24 170 Gehandicaptenbeleid

25 424 Geestelijke gezondheidszorg

Nr. 138 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2012

Naar aanleiding van de regeling van werkzaamheden van donderdag 4 oktober 2012 (Handelingen II 2012/13, nr. 9) is mij verzocht om uw Kamer voor maandag 12.00 uur een brief te doen toekomen. In deze brief dient in te worden gegaan op het stopzetten van de intensiveringsmiddelen in de langdurige gehandicapten- en geestelijke gezondheidszorg per 1 januari 2013. Door middel van deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek.

Het deels stopzetten van de intensiveringsmiddelen is het gevolg van het destijds door vijf partijen gedragen begrotingsakkoord, dat op 25 mei 2012 is gesloten. In dit akkoord zijn moeilijke maatregelen genomen, ingegeven door de financiële situatie waarin ons land momenteel verkeert. Gelukkig is het gelukt om voor de VVT-sector de middelen te behouden. Helaas is er voor de langdurige gehandicapten- en geestelijke gezondheidzorg besloten om de intensiveringsmiddelen per 1 januari 2013 stop te zetten.

Gezien het akkoord was ik genoodzaakt om het convenant per 1 januari 2013 op te zeggen. Dit heb ik geëffectueerd door middel van mijn brief van 25 juni 2012 aan de convenantpartijen. Aanvullend heb ik voor een zorgvuldige afronding van het convenant, na goed overleg met betrokken partijen, op 31 augustus 2012 een brief gestuurd aan Zorgverzekeraars Nederland waarin ik ben ingegaan op de afronding van het convenant en de afrekening over het lopende jaar 2012. De middelen kunnen in 2012 gewoon besteed worden aan het opleiden en aannemen van personeel, ondanks dat er niet precies kan worden voldaan aan de meerjarige doelstellingen van het convenant.

Uit het stenogram van de regeling van werkzaamheden maak ik op dat de relatie wordt gelegd tussen het stopzetten van de intensiveringsmiddelen en mogelijke ontslagen in de betrokken sectoren. Mij zijn geen signalen bekend over grote hoeveelheden ontslagen als gevolg van het stopzetten van het convenant. Ik heb hierover twee brieven gekregen van individuele instellingen. In het algemeen kan ik het volgende zeggen.

De intensiveringsmiddelen zijn formeel beschikbaar gekomen op 1 januari 2012. Op 25 mei 2012 werd bekend dat de continuering van deze middelen voor de betrokken sectoren na 2012 geen voortgang kon vinden. In deze vrij korte periode is de start gemaakt met het tot uitvoering brengen van de meerjarige plannen. Dit wil niet zeggen dat er al daadwerkelijk in groten getale extra mensen zijn aangenomen. Vaak dienden de extra mensen ook eerst te worden gevonden en opgeleid, hetgeen ook tijd in beslag neemt. Dit beeld werd ook bevestigd door de verschillende gesprekken die er op ambtelijk niveau destijds (ook voor 25 mei) zijn gevoerd.

Het feit dat de extra middelen na 2012 niet worden gecontinueerd, wil ook niet zeggen dat er geen behoefte is aan extra personeel en dus leidt tot ontslagen. Als gevolg van de autonome groei en het natuurlijk verloop is er behoefte aan nieuw (extra) personeel. Met de reeds ingezette koers van het opleiden en aannemen van extra personeel als gevolg van het convenant kan worden voorzien in de reguliere behoefte aan extra personeel, zeker met het oog op een krapper wordende arbeidsmarkt in de zorg.

Ook zijn de intensiveringsmiddelen voor 2012 behouden gebleven. Hiermee kunnen investeringen die in 2012 zijn gedaan uit hoofde van het convenant bijvoorbeeld voor scholing en doorstroom van zittend personeel, gewoon worden gehonoreerd.

Ik kan helaas niet uitsluiten dat er (mede) als gevolg van het stopzetten van de intensiverinsmiddelen in individuele gevallen ontslagen zullen vallen. Gezien

bovenstaande redenen verwacht ik niet dat dit op grote schaal zal gebeuren.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner

Naar boven