24 827 Decoratiestelsel

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2011

De Tweede Kamer heeft aandacht gevraagd voor de beleidslijn dat de versierselen die worden uitgereikt bij het toekennen van een Koninklijke onderscheiding, na het overlijden van de decorandus worden teruggestuurd naar de Kanselarij der Nederlandse Orden.

In een brief van 11 oktober 2010 (Kamerstuk 24 827, nr. 13) heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mevrouw drs. A. Th. B. Bijleveld-Schouten, de Kamer op zijn verzoek uitvoerig geïnformeerd over deze aangelegenheid. De Kamer heeft nog geen gelegenheid gevonden om daarover van gedachten te wisselen.

De Kamer heeft bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Algemene Zaken een motie van het lid Van Raak (TK 2010–2011 32 500 I, nr. 9) aanvaard, waarin de regering wordt verzocht Koninklijke onderscheidingen na overlijden van de gedecoreerden niet meer actief terug te vorderen.

De brief van de staatssecretaris belicht alle aspecten van de vraag of het gewenst is een wijziging aan te brengen in de bestaande beleidslijn. Ik sluit me aan bij de overwegingen in deze brief.

Uitgangspunt blijft dat de onderscheidingen na overlijden worden teruggestuurd. De praktijk leert dat nabestaanden in veruit de meeste gevallen spontaan of na een beleefde herinnering het versiersel retourneren. Nabestaanden behouden in alle gevallen de oorkonde en het draaginsigne als tastbaar blijk van de onderscheiding. Wie daar prijs op stelt, wordt in de gelegenheid gesteld om het onderscheidingsteken in bruikleen te behouden tegen betaling van een borg, die wordt terugbetaald op ieder moment dat de betreffende of latere nabestaanden besluiten het versiersel alsnog terug te sturen.

Naar mijn oordeel is dit een evenwichtige en goed verdedigbare beleidslijn. Daarbij weegt voor mij zwaar dat een wijziging die in zou houden dat nabestaanden het versiersel in alle gevallen kosteloos behouden, een structurele budgettaire last van circa 400 000 euro met zich mee zou brengen en eventueel een eenmalige kostenpost van meer dan 1 miljoen euro als eerder geïnde borgsommen in één keer zouden worden terugbetaald. Dit vind ik een onaanvaardbare consequentie in een tijd waarin op vele posten ingrijpend bezuinigd moet worden.

Overigens realiseer ik me dat de motie Van Raak vraagt om onderscheidingen niet meer actief terug te vorderen. Daaraan wil ik gevolg geven door u toe te zeggen dat er geen actieve terugvordering of invordering van borgsommen plaatsvindt indien nabestaanden zelf te kennen geven om enige reden niet in staat te zijn om het onderscheidingsteken te retourneren.

Verder maak ik van deze gelegenheid gebruik u een exemplaar aan te bieden van de gecombineerde Jaarverslagen 2009 van het Kapittel der Militaire Willems-Orde, het Kapittel voor de Civiele Orden en de Kanselier der Nederlandse Orden1.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven