26 150 Algemene Vergadering der Verenigde Naties

Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2012

Op 20 maart jl. zond ik u, mede namens de minister van Immigratie, Integratie en Asiel en de minister van Buitenlandse Zaken, de Rapportage van het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de tweede cyclus van de Universal Periodic Review (UPR) toe (Kamerstuk 26 150, nr. 113). De UPR is een instrument van de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties (VN) in Genève. Met dit instrument wordt elke vier jaar de mensenrechtensituatie van alle lidstaten onderzocht aan de hand van de voor hen geldende mensenrechtenverdragen en (andere) verplichtingen tot naleving van de mensenrechten die voortvloeien uit internationaal recht. Op 5 maart 2012 is de rapportage aangeboden aan de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten in Genève.

Hierbij doe ik u, zoals aan u toegezegd, de Nederlandse vertaling van deze rapportage toekomen1. In geval van onduidelijkheden met betrekking tot de interpretatie van de tekst verwijs ik u naar het oorspronkelijke rapport in het Engels, die als de leidende versie moet worden beschouwd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven