloket voor de armste landen, IDA, zet zich in om de armste landen te ondersteunen in het behalen van de SDGs. Het resultaatmetingssysteem van IDA18 is zoveel mogelijk gelijkgetrokken met dat van de SDGs.

De Bank richt zich met haar projecten op de volle breedte van de SDGs. SDG1 (No poverty) en SDG2 (Zero hunger) zijn natuurlijk sterk gelieerd aan de twee kerndoelstellingen van de Bank (het beëindigen van extreme armoede en bewerkstelligen van gedeelde welvaart). Verder heeft zij programma’s die betrekking hebben op onder andere duurzame energie, stabiliteit en sterke instituties ondersteunen of onderwijs bieden aan kinderen in ontwikkelingslanden. Naast de middelen die de Bank zelf zal inzetten, heeft zij een centrale rol in het aantrekken van andere financieringsstromen, zoals private financiering en Domestic Resource Mobilization. Op deze manier kan de Bank als katalysator werken om met ODA-geld nog meer middelen binnen te halen om doelen te realiseren.

In hoeverre is de door President Kim in gang gezette thematische herstructurering van de Wereldbank in lijn met de onderverdeling van de SDG’s? Hoe gaat de Wereldbank, naast de Verenigde Naties en IMF een van de weinige wereldwijde spelers, bevorderen dat wereldwijd inzet op SDG’s door landen op elkaar afgestemd wordt?

18. Antwoord van het kabinet:

De afstemming van de inzet op SDGs vindt primair plaats op landenniveau, onder leiding van de landen zelf. Tijdens de VN-top over de SDGs is afgesproken dat landen voor de uitvoering van de SDGs waar nodig beleidsinitiatieven nemen, periodiek zullen rapporteren over de voortgang en daarover consulteren met betrokken partijen in de samenleving. Multilaterale organisaties hebben daarbij een belangrijke rol te vervullen om in landen waar dat nodig is de uitvoering van de SDGs te ondersteunen. Nederland pleit binnen multilaterale organisaties voor goede afstemming met overheden in deze landen en ook voor goede onderlinge samenwerking tussen bijvoorbeeld VN, Wereldbank en IMF in de landen zelf.

De leden van de D66-fractie brengen in herinnering dat vorig jaar uitgebreid gesproken werd over de safeguards (projectstandaarden) die de Wereldbank zou gaan implementeren en die naar verwachting in 2018 in werking zouden treden. Daarbij vroegen deze leden in de werkwijze van de Wereldbank het uitgangspunt «Do good» als standaard op te nemen in plaats van «Do no harm». In hoeverre leidt de implementatie van deze safeguards daar volgens de Minister toe?

19. Antwoord van het kabinet:

In het nieuwe safeguards-beleid staat duurzaamheid (do good) van investeringsprojecten centraal. Participatie van belanghebbenden in projectontwerp en -uitvoering is uitgangspunt. Inbreng en eigenaarschap van de lokale bevolking is hiermee beter dan voorheen in het beleid verankerd. Met een sterkere inbedding in de safeguards van mensenrechten, arbeidsrechten en rechten van inheemse volkeren, zullen investeringsprojecten van de Bank naar verwachting van hogere kwaliteit zijn. Nederland heeft er bij de Bank op aangedrongen om meer te investeren in capaciteitsversterking in de landen zelf, zodat de risico’s van investeringsprojecten voorafgaand aan, en gedurende de looptijd van projecten beter in kaart kunnen worden gebracht en gemanaged. Naast do good blijft do no harm (het voorkomen van negatieve effecten op mens en milieu) eveneens van belang.

Kan zij daarop ook antwoorden specifiek kijkende naar de omgang met de LHBT-gemeenschap? De Minister schrijft bijvoorbeeld zelf dat projectbeoordeling bij de Wereldbank zich vooral gaat richten op of een project tot discriminatie kan leiden. En dat voor doorgang van het project afspraken verplicht zijn over hoe dat voorkomen kan worden. Dat klinkt de aan het woord zijnde leden nogal als een minimale invullen in de oren. Het gaat dan immers vooral om het voorkomen van negatieve impact, niet om het creëren van positieve impact. Dit terwijl dat de grote opgave op heel veel gebieden is en dat om die reden ook wel echt nodig is. Op welke wijze, met welke landen, blijft de Minister zich inzetten voor verdere versteviging van het «do good»-principe?

20. Antwoord van het kabinet:

Nederland vervult samen met enkele andere gelijkgezinde aandeelhouders een aanjagende rol op het terrein van LGBT-rechten binnen de Raad van Bewindvoerders. Deze informele coalitie van bewindvoerders overlegt regelmatig met de zogenaamde Sexual Orientation and Gender Identity (SOGI) taakgroep binnen de Bank over het respecteren van LGBTI-rechten. Verder dringt Nederland er op aan om LGBTI-rechten te incorporeren in landenanalyses van de Bank. Tenslotte werkt Nederland nauw samen met de vorig jaar benoemde SOGI-adviseur die projectteams ondersteunt bij het adresseren van dit thema in de landenprogramma’s.

De leden van de D66-fractie vragen of op de komende Voorjaarsvergadering ook gesproken wordt over de mogelijkheid dat financiering vanuit de Verenigde Staten wegvalt en hoe dit vervolgens opgevangen wordt. Welke voorkeuren en inzet heeft de Minister op dat gebied? Hoe reëel acht zij verder de door sommige experts geuite angst dat een eventueel terugtrekken van de Verenigde Staten een sneeuwbaleffect tot gevolg kan hebben?

21. Antwoord van het kabinet:

Het begrotingsproces in de VS is nog niet afgerond. Er is geen indicatie dat de VS zich uit de Wereldbankgroep zal terugtrekken. Het kabinet volgt de ontwikkelingen ten aanzien van de huidige en toekomstige financiële capaciteit van de Bank op de voet.

Inbreng GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het verslag van de Jaarvergadering van de Wereldbankgroep 2016. De leden van de GroenLinks-fractie hebben echter wel enkele vragen over het zogenaamde Global Crisis Response Platform dat moet dienen als coördinatiemechanisme voor het crisisinstrumentarium van de Bank, waartoe Nederland tijdens de Voorjaarsvergadering in april 2016 heeft opgeroepen. Zij vragen hoe dit platform in de praktijk moet gaan functioneren en door wie de coördinerende functie van het Global Crisis Response Platform in de praktijk zal worden uitgevoerd.

22. Antwoord van het kabinet:

De loketten van de Wereldbankgroep – IBRD, IDA, IFC en MIGA – hebben verschillende (financiële) instrumenten gericht op crisispreventie, paraatheid, crisisrespons en wederopbouw. Daarnaast heeft de Bank een belangrijke coördinerende rol tussen bilaterale donoren, het maatschappelijk middenveld en andere ontwikkelingsspelers. De Bank heeft zich tot doel gesteld om middelen en kennis van de private sector te mobiliseren. De IBRD en IDA hebben de afgelopen jaren veel gedaan ter ondersteuning van landen in crisissituaties. Een voorbeeld is het Crisis Response Window, een loket dat in 2011 opgericht werd om IDA-landen te helpen bij crisissituaties die hun lange termijnontwikkeling aantasten. Het loket heeft een belangrijke rol gespeeld bij de ondersteuning van West-Afrikaanse landen tijdens de Ebola-crisis.

Mede op aansporing van Nederland gaat de Bank alle instrumenten voor crisisrespons nu stroomlijnen. De instrumenten worden onder een Wereldbankgroep-brede paraplu gebracht: het Global Crisis Response Platform (GCRP). Het doel van het platform is om initiatieven en instrumenten van de Wereldbankgroep systematischer op elkaar aan te laten sluiten. Op deze manier wil de Bank de kloof tussen humanitaire interventie en ontwikkelingssamenwerking te dichten. Crisisrespons moet op deze manier effectiever worden, doordat de Bank duidelijker kan identificeren welk instrument passend is voor de specifieke situatie. Dit geldt voor economische crises, natuurrampen, gewapend conflict en pandemieën; zowel in lage als in middeninkomenslanden; en van weerbaarheid tot wederopbouw. Het GCRP brengt alle instrumenten in kaart en roept een mechanisme in het leven om de respons te coördineren en kennis te delen.

Deze leden vragen zich daarnaast wat in het algemeen het resultaat is van de Nederlandse inzet voor meer ondersteuning via IDA aan vluchtelingen en gastgemeenschappen in de armste landen en zij vragen wat de concreet behaalde resultaten zijn voor vluchtelingen en mensen in die gastgemeenschappen. Deze leden vragen of de Minister daar concreet inzicht in kan geven.

23. Antwoord van het kabinet:

In het kader van IDA18 heeft de Bank 2 miljard dollar gereserveerd voor vluchtelingen en gastgemeenschappen in IDA-landen. Nederland heeft deze Regional Sub-Window for Refugees van harte ondersteund. Waar vluchtelingencrises voortduren, vervaagt immers de grens tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp. Projecten zullen zich richten op de middellange en lange termijnbehoeften van vluchtelingen en gastgemeenschappen. Het zal projecten ondersteunen in gastlanden die vluchtelingen opvangen. Deze landen komen in aanmerking voor financiële steun op basis van kwantitatieve criteria en gedegen overheidsbeleid met betrekking tot de vluchtelingensituatie in het land. De looptijd van IDA18 is medio 2017 tot en met medio 2020. Programma’s zijn pas onlangs opgestart waardoor het te vroeg is om concrete resultaten te rapporteren. Tijdens de Mid-Term Review van IDA18 in het najaar van 2019 zal de Bank de balans opmaken van de resultaten tot dan toe.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de antwoorden op vragen van de commissie inzake de Nederlandse inzet bij de Wereldbank Jaarvergadering van 7 tot 9 oktober 2016 in Washington DC en het Verslag van de Wereldbank Voorjaarsvergadering 2016. Deze leden vragen hoe de richtlijnen, die de staf van de Bank verplichten om vooraf na te gaan of projecten kunnen leiden tot discriminatie van kwetsbare groepen en minderheden, in de praktijk zullen gaan werken. Zij vragen de Minister hoe dit beleid zal functioneren wanneer bijvoorbeeld plaatselijke wetgeving LGBTI-rechten schendt.

24. Antwoord van het kabinet:

De Bank hanteert voor staf verplichte richtlijnen die betrekking hebben op de bescherming van personen die op basis van hun seksuele oriëntatie achtergesteld of kwetsbaar zijn. In de nieuwe safeguards vinden bij de projectvoorbereiding brede consultatierondes plaats van de Bank met belanghebbenden. Indien er bij het ontwerpen en voorbereiden van projecten risico’s worden geïdentificeerd die kunnen leiden tot discriminatie van kwetsbare groepen en minderheden, is de Bank verplicht om met het klantland afspraken te maken om dit te voorkomen. Indien dit niet mogelijk blijkt, moet de Bank de voorbereiding van een project afbreken. Vanuit de Board zal de Nederlandse bewindvoerder bij het goedkeuren van projectvoorstellen hier nauw op toezien.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de Nederlandse inzet bij de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep van 21 tot 23 april 2017 in Washington D.C. Deze leden delen de mening dat het onderwerp ongelijkheid en het terugdringen daarvan erg belangrijk is en in deze Voorjaarsvergadering nadere aandacht verdient.

Ook over de onderwerpen van de vergadering van het Development Committee hebben deze leden enkele vragen. Zij vragen hoe de nieuwe dynamische formule, waarbij 80 procent gewicht zal worden gegeven aan het BBP van de donorlanden en 20 procent aan de bijdrage aan IDA van deze landen, tot stand is gekomen. Hoe verhoudt deze nieuwe formule zich precies tot de oude formule, en wat betekent dat voor de positie van Nederland? Tevens vragen zij hoe het krachtenveld eruit ziet binnen het Development Committee omtrent dit voorstel.

25. Antwoord van het kabinet:

De dynamische formule is een richtsnoer voor een rechtvaardige verdeling van het aandeel dat landen hebben in de Bank. In tegenstelling tot het IMF beschikte de Wereldbank niet eerder over een dergelijke formule. De formule is tot stand gekomen na een intensief onderhandelingsproces tussen de aandeelhouders en gaat uit van 80 procent economische gewicht en 20 procent gewicht voor de bijdrage aan IDA.

Nederland is het enige land dat zich heeft gedistantieerd van de opzet van de dynamische formule, omdat deze naar de mening van het kabinet onvoldoende oog heeft voor kleine en middelgrote landen. Hoewel de formule niet formeel is vastgesteld aan de hand van een stemming, staat deze in het Development Committee inmiddels niet meer ter discussie.

De formule zal worden gebruikt bij een zogeheten selectieve kapitaalverhoging. Een selectieve kapitaalverhoging is een aandelenuitgifte die de aandelenverhoudingen tussen landen herschikt en daarmee ook het stemgewicht van landen. De mate waarin dit gebeurt is niet alleen afhankelijk van de formule als zodanig, maar ook van bijvoorbeeld de omvang van de uitgifte van nieuwe aandelen (een beperkte selectieve kapitaalverhoging zal doorgaans tot een kleinere herschikking in aandeelhouderschap leiden dan een omvangrijke selectieve kapitaalverhoging). Ook andere factoren kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke herschikking van aandelen, zoals afspraken over de maximale stijging of daling van het aandeel dat landen hebben in de Bank, zodat een herschikking geleidelijk en evenwichtig tot stand komt.

Een selectieve kapitaalverhoging onderscheidt zich van een algemene kapitaalverhoging doordat een algemene kapitaalverhoging de aandelenverhoudingen ongewijzigd laat – elke aandeelhouder kan naar rato extra aandelen verwerven.

Nederland heeft op dit moment 1,99 procent van de aandelen van de Wereldbank. Volgens de dynamische formule zou Nederland recht hebben op een aandeel van 1,59 procent. Nederland is dus, afgaande op de formule, oververtegenwoordigd. Zoals hierboven geschetst zijn er echter andere factoren dan de formule die het uiteindelijke effect op het Nederlandse aandeel en stemgewicht bepalen. Het voorstel voor uitgifte van nieuwe aandelen en de verdeling van deze aandelen wordt tijdens de jaarvergadering in oktober 2017 verwacht. De Nederlandse inzet is gericht op een geleidelijke en evenwichtige herschikking van aandeelhoudersverhoudingen. Ook moet duidelijk zijn dat de samenstelling van de Board niet ter discussie staat.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens hoe duurzaam de financiering van IDA via de kapitaalmarkt is, waarmee de groei van het financiële pakket voor IDA 18 gefinancierd kan worden met gelijkblijvende donormiddelen. Daarnaast vragen deze leden of er plannen zijn of worden gemaakt om een gat, ten gevolge van een potentiële en eventueel substantiële beleidswijziging in de Verenigde Staten, in de IDA-begroting op te vangen. De bijdrage van de Verenigde Staten is met een aandeel van 12.51% immers erg groot en feitelijk onmisbaar om de gestelde doelen beter te kunnen halen.

26. Antwoord van het kabinet:

IDA kan blijven rekenen op solide steun van donoren. Bij de laatste middelenaanvulling zijn de donoren collectief in staat geweest om de totale donorbijdragen op hetzelfde niveau te houden als de vorige middelenaanvulling. De kredietbeoordelaars hebben de financiële soliditeit van IDA een triple A-beoordeling gegeven. Hierdoor kan IDA goedkoop financiering op de markt aantrekken. Door deze marktfinanciering te combineren met de schenkingsbijdragen van donoren en terugbetalingen van eerdere leningen, kan IDA een grotere hoeveelheid financiering verstrekken tegen dezelfde voorwaarden voor lenende landen, zonder dat daarbij de financiële duurzaamheid op termijn in gevaar komt.

Het begrotingsproces in de VS is nog niet afgerond.

Tot slot vragen deze leden hoe Nederland zich inzet om de hulp aan jonge kinderen te verbeteren, na de oproep van Wereldbank president Kim en UNICEF Executive Director Anthony Lake om het gebrek aan ontwikkeling van jonge kinderen (Early Childhood Development) als een ontwikkelingsramp te beschouwen. Zij vragen hoe het Nederlandse beleid binnen de Wereldbank en het overige Nederlandse ontwikkelingsbeleid zich op dit punt tot elkaar verhouden en of verdere afstemming op dit punt nodig dan wel mogelijk wordt geacht.

27. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de inzet van zowel UNICEF als de Wereldbank op het gebied van de ontwikkeling van jonge kinderen. President Kim heeft terecht aandacht gevraagd voor de ingrijpende effecten die extreme armoede heeft op de vroege ontwikkeling van jonge kinderen. In het Nederlandse ontwikkelingsbeleid is veel aandacht voor het tegengaan van ondervoeding van jonge kinderen, die onomkeerbare effecten kan hebben op het latere leven. Nederland draagt bij aan voedingsprogramma’s van UNICEF en van de Global Alliance for Improved Nutrition. De Wereldbank is een van de grondleggers van de Scaling Up Nutrition (SUN) beweging, waarin ook Nederland actief deelneemt. Binnen SUN vindt afstemming plaats tussen partnerlanden, bedrijven, NGO’s en donoren om ondervoeding bij jonge kinderen zo effectief en duurzaam mogelijk te bestrijden. Daarnaast heeft Nederland een partnerschap met de Wereldbank op het gebied van voedselzekerheid (Food4All). Daarbinnen is voeding een van de drie centrale thema’s waarop de samenwerking met de Bank verder wordt geïntensiveerd.

Inbreng SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de aanstaande Voorjaarvergadering van de Wereldbank en aanverwante stukken, en hebben hierover de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie delen de opvatting van de Wereldbank dat het aanpakken van groeiende ongelijkheid binnen landen één van de belangrijkste mondiale uitdagingen van dit moment is. De leden vragen zich wel af waarom er door de Wereldbank dan niet gekozen is voor sterkere safeguards, met name op het gebied van eigen investeringen, en een duidelijk en transparant toetsingskader voor de borrower systems. Deze leden vragen de Minister om hierop in te gaan.

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft er bij de Bank op aangedrongen om voor het toepassen van de nieuwe safeguards meer te investeren in capaciteitsversterking in de landen zelf. Een grondige beoordeling van de borrower systems gaat hieraan vooraf. Dit maakt onderdeel uit van het monitorings- en evaluatieraamwerk waar momenteel nog aan wordt gewerkt. Uitgangspunt is dat indien borrower systems ontoereikend blijken, de safeguards van de Bank van toepassing blijven.

Daarnaast informeren deze leden naar de opvatting van de Minister over in hoeverre private sector ontwikkeling bijdraagt aan de bestrijding van ongelijkheid. Private sectorontwikkeling impliceert immers regelmatig een versoepeling van regelgeving met als doel om investeringen aan te trekken. Deze ontwikkeling staat echter haaks op sterk sociaal beleid en milieubeleid, zo constateren de leden van de SP-fractie. Deelt de Minister de opvatting van de leden?

29. Antwoord van het kabinet:

Het Nederlandse beleid voor private sector ontwikkeling is gericht op inclusieve economische ontwikkeling en draagt bij aan de vermindering van ongelijkheid. Bij de verbetering van het ondernemingsklimaat en in het IMVO-beleid worden sociale en milieuaspecten meegenomen. Met bijvoorbeeld het vakbonds-medefinancieringsprogramma wordt bijgedragen aan het bevorderen van vakbondsvrijheid en sociale dialoog. Arbeidsomstandigheden worden verbeterd en in samenwerking met maatschappelijke organisaties en de ILO worden bedrijven gestimuleerd een leefbaar loon te betalen. Er is speciale aandacht om de banen die ontstaan uit de versterking van ondernemerschap terecht te laten komen bij vrouwen en jongeren.

En kan de Minister aangeven of zij effectievere kanalen ziet om ongelijkheid te bestrijden, en of zij bereid is deze in te brengen tijdens de vergadering?

30. Antwoord van het kabinet:

Er bestaat brede overeenstemming over de strategieën die allemaal belangrijk zijn om ongelijkheid te bestrijden. De Wereldbank brengt deze regelmatig onder de aandacht, ook in het discussiepaper over ongelijkheid dat tijdens de Voorjaarsvergadering besproken wordt. In het Nederlandse beleid zoals vervat in de Kamerbrief Inclusieve Ontwikkeling in de Nederlandse programma’s voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 28 september 2015 worden de strategieën als volgt geformuleerd (Kamerstuk 33 625, nr. 182). Werk is de belangrijkste route om uit de extreme armoede te komen. Banen voor armen, met name jongeren en vrouwen, moeten worden gecreëerd door bedrijven op het platteland en in de steden. Dit vereist onder meer toegang voor armen tot financiële diensten, tot wegen en energie. De andere strategieën zijn: onderwijs en gezondheidszorg (waaronder ontwikkeling van zeer jonge kinderen), herverdeling via belastingen en overdrachten, het tegengaan van discriminatie en inclusieve instituties, die zeggenschap en toegang bieden aan de arme en achtergestelde groepen.

Kan de Minister ingaan op het feit dat Griekenland een beroep heeft gedaan op steun van de Wereldbank, zo vragen de leden van de SP-fractie. Wat zegt dit volgens de Minister over de effectiviteit van het gevoerde trojkabeleid in Griekenland van de afgelopen jaren?

31. Antwoord van het kabinet:

Griekenland heeft in maart bij de Wereldbank ondersteuning aangevraagd bij de financiering van een programma gericht op het terugdringen van de hoge werkloosheid. Formeel kan de Wereldbank besluiten om financiering te verstrekken voor Griekenland. Dit moet via de bestuursraad van de Wereldbank. Er ligt nog geen voorstel voor een lening; dit kan nog 6 tot 9 maanden duren als het doorgang vindt. Wel is de Wereldbank reeds met technische assistentie en IFC-leningen actief in Griekenland.

Het Griekse leningenprogramma (vormgegeven door de Europese Commissie en de ECB, in samenspraak met het IMF) is bedoeld om het verlies van markttoegang op te vangen en ruimte te creëren om de economie en overheid zodanig te hervormen dat Griekenland op termijn weer op eigen benen komt te staan. Op het gebied van de arbeidsmarkt richt het programma zich vooral op structurele hervormingen om de arbeidsmarkt beter te laten functioneren. Hiernaast heeft Griekenland eerder structuur- en cohesiegelden ingezet om een actief arbeidsmarktbeleid te voeren om zo iets te doen aan het bestrijden van de werkloosheid. Het staat Griekenland vrij om ook bij de Wereldbank een verzoek te doen voor financiering om dergelijke programma’s op te zetten.

Inbreng SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de agenda van, en de Nederlandse inzet tijdens de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep (de Bank).

Toekomststrategie

De leden van de SGP-fractie delen de keuze van de Nederlandse regering voor volgtijdelijkheid als het gaat om de toekomststrategie (Forward Look). Hoe ziet de Minister de huidige voortgang van de implementatie van de voorgenomen modernisering van de Bank?

32. Antwoord van het kabinet:

Veel van de prioriteiten die Nederland in gesprekken met het management van de Bank heeft opgebracht zijn in de strategie opgenomen en hebben geleid tot een verdere modernisering van de Bank. Zo wordt ingezet op fragiele staten, waar extreme armoede zich de komende jaren zal concentreren en wordt aandacht besteed aan het aantrekken van private financieringsstromen en het mobiliseren van binnenlandse middelen (domestic resource mobilization) om de benodigde extra financiering voor ontwikkeling te genereren. Tegelijkertijd bevat de strategie een aanzet om te komen tot een efficiëntere en flexibelere Bank, conform de Nederlandse agenda voor een «better Bank».

In hoeverre is inmiddels gehoor gegeven aan de Nederlandse oproep om een groter aandeel van de staf te vestigen in klantlanden?

33. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is tevreden dat het Management van de Bank gehoor heeft gegeven aan de Nederlandse oproep om een groter deel van haar staf in klantlanden te vestigen. Fragiele staten en conflictgebieden verdienen hier speciale focus. De Bank heeft aangekondigd om vóór het einde van september 2017 minstens 50 extra professionele stafleden in fragiele staten te stationeren. Vóór het einde van de looptijd van IDA18 (midden-2020) wil de Bank 100 stafleden extra in deze landen hebben. Hier komen nog 50 extra werknemers van IFC bij. Deze extra stafleden worden dus geplaatst in de klantlanden zelf, tenzij er bezwaren zijn met betrekking tot de veiligheidssituatie aldaar. Het kabinet zal de komende tijd met de leiding van de Bank andere mogelijkheden bezien om in het algemeen verder te decentraliseren.

De leden van deze fractie onderschrijven het belang van effectiviteit en transparantie van onder meer de International Development Association (IDA), International Bank for Reconstruction and Development (IBRD) en International Finance Corporation (IFC). Welke mogelijkheden bestaan er om dit verder te verbeteren?

34. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is zeer tevreden met het Access to Information-beleid van IDA en de IBRD. Sinds 2015 overstijgt de Wereldbank de vereisten van de Aid Transparancy Index (IATI). In IATI maakt de Bank deel uit van de hoogste categorie, met een score van 85 procent. Tegelijkertijd zal het kabinet blijven inzetten op nog grotere transparantie, niet alleen op landenniveau, maar ook met betrekking tot specifieke ontwikkelingsprioriteiten. De IFC is afgelopen januari begonnen met het publiceren van haar resultaten in IATI.

De IFC is een belangrijke tak van de Bank, maar het is wel de vraag wat de IFC concreet kan betekenen in lage-inkomenslanden. In de Forward Look wordt IFC met name besproken in het kader van inzet in midden- en hogere inkomenslanden. In artikel 13 wordt gesproken over een «private sector window» voor de armste landen. Kan de Minister toelichten hoe een dergelijk «private sector loket» er concreet uitziet?

35. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de onderhandelingen voor de middelenaanvulling van IDA18 heeft de Bank voorgesteld om bij wijze van «pilot» een Private Sector Window op te richten. Nederland heeft dit gesteund. Het private sectorloket heeft een grootte van 2,5 miljard dollar en richt zich op IDA-landen, alsmede fragiele staten en conflictgebieden die in aanmerking komen voor IDA-steun. Het private sectorloket richt zich op het mobiliseren van private sectorinvesteringen naar de armste landen. Het stelt de Bank in staat om in deze landen werkgelegenheid te stimuleren en markten op te zetten.

Investeringen in deze landen kunnen een belangrijke ontwikkelingsimpact hebben, maar komen soms niet tot stand omdat er teveel financiële risico’s zijn voor IFC en het garantieloket van MIGA. Het private sectorloket helpt om deze risico’s af te dekken. Het stelt IFC en MIGA op deze manier in staat om meer te doen in risicovolle markten dan zij normaal zouden kunnen. Het private sectorloket bestaat uit vier faciliteiten, gericht op risicomitigatie, investeringsgaranties, lokale valuta en blended finance. Het kabinet zal er de komende jaren op blijven toezien dat het private sectorloket additioneel is, niet marktverstorend werkt en dat het concrete ontwikkelingsresultaten oplevert. Tijdens de Mid-Term Review van IDA18 in het najaar van 2018 wordt bezien of het private sectorloket naar behoren functioneert.

Wat de leden van de SGP-fractie betreft dient Nederland erop toe te zien dat, mocht het IFC inderdaad een kapitaalverhoging ontvangen, dit ten goede komt aan activiteiten in de lage inkomenslanden. Deelt de Minister deze zienswijze?

36. Antwoord van het kabinet:

In het Development Committee van de voorjaarsvergadering ligt nog geen voorstel op tafel voor een mogelijke kapitaalverhoging van het IFC. Nederland heeft er bij de IFC altijd op aangedrongen om meer activiteiten te ontwikkelen in de lage inkomenslanden en dan met name de fragiele staten, en zal dit blijven doen. Het kabinet zal uw Kamer informeren wanneer een voorstel geagendeerd wordt voor het Development Committee.

Financiële capaciteit

De leden van de SGP-fractie zouden graag toegelicht krijgen welk standpunt de Minister concreet zal uitdragen tijdens de Voorjaarsvergadering van de Wereldbankgroep inzake een kapitaalverhoging van de Bank. In hoeverre is een verhoging wenselijk, en om welke verhoging gaat het?

37. Antwoord van het kabinet:

In het Development Committee zijn nog geen scenario’s voor een kapitaalverhoging geagendeerd. Het kabinet heeft hier dan ook nog geen positie over ingenomen, anders dan dat een herschikking van aandeelhoudersverhoudingen als gevolg van een eventuele selectieve kapitaalverhoging geleidelijk en evenwichtig dient te zijn.

Het kabinet zal tijdens de voorjaarsvergadering uitdragen dat het niet onwelwillend staat tegenover een kapitaalverhoging, maar dat eerst voldoende voortgang bereikt moet zijn om de Wereldbank uit te laten groeien tot een Better Bank en dat alle interne maatregelen om de financiële capaciteit te vergroten moeten zijn uitgeput, voordat aan aandeelhouders een kapitaalverhoging gevraagd kan worden.

Zijn mogelijke alternatieve opties voor versterking van de kapitaalpositie voldoende verkend, en kunnen Nederlandse voorstellen – zoals het variëren in het beprijzen van Bankleningen en het nog effectiever en efficiënter gebruik te maken van het reeds ingelegde kapitaal van landen – rekenen op steun van andere landen?

38. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat niet onwelwillend tegenover een kapitaalverhoging, maar is van mening dat eerst alle interne maatregelen om de financiële capaciteit van de Wereldbank te vergroten moeten zijn uitgeput, voordat aan aandeelhouders een kapitaalverhoging gevraagd kan worden. De opbrengsten van deze maatregelen zijn door de Wereldbank uitgewerkt; besluitvorming is echter nog niet afgerond.

Het Nederlandse pleidooi om te bezien of het mogelijk is om de inkomsten van de Bank te vergroten door te variëren in het beprijzen van Bankleningen kan rekenen op steun van veel andere grote westerse aandeelhouders. Sommige lenende landen zijn echter in mindere mate voorstander van deze maatregel.

De noodzaak om te verkennen of de Bank nog effectiever en efficiënter gebruik kan maken van het reeds ingelegde kapitaal wordt ook breed gedeeld. De Wereldbank zelf geeft echter aan dat de grenzen zijn bereikt en dat het anders de triple A-rating niet meer kan garanderen. Daarnaast geven grote opkomende economieën aan dat deze maatregel onvoldoende oplevert om de Wereldbank in staat te stellen de financiële capaciteit aanzienlijk te vergroten. De discussie hierover is nog niet afgerond.

Eerder stelde de Minister dat de mate waaraan de door Nederland voorgestelde prioriteiten door de Bank vastgehouden en uitgevoerd worden, mede bepalend zijn voor de hoogte van de Nederlandse bijdragen aan de Bank. Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de keuze voor het voortzetten van eenzelfde financieringsaandeel van 2,71%, wat neerkomt op een totale bijdrage van EUR 748 miljoen voor de periode van 2017 tot en met 2020? Welke redenen ziet de Minister om aan te nemen dat voor Nederland belangrijke prioriteiten daadwerkelijk vorm krijgen?

39. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet baseert de bijdragen aan de Bank inderdaad mede op de mate waarin de Nederlandse ontwikkelingsprioriteiten gereflecteerd worden in het beleid van de Bank. De Nederlandse speerpunten komen duidelijk terug in de thematische focus van IDA18. Deze richt zich op gender, klimaatverandering, goed bestuur en werkgelegenheid. Er is mede op aanmoediging van het kabinet ongeveer 28% van het financieringspakket van IDA18 naar fragiele staten en conflictgebieden gegaan. Daarnaast baseert het kabinet haar bijdragen op de effectiviteit en transparantie van de organisatie. IDA komt in onafhankelijke donorindexen naar voren als een bijzonder effectief en transparant kanaal voor ontwikkelingsfinanciering. Het kabinet verwelkomt bovendien de financiële innovaties die IDA18 heeft doorgevoerd, waaronder het feit dat het voor het eerst met het door donoren ingelegde kapitaal geld van de financiële markten zal aantrekken. Op deze manier is er sprake van een grote hefboomwerking en worden met de Nederlandse bijdrage meer resultaten behaald. Op basis van deze overwegingen heeft het kabinet besloten de Nederlandse bijdrage nominaal op gelijk niveau te houden als onder IDA17.

De Bank gebruikt een helder resultaatmetingssysteem en heeft concrete doelstellingen geformuleerd voor de eerdergenoemde ontwikkelingsprioriteiten. Er zijn bijvoorbeeld targets voor het aantal mensen dat drinkwater, sanitaire voorzieningen of financiële diensten ontvangt in de drie jaar van IDA18. Het kabinet zal erop toezien dat deze doelstellingen zoveel mogelijk worden behaald. In het najaar van 2019 vindt de Mid-Term Review van IDA18 plaats, waar de Bank de balans tot dan toe zal opmaken. Het kabinet zal uw Kamer verslag doen van deze bijeenkomst.

Verdeling aandelen en stemgewicht

Wat betreft de verdeling van aandelen en stemgewicht zet Nederland in op een geleidelijke en evenwichtige herziening van de verdeling van aandelen met oog voor de positie van kleine en middelgrote landen en een eerlijke verdeling van eventuele verliezen in stemgewicht. Wat zijn, mogelijkerwijs, de concrete gevolgen van deze inzet voor de positie van Nederland?

40. Antwoord van het kabinet:

Nederland heeft op dit moment 1,99 procent van de aandelen van de Wereldbank. Volgens de dynamische formule zou Nederland recht hebben op een aandeel van 1,59 procent. Nederland is dus, afgaande op de formule, oververtegenwoordigd. De mate waarin aandelenverhoudingen tussen landen worden herschikt en stemgewicht van landen veranderen is niet alleen afhankelijk van de formule als zodanig, maar ook van bijvoorbeeld de omvang van de uitgifte van nieuwe aandelen (een beperkte selectieve kapitaalverhoging zal doorgaans tot een kleinere herschikking in aandeelhouderschap leiden dan een omvangrijke selectieve kapitaalverhoging). Ook andere factoren kunnen van invloed zijn op de uiteindelijke herschikking van aandelen, zoals afspraken over de maximale stijging of daling van het aandeel dat landen hebben in de Bank, zodat een herschikking geleidelijk en evenwichtig tot stand komt.

Het voorstel voor uitgifte van nieuwe aandelen en de verdeling van deze aandelen wordt tijdens de jaarvergadering in oktober 2017 verwacht. De Nederlandse inzet is gericht op een geleidelijke en evenwichtige herschikking van aandeelhoudersverhoudingen. Ook moet duidelijk zijn dat de samenstelling van de Board niet ter discussie staat.

Ongelijkheid

De leden van de SGP-fractie delen de Nederlandse inzet op het tegengaan van ongelijkheid.

Concreet gaat het daarbij onder meer om aandacht voor de vroege ontwikkeling van kinderen en meer (sociaaleconomische) mogelijkheden voor vrouwen. Op welke wijze worden deze prioriteiten concreet door Nederland ondersteund?

41. Antwoord van het kabinet:

Eén van de twee kerndoelstellingen van de Wereldbank is het bewerkstelligen van gedeelde welvaart. Een groot deel van de programma’s van de Bank richt zich dan ook op het tegengaan van ongelijkheid. Onder andere door de inzet van IDA in de armste landen heeft de Bank veel resultaten bereikt met betrekking tot de vroege ontwikkeling van kinderen. De Bank werkt samen met UNICEF. Tijdens IDA17 (looptijd 2014 t/m 2017) heeft de Bank 205 miljoen kinderen gevaccineerd. Voor IDA18 heeft de Bank zich tot doel gesteld om in de periode van 2018 tot en met 2020 maar liefst 316 tot 400 miljoen kinderen te vaccineren. In het kader van IDA18 gaat de Bank zich onder andere richten op het tegengaan van stunting (groeiachterstand bij kinderen onder de vijf ten gevolge van chronisch tekort aan voedsel van goede kwaliteit, SDG 2.2.1.).

De Wereldbank werkt aan grotere (sociaaleconomische) mogelijkheden voor vrouwen. De Bank heeft daartoe eind 2015 een nieuwe genderstrategie aangenomen. Centraal in de strategie staat het realiseren van gelijke toegang voor vrouwen tot banen en productiemiddelen. De Bank zet daarbij ook in op onderwijs, (reproductieve) gezondheidszorg, bestrijding van geweld tegen vrouwen, en samenwerking met mannen en jongens. Het komt nu aan op de uitvoering van de strategie. Zo zijn in IDA18 concrete doelen afgesproken, bijvoorbeeld dat ten minste 75% van de bijdragen aan beroepsopleidingen zal zien op het vergroten van deelname en productiviteit van vrouwen op de arbeidsmarkt. Uitvoering van het genderbeleid wordt ondersteund door onderzoek naar effectieve projecten, verzameling van genderspecifieke data en dialoog met klantlanden en beleidsmakers. Nederland draagt inhoudelijk en financieel bij aan dit ondersteunende werk. Zo is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking lid van de Adviesraad Gender en Ontwikkeling van de Wereldbankgroep.

Ook vragen deze leden zich af hoe deze en andere gemarginaliseerde groepen betrokken worden bij de beleidsvorming in klantlanden en van de Bank («nothing about us without us»)?

42. Antwoord van het kabinet:

In het nieuwe safeguards-beleid staat participatie van belanghebbenden, inclusief kwetsbare groepen, in projectontwerp en -uitvoering centraal. Inbreng en eigenaarschap van de lokale bevolking is hiermee beter dan voorheen in het beleid verankerd. Daarnaast zijn in de uitvoering van programma’s publiek-private partnerschappen (PPP’s) van groot strategisch belang voor de Bank. De samenwerking met het (vooral lokaal) maatschappelijk middenveld heeft een boost gekregen met het Global Partnership for Social Accountability (GPSA), waarbij Nederland één van de zogenaamde Global Partners is. Het GPSA sluit goed aan bij het Nederlands beleid om lokale NGO’s te versterken.

Wat is binnen landenprogramma’s van onder meer de International Development Association (IDA) de verhouding tussen genoemde prioriteiten en (antidiscriminatie-)programma’s van klantlanden?

43. Antwoord van het kabinet:

Zoals uw Kamer is bericht in de Kamerbrief met het Verslag van de onderhandelingen van de middelenaanvulling d.d. 31 januari 2017, heeft de Bank een aantal ontwikkelingsprioriteiten (Special Themes) geformuleerd. Deze ontwikkelingsprioriteiten (fragiliteit, gender, goed bestuur, werkgelegenheid en klimaat) vormen voor de periode van midden-2017 tot midden-2020 een belangrijke leidraad voor IDA. De Bank heeft bovendien een breed scala aan concrete doelstellingen geformuleerd aan de hand waarvan behaalde resultaten worden gemeten. Deze doelstellingen worden door middel van de landenprogramma’s nagestreefd. In het kader van het prioriteitsthema gender zal de Bank bijvoorbeeld bijdragen aan het vergroten van de toegang van vrouwen tot de arbeidsmarkt en van financiële inclusie, en het tegengaan van gender-based violence.

Hoe wordt de invloed van de Bank aangewend om politieke beleidskeuzes in landen met grote ongelijkheid te beïnvloeden ten faveure van de allerarmsten?

44. Antwoord van het kabinet:

In landen met grote ongelijkheid wendt de Bank haar invloed aan om het sociaal contract tussen overheden en de bevolking vorm te geven of te vernieuwen, met daarbij aandacht voor de allerarmsten. Samenwerking met maatschappelijke organisaties is hierbij onontbeerlijk. Nederland blijft de Bank aansporen om vooral op landenniveau de samenwerking met het maatschappelijk middenveld te intensiveren en landenprogramma’s te ontwikkelen die zijn geschoeid op participatieve leest.

Armoede en noodhulp

De bevinding dat extreme armoede nu in toenemende mate geconcentreerd is in landen waar fragiliteit en conflict, klimaatverandering en onvoldoende arbeidsmogelijkheden als gevolg van demografische ontwikkelingen bedreigingen vormen voor ontwikkeling, wordt gedeeld door de leden van de SGP-fractie. Kan de Minister toelichten wat de inzet en meerwaarde van de Bank momenteel is op deze terreinen, waaronder conflictpreventie en werkgelegenheid? Kan de Minister een aantal voorbeelden noemen van efficiënte en effectieve inzet van de IDA en de IBRD op deze terreinen?

45. Antwoord van het kabinet:

Op dit moment bevindt ongeveer 20 procent van de mensen die in extreme armoede leven zich in fragiele staten en conflictgebieden. Dit aandeel zal naar verwachting in 2030 zijn verdubbeld. Het kabinet verwelkomt dan ook de inzet van de Wereldbank op het gebied van fragiliteit en conflict. De Bank richt zich op het gehele spectrum van fragiliteit, van opkomende crisis tot terugkerende stabiliteit. Het kabinet verwelkomt het feit dat de Bank tijdens de looptijd van IDA18 haar inzet in fragiele staten zal verdubbelen. Met landenkantoren kan de Bank haar programma’s specifiek aanpassen aan de lokale context en problematiek. Bovendien moedigt het kabinet de Bank aan om in deze situaties samen te werken met de VN.

In de Democratische Republiek Congo werkte de Bank bijvoorbeeld samen met de VN om het regionale vredesproces te financieren, Congolese strijdkrachten te demobiliseren en veteranen opnieuw te integreren in de maatschappij. Onder het National program for Demobilization and Reintegration zijn meer dan 100.000 wapens verzameld, 31.738 kindsoldaten teruggebracht naar hun ouders en 100.000 oud-strijders gedemobiliseerd. Ook gebruikt de Bank haar employment diagnostic tool om economische kansen in (post)conflictsituaties te ontdekken. Het instrument wordt onder andere gebruikt in Zuid-Soedan, Afghanistan en landen die grote aantallen Syrische vluchtelingen opvangen.

Ook op het gebied van werkgelegenheid is de Bank actief. Zij ziet het als belangrijkste uitdaging om de komende vijftien jaar 40 miljoen banen te creëren om jonge mensen in ontwikkelingslanden een plek op de arbeidsmarkt te kunnen geven. Door haar steun aan de private sector in ontwikkelingslanden tracht zij werkgelegenheid te stimuleren en private investeringen aan te trekken. IDA-steun aan private sectorontwikkeling in de armste landen bedroeg ongeveer 38 procent van de totale committeringen. Een project op de Solomon-eilanden bood bijvoorbeeld werk aan 12.000 jongeren, terwijl in Ethiopië 3.000 vrouwelijke ondernemers op financiële ondersteuning konden rekenen.

Het rapport Shock Waves: Managing the Impact of Climate Change liet zien dat klimaatverandering de allerarmsten disproportioneel raakt en dat er bij ongewijzigd beleid in 2030 ruim 100 miljoen mensen extra in extreme armoede zullen vervallen. Klimaatverandering is dan ook een belangrijk thema van de Bank; zij is zelfs de grootste financier voor klimaatinvesteringen, zowel in mitigatie als adaptatie. Eerder kondigde president Kim aan dat 28% van de leningen van de Wereldbankgroep in 2020 klimaat gerelateerd zullen zijn. In de periode van 2013 tot 2015 maakte financiering van de Wereldbankgroep het bijvoorbeeld mogelijk dat bijna 29 miljoen mensen nieuwe of verbeterde toegang tot elektriciteit kregen. Tussen 2012 en 2015 kregen 3,7 miljoen mensen in landelijk Bangladesh toegang tot elektriciteit uit zonne-energie.

Dit jaar wordt bezien of de huidige financiële capaciteit van de Bank volstaat of dat een kapitaalverhoging wenselijk is voor onder andere het onderdeel van de Bank voor middeninkomenslanden, en de International Finance Corporation (IFC), de private sectortak van de Bank. Wat is de positie van de Minister als het gaat om mogelijke kapitaalverhoging van deze onderdelen? Hoe verhoudt de mogelijke kapitaalverhoging van deze onderdelen zich tot de noodzaak van het verhogen van de inzet op crisisrespons, wederopbouw en conflictpreventie?

46. Antwoord van het kabinet:

In het Development Committee zijn nog geen scenario’s geagendeerd voor een kapitaalverhoging van het onderdeel van de Bank voor middeninkomenslanden, de IBRD. De top van de Bank beargumenteert dat er een kapitaalverhoging nodig is om mogelijk te maken dat de Bank bijvoorbeeld een belangrijke rol kan blijven spelen op het gebied van crisisrespons, wederopbouw en conflictpreventie. Tijdens de voorjaarsvergadering zal het kabinet uitdragen dat het niet onwelwillend staat tegenover een kapitaalverhoging, maar dat eerst voldoende voortgang bereikt moet zijn om de Wereldbank uit te laten groeien tot een Better Bank. Ook op het gebied van crisisrespons, wederopbouw en conflictpreventie moeten alle interne maatregelen om de financiële capaciteit te vergroten zijn uitgeput, voordat aan aandeelhouders een kapitaalverhoging gevraagd kan worden.

Het voorstel voor een mogelijke kapitaalverhoging van de IFC staat niet op de agenda van de voorjaarsvergadering. Het kabinet zal uw Kamer informeren wanneer een voorstel geagendeerd wordt voor het Development Committee.

Duurzame ontwikkelingsdoelen

Wat is de visie van de Minister op de rol en positie van de bank wat betreft het omgaan met de uitdagingen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?

47. Antwoord van het kabinet:

De strategie van de Bank voor de komende vijftien jaar zet uiteen hoe de Bank uitvoering zal geven aan haar twee kerndoelstellingen (het uitbannen van extreme armoede in 2030 en gedeelde welvaart) en de klimaatafspraken, en hoe hiermee een bijdrage zal worden geleverd aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Nederland ziet een centrale rol voor de Wereldbank weggelegd om in samenspel met de andere ontwikkelingsbanken en relevante actoren uitvoering te geven aan haar financieringsstrategie Billions to Trillions zodat ontwikkelingslanden worden geholpen om hun doelstellingen te behalen. Onderdeel van deze strategie is het aantrekken van private financieringsstromen, het tegengaan van illegale geldstromen en het versterken van belastingsystemen in ontwikkelingslanden. De Bank fungeert hiermee als een katalysator om met ODA-geld meer financiële middelen binnen te halen om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te realiseren.

Hoe ziet de Minister, zo vragen de leden van de SGP-fractie, de verhouding tussen private en publieke financiering van ontwikkeling, ook ten opzichte van de OESO-normen?

48. Antwoord van het kabinet:

Een duurzame, inclusieve economische ontwikkeling is essentieel voor het op structurele wijze bestrijden van armoede, waarbij het bedrijfsleven de motor vormt voor economische groei en het scheppen van banen. Privaat kapitaal is hiervoor cruciaal en is, ook in lage- en middeninkomenslanden, verreweg de belangrijkste bron van investeringen. Overheden vervullen een belangrijke rol in het scheppen van een goed ondernemingsklimaat (inclusief sociale en ecologische randvoorwaarden) en het waar nodig ondersteunen van ondernemerschap. Het kabinet biedt daarin ondersteuning aan ontwikkelingslanden, onder de voorwaarde dat activiteiten van private actoren bijdragen aan duurzame ontwikkeling (ontwikkelingsrelevantie conform de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ODA-normen), voldoen aan uitgangspunten van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en additioneel zijn ten opzichte van de markt. De steun van Nederland en in toenemende mate van andere donoren werkt als zodanig katalyserend en sturend op de aanwending van privaat kapitaal voor ontwikkeling.

Hoe kan een grotere private financiering voor ontwikkeling worden gecreëerd, ook in Nederland, en ziet de Minister hierin enige voortgang?

49. Antwoord van het kabinet:

De Duurzame Ontwikkelingsdoelen hebben geleid tot een brede erkenning van de rol van de private sector bij het bereiken van deze doelstellingen. Dit blijkt uit verschillende initiatieven waarbij de private sector bekijkt hoe het kan bijdragen aan duurzame economische ontwikkeling. Dit geldt zowel voor het Nederlandse bedrijfsleven die commerciële kansen in opkomende markten en ontwikkelingslanden kan koppelen aan maatschappelijke vraagstukken bijvoorbeeld op het gebied van water, logistiek en voedselzekerheid, maar ook voor Nederlandse investeerders zoals pensioenfondsen die zoeken naar duurzame investeringsprojecten. De overheid kan een belangrijke rol spelen bij de ondersteuning van deze initiatieven. Zo werken we aan een SDG-investeringsagenda met Nederlandse financiële instellingen. Achttien Nederlandse banken, pensioenfondsen en andere financiële instellingen hebben daartoe eind 2016 een gezamenlijke SDG-agenda geformuleerd onder de titel Building Highways to SDG Investing. In februari 2017 vond een conferentie plaats over de kansen van de SDGs voor de private sector en steun aan een rapport van de Business and Sustainable Development Commission over de business case van de SDGs. Tot slot, met de voorgenomen oprichting van Invest-NL zet het kabinet in op verdere ondersteuning van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen door met de private sector projecten te ontwikkelen en financieren die bijdragen aan duurzame ontwikkeling.

Bestaat er momenteel voldoende coherentie en convergentie tussen de prioriteiten van de Bank en het Nederlandse overheidsbeleid wat betreft de uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen?

50. Antwoord van het kabinet:

Ja, de twee kerndoelstellingen van de Bank (het uitbannen van extreme armoede in 2030 en gedeelde welvaart) zijn coherent met de Nederlandse prioriteiten voor uitvoering van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen. Nederland steunt de werkzaamheden van de Bank op het gebied van innovatieve financieringsmechanismen, werkgelegenheid en partnerschappen. De focus van de Doelen binnen het beleid voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ligt op inclusieve ontwikkeling en het tegengaan van ongelijkheid. Dit is beschreven in de Kamerbrief «Inclusieve ontwikkeling in de Nederlandse programma's voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking» van 28 september 2015 (Kamerstuk 33 625, nr. 182). Zowel Nederland als de Bank ondersteunen hiermee het leidende principe voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen «Leaving No One Behind» dat de armste en meest achtergestelde groepen als eerste moeten worden bereikt.

Tegelijkertijd blijft Nederland zoeken naar nieuwe manieren van samenwerking met de Bank om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen uit te voeren. Zo lanceerde Nederland vorig jaar samen met onder andere Kenia en de Bank een actiecoalitie om de welvaart en sociale positie van de armsten en meest achtergestelden wereldwijd te verbeteren.

Naar boven