Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2012
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Immigratie, Integratie en Asiel en
de minister van Buitenlandse Zaken, de rapportage aan van het Koninkrijk der Nederlanden
in het kader van de Universal Periodic Review (UPR) van de Mensenrechtenraad van de
Verenigde Naties (VN) in Genève1.
De UPR is een instrument waarmee de Mensenrechtenraad van de VN elke vier jaar de
mensenrechtensituatie van alle lidstaten onderzoekt aan de hand van de voor hen geldende
mensenrechtenverdragen en (andere) verplichtingen tot naleving van de mensenrechten
die voortvloeien uit internationaal recht.
Voormelde rapportage is ingediend bij het kantoor van de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten in Genève op 5 maart 2012. De rapportage heeft de maximale omvang van
de door de VN daaraan gestelde eisen. Zodra de Nederlandse vertaling van de rapportage
beschikbaar is, zal ik u deze eveneens doen toekomen. Inhoudelijke inbreng voor deze
rapportage is geleverd door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Buitenlandse Zaken, Veiligheid en Justitie, Onderwijs Cultuur en Wetenschap, Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, Volksgezondheid Welzijn en Sport, en door de andere landen
van het Koninkrijk, te weten Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Tevens zijn het maatschappelijk
middenveld en verschillende agentschappen ten behoeve van de mensenrechtenbescherming
geconsulteerd op diverse bijeenkomsten in de afgelopen periode.
De rapportage dient als basis voor de hoorzitting van de Mensenrechtenraad in Genève
op 31 mei 2012. Nederland zal in deze tweede cyclus van de UPR als één van de eerste
landen worden onderworpen aan het «landenexamen» van de VN. Na afloop daarvan zal
de Mensenrechtenraad, naar te doen gebruikelijk, aanbevelingen uitvaardigen aan het
Koninkrijk. Ik zal uw Kamer verslag uitbrengen over het verloop van de hoorzitting
alsmede van de gedane aanbevelingen en de kabinetsreactie daarop.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies