Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 25883 nr. 429 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | 25883 nr. 429 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 april 2022
Preventie is bij de aanpak van blootstelling aan gevaarlijke stoffen het sleutelwoord. Gezondheidsschade door gevaarlijke stoffen voorkomen is immers het belangrijkst. Daarnaast is aandacht voor slachtoffers die al gezondheidsschade hebben opgelopen essentieel: zij verdienen erkenning en ondersteuning.
Nog altijd krijgen te veel werkenden in Nederland te maken met de nadelige gezondheidseffecten van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk. Een deel van hen wordt ziek of overlijdt zelfs aan de gevolgen. Deze gevolgen voor de gezondheid zijn vaak pas te merken lang nadat de blootstelling heeft plaatsgevonden, soms tientallen jaren later. Ieder jaar overlijden circa 3.000 mensen als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk. Dat is onacceptabel. Samen met werkgevers, werkenden, arboprofessionals en andere organisaties blijf ik krachtig investeren in het beter beschermen van werkenden tegen de gevaren voor hun gezondheid die stoffen met zich mee kunnen brengen.
Mijn beleidsinzet ten aanzien van gevaarlijke stoffen richt zich op alle onderdelen van de keten. Het begint met voorkomen dat stoffen die zeer schadelijk zijn voor de gezondheid, toegelaten worden tot de Europese (interne) markt en daarmee hun weg vinden naar de werkvloer. Vervolgens richt ik me op preventie. Dat gebeurt enerzijds door het vaststellen van veilige wettelijke grenswaarden voor de blootstelling op de werkvloer en anderzijds door het ondersteunen van de praktijk bij de toepassing en naleving van die normen en het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Verder wordt er een Landelijk Expertisecentrum Stoffengerelateerde Beroepsziekten (LEXCES) opgericht dat door het bijeenbrengen en verspreiden van kennis hierbij een belangrijke ondersteunende rol zal gaan spelen. LEXCES start per 1 juli aanstaande. Met toezicht en handhaving door de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) worden werkgevers aangespoord aan hun verplichtingen te voldoen en kan worden ingegrepen als bedrijven hun verplichtingen onvoldoende nakomen. Aan het einde van de keten richt ik mij op de erkenning van slachtoffers. De Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) is zo goed als klaar en de voorbereidingen voor de invoering ervan door de betrokken ketenpartners zijn in volle gang. Helaas is hierbij gebleken dat de geplande inwerkingtreding van 1 juli aanstaande geen reëel scenario meer is.
Met deze brief geef ik u een overzicht van de stand van zaken in het beleid gericht op het terugdringen van stoffengerelateerde beroepsziekten, inclusief de implementatie van de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Vergemakkelijking Schadeafhandeling Beroepsziekten (commissie Heerts). De opzet van de brief loopt daarbij langs de hiervoor geschetste lijnen van mijn beleid.
Het beschermen van werknemers tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen begint bij toegang tot de markt voor deze stoffen. De Europese Unie wil voorkomen dat stoffen die zeer schadelijk zijn voor het milieu, de volksgezondheid, of werkenden, op de Europese interne markt komen. Op basis van verschillende Europese verordeningen worden maatregelen genomen die ook bijdragen aan werknemersbescherming.1 Stoffen kunnen worden verboden of ingeperkt qua toepassing. Zo is bijvoorbeeld recent de stof mancozeb verboden (een werkzame stof in bestrijdingsmiddelen). Deze stof is reprotoxisch (schadelijk voor bijv. vruchtbaarheid) en is in verband gebracht met het veroorzaken van Parkinson. Naast een verbod of inperking is er ook een verplichting tot verzamelen van informatie over de risico’s van stoffen en over de beheersing daarvan. Producenten of leveranciers zijn verplicht om deze informatie door te geven aan gebruikers lager in de keten, bijvoorbeeld door middel van een gevaar etiket of een Veiligheids Informatie Blad. Op deze manier krijgen ook werkgevers in Nederland zinvolle informatie die gebruikt dient te worden bij het inventariseren en beheersen van de risico’s van de stoffen op de werkvloer.
Voor de meest schadelijke stoffen worden op Europees niveau beslissingen genomen over de indeling (classificatie) van de stof. Voor bepaalde categorieën stoffen zijn op grond van arboregelgeving aanvullende maatregelen voor bescherming van werknemers vereist. Indien een stof in Europa als kankerverwekkend of mutageen wordt geclassificeerd, geldt bijvoorbeeld de verplichting uit het Arbobesluit tot het vervangen van de stof wanneer dit technisch uitvoerbaar is. Economische en financiële overwegingen mogen daarbij geen rol spelen. Ook is de werkgever dan verplicht om een blootstellingsregistratie van de medewerkers op naam bij te houden en om medewerkers een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) aan te bieden.
Mijn beleid is voorts gericht op het stellen van normen, zowel op Europees als op nationaal niveau, en op het ondersteunen van werkgevers en werkenden om gezond werken in de praktijk te brengen. Ook het bevorderen van de verzameling en verspreiding van kennis is onderdeel van het beleid.
Europese regelgeving
Vanuit mijn departement zijn sinds het Nederlandse voorzitterschap in 2016 aanzienlijke inspanningen verricht om de totstandkoming van Europese regelgeving op het terrein van gevaarlijke stoffen, zoals meer grenswaarden, te stimuleren. Doel is om te komen tot een nog beter beschermingsniveau van werkenden. Ook wordt zo een gelijk speelveld tussen de Europese lidstaten bevorderd doordat bedrijven gelijke normen voor gevaarlijke stoffen dienen te hanteren. Tegen deze achtergrond ben ik verheugd te kunnen melden dat reprotoxische stoffen als categorie worden toegevoegd aan de Richtlijn kankerverwekkende en mutagene stoffen.2 Reprotoxisch wil zeggen dat blootstelling aan deze stoffen mogelijk leidt tot gezondheidsschade zoals verminderde vruchtbaarheid van mannen en/of vrouwen, miskramen of vroeggeboortes, sterfte of beschadiging van het ongeboren kind en zuigelingen (via de borstvoeding). Overmatige blootstelling aan dit soort stoffen op de werkvloer kan veel leed veroorzaken. Nederland heeft zich dan ook mede hard gemaakt voor toevoeging van reprotoxische stoffen aan bovengenoemde richtlijn. Hiermee gaan strengere eisen gelden voor werkgevers in het beschermen van werkenden tegen deze stoffen.
Daarnaast zijn er (nieuwe) wettelijke grenswaarden vastgesteld voor acrylonitril, nikkelverbindingen en benzeen, alle drie kankerverwekkende stoffen. Ook is vastgelegd dat afspraken gemaakt worden over de werkwijze bij het bereiden, toedienen en afvoeren van gevaarlijke geneesmiddelen. Dit moet leiden tot een betere bescherming van zorgmedewerkers tegen nadelige gevolgen van blootstelling aan deze geneesmiddelen voor hun gezondheid.3
Nederland zal zich nadrukkelijk blijven inzetten in Europa om werknemers te beschermen tegen de risico’s van blootstelling aan gevaarlijke stoffen via Europese regelgeving.
Nationale grenswaarden
Naast Europese grenswaarden worden ook op nationaal niveau wettelijke grenswaarden bepaald voor maximale blootstelling van werkenden aan gevaarlijke stoffen. Dit om Nederlandse werknemers te beschermen tegen schadelijke stoffen die niet of nog niet op de Europese agenda staan. Op basis van een advies over een gezondheidskundige waarde van een stof door de Gezondheidsraad adviseert de SER mij over de technische haalbaarheid van een grenswaarde. Vervolgens wordt die grenswaarde vastgesteld (in Bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling).
Op dit moment werkt de Gezondheidsraad aan grenswaarde-adviezen over koolmonoxide, kwartsstof, houtstof, rubberstof & rubberdamp, stoffen waaraan grote groepen werkenden in Nederland worden blootgesteld. Binnenkort zal de Gezondheidsraad starten met de advisering over respirabel en inhaleerbaar stof. Ik ben in gesprek met de Gezondheidsraad om hierbij een advies over een mogelijke gezondheidskundige waarde voor ultrafijnstof bij te betrekken. Dit staat ook vermeld in de reactie die namens mij aan de FNV is gezonden op een brief van de FNV d.d. 26 januari 2022. In de bijlage van deze brief stuur ik uw Kamer deze reactie ter informatie4.
Het proces om te komen tot nieuwe wettelijke grenswaarden, met name de advisering over de haalbaarheid, duurt lang en kan objectiever. Daarom
wordt gewerkt aan afspraken over verbetering van deze systematiek door SZW en de SER. Het voornemen is om conform een voorstel van de SER sneller over te gaan tot het implementeren van de adviezen van de Gezondheidsraad. Door invoering van een quickscan wordt bekeken of de streefwaarde technisch haalbaar is; zo niet, dan wordt direct de verbodswaarde geadviseerd. Verder wordt bij de verbetering van de systematiek gebruik gemaakt van de uitkomsten van het project Haalbaarheidsonderzoek Nieuwe Stijl (HONS) dat de SER heeft opgezet met ondersteuning van SZW. Hierbij wordt op meer gestructureerde wijze informatie over de technische haalbaarheid verzameld bij bedrijven. Dit maakt het voor bedrijven makkelijker om informatie aan te leveren en het helpt de SER om tot een goede beoordeling te komen.
Verbeteringen asbeststelsel
Bijzondere aandacht verdient asbest als gevaarlijke stof. Voor de verwijdering van asbest bestaat specifieke regelgeving om de veiligheid van de werkenden die asbest verwijderen, te borgen. In 2018 is een meerjarenaanpak gestart, gericht op het doorvoeren van een aantal fundamentele verbeteringen op het gebied van arbeidsomstandigheden in het asbeststelsel5. Uw kamer is hierover meermaals geïnformeerd. Tijdens het Hoofdlijnendebat Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 17 februari jl. is door Kamerlid Stoffer (SGP) een vraag gesteld over deze meerjarenaanpak. Specifiek is gevraagd of het nieuwe kabinet gaat inzetten op een fundamentele aanpak van het stelsel zodat innovatie echt van de grond komt. Met de hiervoor genoemde meerjarenaanpak6 geef ik hier invulling aan. Uitgangspunt is en blijft hierbij dat werkenden beschermd moeten worden tegen de risico’s die asbest met zich mee brengt. Maar asbestverwijdering moet niet onnodig duur en complex zijn als dat niet leidt tot betere gezondheidsbescherming. Daarvoor is het dus nodig om ruimte te geven waar het kan, zodat verantwoorde innovaties een kans krijgen. Daarbij moeten de feitelijke risico’s van asbestblootstelling meer centraal staan. De fundamentele verbeteringen zorgen ervoor dat asbestregels eenduidig zijn, verantwoorde innovaties de ruimte krijgen, er meer regie bij de overheid komt te liggen (o.a. door meer publieke normstelling) en de veiligheid van werkenden geborgd is zonder dat daar onnodige kosten bij komen kijken. Er worden er essentiële wijzigingen in de regelgeving doorgevoerd en er wordt een nieuw ICT-instrument (SMART-ns) ontwikkeld. Beide dragen bij aan een meer risicogerichte aanpak en het wegnemen van belemmeringen voor innovatie. Verder is in juni 2020 een onafhankelijke orgaan voor de beoordeling van innovaties ingesteld (het VIP) waarmee tegemoet is gekomen aan de wens van de Tweede Kamer om meer ruimte voor innovatie te creëren. Dit heeft inmiddels tot enkele concrete goedgekeurde innovatieve werkmethoden geleid. Zeer recent is een werkwijze voor het verwijderen van rioleringselementen met asbesthoudende voegenkit goedgekeurd. Eerder is onder andere een werkmethode met schuimtoepassing goedgekeurd. De route werkt dus. Ik heb er vertrouwen in dat we met de ingezette verbeteringen een grote stap voorwaarts zetten in het creëren van een meer risicogericht stelsel.
Vanwege de noodzaak voor een integrale aanpak van zowel Arbo- als milieuaspecten van asbestverwijdering, is recentelijk in samenspraak met mijn collega van IenW besloten het regelgevingsvoorstel uit te breiden met een wijziging op het gebied van leefomgeving. Dit betreft onder andere een verduidelijking van de strikte voorwaarden waaronder asbest door particulieren verwijderd mag worden en waaronder dit uitsluitend door een deskundig bedrijf mag worden gedaan. Deze aanvulling moet nog beoordeeld worden op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Deze extra stap zorgt ervoor dat de nagestreefde publicatiedatum die voormalig Staatssecretaris Wiersma op 26 november aan uw Kamer meldde, in enige mate opschuift.
Voorkomen is beter dan genezen. Veel beroepsziekten kunnen worden voorkomen met een betere preventie. De werkgevers en werkenden hebben hier een verantwoordelijkheid in en dienen de wettelijk verplichte beschermende maatregelen toe te passen. Zij en andere betrokkenen worden hierbij op diverse wijzen ondersteund.
Het versterken van de kennis over blootstelling en ziekte
De commissie Heerts adviseerde het kabinet een onafhankelijke, gezaghebbende arbeidsgeneeskundige organisatie voor stoffengerelateerde beroepsziekten op te richten, met taken gericht op de kennisontwikkeling en het ondersteunen van de preventie van beroepsziekten. Naar aanleiding van dat advies is een kwartiermaker aangesteld die met de deelnemende partijen werkt aan de inrichting van het Landelijk Expertisecentrum voor Stoffengerelateerde Beroepsziekten (LEXCES)7. Het inrichtingsvoorstel heb ik eind december 2021 ontvangen. De kwartiermaker heeft vanwege de complexiteit van de inrichtingsvorm en governance van LEXCES in relatie tot de financiering de Landsadvocaat om een second opinion gevraagd. Juridisch ziet de Landsadvocaat geen «showstoppers» voor de beoogde opzet en inrichting van LEXCES. De door de Landsadvocaat geconstateerde aandachtspunten en benoemde randvoorwaarden worden de komende periode verder uitgewerkt. De betreffende documenten zijn als bijlage van deze brief toegevoegd8.
LEXCES gaat werken als een netwerkorganisatie9. Door deze samenwerking wordt de in Nederland beschikbare kennis beroepsziekten op het gebied van stoffen samengebracht, verder ontwikkeld en verspreid. Het doel van deze netwerkorganisatie is dat (behandelende) professionals, (ex-)werkenden en werkgevers elkaars kennis benutten en op deze wijze meer kunnen doen aan preventie en behandeling van zieke (ex)-werknemers.
LEXCES gaat een werkprogramma uitvoeren met projecten gericht op onder meer opleiding, preventie en vroegsignalering van beroepsziekten, het bundelen en ontwikkelen van kennis en het bij elkaar brengen van betrokken partijen. Met deze projecten wordt de kennis over bestaande beroepsziekten verdiept en kunnen risico’s op nieuwe beroepsziekten door gevaarlijke stoffen worden onderkend. Hiermee wordt vroegsignalering en preventie in de praktijk ondersteund. Daarnaast heeft LEXCES een rol bij de uitvoering van de TSB: het instellen en ondersteunen van het deskundigenpanel, het voordragen van leden voor commissie die mij zal adviseren over de beroepsziekten waarop de TSB van toepassing zou moeten zijn en het opstellen van protocollen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van aanvragen voor tegemoetkoming.
De werving van de bestuursvoorzitter van LEXCES is gestart.
Voor de juridische verankering van het bestuur van LEXCES wordt door de betrokken partijen momenteel gewerkt aan een samenwerkingsovereenkomst. De financiering van de uitvoering van het werkprogramma van LEXCES krijgt in eerste instantie via een subsidieregeling gestalte. Een subsidieregeling is echter in de tijd beperkt. Dat heeft nadelen, onder meer ten aanzien van het aantrekken van deskundig personeel bij LEXCES. Daarom werk ik aan een wijziging in de Arbeidsomstandighedenwet die een meer structurele juridische basis gaat bieden voor het voor een langere periode aanwijzen en financieren van organisaties die specifieke taken op dit terrein zullen verrichten. Ik streef ernaar deze wetswijziging de tweede helft van 2023 in werking te laten treden.
Ik ben de kwartiermaker en de betrokken organisaties zeer erkentelijk voor al het werk dat is verricht. Er wordt door hen met veel enthousiasme en energie gewerkt aan de vormgeving en inrichting van LEXCES. Ik heb er vertrouwen in dat LEXCES per 1 juli 2022 daadwerkelijk van start kan gaan en een belangrijke bijdrage gaat leveren aan de preventie en behandeling van zieke (ex)-werkenden als gevolg van blootstelling aan schadelijke stoffen.
De risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E)
De bekendheid met en (mede daardoor) de naleving van de RI&E-plicht is te laag. Via het Programma RI&E ondersteun ik werkgevers in hun verplichting om de risico’s op de werkvloer op een goede manier te inventariseren en aan te pakken. Specifiek op het gebied van gevaarlijke stoffen worden de aanvullende RI&E verplichtingen onvoldoende nageleefd.10 In verband daarmee wordt dit jaar, als onderdeel van het RI&E programma, een digitale module die zich richt op de omgang met gevaarlijke stoffen verbeterd. Parallel aan het informeren en ondersteunen van werkgevers wordt toegewerkt naar intensiever toezicht en handhaving. Op korte termijn wordt uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van dit programma
Positie van de bedrijfsarts
Ter bevordering van preventie in algemene zin en van beroepsziekten in het bijzonder is een belangrijke rol weggelegd voor de bedrijfsarts. De commissie Heerts heeft hierop ook gewezen. Als vooruitgeschoven medische post bij bedrijven verkeert de bedrijfsarts in een goede positie om gezondheidsrisico’s op de werkvloer snel te onderkennen en de diagnostische, curatieve en preventieve stappen in te leiden. Dit veronderstelt wel dat er voldoende toegeruste bedrijfsartsen beschikbaar zijn. Ik zal uw Kamer hier op een later moment uitgebreider over informeren.
Opbrengsten programma Preventie Beroepsziekten – gevaarlijke stoffen
Het Programma Preventie Beroepsziekten ging in 2018 van start. Het grote aandeel van gevaarlijke stoffen in ziekte- en sterftelast door beroepsziekten was reden om een extra stimulans te geven aan het vergroten van het risicobewustzijn over het werken met gevaarlijke stoffen. De focus van het programma lag op de stoffen kwartsstof, lasrook, dieselmotoremissie, (hard)houtstof, isocyanaten en chroom-6. Dit zijn stoffen die vrijkomen bij bewerkingsprocessen en die een groot aandeel hebben in de ziektelast, zoals bleek uit TNO onderzoek.11
Via een multimediale campagne werd aandacht gevraagd voor een bronaanpak. Daarbij gaat het om de in de Arbowetgeving vastgelegde arbeidshygiënische STOP-strategie12, die tot doel heeft het risico op inademing van een gevaarlijke stof of doordringing via de huid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. In communicatie-uitingen is ook de samenwerking gezocht met slachtoffers van beroepsziekten. Vanuit het principe «jong geleerd, is oud gedaan» hadden ze een actieve rol bij de collegetour langs mbo(vak)opleidingen. Studenten luisterden naar de ervaringen over hoe het fout was gegaan en waar men op moet letten om niet ziek te worden door het werk. Ook de slachtoffers zelf hadden er een goed gevoel bij omdat ze deze activiteit als maatschappelijk relevant ervoeren. Ik ben de slachtoffers zeer erkentelijk voor de bereidheid hun ervaringen te delen.
Verder heeft het programma aan tien brancheorganisaties subsidie gegeven voor projecten gericht op het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Een voorbeeld is het project «Omgaan met Zandsteen»13 van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (ERM). De lessen uit dit project over nat werken en het gebruik van apparatuur met ingebouwde stofafzuiging ondersteund door metingen van TNO zijn branche-overstijgend en daarom ook verspreid via Arboportaal. Daar blijft alle verzamelde informatie de komende jaren beschikbaar.
Naast de individuele brancheorganisaties is ook MKB Nederland gefaciliteerd bij het geven van webinars over dit onderwerp. Ook is een Toolbox Gezond Werken met Stoffen ontwikkeld. Daarin is voor bedrijven een overzichtelijke set met goede en gratis tools van de belangrijkste spelers samengebracht die als katalysator kunnen dienen voor het inrichten van het stoffenbeleid. Een voorbeeld van een tool is een ontwikkelde quiz om het gesprek over het werken met gevaarlijke stoffen op het werk en in opleidingen, bespreekbaar te maken.
Tijdens de uitvoering van het programma kwam het risico van chroom-6 blootstelling, met name bij bewerkingen van oude verflagen, in het nieuws. Chroom-6 biedt een heldere casus om de uitgangspunten van het programma te illustreren (o.a. STOP-beginsel, stoffen die verder in de levenscyclus vrijkomen bij processen) en is daarom in alle uitingen van het programma (radiospots, factsheets, toolbox, en Webinars) expliciet meegenomen.
Met een looptijd van het programma van 4 jaar is een uitgebreid en nauw betrokken netwerk tot stand gekomen van sectororganisaties, bedrijven, beroepsgroepen en kennisinstituten waaronder TNO, RIVM en het Focal Point14 voor veiligheid en gezondheid op het werk. Via dit netwerk en met de beschikbaar gestelde kennis, tools en praktijkvoorbeelden op Arboportaal15 is een extra impuls gegeven aan het veiliger werken met gevaarlijke stoffen.
Naast het beschermen van werkenden tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen, heb ik aandacht voor (ex)werkenden die ernstig ziek zijn geworden door het werken met gevaarlijke stoffen. Voor slachtoffers van stoffengerelateerde beroepsziekten is het vaak moeilijk om de schade te verhalen op een (voormalige) werkgever of opdrachtgever. Bewijzen ernstig ziek te zijn geworden door het werk is doorgaans complex. De meeste claims leiden in de praktijk niet tot een schadevergoeding. Het gaat hier om een lang slepende problematiek waarvoor met het advies van de commissie Heerts na tientallen jaren een doorbraak is bereikt. De commissie adviseerde voor slachtoffers van beroepsziekten als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen een financiële tegemoetkomingsregeling in het leven te roepen. Met deze regeling wordt het mogelijk gemaakt deze slachtoffers een eenmalige tegemoetkoming en daarmee erkenning van hun beroepsziekte te bieden.
In eerdere voortgangsbrieven16 bent u geïnformeerd over de achtergronden en de inhoud van de TSB, de doelgroep en de hoogte van de tegemoetkoming. Er zijn uitvoeringstoetsen gedaan door LEXCES, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) in samenspraak met het Instituut voor Asbestslachtoffers (IAS), alsmede de Belastingdienst, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Raad voor de Rechtspraak. De conceptregeling is opengesteld voor internetconsultatie, waarin onder meer aandacht werd gevraagd voor de invulling van het begrip «beroepsziekte» en de relatie met het civiele recht. De reacties hebben geleid tot aanpassingen van de conceptregeling.
Parallel aan het maken van de regeling wordt met de beoogde uitvoeringsorganisaties de uitvoering van de regeling voorbereid. Daarbij gaat het om het vormen van een deels nieuwe uitvoeringsketen waarbij zaken aan de orde komen als de samenwerking en de infrastructuur van gegevensuitwisseling tussen de organisaties (SVB, IAS en het LEXCES) en de juridische verankering daarvan in een samenwerkingsovereenkomst. Dit naast uiteraard de voorbereidingen binnen de eigen organisaties, de werving van personeel en de inrichting van de deskundigenpanels bij de TSB door LEXCES en de voorlichting en communicatie. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat het proces voor de slachtoffers zo soepel en laagdrempelig mogelijk kan verlopen. De betrokken organisaties werken met veel enthousiasme en energie hieraan. Het IAS heeft in het kader van deze voorbereidingen overigens besloten om voor de uitvoering van de Regeling TSB een aparte stichting in het leven te roepen, het Instituut Slachtoffers Beroepsziekten door Gevaarlijke stoffen (ISBG), dat naast het IAS gaat functioneren. Het IAS blijft zich daarbij richten op de regelingen die het nu al uitvoert (de TAS, de TNS en de OPS-regeling).
Onder regie van SZW wordt aan de deels nieuwe uitvoeringsketen gewerkt. Ondanks het feit dat de voorbereiding met veel energie verloopt, vraagt het opstarten van deze ketensamenwerking, het uitwerken van de werkprocessen en de benodigde ondersteunende systemen meer tijd. Gelet op wat er nog nodig is om de uitvoeringsketen goed te laten werken en om aanvragen van slachtoffers snel, zorgvuldig en laagdrempelig af te handelen, hebben de uitvoerende partijen mij aangegeven dat het niet verantwoord is om de regeling per 1 juli aanstaande in werking te laten treden. Ik volg dat advies. Het is niet in het belang van de toekomstige aanvragers om hiervan af te wijken. Er is nog een aantal onzekerheden waardoor de uitvoerende partijen nog niet kunnen aangeven wanneer de regeling wel in werking kan treden. Ik verwacht die duidelijkheid voor de zomer te krijgen, waarna ik uw Kamer daarover zal informeren.
Wel zullen, vooruitlopend op het moment van de inwerkingtreding, al verschillende activiteiten worden opgepakt die een vliegende start van de regeling en een effectieve gebruikmaking kunnen bevorderen. Zo zullen diverse communicatiekanalen worden benut zodra de regeling gepubliceerd wordt om de regeling bekend te maken bij de doelgroep, zodat zij bij de inwerkingtreding van de regeling hier direct gebruik van kunnen maken. Voorafgaand daaraan wordt ook onderzocht hoe de doelgroep het beste bereikt kan worden en wat deze nodig heeft daadwerkelijk om gebruik te kunnen maken van deze regeling. Daarnaast worden de professionals in zowel de curatieve als de arbeidsgerelateerde zorg geïnformeerd en betrokken, omdat ook zij een rol spelen in het bereiken van de doelgroep.
Methodiek van bepaling bij welke beroepsziekten recht op tegemoetkoming ontstaat
Uitgangspunt is dat op basis van wetenschappelijke inzichten, zowel in Nederland als daarbuiten, wordt bepaald bij welke beroepsziekten als gevolg van gevaarlijke stoffen een recht op tegemoetkoming conform de TSB ontstaat. Daarom wordt er gewerkt met een zogenaamde dynamische bijlage bij de TSB. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld wordt met het oog op een zorgvuldige uitvoering gestart met een beperkt aantal beroepsziekten en zal het aantal beroepsziekten in deze dynamische bijlage in de loop der tijd groeien17 ,.
Een beroepsziekte wordt pas toegevoegd aan deze bijlage als aan drie voorwaarden is voldaan. In de eerste plaats moeten de uitvoerende organisaties de verwachte aantallen aanvragen voor de beroepsziekte aan kunnen. Het gaat in totaal om grote aantallen, die deze organisaties niet in een keer allemaal kunnen verwerken. In de tweede plaats moeten er voldoende medische en arbeidshygiënische experts beschikbaar en opgeleid zijn voor het deskundigenpanel van LEXCES voor de betreffende beroepsziekte. In de derde plaats moet voor de beroepsziekte een protocol beschikbaar zijn om op individueel niveau snel en betrouwbaar vast te stellen dat de aanvrager de desbetreffende ziekte heeft en dat de ziekte ontstaan is blootstelling aan de ziekte-veroorzakende gevaarlijke stof via het werk. Dit protocol moet door de door mij ingestelde Adviescommissie zijn vastgesteld. Dat vraagt om meer wetenschappelijk onderzoek naar de beroepsziekte en het ontstaan daarvan. Pas indien aan deze voorwaarden is voldaan én de door mij in te stellen adviescommissie mij positief adviseert dat de ziekte inderdaad als ernstige beroepsziekte als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan worden aangemerkt, kan ik een besluit nemen over het opnemen van de beroepsziekte in de bijlage van de TSB en ontstaat er een recht op een tegemoetkoming.
Het NCvB heeft inmiddels in mijn opdracht op basis van de meest recente wetenschappelijke inzichten18 rond ernstige beroepsziekten en ervaringen uit omringende landen, samen met de andere kernpartijen en in afstemming met het bestuur van LEXCES, een voorstel gedaan voor ziekten die kunnen worden aangemerkt als «ernstige stoffengerelateerde beroepsziekten».
Dit voorstel hanteer ik als startpunt voor het hiervoor geschetste proces.
Op dit moment wordt met ISGB, LEXCES en SVB hard gewerkt aan de invulling van de hiervoor genoemde voorwaarden. Thans is nog niet duidelijk welke ziekten op het moment van de inwerkingtreding van de TSB opgenomen kunnen worden in de dynamische bijlage. Wel staat nu al vast dat het in de eerste fase om een beperkt aantal zal gaan. Evenmin is nu al te zeggen wat het perspectief is ten aanzien van de verdere fasering. Ik zal in periodieke voortgangsrapportages steeds aangeven voor welke beroepsziekten het proces is afgerond en wanneer ik verwacht dat deze aan de dynamische bijlage bij de TSB kunnen worden toegevoegd.
De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) houdt toezicht op gezond en veilig werken in het algemeen en, specifiek op werken het gevaarlijke stoffen, met een daarop gespecialiseerd team. De commissie Heerts deed aanbevelingen over een zo effectief mogelijke invulling van dit toezicht. Concreet gaat dit om een gevarieerd sanctiebeleid en passende boetes voor bedrijven die zich niet aan de regels houden. Staatssecretaris Wiersma kondigde in de brief van 10 december 202119 aan dat in verband daarmee de beleidsregel boeteoplegging aan te passen. Dat is inmiddels gebeurd en deze is in werking getreden. Hiermee kan de NLA krachtiger ingrijpen wanneer een bedrijf geen risico-inschatting heeft gemaakt van de gevaarlijke stoffen waarmee wordt gewerkt. Voorheen kon de NLA in die gevallen niet meteen een boete opleggen. Dit werkte afwachtgedrag bij sommige werkgevers in de hand, waardoor men pas in actie kwam nadat een inspecteur een waarschuwing had gegeven terwijl in de tussentijd gezondheidsschade bij werknemer door gevaarlijke stoffen kon ontstaan. Werkgevers die de risico’s van gevaarlijke stoffen niet opnemen in de RI&E kunnen nu direct een boete krijgen van de NLA. Tegelijk is het boetenormbedrag bij deze overtreding verhoogd.20 In het geval dat de risico’s die gevaarlijke stoffen met zich mee brengen wel zijn opgenomen in de RI&E, maar er een fout of onvolledigheid in de uitwerking van de risico’s zit, blijft het mogelijk voor de NLA om eerst een waarschuwing te geven.
De commissie Heerts heeft voorts aanbevolen de informatiegestuurde handhaving door te ontwikkelen om de effectiviteit van het toezicht te vergroten. Om risicogestuurde handhaving verder vorm te geven, werkt de NLA aan de doorontwikkeling van een goed werkend risicomodel. In de kamerbrief van 18 juni 202121 werd hiervan al melding gemaakt. Met dit informatiegestuurde model moet het mogelijk worden voor de NLA om de risico’s op blootstelling aan gevaarlijke stoffen op bedrijfsniveau beter te kunnen inschatten. In het model wordt overigens gebruik gemaakt van de kennis bij TNO, waaronder de data uit het al eerder, in opdracht van SZW, door TNO gebouwde Stoffen Informatie-systeem (SIS). Verder is er door de NLA een klankbordgroep gevormd waarin naast VNO/NCW ook diverse branches vertegenwoordigd zijn. De klankbordgroep denkt mee over een soepele manier om bedrijfsdata over stoffen uit te vragen. Op dit moment wordt een eerste versie van het risicomodel gevalideerd. De resultaten hiervan zullen moeten uitwijzen hoe groot de voorspellende waarde van het huidige model is. De verdere ontwikkeling van het model met nieuwe databronnen, waaronder nieuwe registers van gevaarlijke stoffen van bedrijven, wordt de komende tijd vormgegeven.
In het kader van aanvragen voor de TSB komen mogelijk ook gegevens beschikbaar22 die voor de NLA in het kader van toezicht en handhaving een meerwaarde kunnen hebben voor de informatie gestuurde aanpak van het toezicht. De commissie Heerts heeft daar ook op gewezen. Samen met de NLA ben ik daarom in gesprek met de uitvoerders van de TSB, het ISGB, LEXCES en de SVB om de mogelijkheden daartoe te verkennen.
Tot slot
Ik heb in deze brief aangegeven wat mijn inzet is om nadelige gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk tegen te gaan. Preventie is daarbij van groot belang. Met klem doe ik een beroep op alle betrokkenen om zich in te spannen om de preventie op de werkvloer te bevorderen. Na de ontvangst van het SER advies over de hoofdlijnennota Arbovisie 204023 zal ik ook bij het vaststellen van de Arbovisie 2040 en de concrete uitwerking in een beleidsagenda hieraan de nodige aandacht geven. Het is mijn inzet om samen met sociale partners werkend Nederland nog gezonder en veiliger te krijgen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Dit zijn: de REACH-verordening (EU verordening Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van chemische stoffen), CLP-verordening (EU verordening voor indeling, etikettering en verpakking van chemische stoffen), Gewasbeschermingsmiddelenverordening en Biocidenverordening.
In de start bestaande uit vijf deelnemende organisaties: het Institute for Risk Assessment Sciences (IRAS) van de Universiteit Utrecht, het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Longaandoeningen (NKAL) Utrecht, de Polikliniek Mens en Arbeid (PMA) en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), beide Amsterdam UMC en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en ondersteund door een Bureau dat gepositioneerd wordt bij het RIVM waarbij een «zwaan-kleef-aan»-houding wordt ontwikkeld voor de betrokkenheid van andere instituten.
Uitkomsten van inspecties bij 200 bedrijven die werken met carcinogene, mutagene en reproductietoxische stoffen 2017–2020 (Meerjarenrapportage ISZW)
Preventie beroepsziekten door stoffen: TNO vooronderzoek SZW programma «Beter aan de slag met stoffen» (2018)
STOP-beheersstrategie: Substitutie, Technische en Organisatorische beheersmaatregelen en als laatste mogelijkheid, het gebruik van Persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het Focal Point vertegenwoordigt het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk (EU-OSHA).
De (ILO)-lijst van beroepsziekten van de Internationale Arbeidsorganisatie is hierbij betrokken.
Stcrt.2022, nr. 3848, 9 februari 2022. Het boetebedrag is verhoogd van de normcategorie 4 naar 5, dat wil zeggen een verhoging van € 3.000,– naar € 4.500,– uitgaande van een bedrijfsgrootte van 500 of meer werkgevers. Kleinere bedrijven betalen een percentrage van dit bedrag naar gelang hun omvang. Met deze verhoging komt het boetenormbedrag voor het niet (adequaat) inschatten van risico’s verbonden aan stoffen op hetzelfde niveau als het helemaal niet hebben van een RI&E.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25883-429.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.