25 834 Problematiek rondom asbest

Nr. 150 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2018

Werken met asbest mag nooit ten koste gaan van de veiligheid en gezondheid van werknemers. Dat kunnen we de laatste jaren steeds beter borgen. Tegelijkertijd zitten er knelpunten in het huidige stelsel.

Ik zet in op een zorgvuldig asbestbeleid, waarbij wetenschappelijke inzichten over asbestrisico’s en werkwijzen centraal staan, waarbij regels eenduidig zijn en waarbij ruimte is voor innovatie. Met 8 actiepunten breng ik, samen met de betrokken partijen, de nodige verbeteringen aan.

Met de brief van 28 november 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de aanpak voor een beleidsreactie op het onderzoek naar het asbeststelsel dat is uitgevoerd door bureau Tauw.1 Deze brief vormt de beleidsreactie op dat onderzoek.

De reactie is gebaseerd op diverse gesprekken die zijn gevoerd met sociale partners en andere partijen binnen en buiten de gecertificeerde asbestbranche en een aantal rapporten dat in de afgelopen periode is opgeleverd. Ik heb daarbij bijzondere aandacht gehad voor handhaafbaarheid en eenduidigheid van regels, ruimte voor innovatie en kostenbeheersing.

In de bijlagen bij deze brief vindt u, naast een toelichting op het asbeststelsel, ook de uitwerking van de voorgenomen acties die ik in gang zet2. Verder ga ik in de bijlage bij deze brief in op het onderzoek naar het hebben van één certificerende instelling (CI), conform motie Kerstens.3 Over het gebruik van werkbakken aan hijskranen4 en de stand van zaken rondom straalgrit ontvangt u separate brieven.

Het huidige stelsel verbeteren

Asbest is een gevaarlijke stof, en asbest verwijderen kan onveilig en ongezond zijn voor werknemers. Daarom hebben we regels gesteld aan het inventariseren en saneren van asbest. Daarnaast verplicht de overheid bedrijven in de asbestbranche tot het hebben van een certificaat. Toezicht wordt in dit kader uitgeoefend door de Inspectie SZW en door de certificaatverstrekker (nadere toelichting, zie bijlage II5).

Het huidige stelsel zorgt voor een goede bescherming van werknemers, biedt ruimte voor inbreng bij de stakeholders en stimuleert hen om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Sinds een aanscherping in 2012 (onder andere op het gebied van verplichte sancties) zijn in het huidige certificatiestelsel voor asbest positieve resultaten bereikt. Zo is de nalevingsgraad van bedrijven gestegen van 30% in 2012 naar 72% in 2017.6 Een positieve ontwikkeling, maar we zijn er dus nog niet. Ondanks de positieve resultaten kent het systeem een aantal knelpunten en nadelen. Daarbij denk ik enerzijds aan de handhaafbaarheid en de eenduidigheid van onze regels. Anderzijds is er soms te weinig ruimte voor innovatie, zijn de belangen niet in evenwicht en is het soms ook duur om asbest te saneren zonder dat dit leidt tot betere gezondheidsbescherming van werknemers in de branche.

Ik kies ervoor om met een aantal substantiële aanpassingen het stelsel verder te verbeteren om deze knelpunten op te lossen. Dat betekent dat ik niet kies voor een compleet alternatief stelsel. Alternatieven, zoals een vergunningenstelsel in plaats van certificatie, gaan namelijk ook gepaard met soms dezelfde, soms andere nadelen. Zoals de verminderde flexibiliteit en ruimte voor innovatie. En zoals ook grotere inzet van overheidscapaciteit, zonder dat daarmee een verbetering in het gedrag van de notoire overtreders te verwachten zou zijn. Het past niet bij het leggen van verantwoordelijkheid daar waar die hoort: bij de betrokken bedrijven. Een sterk punt van het huidige stelsel, dat uit het Tauw-onderzoek naar voren kwam, is het draagvlak en het verantwoordelijkheidsgevoel dat het genereert onder stakeholders.

Ik wil de komende jaren de volgende substantiële verbeteringen in het stelsel doorvoeren om de knelpunten aan te pakken:

  • 1. Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren. Ik neem maatregelen om de regelgeving en het toezicht meer eenduidig en risicogericht te maken. Technische voorschriften over veilig werken met asbest en werkwijzen op het gebied van asbestverwijdering worden zoveel mogelijk uit de certificatieschema’s gehaald.

  • 2. Stand van de wetenschap verduidelijken. Ik versterk de werking van het instrument SMArt, en geef TNO daarbij een nieuwe rol, om professionals sneller helderheid te laten geven over de stand van de wetenschap.

  • 3. Innovatie stimuleren. Ik zorg ervoor dat innovatieve ideeën in de asbestsector vlotter worden beoordeeld, zodat nieuwe werkwijzen sneller de markt op kunnen komen en innoveren loont.

  • 4. Vertegenwoordiging in balans brengen. Het asbestveld kent uiteenlopende belangen. Ik verzoek de beheerstichting om de vertegenwoordiging van die belangen meer in balans te brengen.

  • 5. Deskundigheid borgen bij complexe asbestwerkzaamheden. Asbestwerkzaamheden die vallen in de laagste risicoklasse mogen zonder certificaat worden uitgevoerd. Incidenteel betreft dat complexe werkzaamheden. Om de deskundigheid bij dit soort werkzaamheden te borgen, pas ik de regelgeving zodanig aan dat een certificaat vereist is bij die saneringen waarvoor complexe technieken nodig zijn.

  • 6. Verbetermogelijkheden in eindbeoordeling verkennen. Ik ga na of de eind-beoordeling meer onafhankelijk en meer kostenefficiënt kan plaatsvinden.

  • 7. Toezicht effectiever maken. De handhavingsmogelijkheden van de Inspectie SZW worden door bovenstaande aanpak versterkt. Daarnaast wordt versnippering tegengegaan door scherper onderscheid tussen controle door CI’s en toezicht door Inspectie SZW, en door versterkte samenwerking met Omgevingsdiensten.

  • 8. Ontwikkeling op de voet volgen. Wanneer de genoemde maatregelen niet voldoende effectief blijken te zijn, verken ik de mogelijkheden tot invoering van een erkenningsregeling om notoire overtreders (sneller) van de markt te kunnen halen.

Hieronder licht ik deze stappen toe.

Uitgangspunten

Bij het verwijderen van asbest staat de gezondheid en de veiligheid van werknemers op één. Dat blijkt ook uit de gesprekken met de sector. Wie werkt, moet ervan uit kunnen gaan dat dat veilig en gezond gebeurt. Ook als je met asbest werkt. Dat uitgangspunt rechtvaardigt dat aan werken met asbest strenge regels worden gesteld. Op bescherming van werknemers en omwonenden mag niet ingeleverd worden. Maar maatregelen die kosten met zich meebrengen zonder dat daarmee extra veiligheid wordt bereikt of die te hoge eisen stellen, moeten worden vermeden. Dit ondergraaft het draagvlak voor het stelsel bij werknemers, bij opdrachtgevers en bij bedrijven in de asbestbranche. Verder kunnen te hoge eisen leiden tot meer illegale (en onveilige) saneringen. Daarom moet het stelsel de werkelijke risico’s, die bij voorkeur wetenschappelijk onderbouwd zijn, centraal stellen. Als de risico’s niet exact bekend zijn, moeten verstandige aannames het uitgangspunt zijn. Dat noem ik zorgvuldig asbestbeleid.

Incidenten met asbest roepen emotie, zorg en onzekerheid op. De maatschappij vraagt om een strenge regulering van deze gevaarlijke stof. Dat is begrijpelijk gezien het aantal slachtoffers dat jaarlijks ten gevolge van asbestblootstelling in het verre verleden te betreuren is: in 2016 had dit ongeveer 1200 doden tot gevolg7. Tegelijkertijd hebben we enorme stappen gezet en is de blootstelling aan asbest sterk gedaald. Maar asbest zorgt op een andere manier ook voor emotie: er leeft namelijk ook een zorg dat de regelgeving rondom asbestsanering doorschiet. Met zorgvuldig asbestbeleid, gebaseerd op feitelijke gezondheidsrisico’s van het werken met asbest, wil ik recht doen aan beide zorgen.

Aanpak

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

Uit het verrichte onderzoek, de gesprekken en de handhavingspraktijk blijkt dat er terugkerende discussies zijn over de regelgeving. Het gaat dan met name om de eenduidigheid, de mate van detaillering en de noodzaak van de regelgeving.

Aan de ene kant is er, in de asbestsector en bij de betrokken toezichthouders, behoefte aan meer eenduidigheid over de stand van de wetenschap en aan gedetailleerde middelvoorschriften. Aan de andere kant worden de regels als verstikkend ervaren, als onnodig kostenverhogend en als belemmerend voor innovatie. Het werken met gedetailleerde middelvoorschriften is dan juist contraproductief. Zorgvuldig asbestbeleid betekent dat ik continu een balans probeer te zoeken tussen helderheid en eenduidigheid van regels enerzijds en ruimte voor innovatie anderzijds.

De regelgeving in het Arbobesluit bevat doelvoorschriften, omdat situaties in de praktijk erg uiteen kunnen lopen. Maatwerk moet mogelijk zijn. De afgelopen paar jaar zijn, o.a. na een inventarisatie door TNO8 al regels of praktijken verduidelijkt, geschrapt of aangepast, omdat zij te weinig risicogericht waren.9 Op dit ingeslagen pad werk ik door met vier acties om regels en eisen te verbeteren.

Ten eerste is de wens geuit om het werken aan asbestdaken onder een minder generiek systeem te brengen, en dit toe te spitsen op de verwijdering van asbestdaken. Bedrijven zouden dan alleen hoeven aan te tonen dat zij deskundig zijn om dit specifieke werk te doen, maar mogen dan geen andere asbestverwijderingswerkzaamheden verrichten (tenzij zij ook voor de andere werkzaamheden een geldig certificaat hebben). Een dergelijk gedifferentieerd «dakcertificaat» bestaat nu nog niet. Haalbaarheid en invoering van een dergelijk, toegespitst, certificaat hangt ook samen met de uitkomsten van een onderzoek door TNO naar blootstellingsrisico’s bij verwijdering van asbestdaken dat binnenkort start. Mocht het onderzoek aangeven dat hier mogelijkheden liggen, dan sta ik in beginsel positief tegenover dit idee en zal ik de schemabeheerder uitnodigen hiervoor een voorstel in te dienen. Ook voor andere typen afzonderlijk te definiëren werkzaamheden kunnen zogenoemde «deelcertificaten» een oplossing zijn om specifieke asbestbronnen, of asbest in een specifieke sector te verwijderen. Bij de bespreking van de beleidsreactie gaven werknemersvertegenwoordigers aan dat zij een dergelijk deelcertificaat niet kunnen steunen, als aan werknemersbescherming minder zware eisen zouden worden gesteld. Dit sluit aan bij mijn belangrijkste uitgangspunt: werknemers moeten goed beschermd worden en blijven.

Sociale partners vroegen bij de bespreking verder aandacht voor het asbest-dakenverbod. Het Ministerie van IenW werkt aan een verbod op asbestdaken per 2024.10 Sociale partners stellen vast dat het een opgave is om alle asbestdaken te saneren voor het voorziene verbod in 2024. De maatregelen in deze brief kunnen een bijdrage leveren aan het halen van de doelstelling van dit asbestdakenverbod.

Ten tweede wil ik waar mogelijk zaken in de regelgeving of het handhavingsbeleid verduidelijken. Dit gaat niet om grote beleidswijzigingen, maar om bijvoorbeeld het aanpassen van formuleringen die in de praktijk voor meerdere uitleg vatbaar blijken, of het meer focussen in de handhaving op de grootste risico’s. Hiervan wil ik in 2019 de eerste resultaten kunnen laten zien. Bijvoorbeeld heb ik een verduidelijking in voorbereiding naar aanleiding van de motie Von Martels/Remco Dijkstra (Kamerstuk 25 883, nr. 307), die verzoekt om bij een binnensanering asbest eenvoudiger mee te kunnen nemen bij een buitensanering van een asbestdak.11 12 De verduidelijking zal naar verwachting met de certificatieschemawijziging dit najaar gepubliceerd worden in de Staatscourant. Ik beschouw deze motie hiermee als afgedaan.

Ik onderzoek ten derde, samen met de Staatssecretaris van IenW, een uitzondering onder voorwaarden voor inventarisatiewerkzaamheden met een bekend (beperkt) risico en een routinematig karakter. Dit omdat in bepaalde gevallen een afzonderlijke asbestinventarisatie per project, niets toevoegt wat betreft de bescherming van werknemers of leefmilieu. Dit wordt samen met belanghebbende partijen nader uitgewerkt en kan in 2019 tot een voorstel voor aanpassing van regelgeving leiden. Daarbij zal ook nader worden gekeken naar de onderbouwing van de huidige uitzonderingen op de inventarisatieplicht in het Arbobesluit en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en worden bezien of deze nog gerechtvaardigd is.13

Tenslotte zullen de certificatieschema’s zich meer gaan toespitsen op deskundigheid, proces en kwaliteitsborging. De eisen op het gebied van bescherming van werknemers tegen asbestblootstelling zullen dan uit de schema’s verdwijnen en een plaats krijgen in arboregelgeving, beleidsregels of handhavingsrichtlijnen.

Stand van de wetenschap verduidelijken

Momenteel voeren opdrachtgevers, bedrijven uit de asbestbranche en toezichthouders al dan niet via de rechter discussies over de noodzaak en effectiviteit van beschermende maatregelen voor werknemers. Er ligt een taak voor de overheid om duidelijkheid te verschaffen, deze discussies te versnellen en met autoriteit te beslechten. De stand van de wetenschap op het asbestgebied moet daartoe meer ondubbelzinnig worden vastgesteld. Alleen wanneer wetenschappelijke inzichten centraal staan, kunnen we komen tot zorgvuldig asbestbeleid.

Een goede manier om de stand van de wetenschap helderder vast te stellen, is het doorontwikkelen van het instrument SMArt (StoffenManager Asbest risico-indelingstechniek). Dit wordt nu gebruikt om de risicoklasse te bepalen; het gebruik is verplicht in het certificatieschema voor asbest. Het is mogelijk dit instrument meer risicogestuurd te maken. Zodoende zal steeds minder uitgegaan worden van worst-case schattingen (die ten onrechte hoge kosten met zich mee kunnen brengen zonder dat dit leidt tot een betere bescherming van werknemers) en worden actuele meetdata en werkelijke risico’s bepalend voor de te nemen beschermende maatregelen.14 Hiertoe wordt SMArt direct gekoppeld aan de database met meetgegevens die in bezit en beheer is bij TNO. Hiertoe stel ik TNO middelen ter beschikking. Het wordt de rol van TNO om nieuwe meetgegevens te beoordelen op voldoende kwaliteit voor opname in de database. Alleen de stand van de wetenschap en de regelgeving zijn dan nog bepalend voor aanpassingen aan SMArt. TNO heeft hiervoor in het afgelopen jaar al de nodige voorbereidingen getroffen. In het komende jaar zal dit verder gestalte krijgen en moet dit leiden tot daadwerkelijke aanpassing van het instrument. Ik zal in de regelgeving ook een verwijzing naar het doorontwikkelde instrument opnemen.

Bij deze zwaardere functie van SMArt in het stelsel past ook een herpositionering van dit instrument met duidelijke taken, verantwoordelijkheden en beslissingsbevoegdheid. Hierdoor wordt onafhankelijkheid geborgd. Ascert en brancheverenigingen hebben dan geen directe invloed meer op aanpassingen aan SMArt. Betrokken partijen moeten wel een belangrijke stem krijgen in een nog op te richten, adviserend gebruikersplatform.

TNO kan ook buiten SMArt adviseren over de stand van de wetenschap. Indien in de handhaving of in discussies met het veld zich vragen of verschillen van inzicht voordoen over de stand van de wetenschap wil ik die sneller dan voorheen, in overleg met Inspectie SZW en met betrokken partijen, voorleggen aan TNO.

Zo hebben we sneller een eenduidig antwoord op vragen en dilemma’s die spelen in het veld. De nieuwe rol van TNO wil ik vastleggen in een officiële afspraak, waarmee onafhankelijkheid en transparantie gewaarborgd wordt.

Innovatie stimuleren

Binnen de asbestsector komt innovatie moeilijk van de grond. Dat komt onder andere door de gedetailleerde voorschriften en de strikte interpretatie ervan, door tegenstrijdige belangen en door de onduidelijkheid die bestaat over procedures. Dat is jammer. Alleen door innovatie kan een markt groeien naar een nog meer professionele markt, en alleen dan weten werknemers dat zij optimaal beschermd worden met de best mogelijke middelen. Bovendien kan innovatie bijdragen aan kostenbeheersing. De huidige procedure met daarin een commissie15 voor toelating van nieuwe saneringsmethodes werkt niet voldoende, vanwege de soms lange doorlooptijd van een aanvraag en de ervaren terughoudendheid van partijen die bezig zijn met innovaties, ten aanzien van aanvragen bij de commissie. Daarom heb ik besloten dat de commissie, die als pilot voor een beperkte periode was ingesteld, in de loop van dit jaar wordt opgeheven. Lopende aanvragen worden afgehandeld.

De bovengenoemde ervaringen hebben geleid tot de behoefte om snel en eenduidig een oordeel te kunnen ontvangen over validaties16 en innovatieve werkmethoden. Daarom ben ik voornemens een Validatie- en Innovatiepunt (hierna VIP) in te stellen. Hiermee wil ik innovatie, met inachtneming van de vereiste bescherming van werknemers en omgeving, stimuleren. Het VIP moet onafhankelijk functioneren, snel en eenduidig een oordeel met betrekking tot de risico’s van nieuwe werkwijzen kunnen vellen en uitspraken moeten snel hun weg vinden naar de praktijk. Het RIVM en TNO zullen bij de vormgeving van het VIP een belangrijke rol spelen. Ook toezicht zal worden betrokken. Doel is dat begin 2019 het VIP operationeel is.

Vertegenwoordiging in balans brengen

In het asbestcertificatiestelsel is Stichting Certificatie Asbest, Ascert, de schemabeheerder.17 Ascert is een organisatie die geen commerciële belangen heeft. Voor het goed functioneren van het instrument certificatie is een evenredige belangenvertegenwoordiging van deskundige stakeholders binnen de beheerstichting (bijvoorbeeld in werkkamers) van belang. Daarbij is het uitgangspunt dat de uiteenlopende belangen elkaar in evenwicht houden.

Opdrachtgevers vullen hun rol steeds actiever in, wat de discussies ten goede komt.18 Hoewel er getalsmatig sprake is van goede vertegenwoordiging van opdrachtgevers, ervaren opdrachtgevers een disbalans in de discussie, doordat de «verdienende partijen» samen getalsmatig in de meerderheid zijn ten opzichte van de «betalende partijen». Representativiteit is van groot belang om te komen tot gebalanceerde certificatie-eisen. Werknemers zijn helaas niet goed vertegenwoordigd in het Centraal College van Deskundigen (CCvD), ondanks inspanningen van Ascert. Positief is wel de betrokkenheid (via werkkamers) van een Klankbordgroep van werkenden in de asbestsector.

Ascert voert momenteel een analyse uit naar de verschillende rollen en vertegenwoordiging. Ik zal Ascert daarbij verzoeken de vertegenwoordiging van het belang van werkenden en burgers waar mogelijk te versterken, een actieve opdrachtgeversvertegenwoordiging te bewerkstelligen, een goede afspiegeling van alle asbestverwijderaars te organiseren en minder indirect betrokkenen in het CCvD toe te laten.

Deskundigheid borgen bij complexe werkzaamheden

In de gesprekken met partijen uit de asbestbranche komt naar voren dat de huidige risicoklasse-indeling het onbedoelde effect heeft dat de deskundigheid bij saneringen waarvoor veel expertise en maatregelen nodig zijn, niet altijd goed geborgd is. Want er zijn saneringen die door niet-gecertificeerde bedrijven mogen worden uitgevoerd, maar waarvoor toch veel deskundigheid en technisch geavanceerde beheersmaatregelen nodig zijn om de blootstelling aan asbestvezels terug te brengen tot onder de grenswaarde. Dat is het gevolg van de wijze waarop de regels nu zijn geformuleerd. Dit zal aangepast worden door certificatievereisten in de toekomst niet te verbinden aan de risicoklasse, maar aan complexiteit en mate van geavanceerdheid van de sanering. Bepaalde typen complexe saneringen kunnen dan in risicoklasse 1 gedaan worden (waarbij de financiële voordelen van het werken in de laagste risicoklasse behouden blijven), maar blijven wel voorbehouden aan gecertificeerde bedrijven. Dit stimuleert die bedrijven om innovaties toe te passen waardoor het werk in de laagste risicoklasse uitgevoerd kan worden. Ik zal een dergelijke aanpassing in het Arbobesluit voorbereiden door advies in te winnen bij TNO over welk type saneringen onder de certificatieplicht zouden moeten vallen. Naar verwachting kan een voorstel hierover volgend jaar ter consultatie aan vertegenwoordigers van belanghebbenden worden voorgelegd.

Verbetermogelijkheden in de eindbeoordeling verkennen

Na het verwijderen van asbest moet er een eindbeoordeling plaatsvinden door een onafhankelijke inspectie-instelling. Deze blijkt niet altijd van goede kwaliteit. Uit recent onderzoek19 van TNO kwam naar voren dat vraagtekens te zetten zijn bij de manier waarop de eindbeoordeling op dit moment gebeurt. Er zijn inhoudelijk aanpassingen nodig en mogelijk waardoor de eindmeting het oorspronkelijke doel meer benadert, mogelijk zelfs tegen minder kosten. Ook zullen de in de regelgeving opgenomen verantwoordelijkheden voor de eindbeoordeling, en de toetswaarden bij de eindmeting nog eens goed worden bezien. De indruk bestaat dat in een aantal gevallen deze eindmeting onnodig streng is. Ik laat onderzoeken of op basis van gegevens van de Gezondheidsraad en informatie bij GGD-en, een uitspraak kan worden gedaan over de hoogte van het gezondheidsrisico bij een eventuele aanpassing van deze toetswaarde.

Toezicht effectiever maken

Een veelgehoorde klacht uit het veld betreft het toezicht, dat is verdeeld over verschillende toezichthouders. Het toezicht wordt ervaren als versnipperd en soms ook tegenstrijdig. De onder punt 1 beschreven wijzigingen zullen bijdragen aan effectiever toezicht. Nadat de certificatieschema’s, zoals daar beschreven, meer toegespitst zijn op kwaliteitsborging, wordt ook het onderscheid tussen de controle door CI’s en het toezicht door Inspectie SZW aangescherpt. De Inspectie maakt in haar toezicht dan maximaal gebruik van de bestaande instrumentaria (waarschuwing, eis tot naleving, dwangsom, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete, stillegging en strafrechtelijke vervolging). Op grond van artikel 22 van de Arbowet bestaat de mogelijkheid om een CI een aanwijzing te geven over de uitoefening van haar taak (het gevoerde of te voeren beleid); ook deze zal zo nodig gebruikt worden.

De Inspectie SZW en de Omgevingsdiensten werken om versnippering tegen te gaan vanuit het uitgangspunt van integrale handhaving en toezicht samen.

Deze nauwere samenwerking tussen Omgevingsdiensten en Inspectie SZW is vastgelegd in een intentieverklaring. Beiden hebben aangegeven elkaars waarnemingen te willen gebruiken als bewijslast bij bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden. Zij verkennen nu of het mogelijk is om hun samenwerking verder te versterken. Ook het verplichte gebruik van het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS) kan een ondersteunende rol spelen, o.a. door het inzichtelijk maken van de asbestketen.

Verder werkt de Inspectie SZW nu samen met Omgevingsdiensten, Functioneel Parket en Politie aan de uitvoeringsagenda Asbest die is opgesteld naar aanleiding van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2016. Daarbij wordt een gezamenlijke handhavingsstrategie opgezet.

Ontwikkelingen op de voet volgen

Indien bovenstaande maatregelen voor de toezichthouders alsnog onvoldoende blijken te zijn om notoire overtreders van de markt te kunnen weren20, dan overweeg ik als ultimum remedium een erkenningsregeling in te voeren. Dit zou betekenen dat Inspectie SZW de asbestbedrijven een publieke erkenning kan ontnemen wanneer uit inspecties blijkt dat deze bedrijven niet voldoen aan essentiële eisen op het gebied van veilig werken met asbest. Dit zal ik gaan verkennen. Ik zie dat vooralsnog als mogelijke versterking van het toezicht, naast het bestaande certificatiesysteem.

Tot slot

Op een gezonde en zorgvuldige manier omgaan met asbest blijft het belangrijkste. Er moeten waar nodig goede beheersmaatregelen worden genomen, en daar zijn strenge eisen voor. Ik wil werken aan meer eenduidigheid, ook voor en in het toezicht, ik wil werkelijke risico’s centraal stellen en wil nieuwe innovaties snel beschikbaar maken. Waar het kan, wil ik ruimte bieden en vereenvoudigen. Zo wil ik een goede bescherming van werknemers zeker stellen en tegelijkertijd ruimte creëren voor innovatie en kostenbeheersing.

Deze ambitieuze en meerjarige agenda vraagt om een goede samenwerking met partijen binnen en buiten de asbestsector. Ik ben dan ook blij dat we in gesprek zijn met elkaar en hebben afgesproken dat te blijven. Samen werken aan deze ambitieuze agenda komt immers ten goede aan de maatschappij en zeker ook aan de asbestbranche zelf.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Bijlage I Overzicht actiepunten verbeteraanpak

Onderwerp/ knelpunt

Actiepunt

Planning

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

Maatwerk door toegespitste deelcertificaten (differentiatie naar asbestbron of sector), zoals voor asbestdak, zonder af te doen aan werknemersbescherming. Verzoek opstellen voorstel beheerstichting na ommekomst resultaten TNO onderzoek dat voor het Ministerie van IenW wordt uitgevoerd.

Voorjaar

2019

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

Verduidelijken regelgeving en handhavingsbeleid, oa. door evt. niet- eenduidige formuleringen in de regelgeving aan te passen, en het meer focussen in de handhaving op de hoogste risico's. Bevordering van eenduidigheid en risicogerichtheid van regelgeving en toezicht.

Najaar

2019

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

De motie Von Martels/Remco Dijkstra verzoekt om bij een binnensanering asbest eenvoudiger mee te kunnen nemen bij een buitensanering van een asbestdak. Met de wijziging van het certificatieschema wordt dit gerealiseerd waardoor bij de sanering van het asbestdak het direct daarondergelegen hechtgebonden asbest kan worden meegenomen in één werkgang. (Dit mocht al, maar was niet voldoende duidelijk).

Najaar

2018

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

Samen met IenW werken aan uitzondering onder voorwaarden voor inventarisatiewerkzaamheden met een bekend (beperkt) risico en een routinematig karakter. Dit leidt tot een tekstvoorstel dat wordt besproken met de betrokken sectoren.

 

2019

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

Daarbij zal ook nader worden gekeken naar de onderbouwing van de huidige uitzonderingen op de inventarisatieplicht in het Arbobesluit en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en zal worden bezien of deze nog gerechtvaardigd is.

Najaar

2019

Regelgeving en certificatie-eisen verbeteren

De certificatieschema’s meer toespitsen op deskundigheid, proces en kwaliteitsborging. De eisen op het gebied van werkwijzen en vezelemissiebeheersing uit de schema’s halen en een plaats geven in regelgeving, beleidsregels of handhavingsrichtlijnen. Op deze manier kan het certificatiesysteem meer als een kwaliteitswaarborg en deskundigheidsbevorderend systeem gaan werken.

 

2020

Onderwerp/ knelpunt

Actiepunt

Planning

Stand van de wetenschap verduidelijken

Ontwikkelen van een meer risicogestuurd instrument, liefst door doorontwikkelen van het instrument SMArt. Minder uitgaan van worst-case schattingen. Actuele meetdata en werkelijke risico's worden bepalend voor de te nemen beschermende maatregelen. Hiertoe wordt het instrument direct gekoppeld aan de database met meetgegevens die in bezit en beheer is bij TNO. Het wordt de rol van TNO om nieuwe meetgegevens te beoordelen op voldoende kwaliteit voor opname in de database. Alleen de stand van de wetenschap en de regelgeving zijn dan nog bepalend voor aanpassingen aan SMArt. TNO heeft hiervoor in het afgelopen jaar al de nodige voorbereidingen getroffen. In het komende jaar moet dit leiden tot daadwerkelijke aanpassing van het instrument.

Vanaf begin

2019

Stand van de wetenschap verduidelijken

Wettelijk borgen van het meer risicogestuurde instrument

 

2019

Stand van de wetenschap verduidelijken

Herpositionering van dit instrument met duidelijke taken, verantwoordelijkheden en beslissingsbevoegdheid. Hierdoor wordt onafhankelijkheid geborgd. Ascert en brancheverenigingen hebben dan geen directe invloed meer op aanpassingen aan SMArt. Betrokken partijen moeten wel een belangrijke stem krijgen in een nog op te richten, adviserend gebruikersplatform.

 

2019

Stand van de wetenschap verduidelijken

De rol van TNO op het gebied van SMart, het adviseren over de stand van de wetenschap en het beoordelen van meetgegevens en innovaties vastleggen in een officiële overeenkomst. Reserveren van een structureel bedrag binnen het TNO-programma voor SZW voor ad hoc vragen over de stand van de wetenschap bij asbest. Bij vragen of verschillen van inzicht over de stand van de wetenschap in overleg met Inspectie SZW en betrokken partijen, voorleggen aan TNO.

Start vanaf najaar

2018

Innovatie stimuleren

Instellen van een Validatie- en Innovatiepunt (VIP) om innovatie te stimuleren. Het VIP moet onafhankelijk functioneren, snel en eenduidig een oordeel met betrekking tot de risico’s van nieuwe werkwijzen kunnen vellen en uitspraken moeten snel hun weg vinden naar de praktijk. Het RIVM en TNO zullen bij de vormgeving van het VIP een belangrijke rol spelen, en ook het inspectiedomein wordt betrokken.

Voorjaar

2019

Onderwerp/ knelpunt

Actiepunt

Planning

Vertegenwoordiging belangen in balans brengen

Voor het goed functioneren van het instrument certificatie is een evenredige belangenvertegenwoordiging van deskundige stakeholders in het CCvD van belang. Daartoe wordt de beheerstichting verzocht bij de organisatie-analyse en de daaruit volgende aanpassingen de vertegenwoordiging van het belang van werkenden en burgers waar mogelijk te versterken, een actieve opdrachtgeversvertegenwoordiging te bewerkstelligen, een goede afspiegeling van alle asbestverwijderaars te organiseren en minder indirect betrokkenen in het CCvD toe te laten.

Najaar

2018

Deskundigheid borgen bij complexe werkzaamheden

Aanpassing regelgeving om deskundigheid te borgen in geval van asbestwerkzaamheden die met behulp van complexe technieken in de laagste risicoklasse terechtkomen en dan zonder deskundigheidscertificaat zouden mogen worden uitgevoerd. Certificatievereisten in de toekomst niet verbinden aan de risicoklasse, maar aan complexiteit en mate van geavanceerdheid van de sanering die gedaan moet worden. Bepaalde typen complexe saneringen kunnen dan in risicoklasse 1 gedaan worden, maar dit blijft in die gevallen dan wel voorbehouden aan gecertificeerde bedrijven. Deze maatregel draagt ook bij aan innovatie, omdat daarmee een prikkel voor gecertificeerde bedrijven om niet te investeren in verdergaande/innovatieve werkwijzen en beheersmaatregelen wordt weggenomen. Aanpassing in het Arbobesluit voorbereiden door advies in te winnen bij TNO over welk type saneringen onder de certificatieplicht zouden moeten vallen. Naar verwachting kan een voorstel hierover volgend jaar ter consultatie aan belanghebbenden worden voorgelegd.

 

2019

Verbetermogelijkheden in de eindbeoordeling verkennen

Nog dit jaar wordt bezien of de branche inhoudelijke voorstellen doet en of dat leidt tot aanpassing van de toepasselijke NEN-normen. Verder onderzoek naar deze materie is nodig, en aan TNO is gevraagd hier het voortouw in te nemen. Waarbij betrokken instellingen wordt verzocht om hieraan medewerking te verlenen en gegevens te delen.

Najaar

2018

Verbetermogelijkheden in de eindbeoordeling verkennen

Een onafhankelijke eindbeoordeling is van groot belang. Daarom wordt door IenW in het Asbestverwijderingsbesluit een duidelijkere omschrijving opgenomen van de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers voor een goede eindbeoordeling, en wordt dit ook meegenomen bij het vormgeven van de verplichtingen rondom het LAVS. In 2020 wordt een onderzoek uitgevoerd naar de onafhankelijkheid van de eindbeoordelingen. Mocht uit dat onderzoek onvoldoende onafhankelijkheid blijken, dan volgt een verkenning naar verbetermogelijkheden.

 

2020

Onderwerp/ knelpunt

Actiepunt

Planning

Verbetermogelijkheden in de eindbeoordeling verkennen

Het RIVM vragen om op basis van gegevens van de Gezondheidsraad, en informatie bij GGD-en, een uitspraak te doen over de hoogte van het gezondheidsrisico bij een eventuele aanpassing van deze toetswaarde.

 

2019

Toezicht effectiever maken

Aanscherpen van het onderscheid tussen de controle door CI’s en het toezicht door Inspectie SZW. Inspectie SZW maximaal gebruik maken van de bestaande instrumentaria (waarschuwing, eis tot naleving, dwangsom, last onder bestuursdwang, bestuurlijke boete, stillegging en strafrechtelijke vervolging). Op grond van artikel 22 van de Arbowet bestaat de mogelijkheid om een CI een aanwijzing te geven over de uitoefening van haar taak (het gevoerde of te voeren beleid); ook deze zal zo nodig gebruikt worden.

vanaf

2019

Toezicht effectiever maken

Samen met Omgevingsdiensten, Functioneel Parket en Politie, werkt I-SZW aan de uitvoeringsagenda Asbest die is opgesteld naar aanleiding van het Dreigingsbeeld Milieucriminaliteit 2016. Daarbij wordt een gezamenlijke handhavingsstrategie opgezet.

Eerste helft

2019

Ontwikkelingen op de voet volgen

Voor het geval dat bestaande instrumenten onvoldoende blijken te zijn om notoire overtreders van de markt te weren, verkennen van een erkenningsregeling (als ultimum remedium).

   

Bijlage II

Beschrijving huidig certificatiestelsel en inzichten Tauw rapport21

Asbest is een gevaarlijke stof die jaarlijks nog veel slachtoffers maakt. Deze slachtoffers zijn veelal in het verre verleden langdurig blootgesteld aan veelal grote hoeveelheden asbest. De kans op ziek worden door asbest is overigens veel kleiner als het gaat om incidentele blootstelling.

Sinds 1993 mag asbest niet meer worden gebruikt, ook niet in gebouwen. Waar asbest veilig aanwezig is, kan het blijven zitten. Zolang asbest in gebouwen niet geraakt wordt, vormt dit geen gezondheidsrisico. Zodra asbest beschadigd is, of niet (meer) hechtgebonden is en er dus vezels vrij kunnen komen, moet het op verantwoorde wijze verwijderd worden. Het asbestverbod heeft er toe geleid dat de hoeveelheid asbestvezels in het leefmilieu is drastisch afgenomen.22

De concentratie asbestvezels in de lucht bepaalt de zogenoemde risicoklasse. De risicoklasse-indeling bepaalt globaal welke beheersmaatregelen genomen moeten worden en wanneer je gecertificeerd moet zijn. Er zijn wat betreft risico’s tijdens het saneren op dit moment twee mogelijkheden: die waarbij blootstelling boven, en die waarbij blootstelling onder de grenswaarde wordt verwacht. Die laatste situatie is het minst risicovol: risicoklasse 1. Hier gelden ook strenge voorschriften, maar is geen certificaat vereist.

Stelsel van certificatie

Nederland kent een stelsel van asbestcertificaten waarbij gebruik gemaakt wordt van vakbekwaamheidscertificaten voor personen en procescertificaten voor bedrijven die asbest inventariseren en verwijderen. Opdrachtgevers, vaak de eigenaren van het bouwwerk, zijn in geval van werkzaamheden aan bouwwerken van voor 1994 verplicht een asbestinventarisatie door een gecertificeerd inventarisatiebureau te laten uitvoeren. De opdrachtgevers zijn dan ook verplicht om gebruik te maken van gecertificeerde bedrijven die de asbestbronnen verwijderen, wanneer het risicovol asbest betreft. Dat is asbest in risicoklasse 2 en 2A. Het asbestverwijderingsbedrijf is dan verplicht om de betreffende werkzaamheden aan hun certificerende instelling (CI) en aan de Inspectie SZW te melden. Maar ook de verwijdering van een asbestbron in risicoklasse 1 moet worden gemeld bij de Inspectie SZW door degene die het asbest verwijdert.

Naast wetgeving en handhaving door de overheid is certificatie één van de instrumenten die ingezet wordt om veilige en gezonde arbeidsomstandigheden te bevorderen. Certificaten worden aan de certificaathouders verstrekt door certificerende instellingen (CI’s) die daartoe door de Minister van SZW zijn aangewezen. CI’s zijn ZBO’s en daarom publieke toezichthouders. De relatie tussen de CI’s en de certificaathouders bevindt zich in het private domein. CI’s toetsen of het product, het systeem of de deskundige persoon aan alle criteria voldoet. Daarvoor baseren CI’s zich op de certificatie-eisen die staan beschreven in certificatieschema’s. Certificatie-eisen worden opgesteld door deskundige stakeholders, veelal vanuit private partijen, op een bepaald terrein (verenigd in het Centraal College van Deskundigen (CCvD)). En SZW kan overigens ook eigenstandig tekstvoorstellen doen.

Bron: Tauw rapport, september 2017

Als de eisen voldoen aan de randvoorwaarden van SZW, dan worden ze door de Minister van SZW vastgesteld en krijgen ze daarmee een wettelijke status. De Raad voor Accreditatie (RvA) beoordeelt of een CI voldoet aan de eisen voor van aanwijzing en toezicht, met als doel de deskundigheid en de onafhankelijkheid van CI’s te borgen.

Het huidige certificatiestelsel in de asbestsector is van kracht sinds 2012. In dat jaar zijn de certificatie-eisen aangescherpt, en kregen de CI’s meer sanctie-instrumenten tot hun beschikking. Tot die tijd werden CI’s op grond van een administratieve toets aangewezen door SZW en vond er geen jaarlijkse beoordeling plaats. Verder bevatten de certificatie-eisen destijds veel interpretatieruimte, waardoor het makkelijk was een soepele interpretatie op te zoeken. Sinds de wijziging in 2012, worden CI’s door de RvA op alle voor hen geldende eisen getoetst. Ook is de interpretatieruimte verkleind en is vastgelegd wanneer CI’s verplicht maatregelen tegen certificaathouders moeten nemen. Onderdeel daarvan is de introductie van de escalatieladder, waardoor meerdere overtredingen binnen korte tijd leiden tot een verzwaring van de sancties. De Inspectie SZW heeft vanaf 2012 een handhavingsinstrumentarium om op te treden tegen CI’s die niet overeenkomstig de eisen voor aanwijzing handelen.

Verbetersuggesties uit Tauw onderzoek

Het huidige stelsel kent ook nadelen. Uit het «Onderzoek functioneren certificatiestelsel asbest» van Tauw blijkt bijvoorbeeld dat de certificatieschema’s erg ingewikkeld worden gevonden, er in de praktijk veel discussie is over de interpretatie van regels en flexibiliteit en innovatie moeilijk te realiseren zijn in het huidige certificatiestelsel. Tegelijk blijkt dat er een grote betrokkenheid en drive is bij stakeholders om de asbestproblematiek aan te pakken, binnen het kader van een gedeeld belang: gezond en veilig werken. Alternatieven hebben ook nadelen. Zo geeft een vergunningenstelsel weliswaar meer mogelijkheid voor de overheid om invloed uit te oefenen, maar daardoor zijn er wel problemen met draagvlak in het veld te verwachten en verlaagt het hanteren van een vergunningenstelsel het vertrouwen tussen partijen onderling. Daarnaast zou het innovatiebelemmerend en kostenverhogend werken. Het schrappen van certificatie en het daarvoor in de plaats vertrouwen op arbocatalogi is een interessante gedachte maar leidt tot meer interpretatieverschillen en minder mogelijkheden voor de overheid om invloed uit te oefenen op de naleving. Bovendien zou de «extra controle» door CI’s dan worden gemist.

Suggestie tot terugbrengen tot 1 CI

Tauw heeft ook gekeken naar een eventuele aanpassing waarbij nog maar 1 CI actief zou mogen zijn op het asbestterrein, waarbij de licht positieve effecten met betrekking tot eenvoud, draagvlak en commerciële onafhankelijkheid zouden moeten opwegen tegen effecten als gevolg van het verdwijnen van de marktwerking binnen het stelsel. Deze variant is nader uitgewerkt in een door CapGemini uitgevoerd oriënterend onderzoek.23 Hiermee heb ik uitwerking gegeven aan de motie Kerstens.24 Het blijkt dat deze variant vooral risico’s heeft, onder andere op het gebied van prijsstijgingen, kwaliteitsvermindering en ontstaan van monopolypositie. Bovendien blijkt het nadeel van het huidige systeem wat met deze wijziging ondervangen zou moeten worden (de financiële afhankelijkheid van de CI van zijn certificaathouders), in de praktijk niet bepalend: Er wordt door certificaathouders niet veel «geshopt» tussen de twee huidige CI’s, en de CI’s hebben inkomsten uit veel meer dan alleen de certificatie op het gebied van asbest.

Stand van zaken naleving gecertificeerde asbestbedrijven

In het huidige stelsel van certificatie zijn positieve resultaten bereikt. Steeds meer gecertificeerde bedrijven leven de regelgeving na en worden geen overtredingen vastgesteld; een trend die zich sinds 2012 heeft ingezet (van 30% in 2012, naar circa 70% in 2016 en 72% in 2017).25

Natuurlijk spelen daarbij vele ontwikkelingen een rol en is niet inzichtelijk in welke mate dat kan worden toegeschreven aan het instrument certificatie. In de praktijk blijkt dat aanscherping op het gebied van sanctionering werkt: vaker dan voorheen worden certificaten van bedrijven ingetrokken wanneer niet voldaan wordt aan de eisen. Ook zijn door negatieve beoordelingen van de RvA en toezicht door de Inspectie SZW de afgelopen jaren aanwijzingen van CI’s ingetrokken. Deze ontwikkelingen laten zien dat het stelsel corrigerend uitwerkt.

Openbaarmaking hoogte boetes

Naar aanleiding van een vraag tijdens het AO 17 maart 2016 van het toenmalige Kamerlid Ulenbelt is toegezegd te zullen kijken naar de mogelijkheid tot het openbaar maken van de hoogte van asbestboetes. Uit de hoogte van de boete kan de zwaarte van een overtreding niet worden afgelezen; deze wordt bepaald door een aantal factoren, waaronder de bedrijfsgrootte en specifieke omstandigheden. Openbaarmaking van alleen de hoogte van de boete kan daardoor tot verkeerde conclusies leiden. Dat is de reden waarom de hoogte van de asbestboete momenteel niet openbaar wordt gemaakt.

Op basis van de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) is in januari 2016 gestart met openbaarmaking van tot op bedrijfsniveau herleidbare inspectiebevindingen over naleving van de Wet arbeid vreemdelingen, de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Momenteel wordt dit geëvalueerd. Mogelijk zal op termijn ook voor de Arbowet besloten worden tot openbaarmaking van tot op bedrijfsniveau herleidbare inspectiebevindingen, inclusief boetehoogte. Daartoe dient een bestaand wetsartikel in werking te treden. De verwachting is dat na de evaluatie van de WAS hierover een besluit kan worden genomen.

Overgang naar certificatie onder accreditatie

Het certificatiestelsel wordt momenteel opnieuw gewijzigd, mede ingegeven door wijzigingen in de Europese eisen aan accrediterende instellingen en conformiteitsbepalingen.26 Aanwijzing van CI’s vindt in de toekomst niet meer plaats na een beoordeling van de RvA, maar na een accreditatie door die Raad. Alleen geaccrediteerde CI’s kunnen worden aangewezen door de Minister van SZW. Dit levert een aantal veranderingen op, onder andere in de positionering van de beheerstichting (de schemabeheerder) en de CI’s. Vanaf 1 januari 2020 moeten de CI’s, zoals gebruikelijk bij accreditatie, voor het verwerven van accreditatie beschikken over een certificatieschema waarmee zij voldoen aan de eisen uit een toepasselijke (binnen de EU geharmoniseerde) accreditatienorm. Daardoor kunnen de CI’s door de RvA verantwoordelijk worden gehouden voor de certificatieschema’s. De RvA zal jaarlijks een audit bij de geaccrediteerde CI’s uitvoeren. Indien eventuele tekortkomingen niet tijdig worden opgelost volgt een schorsing of intrekking van de accreditatie en zal de Minister van SZW de aanwijzing intrekken. SZW verplicht CI’s (als er meerdere zijn) dat zij gezamenlijk het schemabeheer regelen en tot geharmoniseerde uitvoering komen, waarbij een evenwichtige afweging van belangen wordt verzekerd. CI’s mogen besluiten wie zij als schemabeheerder aanwijzen, zo lang als aan deze voorwaarden wordt voldaan. Ook in de nieuwe situatie zal de vaststelling en publicatie van het schema enkel kunnen plaatsvinden ná evaluatie door de RvA, na goedkeuring van SZW en na een toets door de Inspectie SZW.

Toezichtstructuur

Binnen de asbestsector vullen de controles door de CI’s en het toezicht dat de Inspectie SZW houdt elkaar aan. In die zin levert certificatie een «extra controle» op de asbestbedrijven/certificaathouders op. De CI’s zien als kwaliteitscontrolerende organisaties toe op de certificaathouders, zij controleren en sanctioneren het nakomen van de certificatie-eisen. De Inspectie SZW ziet toe op de uitvoering van de taken door de CI’s, alsmede rechtstreeks op bedrijven die asbest inventariseren en saneren, op basis van de arboregelgeving. Dit blijft ook in de hierboven beschreven nieuwe situatie (met CI’s onder accreditatie) het geval. Malafide bedrijven, die buiten het certificatiestelsel werken, worden bereikt met toezicht van de Inspectie SZW.

Ook is, mede in dat kader, gebruik van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS) verplicht gesteld voor de betrokken bedrijven. Dit is een digitaal systeem waarmee asbestgegevens in de keten kunnen worden gevolgd door de betrokken toezichthouders.


X Noot
1

Aanbieding onderzoeksrapport Tauw, 20 oktober 2017, Kamerstuk 25 834, nr. 130.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Motie Kerstens, 2 juli 2015, Kamerstuk 25 883, nr. 252.

X Noot
4

Motie Bisschop c.s, 5 oktober 2017, Kamerstuk 25 883 nr. 308.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Jaarverslag Inspectie SZW 2017, bijlage bij Kamerstuk 34 775 XV, nr. 105

X Noot
7

Gezondheidseffecten van asbest, RIVM december 2017

X Noot
8

«Inventarisatie van quick wins van wet- en regelgeving en uitvoeringspraktijk in de asbestsector», TNO april 2018, en «Quick wins asbestregulering – Verzwaarde eindbeoordeling na risicoklasse 3 asbestsanering», TNO, oktober 2016.

X Noot
9

O.a. is de verplichting vervallen om te meten in de aangrenzende ruimte na het saneren (verzwaarde eindbeoordeling) begin 2017.

X Noot
10

Het Ministerie van IenW heeft een programmabureau opgericht dat het versnellen van de asbestdaken faciliteert. Ook heeft IenW een subsidieregeling opengesteld. Het Ministerie van IenW informeert deKamer ieder half jaar over de voortgang. (Kamerstuk 25 834 nr. 148)

X Noot
11

Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 2633.

X Noot
12

Brief van de Staatssecretaris van IenW, 17 juli 2018, Kamerstuk 25 834, nr. 148.

X Noot
13

KLB, Herkomst vrijstellingen inventarisatieplicht, november 2016, momenteel in revisie.

X Noot
14

Het Arbobesluit kent de verplichting tot het meten van de asbestconcentratie in de lucht waaraan de werknemers in verband met de arbeid worden blootgesteld. Hieruit kan de risicoklasse worden herleid. Bijlage XIIIa bij de Arboregeling geeft de mogelijkheid tot het gebruik van het instrument SMART waarmee de risicoklasse ook kan worden bepaald.

X Noot
15

De beoordelingscommissie SCi 547 is een onafhankelijke commissie die beoordeelt of nieuwe werkmethoden en/of technieken voldoen aan de criteria. De commissie heeft als doel het borgen van goede risicobeheersing bij het toepassen van die werkmethode of techniek.

X Noot
16

Indelen van werkzaamheden in risicoklassen door de asbestvezelconcentratie te meten.

X Noot
17

Zie bijlage II voor een beschrijving van het certificatiestelsel.

X Noot
18

Dit bleek ook bij een rondetafelgesprek dat ik had met enkele belanghebbende partijen.

X Noot
19

Mogelijkheden optimalisatie methodiek eindcontrole na asbestsanering, TNO oktober 2017.

X Noot
20

Indien de Inspectie SZW op dit moment een situatie aantreft waarvan zij strijdigheid met de certificatie-eisen vermoedt, kan zij dit melden aan de betrokken CI. Deze CI moet zelf de tekortkoming vaststellen om een maatregel te mogen opleggen. Dit leidt er regelmatig toe dat geen maatregel meer kan worden opgelegd.

X Noot
21

Onderzoek functioneren certificatiestelsel asbest, Tauw bv, september 2017

X Noot
22

Asbest en andere minerale vezels in de Nederlandse buitenlucht, TNO, 24 november 2016

X Noot
23

Onderzoek naar mogelijke verbeteringen van het asbest-certificatiestelsel, Capgemini Consulting, 2018.

X Noot
24

Kamerstuk II, 2014–2015, 25 883, nr. 252.

X Noot
25

Jaarverslag Inspectie SZW 2017, bijlage bij Kamerstuk 34 775 XV, nr. 105

X Noot
26

Verordening EG/765/2008.

Naar boven