Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2012
Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van donderdag 4 oktober 2012 (Handelingen
II 2012/13, nr. 9) is mij verzocht om uw Kamer voor maandag 12.00 uur een brief te doen toekomen. In
deze brief dient in te worden gegaan op het stopzetten van de intensiveringsmiddelen
in de langdurige gehandicapten- en geestelijke gezondheidszorg per 1 januari 2013.
Door middel van deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek.
Het deels stopzetten van de intensiveringsmiddelen is het gevolg van het destijds
door vijf partijen gedragen begrotingsakkoord, dat op 25 mei 2012 is gesloten. In
dit akkoord zijn moeilijke maatregelen genomen, ingegeven door de financiële situatie
waarin ons land momenteel verkeert. Gelukkig is het gelukt om voor de VVT-sector de
middelen te behouden. Helaas is er voor de langdurige gehandicapten- en geestelijke
gezondheidzorg besloten om de intensiveringsmiddelen per 1 januari 2013 stop te zetten.
Gezien het akkoord was ik genoodzaakt om het convenant per 1 januari 2013 op te zeggen.
Dit heb ik geëffectueerd door middel van mijn brief van 25 juni 2012 aan de convenantpartijen.
Aanvullend heb ik voor een zorgvuldige afronding van het convenant, na goed overleg
met betrokken partijen, op 31 augustus 2012 een brief gestuurd aan Zorgverzekeraars
Nederland waarin ik ben ingegaan op de afronding van het convenant en de afrekening
over het lopende jaar 2012. De middelen kunnen in 2012 gewoon besteed worden aan het
opleiden en aannemen van personeel, ondanks dat er niet precies kan worden voldaan
aan de meerjarige doelstellingen van het convenant.
Uit het stenogram van de regeling van werkzaamheden maak ik op dat de relatie wordt
gelegd tussen het stopzetten van de intensiveringsmiddelen en mogelijke ontslagen
in de betrokken sectoren. Mij zijn geen signalen bekend over grote hoeveelheden ontslagen
als gevolg van het stopzetten van het convenant. Ik heb hierover twee brieven gekregen
van individuele instellingen. In het algemeen kan ik het volgende zeggen.
De intensiveringsmiddelen zijn formeel beschikbaar gekomen op 1 januari 2012. Op 25 mei
2012 werd bekend dat de continuering van deze middelen voor de betrokken sectoren
na 2012 geen voortgang kon vinden. In deze vrij korte periode is de start gemaakt
met het tot uitvoering brengen van de meerjarige plannen. Dit wil niet zeggen dat
er al daadwerkelijk in groten getale extra mensen zijn aangenomen. Vaak dienden de
extra mensen ook eerst te worden gevonden en opgeleid, hetgeen ook tijd in beslag
neemt. Dit beeld werd ook bevestigd door de verschillende gesprekken die er op ambtelijk
niveau destijds (ook voor 25 mei) zijn gevoerd.
Het feit dat de extra middelen na 2012 niet worden gecontinueerd, wil ook niet zeggen
dat er geen behoefte is aan extra personeel en dus leidt tot ontslagen. Als gevolg
van de autonome groei en het natuurlijk verloop is er behoefte aan nieuw (extra) personeel.
Met de reeds ingezette koers van het opleiden en aannemen van extra personeel als
gevolg van het convenant kan worden voorzien in de reguliere behoefte aan extra personeel,
zeker met het oog op een krapper wordende arbeidsmarkt in de zorg.
Ook zijn de intensiveringsmiddelen voor 2012 behouden gebleven. Hiermee kunnen investeringen
die in 2012 zijn gedaan uit hoofde van het convenant bijvoorbeeld voor scholing en
doorstroom van zittend personeel, gewoon worden gehonoreerd.
Ik kan helaas niet uitsluiten dat er (mede) als gevolg van het stopzetten van de intensiverinsmiddelen
in individuele gevallen ontslagen zullen vallen. Gezien
bovenstaande redenen verwacht ik niet dat dit op grote schaal zal gebeuren.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner