25 883 Arbeidsomstandigheden

Nr. 326 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2018

Een beroepsziekte tast de gezondheid van werknemers aan. Naast gezondheidsschade, kunnen beroepsziekten ook productiviteitsverlies of arbeidsongeschiktheid tot gevolg hebben. Beroepsziekten leiden daarmee tot veel persoonlijk leed en kunnen daarnaast voor zowel werknemers als werkgevers leiden tot financiële schade. Het voorkomen van beroepsziekten is belangrijk. Uitkomsten van verschillende monitors wijzen uit dat aandoeningen veroorzaakt door werk nog veel voorkomen1. In 2015 traden volgens schattingen van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), op basis van door bedrijfsartsen gestelde diagnoses, 13.000 beroepsziekten op2. Het aantal werknemers dat als gevolg van het werk ziek wordt, bedraagt in 2016 rond de 210.000 werknemers.3

Er overlijden in Nederland jaarlijks naar schatting 4100 mensen aan de gevolgen van beroepsziekten, van wie zo’n 3000 mensen aan de gevolgen van blootstelling aan stoffen op het werk.4 Op basis van wat werknemers zelf aangeven, worden jaarlijks ruim 14.000 beroepsziekten door stoffen door een arts vastgesteld.5 Dit laat zien dat blootstelling aan stoffen veel voorkomt en in allerlei sectoren en beroepen. Het gaat bijvoorbeeld om de automonteur met longaandoeningen als gevolg van jarenlange blootstelling aan dieselmotoremissies, de installateur die door het lassen in aanraking komt met lasrook en de timmerman die wordt blootgesteld aan houtstof. In het geval van gezondheidseffecten door blootstelling aan gevaarlijke stoffen, is sprake van een lange latentietijd, van enkele maanden tot wel 30–40 jaar. Dit is een essentieel verschil met bijvoorbeeld arbeidsongevallen, waarbij het nadelige gezondheidseffect voor alle partijen meteen duidelijk is.

In januari 2016 is de start van een programma gericht op het voorkomen van beroepsziekten per brief aangekondigd aan de Tweede Kamer6. Eind 2016 is door uw Kamer met brede steun een amendement op de begroting aangenomen ter voorbereiding van een programma gericht op preventie van beroepsziekten.7

Dit mede naar aanleiding van het boek dat de Long Alliantie Nederland (LAN) en het Longfonds in november 2016 aan de toenmalige commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben aangeboden. In het boek komen mensen aan het woord die een longziekte hebben gekregen door hun werk. Ook in de brief over het feitenonderzoek Dupont en lessen voor de toekomst, is het programma aangekondigd.8

Het programma start op 14 mei met de aftrap van een brede campagne om bij werkgevers en werknemers extra aandacht te vragen voor dit onderwerp. Het programma (2018–2021) richt zich in ieder geval de eerste twee jaar op gevaarlijke stoffen. In deze brief ga ik in op de achtergrond en de hoofdlijnen van het programma, de lancering van de campagne en de samenhang met andere trajecten.

Achtergrond

De afgelopen jaren zijn diverse onderzoeken uitgevoerd die aantonen dat het voorkomen van beroepsziekten als gevolg van blootstelling aan stoffen geen vanzelfsprekendheid is. In de eerste plaats ontbreekt het risicobewustzijn. Werkgevers en werknemers zijn zich vaak niet bewust van risico’s van het werken met gevaarlijke stoffen en de gevolgen daarvan voor de gezondheid. Dit heeft een aantal redenen, zoals de eerdergenoemde lange latentietijd, het feit dat daardoor de causale relatie met blootstelling niet altijd duidelijk is en het feit dat blootstelling niet altijd merkbaar of zichtbaar is, dat gevaarlijke stoffen niet altijd worden herkend en dat mensen vaak denken dat het niet over hen gaat.

Uit onderzoek van TNO naar hoe partijen ondersteund kunnen worden in de preventie van beroepsgerelateerde aandoeningen door blootstelling aan gevaarlijke stoffen9 blijkt dat, naast het ontbreken van risicobewustzijn, werkgevers vaak niet goed weten welke maatregelen zij kunnen nemen om gevaarlijke stoffen bij de bron aan te pakken. Ook vinden de vele bestaande en beschikbare instrumenten zoals veilige werkwijzen niet de weg naar de werkvloer. Dit speelt met name in het MKB. Van alle bedrijven uit de in het onderzoek geselecteerde 17 sectoren geeft ongeveer 80% aan maatregelen te treffen om blootstelling te voorkomen. Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn daarbij veruit favoriet. Slechts ongeveer 40% geeft aan een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) op te stellen met specifiek aandacht voor gevaarlijke stoffen en circa 30% geeft aan daadwerkelijk blootstelling te meten aan alle of een deel van de gevaarlijke stoffen waarmee wordt gewerkt.

Ook uit onderzoek van de Inspectie SZW blijkt dat het merendeel van de bedrijven waar werknemers werken met gevaarlijke stoffen, geen blootstellingsbeoordeling doet en geen individuele registratie bijhoudt. Grotere bedrijven scoren daarbij beter dan kleinere, hoewel ook grotere bedrijven vaak niet volledig zijn met betrekking tot invullen van de beschikbare instrumenten. Ook blijkt uit een verkenning van de Sociaal Economische Raad, dat wanneer iemand in twee banen met gevaarlijke stoffen in aanraking komt, het lastig is voor zowel de werknemer als werkgever om zicht te houden op de totale blootstelling.10 Ook het onderzoek van Cap Gemini naar het functioneren van de arbobeleidscyclus in de praktijk en de wijze waarop arbeidsgerelateerde gezondheids- en blootstellingsgegevens gebruikt worden11, bevestigt dat instrumenten zoals de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E), het individueel blootstellingsregister en het Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek (PAGO) onvoldoende worden gebruikt en dat een betere samenwerking tussen arboprofessionals en informatie-uitwisseling met de werkgever een bijdrage zou leveren aan betere preventie. Over de conclusies van het onderzoek en de kabinetsreactie wordt uw Kamer per separate brief geïnformeerd.

Als het gaat om onderzoek naar de achterliggende factoren van beroepsziekten dat door Panteia is uitgevoerd12, blijkt dat het beïnvloeden van de bedrijfscultuur in potentie het meest effectieve instrument is om mensen langdurig gezond en veilig aan het werk te houden, omdat dit de intrinsieke motivatie raakt. Vanuit de gedragswetenschappen is bekend dat bedrijfscultuur lastig is te beïnvloeden en een lange adem vergt. Dit betekent dat er meer nodig is dan het vergroten van bewustwording. Kennisdeling over goede praktijken en over wat wel en niet werkt en het stimuleren van gedragsinterventies is ook van belang.

Hoofdlijnen van het programma

In de aanloop naar dit programma is, naast het verzamelen en analyseren van onderzoeksresultaten, met veel partijen gesproken over de vraag hoe gezond en veilig werken met stoffen bevorderd kan worden. Het programma richt zich op de grootste veroorzakers van ziektelast door stoffen (beroepslongziekten, waaronder COPD, astma, longkanker en andere werkgerelateerde kanker). Het doel is de aanpak van risico’s van het werken met stoffen bij bedrijven te versterken en daarmee bij te dragen aan het voorkomen van beroepsziekten. Het programma, dat loopt van 2018 tot 2021, richt zich in ieder geval de eerste twee jaar op gevaarlijke stoffen. Het programma wordt zo vormgegeven dat het mogelijk is om in de toekomst ook andere risico’s zoals fysiek zwaar werk en psychsociale arbeidsbelasting aan te pakken.

Met het programma wil ik met branches, bedrijven, producenten, werkgever- en werknemersorganisaties, arboprofessionals en preventiemedewerkers een verdere beweging in gang zetten om te komen tot een gezondere en veiligere omgang met stoffen op de werkvloer. Werkgevers worden gestimuleerd om maatregelen te nemen zodat gezond en veilig wordt gewerkt, mensen elkaar op de werkvloer daarop aanspreken en het juiste gesprek plaats vindt tussen werkgever, arboprofessionals en werknemer. Zij zijn immers verantwoordelijk voor de omgang met gevaarlijke stoffen en hebben een gezamenlijk belang om gezondheidsschade door werk te voorkomen. Dit levert veel op: minder persoonlijk leed, beperking van verzuimkosten, betere inzetbaarheid, tevreden werknemers en het behoud van een goede gezondheid, ook tot na de pensioenleeftijd.

Het programma bestaat uit drie sporen:

  • 1. Agenderen van het thema en vergroten van bewustwording met een communicatie- en bewustwordingscampagne,

  • 2. Opstellen en implementeren van effectieve interventies (samen met branches en beroepsgroepen) en

  • 3. Ontwikkelen en verspreiden van (nieuwe) kennis en innovatie.

Het eerste spoor zet in op agendering van het thema en daarmee het vergroten van bewustwording van werkgevers en werknemers en in het verlengde daarvan van het algemeen publiek, omdat de risicoperceptie en kennis over gezondheidseffecten bij werkgevers en werknemers nog laag is.

Instrumenten zoals wet- en regelgeving en handhaving zijn aanwezig, maar er is meer nodig om gezond en veilig werken met gevaarlijke stoffen (gedrag) op de werkvloer te realiseren. Derhalve ondersteunt het programma ook deelcampagnes gericht op gedragsverandering bij het werken met een bepaalde stof, interventie in een specifieke branche of waar aandacht wordt besteed aan een specifieke aandoening. Deze deelcampagnes worden samen met branches en sectoren ontwikkeld om zo de kennis en ervaring zo goed mogelijk in te zetten en de aansluiting bij de praktijk op werkvloer te waarborgen. Ik verwacht dat deze deelcampagnes dit najaar in een aantal branches zullen starten.

Het tweede spoor heeft tot doel werkgevers en werknemers praktisch op weg te helpen met gezond en veilig werken op de werkvloer. Dit gebeurt door het ontwikkelen en implementeren van goede praktijken en veilige en gevalideerde werkwijzen. Middels een door branches ondersteunde netwerkaanpak die voornamelijk is gericht op het MKB, delen bedrijven en organisaties volgens het zogenaamde «Pay it Forward-principe» kosteloos hun kennis en ervaring op het gebied van veilig werken met stoffen.

Het derde spoor voorziet in het ontsluiten en toegankelijk maken van kennis die beschikbaar is en het ontwikkelen en toepassen van innovaties. Hierbij gaat het onder andere om de doorontwikkeling van technologie die het meten van de persoonlijke blootstelling aan stoffen eenvoudiger maakt. Branches zijn op dit moment bezig met het uitwerken van concrete voorstellen. Ook arboprofessionals ontwikkelen plannen om een verbetering te realiseren in de onderlinge samenwerking om de stoffenaanpak te versterken. Dat is een goede ontwikkeling omdat maatwerk leidt tot een aanpak die past bij het werkveld en daardoor tot meer draagvlak. Dat is belangrijk omdat deze partijen ook in het vervolg zorg moeten dragen voor de verdere implementatie en continuïteit van de stoffenaanpak op de werkvloer.

Lancering campagne 14 mei 2018

In het kader van spoor 1 van het programma, lanceer ik op 14 mei de campagne met de boodschap «Werken met gezond verstand, is veilig werken met gevaarlijke stoffen». De campagne zet in op bewustwording en agendering van het thema gevaarlijke stoffen op de werkvloer. De campagne creëert urgentie, maar biedt ook een concreet handelingsperspectief: werkgever en werknemer kunnen samen een oplossing vinden. Met brede communicatie-uitingen wordt het thema ook onder de aandacht gebracht van het algemeen publiek. Iedereen heeft immers wel iemand in zijn omgeving die met stoffen werkt, of werkt zelf met deze stoffen.

De campagne concentreert zich op 5 stoffen die een hoge ziektelast veroorzaken.13 Dit zijn kwartsstof, houtstof, lasrook, dieselrook en isocyanaten. Deze stoffen komen in veel verschillende sectoren voor met daarin ook veel MKB-bedrijven, zoals reparatie van auto’s, motorfietsen en aanhangers, algemene en gespecialiseerde bouw, metaalproducten en houtindustrie. Het programma beperkt zich niet tot deze 5 stoffen. Op een later moment kunnen nog andere stoffen in de campagne worden meegenomen als daaraan behoefte ontstaat of de actualiteit daar om vraagt.

Toezicht

Werkgevers moeten hun wettelijke verplichtingen op het gebied van gevaarlijke stoffen naleven. De Inspectie SZW ziet hier op toe en voert in dat kader momenteel verschillende activiteiten uit. Zo is het programma «Bedrijven met gevaarlijke stoffen» gericht op het sterk terugbrengen van blootstelling, «the road to zero». In 2017 had het programma extra aandacht voor de aanpak van carcinogene, mutagene en reproductietoxische (CMR-)stoffen. Dit houdt in dat vervanging van CMR-stoffen door stoffen met minder risico en minimalisering van blootstelling de juiste weg is. In 2017 zijn hiertoe inspecties gericht op blootstelling aan CMR-stoffen bij een dertigtal grote en complexe bedrijven uitgevoerd. In 2018 zullen deze inspecties worden voortgezet bij een aantal (grote en complexe) bedrijven.

Eerder is toegezegd om het toezicht verder aan te scherpen door een speciaal team in te stellen met gespecialiseerde inspecteurs op het terrein van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De komst en omvang van dit team is afhankelijk van de besluitvorming ten aanzien van het Inspectie Control Framework, waarover uw Kamer per brief is geïnformeerd14. Besluitvorming vindt plaats in het derde kwartaal dit jaar. Op basis daarvan kan een besluit genomen worden over de capaciteitsinzet van de Inspectie SZW en de overige schakels in de handhavingsketen. De Inspectie SZW zal vanuit dit team binnen haar programma Gevaarlijke Stoffen naast aandacht aan procesveiligheid, ook extra aandacht geven aan de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen. Hierbij kijkt de Inspectie SZW ook specifiek naar de manier waarop een bedrijf haar blootstellingsmonitoring heeft ingericht en hoe het toeziet op uitvoering van de beheersmaatregelen die volgen uit de RI&E.

De Inspectie voert ook andere interventies uit gericht op voorlichting, communicatie en het ontwikkelen (in samenwerking met branches) van goede veilige werkwijzen en stand der wetenschap. De Inspectie SZW heeft daarnaast de geactualiseerde zelfinspectietool gevaarlijke stoffen voor bedrijven gelanceerd met daarin meer aandacht voor CMR-stoffen en specifieke eisen die de Inspectie SZW daaraan stelt. Ook heeft de Inspectie een app ontwikkeld voor werknemers ten behoeve van het bevorderen van bewustwording, de zogenaamde stoffencheck. Deze app is op 17 april gelanceerd tijdens de conferentie over de Staat van Arbeidsveiligheid.

Europese activiteiten

Vanuit de Europese Unie is er ook aandacht voor de risico’s van werken met gevaarlijke stoffen. Zo is er de Europese «roadmap on carcinognens» die Nederland met Europese werkgevers en werknemersorganisatie, EU OSHA, Europese Commissie en Oostenrijk heeft geïnitieerd om goede praktijken uit te wisselen. In het verlengde daarvan heeft Nederland zich met succes ingezet om te komen tot het stellen van Europese grenswaarden voor carcinogene stoffen ten behoeve van een gelijk speelveld in Europa. Daarnaast gaat eind april de Europese EU OSHA campagne, met de titel «Dangerous Substances 2018–2019, Healthy Workplaces – manage dangerous substances» van start. Deze campagne is een waardevolle aanvulling op de campagne die in Nederland wordt gevoerd. Vanuit de Europese campagne worden onder andere diverse bijeenkomsten gefaciliteerd gericht op veilig en gezond werken met gevaarlijke stoffen en wordt er een «goede praktijken competitie» uitgeschreven. Door de inhoudelijke synergie van beide campagnes kan extra impact worden bereikt.

Tot besluit

In deze brief heb ik uw Kamer een beeld geschetst van het programma gericht op preventie van beroepsziekten. Het programma is belangrijk, want er worden nog steeds te veel mensen ziek door hun werk. Er ligt een belangrijke taak bij werkgevers en werknemers om gezondheidsschade door werk te voorkomen door veilig en gezond met gevaarlijke stoffen om te gaan. Arboprofessionals kunnen hen daarbij ondersteunen. Arbeidshygiënisten en bedrijfsartsen hebben reeds te kennen gegeven een rol te willen spelen in het voorkomen van beroepsziekten door stoffen. Ik heb gemerkt dat bij sociale partners de urgentie van dit thema wordt gedeeld, waarbij de bonden wijzen op het belang van handhaving en toezicht. Ik ben verheugd dat zij, maar ook andere partijen (branches, bedrijven, producenten) het belang van het programma erkennen en hebben aangegeven om hierin samen op te trekken: van het vergroten van bewustwording naar het stimuleren van gedragsverandering en het bieden van concreet handelingsperspectief ter ondersteuning van werkgevers en werknemers. Dit alles in samenspel met toezicht en handhaving waar dat nodig is. Ik zie uit naar een goede samenwerking met al deze partijen om de komende jaren gezamenlijk stappen te zetten in het voorkomen van beroepsziekten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

De meest voorkomende beroepsziekten zijn psychische aandoeningen, zoals burn-out en

depressie en aandoeningen aan het bewegingsapparaat.

X Noot
2

Beroepsziekten in cijfers 2016.

X Noot
3

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA 2016) op basis van zelfregistratie van

werknemers.

X Noot
4

CBS-Doodsoorzakenstatistiek 2015, bewerkt door het RIVM.

X Noot
5

Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA 2016).

X Noot
6

Kamerstuk 25 883, nr. 267

X Noot
7

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 19, amendement van het lid Tanamal c.s.

X Noot
8

Kamerstuk 25 883, nr. 294

X Noot
10

SER, de vele kanten van banen combineren, 16 maart 2018

X Noot
12

Panteia, Preventie van beroepsziekten. Mogelijkheden voor beleidsintensivering (2015) (bijlage bij kamerstuk 25 883, nr. 249).

X Noot
13

Rapport Preventie Beroepsziekten, TNO

X Noot
14

Kamerstuk 34 550 XV, nr. 74.

Naar boven