Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 februari 2012
In het voorjaar van 2011 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken
met betrekking tot het gebruik van ADHD-medicatie. Ik heb hierin aangegeven dat ik
afspraken zou maken met de Inspectie voor de Gezondheidszorg over haar inzet bij een
onderzoek naar het voorschrijfgedrag van ADHD-medicatie.
Sindsdien is het stijgende gebruik van ADHD-medicatie in toenemende mate onderwerp
van het politieke en ook langzamerhand het maatschappelijke debat geworden. Dit is
mede gerealiseerd door de inzet van de Staatssecretaris op het vraagstuk van demedicalisering
van de jeugd.
In 2011 is het Programma Richtlijnontwikkeling Jeugdzorg van start gegaan. In dit
programma wordt onder andere specifieke aandacht geschonken aan ADHD, toegespitst
op het bredere perspectief van de jeugdzorg. Het programma is bestemd voor de professionals
binnen de jeugdsector. Daarnaast is in het Programma Richtlijnen Jeugdgezondheid
(een specifiek programma binnen ZonMw) een start gemaakt met de vertaalslag van de
multidisciplinaire richtlijn voor kinderen en jeugdigen met ADHD (Trimbosinstituut,
CBO, 2005) naar de richtlijn «ADHD in de Jeugdgezondheidszorg». Gedurende de zomer
2011 hebben de verdere voorbereidingen plaatsgevonden om de stelselwijziging van de
jeugdzorg vorm te geven. In het najaar van 2011 heeft dat geresulteerd in de visie
van de Staatssecretaris verwoord in de beleidsbrief Stelselwijziging Jeugd «Geen kind
buiten spel». Op 9 november 2011 heeft de Staatssecretaris met het interview in de
Volkskrant een duidelijke visie neergelegd met betrekking tot de demedicalisering
van de jeugd. Dit is de opmaat geweest voor de brede discussie die daarop in gang
is gezet. Tevens zijn de voorbereidingen getroffen om bijeenkomsten te organiseren
waarbij alle betrokkenen het debat met elkaar aangaan. Hiermee beoogt VWS zoveel mogelijk
gezichtspunten mee te nemen om tot een gezamenlijke en gedragen agenda te komen met
betrekking tot deze problematiek.
Tijdens het wetgevingsoverleg Jeugdbeleid in 2011 is in de discussie over demedicalisering
ook het toenemende gebruik van ADHD-medicatie uitgebreid aan de orde gekomen.
Op verzoek van uw Kamer (motie 33 000 XVI, nr. 154) is demedicalisering inmiddels benoemd als derde hoofddoel van de stelselherziening
jeugd. Gezien het maatschappelijk belang en de impact van dit onderwerp vind ik deze
brede belangstelling een goede zaak.
De brede inbedding van het onderwerp heeft mij tot aanpassing van mijn eerdere lijn
gebracht. Ik vind het aangewezen eerst de betrokken beroepsgroepen inhoudelijk te
consulteren en ondermeer de vraag beantwoord te zien of in hun visie het huidige instrumentarium
toereikend is. Op basis van deze informatie zal ik medio 2012 bezien of nader onderzoek
aangewezen is. Voor dit moment stel ik dus geen vragen aan de IGZ.
In 2011 heb ik het programma Goed gebruik Geneesmiddelen geïnitieerd. Het doel van
dit programma is dat beschikbare geneesmiddelen effectiever, veiliger en doeltreffender
worden ingezet. Vanuit dit programma kan bijvoorbeeld nader onderzoek naar de effectiviteit
van de verschillende behandelmethoden van kinderen met de indicatie ADHD plaatsvinden.
Dit vergt afstemming en overleg met de betrokken beroepsgroepen.
Zoals de Staatssecretaris inmiddels mede naar aanleiding van de door uw Kamer aangenomen
motie heeft toegezegd, zult u in het voorjaar van 2012 verder worden geïnformeerd
over de stelselwijziging jeugd en de wijze waarop het thema demedicalisering van de
jeugd verder vorm zal worden gegeven.
Ter informatie doe ik u hierbij de afschriften toekomen van de brieven die inmiddels
zijn verzonden naar de betrokken beroepsgroepen.1
Hopende u voldoende te hebben geïnformeerd,
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers