25 847 Evaluatie Wet voorzieningen gehandicapten

Nr. 101 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2012

De vaste kamercommissie voor VWS heeft mij per brief1 van 24 november 2011 verzocht de Tweede Kamer met het oog op een na het kerstreces te houden Algemeen Overleg Valys/doelgroepenvervoer spoedig een «visiebrief regionaal vervoer» te zenden. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.

Ik wil in deze kabinetsperiode bereiken dat mensen de zorg en ondersteuning dicht bij huis kunnen vinden. Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het organiseren van hun eigen leven. Als mensen kwetsbaar zijn worden ze ontzien en ondersteund, zodat zij hun gevoel voor eigenwaarde behouden. Dat betekent ondersteunen van de eigen kracht van mensen en hun netwerk. Ik zie het als mijn taak de participatie en zelfredzaamheid van burgers met een mobiliteitsbeperking te bevorderen. Hierin hebben gemeenten een belangrijke rol, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Vervoer is een belangrijke randvoorwaarde voor participatie. Daarom bevorder ik de participatie en zelfredzaamheid van burgers met een mobiliteitsbeperking mede door de kwaliteit van het doelgroepenvervoer te (laten) verbeteren. Samen met mijn ambtsgenoten van IenM2 en OCW3 heb ik hieraan in de afgelopen jaren een belangrijke impuls gegeven. In deze brief ga ik in op mijn voornemens voor de aanbesteding van het Valysvervoer en de decentralisatie van het AWBZ-vervoer naar gemeenten. Voorts informeer ik u over een toezegging die mijn ambtsvoorganger in 20084 heeft gedaan ten aanzien van samenwerking tussen betrokken partijen in het doelgroepenvervoer.

Aanbesteding Valys

In mijn brief van 7 november 20115 heb ik aangegeven dat decentralisatie naar gemeenten van het sociaalrecreatief, bovenregionaal vervoer voor mensen met een mobiliteitsbeperking (BRV; nu bekend onder de merknaam Valys) de meeste mogelijkheden biedt om tegemoet te komen aan de aandachtspunten voor de toekomst van deze voorziening zoals die aan de orde zijn gekomen in mijn brief van 7 juli 20116 en door de Tweede Kamer zijn benoemd tijdens het Algemeen Overleg van 19 mei 20117. Omdat ik op basis van de door mij uitgevoerde verkenning8 onvoldoende zekerheid heb dat er op 1 april 2013 een gemeentelijk georganiseerde voorziening is voor de mensen die dit echt nodig zullen hebben, heb ik besloten om het BRV opnieuw meerjarig aan te besteden. Ik zal mij inspannen om met de nieuwe aanbesteding zoveel mogelijk recht te doen aan de aandachtspunten die via de toekomstverkenning en in het debat van 19 mei 2011 met de Tweede Kamer aan de orde zijn gekomen, dit uiteraard binnen de maximaal beschikbare financiële middelen voor deze voorziening.

De voorbereidingen voor de aanbestedingsprocedure zijn reeds gestart. Gelet op de omvang en complexiteit van de opdracht, wil ik de nieuwe opdrachtnemer zoveel mogelijk tijd geven voor het implementeren van de nieuwe voorziening. Hoe meer tijd een nieuwe opdrachtnemer heeft voor implementatie, hoe groter de kans dat de overgang van de huidige naar de nieuwe opdrachtnemer soepel verloopt. Ik streef er daarom naar om de beleidsmatige uitgangspunten voor de aan te besteden voorziening eind februari gereed te hebben. Ik zal deze aan uw Kamer toezenden. Bij het opstellen van deze uitgangspunten zal ik met diverse partijen, waaronder de gebruikersorganisaties, in overleg treden. Deze uitgangspunten vormen de basis voor het maken van een bestek, waarvan het streven is deze vòòr de zomer van 2012 aan de markt aan te bieden. Een definitieve gunning zou dan in het derde kwartaal van 2012 kunnen plaatsvinden.

In mijn brief van 7 november 2011 heb ik ook aangegeven dat ik de toekomstverkenning van het BRV een vervolg wil geven door in overleg met de VNG te verkennen hoe en op welke termijn een decentralisatie naar gemeenten gerealiseerd zou kunnen worden. Ik zal u in de tweede helft van 2012 informeren over de voortgang.

Decentralisatie vervoer van en naar dagbesteding

Onlangs heb ik het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo9 om de gemeentelijke taken uit te breiden met begeleiding voor personen zonder verblijfsindicatie en kortdurend verblijf aan uw Kamer aangeboden. Met deze decentralisatie komt de aanspraak op begeleiding op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) te vervallen.

In het wetsvoorstel maakt vervoer naar en van de locatie van begeleiding -binnen of buiten de gemeente- onderdeel uit van de nieuwe taken van de gemeente, als de burger niet voldoende zelfredzaam is om zelfstandig van vervoer gebruik te maken. Deze decentralisatie houdt dus in dat gemeenten vervoer moeten organiseren dat hun gemeentegrens overschrijdt. Geheel nieuw is dit overigens niet: gemeenten hebben hiermee ervaring opgedaan bij het leerlingenvervoer.

Om cliënten, gemeenten, aanbieders en cliënten- en patiëntenorganisaties tijdig te informeren en voor te bereiden op deze decentralisatie is een implementatietraject ingezet. Medewerkers van gemeenten, de VNG en VWS vormen samen het Transitiebureau. Dit Transitiebureau organiseert voor diverse thema’s, waaronder vervoer, bijeenkomsten, verzamelt goede voorbeelden en stelt handreikingen beschikbaar.

Samenwerking op het gebied van doelgroepenvervoer

De afgelopen jaren heb ik, samen met de ministers van OCW en I&M, handreikingen ontwikkeld om via verdere professionalisering van aanbestedingen verdere kwaliteitsverbetering in het doelgroepenvervoer te realiseren. In dit kader zijn ook door middel van het inmiddels afgeronde project «Grip op vervoer»10 gebruikersgroepen geholpen om succesvol invloed uit te oefenen op aanbestedingen van Wmo-/regiotaxivervoer en leerlingenvervoer.

Mijn ambtsvoorganger heeft in 2008 aan uw Kamer toegezegd om samenwerking op het gebied van doelgroepenvervoer in kaart te brengen. Zij heeft daartoe het Kennisplatform Verkeer en Vervoer (KpVV) opdracht gegeven om deze vormen van samenwerking te inventariseren. Hierbij zend ik u het rapport «Samenwerking in het collectief vervoer: De stand van zaken 2011».11 Het rapport bevat mooie voorbeelden van samenwerking in het doelgroepenvervoer en signaleert relevante ontwikkelingen en uitdagingen voor de toekomst. Het rapport laat zien dat samenwerking tussen decentrale overheden bijdraagt aan de kwaliteit van het doelgroepenvervoer. Dit geeft mij voldoende vertrouwen dat de betrokken partijen goed op weg zijn om de kwaliteit van het doelgroepenvervoer verder te verbeteren. Het rapport doet daarnaast ook aanbevelingen voor verschillende partijen in het doelgroepenvervoer. De aanbevelingen aan de Rijksoverheid zijn om te blijven zorgen voor kennisuitwisseling tussen overheden over het doelgroepenvervoer en om decentrale overheden te blijven ondersteunen bij het decentralisatieproces en bij het vormen van samenwerkingsverbanden. Ik heb, naast de ondersteuning die ik blijf bieden bij het decentralisatieproces, ook opdracht gegeven aan het KpVV om in april 2012 tijdens een bijeenkomst voor veldpartijen het rapport verder te verspreiden.

De samenwerking in het collectief vervoer draagt er samen met de aanbesteding van het Valysvervoer en de decentralisatie van het AWBZ-vervoer aan bij dat mensen goede zorg en ondersteuning zoveel als mogelijk dicht bij huis kunnen vinden. Ook stelt het gemeenten steeds beter in staat om tot integrale indicatiestelling te komen.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner


X Noot
2

Systeemverantwoordelijk voor (toegankelijkheid van het) het openbaar vervoer en voor (de veiligheid van) de regiotaxi.

X Noot
3

Systeemverantwoordelijk voor het leerlingenvervoer.

X Noot
4

TK 2008–2009, Kamerstuk 31700-XVI, nr. 23.

X Noot
5

TK 2011–2012, 25 847, nr. 99.

X Noot
6

TK 2010–2011, 25 847, nr. 98.

X Noot
7

TK 2010–2011, 25 847, nr. 96.

X Noot
8

Deel 1 in brief van 7 juli 2011, deel 2 in brief van 7 november 2011.

X Noot
9

TK 2011–2012, 33 127, nr. 2).

X Noot
10

Een initiatief van onder meer CG-Raad, Programma VCP en Sociaal Fonds Taxi (SFT).

X Noot
11

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven