24 095 Frequentiebeleid

Nr. 313 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 april 2012

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie hebben enkele fracties de behoefte enkele vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over telecommunicatie.

De op 10 april 2012 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 13 april 2012 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

De voorzitter van de commissie, Van der Ham

De adjunct-griffier van de commissie, Blacquiere

Inhoudsopgave

 
     

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

 

II.

Reactie van de minister

 

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie willen in dit schriftelijk overleg aandacht besteden aan de recente netwerkproblemen bij Vodafone, de gevolgen hiervan en de manier waarop de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) een rol kan spelen bij het oplossen en voorkomen van dergelijke problemen. Het is een feit dat onze maatschappij steeds meer afhankelijk is van mobiele communicatiemiddelen. Wanneer er zich op dit gebied grote storingen voordoen zorgt dit voor problemen in vele facetten van de maatschappij. Zowel particuliere gebruikers als zakelijke consumenten ondervinden grote hinder. De storing bij Vodafone krijgt de meeste aandacht vanwege de lange duur, het gaat hier echter niet om een geïsoleerd incident. Ook andere providers kampen met storingen. Een goed voorbeeld hiervan is de recente storing bij KPN rondom Utrecht. Uiteraard zijn dit soort problemen in eerste instantie een aangelegenheid van de betrokken provider en haar klanten. Vodafone doet er momenteel ongetwijfeld alles aan om de storing zo snel mogelijk op te lossen. De leden van de VVD-fractie vinden het zeer positief dat de providers hun verantwoordelijkheid nemen door samen naar een oplossing te zoeken. Het feit dat KPN en T-Mobile bereid waren te onderzoeken of een deel van hun netwerk ingezet kon worden om het probleem op te lossen geeft aan dat de markt in ieder geval open staat voor samenwerking op dit gebied.

Zou het mogelijk zijn om bij grote storingen als eerste telefonie en oproepen naar nooddiensten zoals 112 door te geven via elkaars netwerken en dan pas dataverkeer zodat de netwerken van de andere providers ook niet overbelast worden? Is het beter om er een volgorde in aan te brengen: eerst telefonie en dan pas sms- en e-mailverkeer? Op deze manier blijft iedereen toch bereikbaar waardoor ook grote economische schade voorkomen wordt. Een aantal providers heeft al aangegeven open te staan om over dit onderwerp met u in gesprek te gaan. Bent u bereid dit gesprek aan te gaan? Zijn er momenteel wetten en regels, bijvoorbeeld op het gebied van mededinging, die een dergelijke samenwerking in de weg staan? Indien dit het geval is bent u dan bereid kritisch naar deze regels te kijken?

Naast het feit dat er een oplossing moet komen voor het probleem zijn de leden van de VVD-fractie ook van mening dat de publieksvoorlichting gedurende een storing beter moet. Klanten hebben recht op een snelle en betrouwbare informatievoorziening, dan kunnen zij immers zelf actie ondernemen. Wanneer je hoort dat de storing aan het einde van de dag verholpen is, zal de klant wellicht accepteren dat hij een dag niet bereikbaar is maar wanneer uiteindelijk blijkt dat het probleem een week voortduurt, kan het zijn dat men bijvoorbeeld een noodtelefoon had willen aanschaffen. Hierbij denk ik ook zeker aan de ondernemer die gewoonweg klanten misloopt wanneer hij of zij niet bereikbaar is. Bent u het met de leden van de VVD-fractie eens dat de voorlichting tijdens de storing afgelopen week beter had gemoeten? Zo ja, neemt u dit mee in uw gesprekken met de betrokken provider?

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie nog een vraag over de mogelijkheden die klanten hebben om hun schade te verhalen. Kunt u inzicht geven in de mogelijkheden die het huidige recht aan zakelijke en particuliere klanten biedt om hun schade te verhalen? Is compensatie voor geleden schade bij storingen een onderwerp dat u met de providers zal bespreken? Zo nee, waarom niet?

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van 4 april 2012 over transitieperiodes bij het veilen van GSM-frequenties (Kamerstuk 24 095, nr. 309). Hierover willen deze leden een aantal vragen stellen.

Kunt u aangeven waarom u pas op 4 april, dus 12 dagen voordat de veiling van frequenties plaatsvindt en op het moment dat het besluit hiertoe al in het staatsblad is gepubliceerd, met een onderzoek komt waaruit blijkt dat er een transitieperiode van 21 maanden noodzakelijk is om nieuwkomers toe te laten in het 900MHz-spectrum? Had u eerder gedacht dat er geen transitieperiode nodig was? Wie heeft u tot het inzicht gebracht dat er toch een lange transitie nodig zou zijn? Kunt u toelichten waarom u kennelijk van mening bent dat potentiële nieuwkomers hier voldoende rekening mee hebben kunnen houden bij het voorbereiden van hun bod? Ook vragen deze leden waarom het zes maanden moet duren om ruimte te maken voor nieuwkomers die een gedeelte van het spectrum hebben verworven. Kunt u toelichten waarom die zes maanden realistisch is? Kunt u uitgebreid ingaan op de stappen die kennelijk dienen te worden ondernomen om het geveilde spectrum vrij te maken?

Voorts vragen deze leden of, bijvoorbeeld door de Onafhankelijk Post en Telecommunicatieautoriteit (OPTA), wordt gecontroleerd of aanbieders van wie de vergunning is verkocht aan een nieuwkomer daadwerkelijk zo spoedig mogelijk het spectrum vrij zullen maken. Staat er een boete dan wel een andere straf op het niet snel genoeg vrijmaken van het spectrum, zowel binnen de genoemde maximale periode van zes maanden als bij een overschrijding daarvan? Zo niet, welke andere prikkels hebben aanbieders van wie de vergunning aan een andere aanbieder is geveild dan om het geveilde spectrum zo spoedig mogelijk vrij te maken voor de nieuwe vergunninghouder?

De leden van de PvdA-fractie zijn verbaasd over de stelligheid waarmee u beweert dat verlenging van de huidige GSM-vergunningen de «enige optie» is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen. Kunt u aangeven of en zo ja welke andere opties er zijn overwogen en op basis waarvan de conclusie is getrokken dat verlenging van de huidige vergunningen de «enige optie» is? Kunt u aangeven welke partijen zijn geconsulteerd bij dit besluitvormingsproces? Kunt u daarbij tevens aangeven waarom niet de ruimte is genomen om op basis van de resultaten van de veiling transitieafspraken te maken tussen oude en nieuwe vergunninghouders? Het kan toch zo zijn dat de transitie bij de ene marktpartij veel omvangrijker is dan bij de andere? Wellicht blijkt na de veiling dat bij een marktpartij de volledige transitie wel degelijk in drie maanden kan worden afgerond. Hebt u overwogen om na afloop van de veiling maatwerkafspraken te maken met de betrokken marktpartijen?

Met betrekking tot het bedrag dat voor verlenging van vergunningen zal moet worden betaald, vragen deze leden waarom dit bedrag zal worden afgeleid van de veilingopbrengst van de betrokken vergunningen. Is het logischer om dit bedrag af te leiden van de bedragen die destijds zijn betaald om deze vergunning te bemachtigen, zo vragen deze leden. Is het bedrag dat destijds is betaald voor de GSM-vergunningen naar verwachting hoger of lager dan het bedrag dat nu voor dezelfde frequenties zal worden betaald?

De leden van de PvdA-fractie vragen naar aanleiding van de brief over de storing bij Vodafone of u kunt aangeven wat de kosten zijn voor het optuigen van een noodvoorziening door aanbieders van mobiele telefonie zodat bij calamiteiten zoals die Vodafone hebben getroffen in ieder geval het mobiel bellen operationeel kan blijven.

De leden van de PvdA-fractie vragen naar aanleiding van de brief over de Stop Online Piracy Act (SOPA) of in internationale verdragen over auteursrecht het land-van-oorsprong-beginsel van toepassing is? Kunt u aangeven of, indien dit niet het geval is, u hier voorstander van bent? Deze leden verwijzen bijvoorbeeld naar privacyregels waarbij de privacy van Nederlandse burgers veel minder goed beschermd wordt door internetbedrijven die opereren vanuit de VS dan door Europese internetbedrijven. Als het mogelijk zou zijn om ten behoeve van de bescherming van het auteursrecht het land-van-oorsprong-beginsel terzijde te schuiven en extraterritoriaal geldende wetgeving te maken, dan kan de Nederlandse overheid toch ook Amerikaanse bedrijven aanspreken op het naleven van Nederlandse privacyregels voor de bescherming van Nederlandse burgers? Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat het niet zo kan zijn dat de Verenigde Staten wel extraterritoriale regels kunnen maken voor internetbedrijven en Nederland of de EU niet? Of het kan beide, dan moeten Amerikaanse bedrijven de privacy van Nederlandse gebruikers beter respecteren en zich houden aan Nederlandse privacyregels, of het kan beide niet.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

Helaas zien de leden van de PVV-fractie dat het kabinet zich terughoudend opstelt aangaande de uitvoering van de motie Van Bemmel/Gesthuizen over de open kabel (Kamerstuk 24 095, nr. 296). Deze motie vraagt ook om eventuele aanvullende regelgeving of wetgeving. We hebben in Nederland maar twee aanbieders, Ziggo en UPC, die hierdoor natuurlijk maar weinig concurrentieprikkels hebben. Tevens vinden deze leden dat het analoge televisie aandeel nog veel groter is dan dat de kabelmaatschappijen ons willen doen geloven. In ieder huishouden zijn er vaak meerdere aansluitingen waarbij met name op de slaapkamers van kinderen en ouders nog vaak naar analoge televisie wordt gekeken. Kortom nog genoeg markt om serieuze concurrentie toe te laten. De leden van de PVV-fractie stellen dan ook dat we niks met Europa te maken hebben en gewoon dit hier moeten regelen. Aangaande netneutraliteit hebben we ook niet gewacht op Europa en dat is ons zeer goed bevallen. Laat Nederland maar gidsland zijn. Deze leden vragen u dan ook eindelijk uitvoering te geven aan de twee amendementen (Kamerstuk 32 549, nr. 18 en nr. 28) en bovengenoemde motie.

Aangaande de veilingregels hebben de leden van de PVV-fractie toch nog wat zorgen over een aantal «weeffouten» die er in geslopen zijn. Ten eerste is de komst van twee nieuwkomers (nog steeds) niet gegarandeerd. De regels schrijven voor dat je maar op twee van de drie kavels mag bieden en gaandeweg de veiling mag je niet overgaan op de tweede voorkeur (het derde kavel), terwijl dat wel gewenst is, bijvoorbeeld voor de situatie waarin de voorkeurscombinatie gaandeweg te duur blijkt. Als dus niemand op het derde kavel biedt, valt dat kavel terug in de «grote pot» van ongeclausuleerd spectrum waarop iedereen kan bieden. De tweede nieuwkomer heeft dan het nakijken. De consument ook, omdat de kans op werkelijke concurrentie in deze markt natuurlijk veel beter gegarandeerd wordt met twee, dan met één nieuwkomer. De leden van de PVV-fractie vragen dan ook of u erkent dat dit weeffoutje in de regels zou kunnen resulteren in één in plaats van twee nieuwkomers. Erkent u dat dit de kans op meerdere nieuwkomers verkleint? Erkent u ook dat deze «lacune» eenvoudig en zonder verdere vertraging is aan te passen? Daarnaast worden de looptijden van de vergunningen niet genoemd in de veilingregels. Betekent dit dat deze oneindig zijn?

Het kabinet heeft afgezien van gespreide betaling voor de nieuwkomers omdat dit uitgelegd zou kunnen worden als staatssteun en dus niet toegestaan wordt door Europa. Deze leden vragen of landen als Frankrijk en België, die respectievelijk korting en gespreide betaling hanteren, nu in overtreding zijn. Zo nee, was dit dan in Nederland ook niet mogelijk geweest, conform het voorstel van de motie Van Bemmel (Kamerstuk 24 095, nr. 295)? In Frankrijk is er zelfs een provider (Free Telecom) bij gekomen die in ruil voor een speciale prijs in de veiling nu een zeer concurrerend product in de markt heeft gezet voor 50% van het prijsniveau van de concurrentie. Was dit ook in Nederland mogelijk geweest?

Verder hebben de leden van de PVV-fractie nog vragen over de voorgenomen verlenging met 21 maanden van de vergunningen voor de bestaande providers. Deze leden hebben begrepen dat u geen overleg heeft gehad met potentiële nieuwkomers over deze beslissing. Kunt u dat bevestigen? Potentiële nieuwkomers geven aan dat een overgangstermijn maximaal zes maanden zou hoeven duren. De leden van de PVV-fractie vrezen nu dat nieuwkomers op deze manier gedurende een langere periode onnodig klein worden gehouden en er op deze manier een situatie ontstaat waarbij de bestaande marktspelers alle mogelijkheid krijgen om strategisch biedgedrag te ontplooien, wat juist weer ten nadele van de nieuwkomers kan gaan werken. Deze leden verzoeken uw reactie op dit punt.

In het debat van 8 december 2011 heeft u letterlijk gezegd: «De huidige vergunningen lopen eind februari 2013 af. Marktpartijen, waaronder juist de nieuwkomers, staan voor heel belangrijke voorinvesteringen. Het is geen kleingeld waarover je praat. Zij hechten dus terecht aan snelle duidelijkheid en exacte veilingvoorwaarden....». Op 6 januari 2012 publiceerde het Agentschap Telecom een rectificatie in de Staatscourant, omdat de veilingregels twee fouten bevat. Is het mogelijk dat de huidige veilingregels nog meer onvolkomenheden bevatten? Zo ja, welke mogelijkheden heeft u om de veilingregels nog aan te passen na inwerkingtreding op 16 april 2012?

De leden van de PVV-fractie vragen sinds wanneer u overleg voert met de bestaande telecomproviders over het migratievraagstuk, waarover u verslag doet in uw brief van 4 april 2012 (Kamerstuk 24 095, nr. 311). Bent u het met de leden van de PVV-fractie eens dat uw oplossing van het migratievraagstuk nu al meer vertraging oplevert voor nieuwkomers dan het verzoek van de Tweede Kamer om in december 2011 de veilingregels voor nieuwkomers verder aan te scherpen?

Bent u van mening dat het wenselijk is dat een nieuwkomer op de Telecommarkt tijd moet krijgen om een marktpositie op te bouwen? Vormt de korte looptijd van deze kavels geen substantiële belemmering voor de business case van een nieuwkomer, gelet op het feit dat de kavels E en F (2 en 2,1 GHz) een looptijd hebben tot 31 december 2016 en dat een nieuwkomer naast spectrum in de 800- of 900MHz-band ook altijd een hogere freqentieruimte moet aanschaffen?

De leden van de PVV-fractie zijn verheugd te zien dat er is tegemoetgekomen aan hun wens om iets te gaan doen aan de torenhoge kosten die gemoeid zijn met de lange wachttijden en hoge prijzen per minuut. Wel zouden deze leden graag willen dat uitsluitend het lokale tarief wordt gehanteerd en niet een combinatie van € 1,30 als vast bedrag naast het lokale tarief. Kan er niet uitsluitend voor het lokale tarief per minuut worden gekozen?

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar de voortgang van het NMA onderzoek. Worden er binnenkort al resultaten verwacht? Hebt u een idee hoe lang dit onderzoek gaat duren? Aangaande de situatie bij KPN en de Opta hebben de leden van de PVV-fractie de volgende bemerkingen. De huidige «high trust»-overeenkomst tussen KPN en OPTA komt er op neer, dat KPN dicteert hoe OPTA toezicht houdt. Dat veroorzaakt een zogenaamde «regulatory capture» en holt effectief toezicht uit. De «compliance-regeling» kan dus beter van tafel en vervangen worden door een sterke toezichthouder, die van aanpakken weet, effectief (ex ante-)toezicht houdt en misbruik van marktmacht voorkomt. De leden van de PVV-fractie verzoeken om uw reactie op deze suggestie. Deelt u de mening dat de huidige compliance-regeling tekort schiet qua toezicht?

Het cookie-amendement (Kamerstuk 32 549, nr. 14) geeft de ruimte aan de marktpartijen om met een oplossing te komen voor de «opt in» aangaande de «third party cookies». In principe vinden de leden van de PVV-fractie niet dat de OPTA zich terughoudend dient op te stellen bij toezicht en handhaving. De markt dient dit afdoende te regelen. Ook de nieuwe generatie browsers waarbij dit van tevoren moet worden aangegeven, zien deze leden als een welkome aanvulling of oplossing van deze probleemstelling. Ondubbelzinnige toestemming zal te allen tijde moeten worden aangetoond.

De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot de Vodafone storing waarom er niet is voorzien in een backup-systeem. Deze leden zien nu dat het netwerk van Vodafone er al bijna een week uit ligt en er nog steeds een zeer gebrekkige dienstverlening is. Tevens zagen deze leden tot tweemaal toe dat de 112-alarmlijn van KPN niet bereikbaar was door een storing. Zowel het bedrijfsleven, de overheid alsook de burgers hebben van dit soort verstoringen aanzienlijke hinder ondervonden. Kunt u ons vertellen wat de uitkomst is van de gesprekken die u heeft gehad met de providers? Hoe gaat men dit in de toekomst voorkomen? Is er voorzien in een schaderegeling naar de eventueel gedupeerden?

Vragen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie bedanken u voor de snelle en heldere beantwoording van de vragen van de Kamer in zijn brief van 4 april 2012 inzake de Netwerkstoring bij Vodafone (Kamerstuk 24 095, nr. 312). De netwerkstoring bij Vodafone als gevolg van een brand nabij een netwerkcentrale van Vodafone in Rotterdam, heeft laten zien hoe afhankelijk consumenten en bedrijfsleven zijn geworden van communicatienetwerken. Kunt u een indicatie geven van de omvang van de geleden economische schade voor een groot deel van de klanten, als gevolg van het langdurig niet beschikbaar zijn van het netwerk van Vodafone? Wat is de stand van zaken met betrekking tot een wettelijke compensatieregeling voor consumenten en bedrijven, vergelijkbaar zoals dat ook geregeld is in de luchtvaartsector en in de energiemarkt? Elektriciteitsbedrijven hebben nu ook een wettelijke plicht om consumenten te compenseren wanneer een storing op het elektriciteitsnetwerk langer dan een aantal uren duurt. Kunt u aangeven of dergelijke calamiteiten als gevolg van langdurig uitvallen van een deel van het mobiele netwerk, zich ook met een zekere regelmaat in andere Europese lidstaten voordoen en welke maatregelen daar genomen zijn om de gevolgen van dergelijke storingen voor bedrijven en consumenten te beperken? Kunnen we daar nog wat van leren?

De mobiele telefoniesystemen van de verschillende providers kennen reeds de technische mogelijkheid om elkaars abonnees te bedienen, het zogenaamde roaming. In het buitenland is dat procedureel ook toegestaan, men kan daar zelf kiezen van welke provider men gebruik wenst te maken. Kosten worden onderling door de providers verrekend. Het kabinet geeft in de brief aan dat dit in Nederland ook mogelijk is maar dat «national roaming» alleen mogelijk is met een speciale simkaart waaraan extra maandelijkse kosten zijn verbonden en een hoger tarief bij daadwerkelijk gebruik na overschakelen. Wijkt Nederland met dit systeem af van andere EU lidstaten?

Het kabinet schrijft ook dat «national raming» niet iets is dat apart aangezet kan worden bij een calamiteit. Klopt het dat het in Italië wel mogelijk is? Hoe groot zijn de technische belemmeringen in Nederland om in geval van calamiteiten, gebruik te kunnen maken van elkaars telecommunicatie-infrastructuur? Klopt het dat het in Nederland vooral gaat om het maken van goede afspraken tussen de Nederlandse drie telecomproviders die met elkaar goede procedures moeten overeenkomen om bij calamiteiten gebruik te kunnen maken van elkaars infrastructuur?

De leden van de CDA-fractie vinden het van belang dat de Telecomaanbieders in Nederland op korte termijn met elkaar de mogelijkheden bezien om de gevolgen van dergelijke storingen voor bedrijven en consumenten in de toekomst te beperken. De leden van de CDA-fractie vinden het een goed initiatief dat u in het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom (NCO-T) aandacht vraagt voor de analyse van de storing bij Vodafone, de respons hierop en de mogelijkheden voor het inschakelen van elkaars netwerken door de Telecomaanbieders. Kunt u aangeven wanneer u de Kamer kan informeren over de eerste uitkomsten van dit overleg naar aanleiding van de recente netwerkstoring bij Vodafone?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er veel gebeurt in Nederland op het gebied van de kabel. De marktleider in de zakelijke glasvezelmarkt (KPN) wordt er door sommige partijen van beschuldigd dat hij de markt monopoliseert doordat hij onder de kostprijs aanbiedt of roofprijzen hanteert. Dit hanteren van roofprijzen zou een bewuste strategie van KPN zijn om daarmee de ontluikende infrastructuurconcurrentie zoveel mogelijk te frustreren en hierdoor zoveel mogelijk van de nog aan te leggen fysieke infrastructuur, in eigen hand te krijgen. Vooral kleine en middelgrote bedrijven als gebruikers van diensten dreigen hiervan de dupe te worden. Onlangs heeft de OPTA het Ontwerpbesluit marktanalyse ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken – ook wel Fiber to the Office (FttO) genoemd – aangeboden aan de Europese Commissie. Bij de vaststelling van dit besluit, wordt het OPTA-beleid ten aanzien van de aanleg van fysieke glasvezelinfrastructuur tot en met 2014 vastgelegd. De Europese Commissie heeft in een persbericht van 21 maart 2012 kenbaar gemaakt dat zij niet overtuigd is van OPTA’s conclusies over de markt voor FttO. De Commissie betwijfelt sterk of het besluit van OPTA om de toegang tot het FttO-netwerk van KPN en tot wholesale-breedband van hoge kwaliteit niet te reguleren, verenigbaar is met de EU-telecommunicatieregelgeving. Volgens de Commissie kan de benadering van OPTA een negatief effect hebben op de mededinging en op de investeringen in glasvezel.

De leden van de CDA-fractie vinden dat het hier gaat om het aanleggen van cruciale infrastructuur die van grote betekenis zijn voor de toekomst van de Nederlandse samenleving en economie. Eerlijke concurrentie op deze markt is noodzakelijk, zodat innovatie, keuzevrijheid en een lage prijs voor afnemers in de toekomst gewaarborgd blijven. Zowel KPN als andere bedrijven hebben hier een belangrijke rol in. De leden van de CDA-fractie zijn terughoudend ten aanzien van overheidsregulering wanneer daar geen strikte noodzaak voor is. De recente ervaringen met de postmarkt hebben echter geleerd dat je als overheid ook te weinig kunt reguleren in een geliberaliseerde markt waardoor je later met ongewenste gevolgen wordt geconfronteerd. Daarom vinden de leden van de CDA-fractie het, gezien de recente berichtgeving en snelle ontwikkelingen op de kabelmarkt, van cruciaal belang dat de OPTA deze markt de komende tijd goed in het oog houdt. Bent u bereid om in overleg met de OPTA ieder half jaar een rapportage naar de Kamer te sturen over de ontwikkelingen op deze markt?

Welke lessen zijn er geleerd naar aanleiding van de calamiteiten met de zendmast bij Smilde in het bijzonder door het staatsbedrijf Novec? Welke extra veiligheidsmaatregelen zijn er sindsdien getroffen bij alle zendmasten? Welke extra veiligheidsexpertise is er sindsdien door Novec in huis gehaald? Welke mogelijkheden heeft Novec om de noodzakelijke eisen te stellen aan de apparatuur van de huurders in de masten van Novec om veilig en betrouwbaar de zendmasten te kunnen blijven aanbieden? In hoeverre vormt de bestaande regelgeving een belemmering voor Novec om het voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen door huurders, ook daadwerkelijk te kunnen afdwingen?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er de afgelopen maanden hard is gewerkt aan het herstel van de grote zendmast in Smilde. Deze leden krijgen te horen dat er constructief overleg gevoerd is tussen alle betrokken partijen. Aan dit overleg namen de radiostations, de operators KPN en Broadcast Partners en de masteigenaren Alticom en Novec deel, evenals het ministerie van EL&I, die daarbij een nuttige, faciliterende rol speelde. Als gevolg van het overleg is de herbouw inmiddels concreet gestart en is tevens met alle betrokken partijen een versnelde uitvoering van het herstelwerk afgesproken. Dientengevolge zal de mast naar verwachting al in augustus 2012 (in plaats van de oorspronkelijk geplande datum in november 2012) weer in bedrijf genomen kunnen worden. De leden van de CDA-fractie hebben ook begrepen dat, ondanks de extra meerkosten van € 450 000, alle partijen de versnelde uitvoering van het herstelwerk hebben geaccepteerd. Kunt u dit bevestigen?

Er bereiken de leden van de CDA-fractie nu berichten dat Novec zou weigeren, zonder opgaaf van reden, de gemaakte afspraken na te komen. Zo zouden zenderoperators niet worden toegelaten tot de bouwcommissie. Ook zou Novec weigeren de meerkosten inzichtelijk te maken. De marktpartijen (operators en de publieke en commerciële omroepen) hebben nu geen goed inzicht meer in alle uitgaven terwijl zij wel verantwoordelijk zijn voor de betaling van deze extra kosten. Kunt u deze berichten bevestigen? Welke acties mogen deze leden op korte termijn van u verwachten, aangezien u direct betrokken bent bij de overleggen?

Conform de wens van de Kamer is de oorspronkelijke reservering van twee vergunningen van 2×5MHz in de 800MHz-band, uitgebreid met een vergunning van 2×5MHz in de 900MHz-band, waarbij een nieuwkomer niet meer dan twee van deze in totaal drie gereserveerde vergunningen mag verwerven. Er is daarmee ruimte voor zeker twee en wellicht zelfs drie nieuwkomers. Dat is goed voor de consument en het bevordert innovatie. De leden van de CDA-fractie hebben nog enkele vragen. Klopt het dat het nu dus mogelijk is dat één aanbieder zowel biedt op een vergunning van 2×5MHz op de 800MHz-band als op de vergunning in de 900MHz-band? Kunt u een reactie geven op het navolgende scenario? Op de 800MHz-band blijkt tijdens de veiling dat één nieuwkomer voor 1 vergunning het hoogste bedrag biedt (stel € 100). Een tweede nieuwkomer biedt het laagste (stel € 40). De laatste nieuwkomer is slechts bereid te kopen wanneer het allebei de vergunningen kan bemachtigen en is bereid een bedrag te betalen dat minder is dan het hoogste bod maar als totaalbedrag meer is dan het hoogste en laagste bod samen (stel € 80 per vergunning en in totaal € 160 euro voor twee vergunningen). Wat gebeurt er in dat scenario? Krijgt de hoogste bieder de eerste vergunning en de laagste bieder de tweede omdat de concurrent slechts tot aankoop overgaat wanneer het allebei de vergunningen kan bemachtigen? Of krijgt de aanbieder die alleen biedt op twee vergunningen tegelijkertijd, allebei de vergunningen omdat dit uiteindelijk de grootste opbrengst en waarde creëert? In hoeverre klopt de veronderstelling dat er meer innovatie kan plaatsvinden (bijvoorbeeld sneller internet, nieuwe services en dergelijke) als beide gereserveerde vergunningen op de 800MHz-band in handen komen van één aanbieder, in tegenstelling tot een situatie waarin de ruimte gedeeld moet worden door twee aanbieders?

Ten aanzien van de discussie rondom de 0900-nummers heeft het kabinet niet gekozen om de wachttijden bij het bellen naar 0 900 nummers gratis maken. U schrijft dat het kabinet heeft besloten om het zogeheten informatietarief per minuut voor alle 090x-klantenservicenummers gratis te maken, dus zowel voor doorlopende klantrelaties als voor eenmalige aankopen. Een eindgebruiker betaalt dan alleen voor de verbinding, zoals bij het bellen naar een geografisch nummer. Wanneer een eindgebruiker vanaf een mobiele telefoon belt, betaalt hij het reguliere mobiele beltarief. De leden van de CDA-fractie vragen wat de maximumtarieven zijn voor het bellen vanuit zowel de vaste als mobiele telefonie. Voordeel van deze aanpak is dat de consument met de verkeerstariefmaatregel weet waar hij aan toe is: de kosten per minuut van een telefoontje naar de klantenservice blijven laag. Wat hiermee echter nog niet opgelost wordt zijn de zeer lange wachttijden. Die zijn voor de consument vaak de grootste ergernis. Bent u het eens met de leden van de CDA-fractie dat met de keuze voor deze aanpak nog geen extra stimulans wordt gegeven richting de organisatie die gebruik maakt van het 0900-nummer om de wachttijden ook daadwerkelijk te verkorten? Welke mogelijkheden ziet u om ook de problematiek van lange wachttijden op te lossen?

Het kabinet geeft aan de mogelijkheid te willen laten bestaan om een vast bedrag per gesprek (plus eventueel de mobiele belkosten) te rekenen. Momenteel geldt hier een maximumtarief van € 1,30. De leden van de CDA-fractie vragen waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen om het maximumtarief lager te zetten op de mediaan van de totale kosten per callcentermedewerker, namelijk € 1,00 (deze bedragen nu gemiddeld € 0,80 tot € 1,20 per minuut). Waarom wordt bij deze laatste optie nu alleen gerept over een vast bedrag per gesprek plus de eventuele mobiele kosten maar niet de verkeerstariefkosten vanaf de vaste lijn. Is dit bewust gedaan? Bent u bereid hiernaar te kijken?

De leden van de CDA-fractie constateren dat er momenteel diverse onderzoeken lopen van zowel de NMa als OPTA richting KPN. De vraag is wanneer deze onderzoeken afgerond kunnen worden? Het is namelijk niet in het belang van zowel consumenten, bedrijfsleven als ook KPN als de uitkomsten van deze onderzoeken erg lang op zich laten wachten. Is er een mogelijkheid, ook gezien de voorgenomen samenvoeging van de NMa en de OPTA in één organisatie, om de lopende onderzoeken zoveel mogelijk tegelijkertijd af te handelen? De leden van de CDA-fractie verzoeken u om een reactie op dit punt.

Vragen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde punten over telecommunicatie. Graag maken de leden kenbaar het onwenselijk te vinden om een gepland algemeen overleg te verplaatsen of om te zetten in een schriftelijk overleg in verband met de Catshuisbesprekingen.

De leden van de SP-fractie vinden het positief dat er gekozen is voor de intensivering van de herbouw van de oorspronkelijke mast in Smilde. Kunt u de garantie geven dat de herbouw van de oorspronkelijke zendmast voor 15 juli 2012 volledig voltooid is en dat de dekking dan weer op het niveau is van voor de instorting van de zendmast? Loopt de herbouw nog volledig op schema?

De leden van de SP-fractie vragen wat mogelijke risico’s zijn van het gratis maken van het zogeheten informatietarief per minuut voor alle 090x-klantenservicenummers. Zoals u schrijft betaalt de eindgebruiker slechts voor de verbinding, zoals bij het bellen naar een geografisch nummer. Dat is een goede ontwikkeling, maar de leden vrezen dat bedrijven hierom mogelijk minder personeel inzetten met kans op langere wachttijden tot gevolg. Hoe denkt u dat dit voorkomen kan worden?

De leden van de SP-fractie vinden het zeer belangrijk dat internetvrijheid voor iedereen gegarandeerd is hoewel zij zich tegelijkertijd realiseren dat inbreuk op auteursrechten moet worden aangepakt. De leden zouden graag willen weten of u, met de brief over de invoering van de Stop Online Piracy Act (SOPA), verklaart dat u dit Amerikaanse conceptwetsvoorstel verwerpt, omdat deze de mogelijkheid biedt om een grote inbreuk te maken op de internetvrijheid. Ook willen deze leden weten welke bevoegdheden de Amerikaanse overheid krijgt om op te treden tegen Nederlandse websites die zich (gedeeltelijk) richten op gebruikers in de Verenigde Staten? Hebt u het Nederlandse uitgangspunt van een vrij en toegankelijk internet voor iedereen al bij de Amerikaanse autoriteiten onder de aandacht gebracht? Zo ja, wat was de reactie van deze autoriteiten?

De leden van de SP-fractie zouden graag meer informatie ontvangen over het ingrijpen van OPTA bij KPN vanwege nog onbekende redenen. Uit het persbericht van KPN blijkt dat KPN en de OPTA niet tot een schikking zijn weten te komen. De juridische procedure zal dan dus ook niet worden beëindigd. Hoe loopt de voortgang van de juridische procedures bij OPTA en wanneer kunnen wij meer informatie verwachten over de verdachte gedragingen van KPN?

Ook de leden van de SP-fractie betreuren de problemen die ontstaan zijn door de storing bij Vodafone. Zij delen de mening van het kabinet dat het ons aller belang is dat wij kunnen beschikken over een betrouwbaar netwerk voor consumenten en bedrijven. De leden zijn benieuwd naar de uitkomst van het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom, waar de storing besproken wordt en waar bezien zal worden wat de mogelijkheden zijn om de gevolgen van dergelijke storingen in de toekomst te beperken. Worden deze uitkomsten aan de Tweede Kamer gestuurd?

De leden van de SP-fractie vragen wat het verschil maakt dat een in gebruikzijnde 900MHz-kavel binnen zes maanden vrij gemaakt kan worden omdat deze gereserveerd is, en dat de overige in gebruikzijnde kavels een transitieperiode van maximaal 21 maanden nodig hebben.

Vragen van de leden van de D66-fractie

De leden van de fractie van D66 willen allereerst hun teleurstelling uitspreken over de beslissing om het algemeen overleg Telecommunicatie om te zetten in een schriftelijk overleg. Deze leden verwachten een nadere toelichting over uw afmelding voor het algemeen overleg. Het gevoel van teleurstelling bij deze leden wordt nog verder versterkt doordat het algemeen overleg van 28 maart 2012 ook al werd afgezegd, achteraf bezien zelfs zonder enige reden. Dit debat werd immers afgezegd wegens «overleggen in het Catshuis» terwijl deze op het bewuste moment waren stilgelegd.

Meer inhoudelijk hebben de leden van de fractie van D66 enkele zorgen over de aanstaande veiling van de mobiele telecomfrequenties. Zo hebben deze leden gehoord dat intensiever gebruik van de 900MHz-band de kans op storingen op het GSM-Rail-netwerk van ProRail (GSM-R) zal doen toenemen. De verwachting is dat na de frequentieveiling de implementatie van Long Term Evolution (LTE) op de 900MHz-band zal leiden tot een dergelijke intensivering van het gebruik. Deze leden hebben zorgen over storingen op GSM-R aangezien dit netwerk essentieel is voor de veiligheid op het spoor. Kunt u toezeggen dat er geen interferentieproblemen zullen ontstaan? Mocht interferentie onvermijdelijk zijn, kunt u dan maximale inspanningen leveren om de impact van storingen minimaal te laten zijn? De leden denken hierbij aan het sluiten van een convenant tussen de relevante partijen zoals ook is gedaan om mogelijke interferentieproblemen op «de kabel» te voorkomen. Kunt u toezeggen dat voor het van start gaan van de veiling er overeenstemming zal zijn over mogelijke oplossingen van deze problematiek? Kunt u in uw beantwoording ook ingaan op de kosten die gemoeid zullen zijn met maatregelen tegen interferentie en welke partij voor deze kosten zal moeten opdraaien?

De leden van de D66-fractie zijn enigszins verbaasd over lange overgangstermijn die de minister voorstelt (Kamerstuk 24 095, nr. 311) om na de frequentieveiling de continuïteit van dienstverlening te kunnen garanderen. Graag zouden de leden meer informatie krijgen over de achtergrond van het voorstel om de frequenties met 21 maanden te verlengen. Allereerst willen zij u daarom verzoeken het genoemde onderzoek van PA Consulting naar de Kamer te zenden. Graag horen de leden ook met welke partijen deze consultant allemaal heeft overlegd alvorens met dit voorstel te komen.

In uw brief staat dat dit voorstel het beste is voor de consument. De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat een concurrentie-impuls op de mobiele telecommunicatiemarkt het beste is voor de consument. Toch lijkt het erop dat nieuwkomers juist benadeeld worden via deze constructie. Immers, als zij een combinatie van frequenties weten aan te schaffen van gereserveerde en niet-gereserveerde kavels zullen zij enkel stapsgewijs hiervan gebruik kunnen maken en niet direct als volwaardige concurrent kunnen opereren van de gevestigde orde. Een mogelijkheid is één of enkele kavels per 1 januari 2013, vervolgens een of enkele kavels per 1 juli 2013 en daarna een of enkele kavels na 21 maanden. Graag horen de leden van u wat de mogelijkheden zijn om de termijn van 21 maanden verlenging alsnog in te korten en welk voorstel u dan het meest wenselijk acht.

Als laatste zien de leden van de D66-fractie een interessant verschil ontstaan voor de te veilen frequenties op de 1800MHz-band. Immers, de oude Telfort-kavels kunnen direct gebruikt worden, terwijl de andere sowieso nog 21 maanden eigendom blijven van de huidige partijen. Bent u, net als de leden van de fractie van D66, bang voor een opdrijvend effect op de prijzen voor de genoemde oude Telfort-kavels? Deze kavels zijn immers extra waardevol omdat de huidige aanbieders door aankoop ervan nieuwe toetreders langer buiten hun markt kunnen houden. Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dergelijk strategisch gedrag te voorkomen?

De leden van de fractie van D66 merken op dat de mobiele telecommunicatiegebruiker de afgelopen week te lijden heeft gehad van een storing in de dienstverlening van Vodafone. Deze storing heeft de kwetsbaarheid duidelijk gemaakt van de (zakelijke) consument en misschien nog wel meer hun afhankelijkheid van dergelijke dienstverlening. In het bijzonder verwijzen de leden naar alle gebruikers binnen de Tweede Kamer der Staten Generaal en daarmee naar zichzelf. In de brief van de minister over de Vodafone-storing (Kamerstuk 24 095, nr. 312) lezen de leden de volgende twee zinnen: «De hulpdiensten ondervinden geen hinder en Vodafonegebruikers kunnen alarmnummers zoals 112 wel bereiken. Wel heeft tussen zeven en tien uur vanochtend een aantal calls niet door kunnen komen.» Begrijpen de leden hieruit correct dat er wel degelijk een negatief effect is geweest op de bereikbaarheid van 112 voor Vodafonegebruikers? Kunt u dit nader toelichten?

In de brief sprak u de verwachting uit dat de dienstverlening van in ieder geval het 2G-netwerk «spoedig weer operationeel kan zijn». De leden constateren dat de gebrekkige dienstverlening nog even heeft aangehouden. Kunt u de Kamer inlichten wanneer de dienstverlening weer volledig operationeel is?

De leden van de D66-fractie willen graag weten wat de mogelijkheden zijn van een verplichting in de telecommunicatiewet voor het inbouwen van extra redundantie in een mobiel netwerk of extra redundantie bij de switchlocatie. Heeft u enig inzicht in de mogelijke kosten voor consumenten van een dergelijke maatregel? De leden van de D66-fractie vermoeden dat de kosten een dergelijke versterkte dienstverlening ruimschoots de mogelijke baten zullen overtreffen, maar ontvangen graag een nadere toelichting.

Als laatste willen de leden van de fractie van D66 graag meer weten over de toepassing van de cookiebepaling in de – bij de Eerste Kamer in behandeling zijnde – Telecommunicatiewet. Deze leden hebben verschillende signalen ontvangen over de toepassing hiervan. Hoe verhoudt de brief van de minister (Kamerstuk 32 549, nr. 47) zich tot de opmerkingen hierover in OPTA’s «Focus op 2012» waarin wordt gesteld dat de OPTA de nieuwe cookierichtlijn juist zal gaan handhaven?

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief van de minister als reactie op de motie Van Bemmel en Gesthuizen over open toegang tot de kabel. Zij lezen dat u geen aanleiding ziet om met aanvullende voorstellen te komen. Kunt u dat beargumenteren? Wordt met de Wijziging van de Telecommunicatiewet (Kamerstuk 31 412) die inclusief amendementen voorligt bij de Eerste Kamer, volgens u voldaan aan de wens van de Kamer om de kabel open te stellen voor concurrentie?

De leden lezen een uitvoerige verdediging van de het concept besluit door het college. Deelt u deze argumenten? Zo niet, bent u bereid de OPTA aanwijzingen te geven om tot een ander oordeel te komen? Deelt u onze mening dat van een vrije markt geen sprake is op de kabel en dat de operators daardoor hun eisen aan content-providers min of meer kunnen opleggen?

De leden van de GroenLinks-fractie waarderen dat het kabinet serieus heeft gekeken naar mogelijkheden om de kosten voor het 090x-nummers transparant en laag te maken. Volgens de genoemde leden is echter een belangrijk probleem niet aangepakt in het voorstel, en dat is de onverwachte hoge rekening voor mobiele telefonie wanneer een klant belt met een 090x-nummer. Zowel bij de gratis-informatie-tarief-optie als bij de vast-bedrag-per-gesprek-optie worden de verbindingskosten gerekend bij mobiele telefonie. Omdat dit belgedrag zelden binnen een bundel valt, leidt dit toch tot grote verrassingen bij consumenten. Bij het vast-bedrag-per-gesprek zijn die kosten er niet bij vaste telefonie. Waar ligt volgens u het verschil? Waarom zou bij vaste telefonie geen verbindingstarief gerekend hoeven worden? Bent u van plan om er voor te zorgen dat het bellen naar een 090x-nummer (eventueel exclusief het vaste bedrag) binnen een belbundel kan vallen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de minister van EL&I over de storing bij Vodafone. Zij lezen dat er alleen afspraken zijn om in het geval van buitengewone omstandigheden (zoals oorlogs- en crisissituaties) aanbieders aanwijzingen te geven over het exploiteren en het gebruik van de openbare telcommunicatiediensten. De leden zouden graag horen wat u hier van vindt. Bent u van mening dat dit voldoende is? Gezien het grote belang van telecommunicatienetwerken in het openbare leven en voor de Nederlandse economie achten deze leden het verstandig te onderzoeken of er ook in het geval van dergelijke grote storingen instrumenten kunnen zijn om spoedig de aangesloten consumenten weer toegang te geven tot een telecommunicatienetwerk? Deelt u deze mening? Ziet u iets in het stellen van eisen aan providers ten behoeve van een back-up-netwerk of verplichte afspraken met andere providers? Zo nee, waarom niet?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben begrepen dat de verwachte opbrengst van de frequentieveilingen is gerelateerd aan de frequentieveiling in Duitsland. De genoemde leden roepen in herinnering dat de UMTS-veiling in Nederland € 2,7 miljard opleverde en in Duitsland € 50,8 miljard. In Duitsland leverde de 800Mhz-kavel in 2011 naar hun informatie gemiddeld € 595 miljoen op. Deze analogie volgend zou de verwachte opbrengst in Nederland € 32 miljoen zijn. De reserveprijzen, gesteld op 30% van de verwachte opbrengst, zouden daarmee mogelijk een stuk lager liggen dan gesteld in de veilingvoorwaarden. De genoemde leden vragen wat de argumentatie is geweest om te kiezen voor de hogere reserveprijzen. Kloppen de genoemde getallen?

II. Reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Storing Vodafone

Naar aanleiding van de opgetreden storing in het netwerk van Vodafone hebben de leden van de VVD-fractie vragen gesteld over prioritering van noodoproepen op het netwerk, de mogelijkheden voor samenwerking tussen providers, de wijze van informatievoorziening en de mogelijkheid tot het vergoeden van de geleden schade.

Vraag:

De leden van de VVD-fractie vroegen of het mogelijk zou zijn om bij grote storingen als eerste telefonie en oproepen naar nooddiensten zoals 112 door te geven via elkaars netwerken en dan pas dataverkeer zodat de netwerken van de andere providers ook niet overbelast worden? Is het beter om er een volgorde in aan te brengen, eerst telefonie en dan pas sms- en e-mailverkeer?

Antwoord:

Dit gebeurt al. Een intrinsieke eigenschap van mobiele telefonie is namelijk dat oproepen naar noodnummers bij het niet beschikbaar zijn van het eigen netwerk van de abonnee automatisch worden overgenomen door een ander netwerk. Tijdens de storing van 4 april is dit ook het geval geweest.

In de ochtend van woensdag 4 april is er tussen ongeveer 07:00 uur en 10:00 uur een aantal oproepen in de getroffen delen van het Vodafone netwerk door dat netwerk niet doorgeleid naar de 112-centrale en diende nogmaals een oproep te worden gedaan. Uit continue metingen van het aantal 112 oproepen blijkt dat het aantal (doorgekomen) 112 oproepen in die periode niet afwijkt van dat op andere dagen.

Het af laten wikkelen van het overige verkeer (niet zijnde 112) via een ander netwerk betekent National Roaming. Dat kan technisch wel maar vraagt zorgvuldige voorbereiding en kan bijvoorbeeld niet even aangezet worden bij een calamiteit. De grote verkeersstroom die in dat soort situaties ontstaat, kan leiden tot overbelasting van de andere netwerken. Om vervolgens het verkeer te gaan prioriteren is het onderscheid tussen telefonie, sms en andere diensten in het digitale transport niet goed te maken zonder het verkeer te ontleden. Dat laatste wordt vanuit het oogpunt van privacy niet gedaan.

Voor het inzetten van National Roaming en het eventueel onderscheiden van telefonie, sms en andere diensten zal meer inzicht nodig zijn en dienen heldere afspraken te worden gemaakt tussen de aanbieders over de procedurele en organisatorische aspecten van National Roaming. In de komende gesprekken met de aanbieders zal ik dit punt meenemen.

Vraag:

Een aantal providers heeft al aangegeven open te staan voor een gesprek over dit onderwerp. De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik hiertoe bereid ben? Verder vragen zij of er momenteel wetten en regels, bijvoorbeeld op het gebied van mededinging, die een dergelijke samenwerking in de weg staan?

Antwoord:

Ik ben zeker bereid dit gesprek aan te gaan. De mogelijkheid om meer van elkaars netwerken gebruik te kunnen maken in geval van grote storingen en/of calamiteiten zal ik aan de orde stellen in de gesprekken die de komende weken staan gepland met zowel de aanbieders van netwerken voor mobiele telecommunicatiediensten als enkele vertegenwoordigers van de belangen van de gebruikers ervan. Het is in ons aller belang dat we lering trekken uit deze grote storing en goed kijken naar oplossingen waarmee enerzijds dit soort storingen zoveel als mogelijk worden voorkomen en anderzijds een snel herstel mogelijk wordt gemaakt. Mocht de huidige wet- en regelgeving samenwerking op dit vlak in de weg staan dan ben ik bereid om daar kritisch naar te kijken.

Vraag:

De leden van de VVD-fractie stelden voorts de vraag of de voorlichting tijdens de storing afgelopen week beter had gemoeten?

Antwoord:

De storing in het netwerk van Vodafone was zeer fors en het herstel ervan bijzonder complex, waardoor prognoses over herstel zeer moeilijk te geven waren. Vodafone heeft in elk geval snel na de brand gecommuniceerd en zowel publiek als haar zakelijke klanten geïnformeerd over de impact van de storing. In hoeverre Vodafone een juiste afweging heeft gemaakt in het afgeven van prognoses kan ik nu nog niet beoordelen. In de evaluatie van grote incidenten komt het onderwerp informatievoorziening altijd aan de orde en dat zal nu niet anders zijn. In het komende gesprek met de providers zal dit punt ook op de agenda staan.

Vraag:

Tot slot hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd naar de mogelijkheden die klanten hebben om hun schade te verhalen.

Antwoord:

In het Burgerlijk Wetboek is opgenomen dat er recht op schadevergoeding is indien de wederpartij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van een verbintenis en de consument door deze toerekenbare tekortkoming schade heeft geleden (6:74 BW). De consument zal deze schade wel moeten kunnen aantonen. Daarnaast kan de overeenkomst worden ontbonden (6:265 BW). Bij een gedeeltelijke ontbinding ontstaat een recht op teruggave van een deel van de abonnementskosten.

De beoordeling van deze aspecten en of schadevergoeding dient te worden toegekend is in eerste instantie aan partijen en uiteindelijk aan een geschillencommissie of aan de rechter. Beide instanties kunnen het geschil toetsen aan de hand van de regels van het Burgerlijk Wetboek, de geldende algemene voorwaarden en op basis van redelijkheid en billijkheid.

Een collectieve actie op grond van 3:305a BW is mogelijk door een vereniging of stichting die gelijksoortige belangen behartigt. In deze procedure kan overigens geen collectieve schadevergoeding worden gevorderd. Voorts kan men eventueel in onderhandeling treden met de schadeveroorzaker met het oog op het bereiken van een schikking. In Nederland is met de Wet collectieve afwikkeling massaschade (Wcam) de mogelijkheid gecreëerd schade collectief te verhalen op basis van een schikking rechtstreeks tussen partijen, en die algemeen verbindend te laten verklaren door de rechter. Op basis van een evaluatie van de Wcam (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008–2009, 31 762, nr. 1) heeft de minister van Veiligheid en Justitie een aantal maatregelen aangekondigd die de onderhandelingsbereidheid van partijen om tot een schikking te komen zullen vergroten, en is hiervoor een wetsvoorstel ingediend (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33 126, nr. 3).

Daarnaast heeft de Tweede Kamer op 8 november 2011 de motie Dijksma c.s. (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 14) aangenomen. Deze motie verzoekt de regering om de Kamer een brief te sturen met daarin een stappenplan om te komen tot de toekenning van het recht voor representatieve belangenorganisaties om schade collectief te verhalen, door de Wcam (Wet collectieve afwikkeling massaschade) en het Burgerlijk Wetboek op dit punt aan te passen. Hiermee zou het collectief verhalen van schade bij het ontbreken van een schikking mogelijk worden. De minister van Veiligheid en Justitie (Kamerstuk 33 000 XIII, nr. 165) werkt op dit moment aan het stappenplan, en zal uw Kamer hier in mei een brief over sturen.

In het overleg dat nog deze maand met de providers over de storingsproblematiek wordt gevoerd, zal ik ook het punt van compensatie aan de orde stellen. Hier ligt ook een relatie met de motie Braakhuis-van Dam (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 24 095, nr. 299). Ik zal de Kamer nog vóór het zomerreces over de uitvoering ervan informeren.

Inmiddels is Vodafone op 12 april 2012 naar buiten gekomen met een universeel gebaar naar al haar klanten in de vorm van het aanbieden van een aantal dagen gratis bellen en sms-en.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Veiling & transitie

Vraag:

De leden van de PvdA vragen waarom ik «pas op 4 april dus 12 dagen voordat de veiling van frequenties plaatsvindt en op het moment dat het besluit hiertoe al in het staatsblad is gepubliceerd, met een onderzoek kom waaruit blijkt dat er een transitieperiode van 21 maanden noodzakelijk is om nieuwkomers toe te laten in het 900 MHz-spectrum».

Antwoord:

Uit de vraag blijkt dat er sprake is van een aantal misverstanden. Allereerst is van belang dat de veiling niet al in april, maar in oktober van dit jaar zal plaatsvinden.

Het besluit waarin ik aankondig dat de vergunningen voor mobiele telecommunicatie door middel van een veiling worden verdeeld, en de regels voor deze veiling, heb ik op 6 januari 2012 gepubliceerd, zodra daarover overeenstemming met uw Kamer was bereikt.

Meteen daarna heb ik opdracht gegeven voor een onderzoek naar de benodigde transitieperiode: de tijd die nodig is om de noodzakelijke technische aanpassingen te kunnen doen om over te stappen op de nieuwe vergunningen. Zoals bij verschillende gelegenheden aangegeven is het immers noodzakelijk de huidige vergunninghouders hiervoor voldoende tijd te geven, om grote storingen te voorkomen. Wij hebben vorige week nog ondervonden hoe afhankelijk de maatschappij is van mobiele telecommunicatie. Grootschalige storingen zijn nooit honderd procent te vermijden, maar de overheid moet bij het verdelen van vergunningen de kans op storingen niet vergroten door een te korte transitietermijn te bieden.

Het onderzoek naar de noodzakelijke duur voor de transitieperiode door PA Consulting is eind maart afgerond. Hieruit bleek dat de huidige GSM-vergunningen met 21 maanden zullen moeten worden verlengd om verstoring van de continuïteit van de dienstverlening te voorkomen. Op 4 april heb ik dan ook de conceptvergunningen met de daarop aangepaste ingangsdata gepubliceerd. Ik heb gelijktijdig een brief aan de Tweede Kamer gestuurd waarin ik uitleg dat naar aanleiding van het onderzoek is besloten de vergunningen die in de veiling worden verdeeld, later in te laten gaan. Ook heb ik hierin toegelicht dat de nieuwkomers die vergunningen in de 800 MHz-band of de gereserveerde vergunning in de 900 MHz-band verwerven, hierop niet hoeven te wachten en al meteen in de eerste helft van 2013 aan de slag kunnen.

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie vragen of ik eerder had gedacht dat er geen transitieperiode nodig was.

Antwoord:

Het is altijd duidelijk geweest dat de huidige vergunninghouders de tijd zullen moeten krijgen voor de transitie. In de Strategische nota mobiele communicatie van 10 december 2010 werd al aangekondigd dat gerekend moet worden op een periode van circa 1 tot 2 jaar. Idealiter had de veiling op een eerder moment plaatsgevonden, zodat de benodigde periode binnen de huidige vergunningsduur zou zijn gevallen. Doordat het ruime tijd heeft geduurd voordat er overeenstemming met uw Kamer was over de regels bij de veiling, en doordat benodigde aanpassingen in de veilingsoftware veel tijd in beslag nemen, vindt de veiling nu echter in oktober dit jaar plaats. De vergunningen zullen dus moeten worden verlengd om de transitie mogelijk te maken.

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie vragen of potentiële nieuwkomers voldoende rekening kunnen houden met de transitieperiode bij het voorbereiden van hun bod.

Antwoord:

De aanvraagperiode voor de komende veiling duurt van 16 april tot en met 16 juli 2012. Vanaf 4 april, de datum van bekendmaking van de conceptvergunningen, weten alle partijen, zowel de huidige vergunninghouders als potentiële nieuwkomers, hoe lang de transitieperiode zal duren, en dus wanneer de nieuwe vergunningen in zullen gaan. Daarmee blijft er ruim 3 maanden over om de aanvraag op basis van deze conceptvergunningen voor te bereiden en in te dienen. De veiling start in oktober. Voor het voorbereiden van hun biedingen hebben partijen dus nog langer de tijd (6 maanden). Ik ga er vanuit dat dit voldoende tijd is voor een zorgvuldige voorbereiding.

Vraag:

Ook vragen deze leden waarom het zes maanden moet duren om ruimte te maken voor nieuwkomers die een gedeelte van het spectrum hebben verworven, en welke stappen dienen te worden genomen om het spectrum vrij te maken.

Antwoord:

Deze periode van zes maanden is nodig om de voor een nieuwkomer gereserveerde kavel in de 900 MHz-band zo spoedig mogelijk vrij te maken. Daarnaast is een langere transitieperiode nodig voor het omschakelen naar de frequentieverdeling die uit de veiling voortvloeit. Om in de 900 MHz-band ruimte te maken voor de gereserveerde kavel, krijgen de huidige vergunninghouders tijdens de transitieperiode ander 900-spectrum toebedeeld dan zij nu gebruiken. Ook krijgen enkele vergunninghouders in verband met het vrijmaken van deze kavel minder 900-spectrum verlengd dan zij nu in gebruik hebben. Om te voorkomen dat hierdoor klanten last krijgen van storingen, moeten de vergunninghouders de tijd krijgen om hun netwerken aan te passen aan deze veranderingen. De zendmasten moeten op andere frequenties worden ingesteld, en dat kan niet in één keer. Dat moet stapsgewijs gebeuren om storingen te voorkomen. Het kan voorkomen dat hiervoor ook apparatuur moet worden vervangen. Overigens beginnen de bestaande aanbieders al met deze aanpassingen tijdens de looptijd van hun huidige vergunningen. Zodra de uitslag van de veiling bekend is, wordt duidelijk op welke kavel de nieuwkomer met zijn gereserveerde vergunning terechtkomt en of hij inderdaad zijn vergunning snel in gebruik wil nemen of pas na de langere transitieperiode (bijvoorbeeld omdat hij zelf nog tijd nodig heeft om zijn netwerk aan te leggen). De nieuwkomer heeft dus zelf keuze. Als dit bekend is, starten de huidige vergunninghouders direct met de technische aanpassingen die nodig zijn om de ruimte voor de nieuwkomer snel vrij te maken. Hierdoor kan de vergunning van de nieuwkomer al drie maanden na de oorspronkelijke afloopdatum van de huidige vergunningen ingaan. De huidige vergunningen zouden namelijk, als zij niet verlengd zouden worden, op 26 februari 2013 aflopen.

Vraag:

Voorts vragen deze leden of wordt gecontroleerd of de huidige aanbieders daadwerkelijk het spectrum vrij zullen maken? Zij vragen of er een boete dan wel een andere straf staat op het niet snel genoeg vrijmaken van het spectrum, zowel binnen de genoemde maximale periode van zes maanden als bij een overschrijding daarvan.

Antwoord:

Het vrijmaken van de gereserveerde kavel in de 900-band is niet vrijblijvend. De huidige vergunningen zullen zo worden aangepast, dat de vergunninghouder verplicht is om, indien de verwerver van de gereserveerde vergunning aangeeft snel te willen beginnen, gebruik te maken van ander, en in sommige gevallen minder, spectrum in de 900-band dan hij nu mag gebruiken op grond van de vergunningvoorschriften. Deze verplichting gaat direct na de veiling in. Ook in de verlengde vergunningen zullen deze verplichtingen worden opgenomen. De datum waarop de ruimte voor de gereserveerde vergunning moet zijn vrijgemaakt wordt dwingend in de vergunningvoorschriften opgenomen. Het Agentschap Telecom houdt toezicht op de naleving van de vergunningvoorschriften. Het Agentschap beschikt over verschillende dwangmiddelen bij het niet naleven van deze verplichting. Deze zijn opgenomen in artikel 15.4 van de Telecommunicatiewet (boetes, dwangsommen en intrekken van de vergunning).

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie vragen of verlenging van de huidige GSM-vergunningen wel echt de enige optie is om de continuïteit van dienstverlening te waarborgen, en of er geen andere opties zijn overwogen.

Antwoord:

Het onderzoek van PA Consulting heeft bevestigd dat, om verstoringen in de continuïteit van dienstverlening te voorkomen, de huidige operators bepaalde maatregelen moeten nemen om hun dienstverlening gefaseerd over te zetten van de huidige frequenties naar de frequenties die zij in de veiling zullen winnen. Zij zullen, afhankelijk van hoe verschillend de veilinguitkomst is van de huidige frequentieverdeling, hun zendmasten anders moeten instellen en apparatuur, zoals zendmasten, moeten toevoegen aan het bestaande netwerk. Met name het plaatsen van zendmasten heeft een lange doorlooptijd. Voor deze transitiemaatregelen is volgens het onderzoek van PA Consulting na de veiling nog 21 maanden nodig. Gedurende deze periode waarin de nodige transitiewerkzaamheden plaatsvinden is het noodzakelijk dat de huidige operators gebruik kunnen blijven maken van de huidige frequenties om te voorkomen dat de klant te maken krijgt met uitval van dienstverlening. Dit betekent dat zij hiervoor ofwel zelf een vergunning moeten hebben, ofwel toestemming nodig hebben van de nieuwe vergunninghouder om die frequentieruimte te mogen gebruiken. Door te verlengen zorg ik ervoor dat zij de vergunningen die zij nu hebben, houden om de transitie goed te kunnen uitvoeren, zodat de continuïteit van dienstverlening niet in gevaar komt. Dat is in het belang van alle gebruikers van mobiele telefonie en mobiel internet in Nederland. Theoretisch zouden de vergunningen ook niet verlengd kunnen worden, als de huidige operators tot vrijwillige afspraken kunnen komen met de nieuwe vergunninghouders om gedurende de transitieperiode nog gebruik te mogen maken van hun huidige frequentieruimte. Deze afspraken zouden zo complex zijn, en zo afhankelijk van de medewerking van álle partijen, dat het risico, dat het niet lukt om deze afspraken te maken, onaanvaardbaar groot is. Als het ook maar één partij niet lukt om dergelijke afspraken tot stand te brengen, mag deze aanbieder niet de benodigde frequentieruimte gebruiken en heeft dit tot direct gevolg dat de klanten van die aanbieder niet meer kunnen bellen en internetten. Met het oog op de enorme maatschappelijke en economische belangen bij het voorkomen dat de continuïteit van dienstverlening in gevaar komt, wil ik dit risico niet nemen. Daarom beschouw ik niet-verlengen niet als reële optie en is verlengen de enige optie gebleken om de continuïteit van dienstverlening niet in gevaar te laten komen.

Vraag:

De leden van de PvdA-fractie vragen welke partijen zijn geconsulteerd bij dit besluitvormingsproces.

Antwoord:

Omdat deze besluitvorming dient om te voorkomen dat de abonnees van de huidige operators te maken krijgen met storingen, zijn alleen de huidige vergunninghouders bij de voorbereiding van het transitiebeleid geconsulteerd. Het gaat er immers om dat zij voldoende tijd krijgen om de nodige maatregelen te nemen om over te stappen op de nieuwe vergunningen zonder dat hierbij de continuïteit van dienstverlening in gevaar komt. Om te voorkomen dat de huidige vergunninghouders de daarvoor benodigde tijd zouden overdrijven heb ik hiervoor een onafhankelijke expert ingeschakeld, die de uitspraken van de vergunninghouders heeft getoetst op realiteit. Omdat eventuele nieuwkomers in de transitie geen actieve rol kunnen spelen, zijn zij niet geconsulteerd. Wel is in het belang van een spoedige toetreding tot de markt ervoor gezorgd dat ondanks de verlenging die nodig is voor de transitie, de gereserveerde kavel in de 900-band eerder beschikbaar is als de nieuwkomer daar behoefte aan heeft.

Vraag:

De leden vragen waarom niet de ruimte is genomen om op basis van de resultaten van de veiling transitieafspraken te maken tussen oude en nieuwe vergunninghouders.

Antwoord:

Het kan inderdaad zo zijn dat de transitie bij de ene marktpartij veel omvangrijker is dan bij de andere. Dat hangt er van af of een vergunninghouder precies dezelfde vergunningen wint of geen van zijn huidige frequentieruimte weet te verwerven.

Vraag:

De leden vragen of ik heb overwogen om na afloop van de veiling maatwerkafspraken te maken met de betrokken marktpartijen.

Antwoord:

Dit heb ik wel overwogen, maar hier heb ik van afgezien om meerdere redenen. Het is enorm complex om alle huidige vergunninghouders afspraken te laten maken met de nieuwe vergunninghouders over de transitie. Dat komt doordat over het algemeen alle partijen afhankelijk zijn van de partij die de langste transitieperiode nodig heeft. De ruimte die partijen hebben om eerder over te stappen naar hun nieuwe frequentieruimte wordt bepaald door de huidige vergunninghouder van die frequentieruimte. En die is ook weer afhankelijk van andere partijen. Stel er is een nieuwkomer A die frequentieruimte verwerft die momenteel in gebruik is bij vergunninghouder B. En stel, dat vergunninghouder B kan volstaan met een kortere transitieperiode. Dan zal B bereid zijn om zijn frequentieruimte snel beschikbaar te stellen aan A, mits hij de door hem in de veiling verworven frequentieruimte dan ook al in gebruik kan nemen. De door vergunninghouder B verworven frequentieruimte is echter in gebruik bij vergunninghouder C. C heeft echter 21 maanden nodig voor de transitie. B zal dus toch moeten wachten tot C klaar is met zijn transitie voordat B de door hem gewonnen frequentieruimte in gebruik kan nemen. Tot die tijd zal hij de frequentieruimte die hij nu in gebruik heeft niet kunnen verlaten, want dan kan hij geen diensten meer leveren. Dit betekent dat ook A zal moeten wachten tot C zijn transitiewerkzaamheden heeft voltooid voordat hij de door hem verworven frequentieruimte in gebruik kan nemen.

Daarom zorgt een dergelijke aanpak zeer waarschijnlijk niet voor eerdere ingangsdata van vergunningen. Wel is de kans groot dat partijen eindeloos met elkaar in onderhandeling zijn en al die tijd in onzekerheid verkeren. Daarom biedt een dergelijke aanpak geen zekerheid op het voorkomen van storingen. Dat is niet in het belang van de consument.

Nog een belangrijke reden om af te zien van deze aanpak is dat hierbij pas na de veiling duidelijk wordt hoe de transitie zal verlopen. Dit betekent dat alle deelnemers aan de veiling in onzekerheid verkeren over hoe de vergunningen waar zij op bieden er uit zullen komen te zien. Het moment waarop zij de op de veiling te verkrijgen frequentieruimte daadwerkelijk kunnen gebruiken hangt dan af van de uitkomst van afspraken die pas na de veiling kunnen worden gemaakt.

De door mij gekozen aanpak, om de huidige GSM-vergunningen te verlengen gedurende de transitieperiode, biedt alle deelnemers aan de veiling zekerheid en duidelijkheid over de te verwerven vergunningen. Dit zorgt voor een transparante veiling. Bovendien biedt verlenging de huidige operators zekerheid, zodat zij zich volledig kunnen richten op een zorgvuldige transitie. Daar is de consument uiteindelijk het beste mee geholpen.

Vraag:

Met betrekking tot het bedrag dat voor verlenging van vergunningen zal moet worden betaald, vragen deze leden waarom dit bedrag zal worden afgeleid van de veilingopbrengst van de betrokken vergunningen.

Antwoord:

De veilingopbrengst geeft een objectieve weerspiegeling van de waarde van de vergunningen op dit moment. Het ligt voor de hand dat deze informatie wordt gebruikt bij het bepalen van de hoogte van het bedrag dat voor de verlenging moet worden betaald. Op dit moment wordt onderzocht op welke wijze het bedrag voor de verlenging zal worden afgeleid uit de veilingopbrengst.

Vraag:

De leden vragen daarnaast of het bedrag dat destijds is betaald voor de GSM-vergunningen naar verwachting hoger of lager zal zijn dan het bedrag dat nu voor dezelfde frequenties zal worden betaald. Dat is echter niet te voorspellen.

Storing Vodafone

Vraag:

De leden van de Pvda-fractie hebben gevraagd naar de kosten voor het optuigen van een noodvoorziening door aanbieders van mobiele telefonie zodat bij calamiteiten zoals die Vodafone hebben getroffen in ieder geval het mobiel bellen operationeel kan blijven.

Antwoord:

De hoogte van de kosten voor het optuigen van een noodvoorziening is sterk afhankelijk van de wijze waarop deze noodvoorziening wordt ingevuld. Men kan zich voorstellen dat de kosten voor het aanleggen van een tweede mobiel netwerk beduidend hoger liggen dan het aanhouden van een x-percentage aan reservecapaciteit of het aanbieden van dual simkaarten. De hoogte van de kosten voor een afzonderlijk netwerk of het aanhouden van reservecapaciteit kan ik op dit moment niet kwantificeren. In mijn brief van 4 april jl. heb ik wel aangegeven dat de maandelijkse meerkosten voor een National Roaming SIM – afhankelijk van de provider – enkele euro’s bedragen, en daarnaast hogere kosten voor het gebruik met zich meebrengt.

Dat brengt mij ook op het punt dat gebruikers ook een eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen – om zich te verzekeren van continuïteit van de dienstverlening. Uiteraard vind ik het belangrijk dat voortdurend wordt gewerkt aan een optimale beschikbaarheid van onze netwerken. Echter, uitval van deze netwerken zal nooit 100% te voorkomen zijn en dit zal ook mee moeten worden genomen in de afwegingen die men maakt met betrekking tot te treffen noodvoorzieningen.

Wel maakt deze storing ons als gebruikers meer bewust van de groeiende afhankelijkheid van telefonie en internet (zowel maatschappelijk als economisch). Afgezien van centrale oplossingen voor grote calamiteiten – waarover ik graag in gesprek ga met de providers – is het ook goed om te benadrukken dat gebruikers ook zelf maatregelen kunnen treffen in de vorm van de aanschaf van prepaidtelefoons of het afnemen van een roaming-abonnement. Gebruikers in de grootzakelijke markt sluiten al Service Level Agreements af met betrekking tot beschikbaarheid van telecommunicatiediensten. Afhankelijk van het belang dat men aan de beschikbaarheid ten behoeve van haar eigen bedrijfsvoering hecht, worden bepaalde diensten ook redundant uitgevoerd of sluit men contracten af met meerdere providers.

In de komende gesprekken met de netwerkaanbieders zullen de diverse oplossingen aan bod komen en zullen ook de kostenaspecten worden meegenomen. Ik zal de Kamer over de uitkomsten van deze besprekingen nader informeren.

SOPA

Vraag:

De PvdA-fractie heeft gevraagd of in internationale auteursrechtverdragen het land-van-oorsprong-beginsel van toepassing is.

Antwoord:

Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Volgens artikel 5 van de Berner Conventie geldt bij de omvang van het auteursrecht, alsmede bij de vraag welke rechtsmiddelen aan de rechthebbenden ter beschikking staan, de wetgeving van het land waar de bescherming wordt ingeroepen («lex loci protectionis») . In een concreet geval kan de bescherming dus verder gaan dan die door het land van oorsprong van het werk wordt geboden. Voorts is het in een concreet geval niet uitgesloten dat een verzochte maatregel feitelijk extraterritoriale werking heeft. Zo is het mogelijk dat de Nederlandse rechter een inbreukmaker gelast informatie te verstrekken over inbreuken die zich in andere landen hebben voorgedaan (vgl. Gerechtshof ’s-Gravenhage 28 september 2010, LJN BN8795, r.o. 10.5.) Gezien de globale aard van het internet, is het geenszins uitgesloten dat websites die vanuit Nederland worden gehost, te maken krijgen met buitenlands recht. Omgekeerd geldt overigens hetzelfde: ook buitenlandse websites kunnen te maken krijgen met het Nederlandse recht. Het in de Berner Conventie neergelegde uitgangspunt is een internationaal aanvaarde standaard. Ik zie geen reden om thans een andere weg in te slaan.

De PvdA fractie heeft, onder verwijzing naar de privacyregels, verder gevraagd of er in het geval van regelgeving met extraterritoriale werking sprake moet zijn van reciprociteit, zodat bij voorbeeld niet EU (waaronder Amerikaanse) bedrijven eraan gehouden zijn om ten aanzien van Nederlandse gebruikers de Nederlandse privacyregels te gebruiken.

In het Europese gegevensbeschermingsrecht is bepalend voor de vraag welk land rechtsmacht heeft de plaats van vestiging van degene die verantwoordelijk is voor de verwerking van persoonsgegevens. De vergelijking van de leden van de PvdA-fractie met de regels die gelden voor het auteursrecht gaat hier niet op. Buitenlandse bedrijven, met inbegrip van Amerikaanse bedrijven, die op de Nederlandse markt actief zijn en hier persoonsgegevens verwerken, moeten zich aan de Nederlandse regels over privacybescherming en gegevensverwerking houden. Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) houdt hierop toezicht. In het voorstel voor een nieuwe Algemene verordening gegevensbescherming van de Europese Commissie wordt de rechtsmacht van de EU overigens vergroot tot, onder meer, verantwoordelijken gevestigd buiten de EU die goederen en diensten aanbieden aan betrokkenen in de EU. Die verbreding zal er in de toekomst toe kunnen leiden dat de toepasselijkheid van Europees gegevensbeschermingsrecht in belangrijke mate wordt uitgebreid. Uw Kamer zal over het verloop van de onderhandelingen hierover op gebruikelijke wijze worden geïnformeerd.

Vragen van de leden van de PVV-fractie

Veiling & Transitie

Vraag:

De leden van de PVV-fractie menen dat de veilingregeling een aantal «weeffouten» bevat waardoor de komst van een tweede nieuwkomer volgens deze leden niet is gegarandeerd.

Antwoord:

Anders dan de leden van de PVV-fractie suggereren is er geen sprake van weeffouten. Met uw Kamer is afgesproken om drie vergunningen te reserveren voor nieuwkomers, met een maximum van twee per nieuwkomer. Dit geeft de beste garantie op twee nieuwkomers, zelfs zijn hiermee drie nieuwkomers mogelijk. De regeling schrijft voor dat partijen aangeven welke vergunningen, genoemd in de regeling, zij aanvragen. Dit is onder meer nodig om de uiteindelijke schaarste te bepalen. Voor nieuwkomers betekent dit dat zij moeten aangeven welke twee (van de drie) gereserveerde vergunningen zij wensen aan te vragen. Tijdens de veiling kan worden geswitcht naar de derde gereserveerde kavel, mits deze derde kavel ook (door een andere nieuwkomer) is aangevraagd. Pas als een of meerdere gereserveerde vergunningen niet worden aangevraagd, komen zij beschikbaar voor alle aanvragers. Deze regel voorkomt dat essentieel spectrum onnodig onverkocht blijft.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de looptijden van de vergunningen oneindig zijn omdat zij niet in de veilingregels zijn genoemd.

Antwoord:

Het klopt dat de looptijden van de vergunningen niet genoemd zijn in de veilingregeling. Zij worden genoemd in de op 4 april 2012 gepubliceerde ontwerpvergunningen. De looptijd van de (meeste) vergunningen bedraagt 17 jaar. Geen van de vergunningen is oneindig.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie menen dat het kabinet heeft afgezien van gespreide betaling voor de nieuwkomers omdat dit uitgelegd zou kunnen worden als staatssteun en dus niet toegestaan wordt door Europa. Deze leden halen daarbij landen als Frankrijk en België aan waar dat wel gebeurd zou zijn.

Antwoord:

Ik heb echter om andere redenen dan staatssteun afgezien van gespreide betaling. De veilingregeling schrijft voor dat na de veiling het verworven spectrum volledig dient te worden betaald. Volledige betaling direct na de veiling geldt als bewijs dat de business case (van de nieuwkomer) gedurende de looptijd van de vergunning inhoudelijk en financieel op orde is. Het is immers van belang voor de consument dat overtuigd sterke nieuwkomers toetreden die de concurrentie met de bestaande partijen willen maar ook kunnen aangaan. Gespreide betaling kan de kans op speculanten verhogen.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen of ik ten aanzien van het transitiebeleid, en de keuze om de huidige vergunningen 21 maanden te verlengen, overleg heb gehad met potentiële nieuwkomers.

Antwoord:

Alleen de huidige vergunninghouders zijn bij de voorbereiding van het transitiebeleid geconsulteerd. Om een goed oordeel te kunnen vormen over de benodigde transitietijd is het essentieel te beschikken over informatie over de netwerken van de huidige aanbieders. Deze, meestal bedrijfsvertrouwelijke informatie kan alleen worden geleverd door de betreffende aanbieders. Om de door de huidige vergunninghouders geleverde informatie op waarde te kunnen schatten en op basis hiervan een transitie termijn te bepalen heb ik een onafhankelijke expert ingeschakeld. Omdat eventuele nieuwkomers in de transitie geen actieve rol kunnen spelen, zijn zij niet geconsulteerd. Wel is in het belang van een spoedige toetreding tot de markt ervoor gezorgd dat ondanks de verlenging die nodig is voor de transitie, de gereserveerde kavel in de 900-band eerder in kan gaan als de nieuwkomer daar behoefte aan heeft.

Potentiële nieuwkomers geven aan dat een overgangstermijn maximaal zes maanden zou hoeven duren. Uit het onderzoek door PA Consulting is echter gebleken dat dit te kort zou zijn. Een kortere termijn brengt onaanvaardbare risico’s met zich mee voor de continuïteit van dienstverlening. Nieuwkomers kunnen bovendien zonder meer per 1 januari 2013 beginnen in de 800-band, en zes maanden na de veiling met de gereserveerde kavel in de 900-band. Ook is er in de 1800-band, 1 900 MHz-band, 2,1 en 2,6 GHz-band spectrum verkrijgbaar dat per 1 januari 2013 in gebruik kan worden genomen.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vrezen nu dat nieuwkomers op deze manier gedurende een langere periode onnodig klein worden gehouden.

Antwoord:

Dit is zeker niet het geval. In tegendeel, er zijn juist uiterste inspanningen gedaan om nieuwkomers de gelegenheid te geven zo spoedig mogelijk op de markt te komen. Zo kunnen nieuwkomers direct beginnen in de 800-band. Doordat voorzien is in het vrijmaken van de voor een nieuwkomer gereserveerde kavel kunnen nieuwkomers ook in de 900-band snel aan de slag. Daarbij is de keuze of de nieuwkomer in 900 snel aan de slag wil bewust optioneel gemaakt zodat de nieuwkomer afhankelijk van zijn businesscase er ook nog voor kan kiezen de vergunning later in te laten gaan.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen of de veilingregels nog onvolkomenheden bevatten en welke mogelijkheden er bestaan de regels aan de passen na 16 april 2012.

Antwoord:

Op de eerste vraag kan ik de leden van de PVV-fractie geruststellen: de veilingregels bevatten naar mijn idee geen onvolkomenheden. Op 6 januari 2012 zijn de veilingregels gepubliceerd in de Staatscourant. De rectificatie die op 19 januari 2012 is gepubliceerd was niet van inhoudelijke maar van puur redactionele aard. Nu zowel de veilingregeling, het bekendmakingsbesluit als de ontwerpvergunningen zijn gepubliceerd in de Staatscourant is hiermee de noodzakelijke rechtszekerheid gecreëerd. In een regeling kunnen uiteraard altijd wijzigingen worden aangebracht. De leden van de PVV-fractie zullen echter begrijpen dat ik uiterste terughoudendheid betracht met betrekking tot eventuele inhoudelijke wijzigingen. Allereerst aangezien ik daartoe geen inhoudelijke reden zie, daarnaast aangezien wijzigingen in dit stadium een zeer zware wissel trekken op de haalbaarheid van de veiling voordat de huidige vergunningen aflopen. Daarmee wordt de mogelijkheid om snel een nieuwkomer op de markt te brengen vrijwel uitgesloten.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen sinds wanneer ik overleg heb gevoerd met de bestaande vergunninghouders over het migratievraagstuk.

Antwoord:

Deze overleggen met de vergunninghouders en de consultant die het onderzoek heeft uitgevoerd zijn medio januari begonnen en hebben tot eind maart geduurd.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen of het oplossen van het migratievraagstuk nu al meer vertraging oplevert voor nieuwkomers dan het verzoek van de Tweede Kamer om in december 2011 de veilingregels voor nieuwkomers verder aan te scherpen.

Antwoord:

Mijns inziens is dit juist niet het geval. Het verzoek van de Tweede Kamer zou tot gevolg hebben gehad dat de veilingregels later konden worden gepubliceerd en dat de veiling zelf (door noodzakelijke aanpassingen aan de veilingsoftware) op een later moment had kunnen beginnen. Gezien de toen al krappe planning, was het bij wijziging van de regels in december 2011 niet meer mogelijk geweest de veiling af te ronden voor afloop van de huidige vergunningen. Het gevolg zou zijn geweest dat ook het per 1 januari 2013 beschikbare 800-spectrum niet door een nieuwkomer in gebruik zou kunnen worden genomen, puur door het feit dat dan per 1 januari 2013 niet duidelijk zou zijn wie het spectrum verworven had.

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of een nieuwkomer op de telecommarkt wel voldoende tijd heeft om een eigen positie op te bouwen.

Antwoord:

Met de leden van de PVV-fractie ben ik het eens dat een nieuwkomer op de telecommarkt tijd moet krijgen om een marktpositie op te bouwen. Deze tijd krijgt hij ook van mij: de looptijd van de vergunningen die hij kan verwerven bedraagt immers 17 jaar. Alleen de kavels E en F hebben een korte looptijd. Het gaat hier om aan de Staat teruggevallen UMTS vergunningen die een looptijd hebben tot eind 2016. De betreffende frequentieruimte in de 2,1 GHz-band die nu in gebruik is voor UMTS, wordt in zijn geheel opnieuw uitgeven, naar verwachting in 2015. Het betreft hier al met al een beperkt aantal vergunningen met hoog spectrum (boven de 1 GHz). Er zijn nog 14 gepaarde vergunningen te verwerven in de 1 800 MHz band en 10 ongepaarde vergunningen in de 2,6 GHz-band. Bovendien kan het voorkomen dat een potentiële nieuwkomer reeds over hoog spectrum beschikt, indien hij in april 2011 spectrum heeft verworven bij de veiling van 2,6 GHz-vergunningen.

Motie Van Bemmel en Gesthuizen over open toegang tot de kabel

Vraag:

De leden van de PVV-fractie zien een terughoudende opstelling aangaande de uitvoering van de motie Van Bemmel/Gesthuizen de open kabel (Kamerstuk 24 095, nr. 296). Deze motie vraagt ook om eventuele aanvullende regelgeving of wetgeving op het terrein van de kabel. De leden van de PVV-fractie stellen daarbij dat we niks met Europa te maken hebben en de toegang tot de kabel gewoon hier moeten regelen. De leden wijzen daarbij op de netneutraliteit waar ook niet gewacht is op Europa en stellen voor Nederland gidsland te laten zijn. Deze leden vragen eindelijk uitvoering te geven aan de twee amendementen (Kamerstuk 32 549, nr. 18 en nr. 28) en bovengenoemde motie.

Antwoord:

Wat betreft de beide amendementen op het gebied van de kabeltoegang geldt dat deze momenteel als onderdeel van het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen ter behandeling in de Eerste Kamer voorliggen. De plenaire behandeling van dit wetsvoorstel is voorzien op 8 mei aanstaande. Eerder heb ik al aangegeven de beide amendementen «met verve» te zullen verdedigen in de Eerste Kamer en dat is nog steeds mijn intentie. Voor beide amendementen geldt dat er een interpretatie van de Europese regels mogelijk is die er op neer komt dat de amendementen niet in strijd zijn met het Europese recht op het terrein van de elektronische communicatie. Dit komt doordat beide amendementen zich richten op de wederverkoop van het door de kabelmaatschappij geboden programmapakket. Daarvan kan worden betoogd dat het vooral gaat om de geboden programma’s en niet om het transport van die programma’s. Zo bezien is de programmadienst van de kabelmaatschappijen niet te beschouwen als een onder het Europese Telecommunicatiekader vallende elektronische communicatiedienst. Dat is namelijk een dienst die geheel of hoofdzakelijk uit elektronisch transport bestaat (en dus niet hoofdzakelijk uit programma’s). Uiteindelijk zal het Europese Hof van Justitie over de uitleg van de regels moeten oordelen. Verdergaande regulering, dat wil zeggen verdergaand dan de twee genoemde amendementen, zal er op neer komen dat kabelmaatschappijen verplicht worden programma’s van derden voor die derde te transporteren. Bij dergelijke toegangsverplichtingen gaat het dus altijd om een dienst die geheel uit transport bestaat. Dan is het Europese Telecommunicatiekader van toepassing. Een gevolg daarvan is dat de hier aan de orde zijnde toegangsverplichtingen alleen kunnen worden opgelegd door een onafhankelijke toezichthouder op basis van een marktanalyse en dus niet door de wetgever. Dit is een belangrijk verschil met netneutraliteit. Ten aanzien van netneutraliteit laat het Europese kader wel een zekere ruimte om met nationale regelgeving te komen.

090x-klantenservicenummers

Vraag:

De leden van de PVV-fractie vragen of voor 090x-klantenservicenummers niet uitsluitend het verkeerstarief per minuut kan worden voorgeschreven.

Antwoord:

Een vast tarief per gesprek heeft zijn voordelen voor de consument: hij weet namelijk van tevoren precies wat de totale gesprekskosten zijn voor het telefoontje naar de klantenservice, ook als hij een lange, ingewikkelde vraag heeft. Ik heb geen signalen, onder andere gelet op het consumentenonderzoek rond 090x-nummers dat door Intomart is uitgevoerd (TK 2009–2010, 24 095, nr. 255), dat het tarief per gesprek een probleem is. Ik wil deze optie dus niet volledig uitsluiten. In de praktijk wordt bij verreweg de meeste 090x-nummers een tarief per minuut gerekend.

Voortgang NMa-onderzoek en het «high trust» toezicht van OPTA

Vraag:

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar de voortgang van het NMa onderzoek. Worden er binnenkort al resultaten verwacht? Is bekend hoe lang dit onderzoek gaat duren?

Antwoord:

Het onderzoek van de NMa naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet door mobiele aanbieders loopt nog. Wanneer de NMa haar onderzoek af zal ronden, kan ik niet zeggen.

Vraag:

Aangaande de situatie bij KPN en de Opta hebben de leden van de PVV-fractie de volgende bemerkingen. De huidige «high trust»-overeenkomst tussen KPN en OPTA komt er op neer, dat KPN dicteert hoe OPTA toezicht houdt. Dat veroorzaakt een zogenaamde «regulatory capture» en holt effectief toezicht uit. De «compliance-regeling» kan dus beter van tafel en vervangen worden door een sterke toezichthouder, die van aanpakken weet, effectief (ex ante-)toezicht houdt en misbruik van marktmacht voorkomt. De leden van de PVV-fractie verzoeken om een reactie.

Antwoord:

In het kader van high trust is in 2008 tussen KPN en OPTA een compliance- of nalevinghandvest gesloten. De gedachte achter dit handvest is betere naleving met minder toezicht waar dat kan. OPTA eist daarbij dat de onder toezichtgestelde zelf de benodigde maatregelen treft om de regelnaleving te borgen, hetgeen overigens niet wegneemt dat OPTA daarnaast nog actief toezicht houdt. Van een dictaat van KPN over de inrichting en vorm van het toezicht was en is dan ook geen sprake.

Het compliancehandvest bestond dus naast het reguliere toezicht. Het van tafel halen van het compliancehandvest zou betekenen dat er geen afspraken meer zijn over de wijze waarop KPN zich inspant om een goede naleving van de Telecommunicatiewet binnen KPN te bevorderen. Dit is ongewenst. Het compliancehandvest blijft belangrijk en lijkt zeker op dit moment nodig. Daarnaast houdt OPTA sinds enkele maanden verscherpt toezicht op KPN omdat OPTA het risico dat KPN wet- en regelgeving overtreedt hoog inschat. Dit besluit is genomen wegens geconstateerde gedragingen en overtredingen van KPN waartegen inmiddels door OPTA handhavend is opgetreden.

Reactie op verzoek Van Bemmel met betrekking tot de cookiebepaling

Vraag:

Naar aanleiding van de brief die ik 8 maart jl. op verzoek van het lid Van Bemmel aan de Tweede Kamer stuurde (Kamerstukken 32 549, 47) merken de leden van de PVV op dat zij vinden dat OPTA zich niet terughoudend dient op te stellen bij toezicht en handhaving. Zij vinden dat de markt met een afdoende oplossing moet komen voor het op gebruiksvriendelijke wijze verkrijgen van toestemming overeenkomstig de cookiebepaling (artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet, onderdeel van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, Kamerstukken 32 549, A). Zij verwijzen naar nieuwe browsers waarbij de gebruiker van tevoren toestemming moet hebben gegeven om op zijn randapparaat cookies te kunnen plaatsen en lezen.

Antwoord:

Met de leden van de PVV-fractie zie ik de komst van deze nieuwe browsers als een welkome oplossing om op een gebruiksvriendelijke manier toestemming te verkrijgen voor het plaatsen en lezen van cookies. Zolang dergelijke nieuwe software nog niet algemeen in gebruik is bij internetgebruikers kan iemand die cookies wil plaatsen of lezen er nog niet vanuit gaan dat de gebruiker via zijn browser toestemming zal hebben verleend als de cookies door de browser worden geaccepteerd. Met die praktische problemen houdt OPTA rekening bij het toezicht op de verplichting om vooraf toestemming te verkrijgen voor het plaatsen en lezen van cookies.

Dit betekent dat OPTA openstaat voor meer gebruiksvriendelijke wijzen van het verkrijgen van toestemming. Ook zal OPTA rekening houden met Europese ontwikkelingen op dit gebied. OPTA zal bij het oordelen of er op een juiste wijze toestemming is verkregen toetsen of de toestemming vrij gegeven is, voldoende specifiek is en gebaseerd is op voldoende informatie.

Artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet brengt overigens niet met zich mee dat te allen tijde «ondubbelzinnige» toestemming moet worden aangetoond. De hoofdregel is dat vooraf «toestemming» moet zijn verkregen. Op deze hoofdregel is een uitzondering voor technisch noodzakelijke cookies (derde lid van artikel 11.7a), bijvoorbeeld om in een webshop informatie over een bestelling bij te kunnen houden: hiervoor is geen toestemming vereist. Daarnaast is er een rechtsvermoeden ten aanzien van tracking cookies (eerste lid, tweede volzin). De toepassing van tracking cookies wordt vermoed een verwerking van persoonsgegevens te zijn, waardoor op deze cookies de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing is, tenzij de gebruiker aantoont dat hij met de tracking cookies géén persoonsgegevens verwerkt. De Wet bescherming persoonsgegevens bepaalt dat persoonsgegevens alleen mogen worden verwerkt als de betrokkene daar ondubbelzinnige toestemming voor heeft gegeven of als een van de overige vijf gronden voor verwerking wordt voldaan.

Storing Vodafone

Vraag:

De leden van de PVV-fractie hebben gevraagd naar de aanwezigheid van een back-up voorziening, de uitkomsten van de gesprekken met de providers en of wordt voorzien in een schaderegeling voor gedupeerden.

Antwoord:

Vodafone heeft een back-upsysteem voorhanden en heeft dat ingezet. Dat systeem is echter niet pasklaar in te passen als vervanging van een centrale, maar moet worden aangesloten op de zendapparatuur in de centrale. Dit is handwerk en bij een omvangrijke centrale als die in Rotterdam, waar honderden zendmasten op aangesloten zijn, vergt dat veel tijd.

Vraag:

Voorts vragen zij of ik kan vertellen wat de uitkomst is van de gesprekken met de providers? Hoe gaat men dit in de toekomst voorkomen? Is er voorzien in een schaderegeling naar de eventueel gedupeerden?

Antwoord:

Deze gesprekken vinden binnenkort plaats. Het gaat om allereerst een gesprek met de aanbieders van netwerken voor mobiele telecommunicatiediensten en daarnaast om een gesprek dat ik zal faciliteren tussen genoemde aanbieders en de belangbehartigers van de particuliere en klein- en grootzakelijke gebruikers. De inzet van deze besprekingen is om te bezien welke mogelijkheden er zijn om dit soort situaties te voorkomen en bovenal sneller tot herstel te komen. Ook het onderwerp compensatie in geval van storingen staat op de agenda. Inmiddels is Vodafone op 12 april 2012 naar buiten gekomen met een universeel gebaar naar al haar klanten in de vorm van het aanbieden van een aantal dagen gratis bellen en sms-en. Het gebaar past volgens Vodafone bij de duur en aard van de storing.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Storing Vodafone

Vraag:

De leden van de CDA-fractie geven aan dat de netwerkstoring bij Vodafone heeft laten zien hoe afhankelijk consumenten en bedrijfsleven zijn geworden van communicatienetwerken en hebben hierover een aantal vragen gesteld.

Zij vragen of ik een indicatie kan geven van de omvang van de geleden economische schade als gevolg van het langdurig niet beschikbaar zijn van het netwerk van Vodafone voor een groot deel van haar klanten?

Antwoord:

Nee. Het wijdverbreide gebruik van mobiele diensten in de maatschappij heeft als nadeel dat niet exact bekend is welke gebruikers deze diensten gebruiken voor welke activiteiten, privé dan wel zakelijk. Ook is er zeer grote diversiteit in back-upvoorzieningen of alternatieven (vaste lijn of dual sim) waar men tijdens de storing gebruik van heeft gemaakt dan wel daar maatregelen voor heeft getroffen.

Vraag:

Wat is de stand van zaken met betrekking tot een wettelijke compensatieregeling voor consumenten en bedrijven, vergelijkbaar zoals dat ook geregeld is in de luchtvaartsector en in de energiemarkt?

Antwoord:

Zoals ik ook in mijn antwoorden op de eerdere vragen van de heer van Dam november vorig jaar heb aangegeven, voel ik niet voor een wettelijk recht op compensatie in de Telecomwet (2011/2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 441).

Wel heb ik in reactie op de motie Braakhuis- Van Dam (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 24 095, nr. 299) toegezegd met de telecomsector te bezien welke mogelijkheden er zijn om tot oplossingen voor dit soort problemen te komen. Ik ga nog deze maand met de telecomsector aan tafel zitten. Ik denk daarbij aan het opnemen door de telecomaanbieders in de algemene voorwaarden van een vorm van compensatie passend bij de duur en aard van de storing. Nu vindt compensatie veelal bij willekeur plaats. Een aantal telecomaanbieders heeft al wel een dergelijke regeling. Ik zal de Kamer nog vóór het zomerreces over de uitvoering van genoemde motie informeren.

Overigens is Vodafone op 12 april 2012 naar buiten gekomen met een universeel gebaar naar al haar klanten in de vorm van het aanbieden van een aantal dagen gratis bellen en sms-en.

Vraag:

Voorts vragen zij of ik kan aangeven of dergelijke calamiteiten als gevolg van langdurig uitvallen van een deel van het mobiele netwerk, zich ook met een zekere regelmaat in andere Europese lidstaten voordoen en welke maatregelen daar genomen zijn om de gevolgen van dergelijke storingen voor bedrijven en consumenten te beperken? En of wij daarvan kunnen leren?

Antwoord:

Een verstoring als deze doet zich gelukkig sporadisch voor. In Europa zijn wel incidenten bekend met een vergelijkbare impact (Zweden, Italië). De oorzaak in de vorm van een uitgebrande netwerkcentrale is – voorover mij bekend – wel uniek. Het geheel vervangen van een centrale van dergelijke omvang heeft een grotere impact op het herstel van de netwerken dan andere verstoringen waarbij de apparatuur in tact is gebleven. Er zijn andere grote aanbieders in de EU die vergelijkbare back-up voorzieningen als Vodafone in Nederland hebben getroffen. In enkele grote Europese landen waar sprake is van zeer dun bevolkte gebieden wordt de optie van National Roaming ingezet als ondersteuning van het reguliere gebruik en daarmee dus ook in geval van calamiteiten. In dichtbevolkte gebieden – zoals in de regio die op 4 april is getroffen – wordt deze optie niet ingezet. De mogelijkheden om in enige vorm National Roaming toe te passen tijdens een groot incident zal zeker in het overleg met de aanbieders aan de orde komen.

Vraag:

Wijkt Nederland met haar systeem van National Roaming af van andere EU lidstaten? Kan de optie National Roaming in tegenstelling tot Nederland in Italië wel apart worden aangezet in geval van calamiteiten? Hoe groot zijn de technische belemmeringen in Nederland om in geval van calamiteiten, gebruik te kunnen maken van elkaars telecominfrastructuur? Klopt het dat het in Nederland vooral gaat om het maken van goede afspraken tussen de Nederlandse drie Telecomaanbieders die met elkaar goede procedures moeten overeenkomen om bij calamiteiten gebruik te kunnen maken van elkaars infrastructuur?

Antwoord:

Aan National Roaming zijn in Nederland inderdaad kosten verbonden. Daarvoor zal men moeten beschikken over een roaming-abonnement c.q. een aparte simkaart. In enkele EU landen wordt in bepaalde gebieden National Roaming als dienst aangeboden tegen betaling van periodieke abonnementskosten.

Nederland wijkt in die zin af, dat National Roaming hier niet standaard wordt aangeboden. Indien het aangeboden zou worden – vergelijkbaar als in sommige EU landen – dan is de verwachting dat een vergelijkbare vergoedingssystematiek aan de orde zal zijn. Dit is echter aan de betreffende aanbieder om te bepalen.

National Roaming kan niet even worden aangezet bij een calamiteit. Vanwege het grote aantal gebruikers dat ervan gebruik maakt en de grote verkeersstromen die doorgaans bij een calamiteit ontstaan, kan dit resulteren in het overbelast raken van het netwerk of de netwerken waarop wordt geroamd. National Roaming tijdens een calamiteit dient aldus zorgvuldig worden voorbereid. Niet alleen qua techniek wat betreft stabiliteit van het netwerk om de plotselinge toename van gebruikers en verkeer op te vangen. Maar om ook te kunnen bepalen voor welke gebruikers National Roaming nodig is.

Kortom: de technische mogelijkheden zijn aanwezig om National Roaming toe te passen. Of het ook echt wenselijk is de mogelijkheid toe te passen, geldt echter niet zondermeer – en zonder voorbereiding – in het geval van een calamiteit waar het om een zeer groot aantal gebruikers en verkeer gaat. Daarover zal meer inzicht nodig voor zijn en heldere afspraken tussen de aanbieders over de procedurele en organisatorische aspecten van National Roaming. In de gesprekken met de aanbieders zal ik dit punt expliciet aan de orde stellen.

Vraag:

Tot slot vragen deze leden of ik kan aangeven wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de eerste uitkomsten van dit overleg n.a.v. de recente netwerkstoring bij Vodafone?

Antwoord:

De komende weken staat een aantal gesprekken hierover gepland. Ik zal de Kamer informeren zodra de gesprekken hebben geleid tot concrete vervolgstappen maar in elk geval vóór het zomerreces.

Ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken

Vraag:

Onlangs heeft de OPTA het Ontwerpbesluit marktanalyse ontbundelde toegang tot zakelijke glasvezelnetwerken (ook wel Fiber to the Office of FttO genoemd) van 6 oktober 2011, aangeboden aan de Europese Commissie. Bij de vaststelling van dit besluit, wordt het OPTA-beleid ten aanzien van de aanleg van fysieke glasvezelinfrastructuur tot en met 2014 vastgelegd. De Europese Commissie heeft in een persbericht van 21 maart jl. kenbaar gemaakt dat zij niet overtuigd is van OPTA’s conclusies over de markt voor FttO. De Commissie betwijfelt sterk of het besluit van OPTA om de toegang tot het FttO-netwerk van KPN en tot wholesale-breedband van hoge kwaliteit, niet te reguleren, verenigbaar is met de EU-telecommunicatieregelgeving. Volgens de Commissie kan de benadering van OPTA een negatief effect hebben op de mededinging en op de investeringen in glasvezel.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vinden dat het hier gaat om het aanleggen van cruciale infrastructuur die van grote betekenis zijn voor de toekomst van de Nederlandse samenleving en economie. Eerlijke concurrentie op deze markt is noodzakelijk, zodat innovatie, keuzevrijheid en een lage prijs voor afnemers in de toekomst gewaarborgd blijven. Zowel KPN als andere bedrijven hebben hier een belangrijke rol in. De leden van de CDA-fractie zijn terughoudend ten aanzien van overheidsregulering wanneer daar geen strikte noodzaak voor is. De recente ervaringen met de postmarkt hebben echter geleerd dat je als overheid ook te weinig kunt reguleren in een geliberaliseerde markt waardoor je later met ongewenste gevolgen wordt geconfronteerd. Daarom vinden de leden van de CDA-fractie het, gezien de recente berichtgeving en snelle ontwikkelingen op de kabelmarkt, van cruciaal belang dat de OPTA deze markt de komende tijd goed in het oog houdt. Is de minister bereid om in overleg met de OPTA ieder half jaar een rapportage naar de kamer te sturen over de ontwikkelingen op deze markt?

Antwoord:

Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat het hier een belangrijke infrastructuur betreft, maar dat ook terughoudendheid ten aanzien van overheidsregulering gepast is waar er geen strikte noodzaak is. OPTA houdt vanzelfsprekend in het kader van zijn marktanalyses deze markt goed in de gaten. Wat betreft de gevraagde rapportage merk ik op dat OPTA de ontwikkelingen op de markt voor FttO reeds monitort door middel van zijn rapportage inzake de periodieke Structurele marktmonitor, waarvan een openbare versie op OPTA’s website beschikbaar is. Daarnaast heeft OPTA in het betreffende ontwerpbesluit aangegeven de ontwikkelingen op de markt voor FttO intensiever te zullen gaan monitoren.

Zendmastenproblematiek Noord-Nederland

Vraag:

De leden van de CDA-fractie hebben mij gevraagd naar de lessen die zijn getrokken uit de calamiteit met de zendmast te Smilde, in het bijzonder voor wat betreft de veiligheidsaspecten. Daarnaast is gevraagd naar de voortgang van de herbouw van de zendmast Smilde.

Antwoord:

Een belangrijke les is dat de hoge omroepmasten niet kunnen worden gemist. Verder is duidelijk geworden dat er meer regels over het gebruik van de omroepmasten noodzakelijk zijn. Hiervoor heeft NOVEC een nieuwe set voorschriften voor het gebruik van mastruimte voor omroepdoeleinden opgesteld en geïmplementeerd. Het betreft hier een tweetal voorschriften:

1 – «Voorschriften voor het gebruik van masten voor omroepdoeleinden»;

Deze voorschriften zijn een voorwaarde voor medegebruik van de omroepmasten en zijn tot stand gekomen op basis van de input van een onafhankelijk expert, de huurders (Broadcast Partners en KPN TV&Media), Alticom en de gemeente IJsselstein (als milieuvergunningverlener van de zendmast in IJsselstein/Lopik). Waar praktisch mogelijk zijn de voorschriften aangepast aan de wensen c.q. opmerkingen van de betrokken partijen, zolang het voorafgestelde doel, optimale veiligheid van de omroepmasten, niet in het geding kwam.

2 – «Toegangsregels en toezicht werkzaamheden».

Hierdoor is de beveiliging en de wijze waarop huurders toegang tot de masten hebben, aangescherpt. De afspraken regelen daarnaast het toezicht op werkzaamheden. Daarnaast controleert NOVEC de werkzaamheden van elke huurder (in combinatie met de door de huurders ingehuurde aannemers) steekproefsgewijs.

Voor het opstellen van bovengenoemde voorschriften heeft NOVEC externe expertise ingehuurd. Daarnaast heeft NOVEC specialisten op het gebied van veldsterkte, veiligheid en arbeidsomstandigheden in vaste dienst.

NOVEC heeft dus, ook in het huidige samenstel van verantwoordelijkheden, mogelijkheden om eisen te stellen opdat zendmasten veilig en betrouwbaar kunnen worden aangeboden. Ik ga er bovendien vanuit dat alle partijen, van eigenaar tot huurder, groot belang hechten aan de continuïteit van hun inrichtingen. Dat zij daar naar handelen en groot belang hechten aan de veiligheid. Tot slot: bestaande regelgeving staat het maken van afspraken tussen verhuurder en huurder niet in de weg. Het daadwerkelijk afdwingen van afspraken en (huis)regels vindt dus plaats in het private domein. Geschillen zullen uiteindelijk door middel van het civiele recht moeten worden beslecht.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie hebben begrepen dat er in de afgelopen maanden hard is gewerkt aan het herstel van de grote zendmast in Smilde.

Antwoord:

Op een vraag van de CDA-fractie of het waar is dat alle partijen, ondanks de extra meerkosten van € 450 000,- , de versnelde uitvoering van het herstelwerk van de mast in Smilde hebben geaccepteerd, kan ik inderdaad bevestigen dat alle partijen, in een door Agentschap Telecom gefaciliteerd overleg op 21 december 2011, hun steun hebben uitgesproken voor de versnelde herbouw van de mast in Smilde. Ik heb dat ook in mijn brief van 23 december 2011 aangegeven.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie gaven voorts aan dat hen berichten bereiken dat Novec zou weigeren, zonder opgaaf van reden, de gemaakte afspraken na te komen. Zo zouden zenderoperators niet worden toegelaten tot de bouwcommissie. Ook zou Novec weigeren de meerkosten inzichtelijk te maken.

Antwoord:

Tijdens het overleg van 22 december 2011 zijn er goede afspraken gemaakt over onder andere het geven van inzicht in de kosten. Op 9 maart jl. is er conform de afspraken tussen partijen onderling een klankbordgroep bijeen geweest onder leiding van NOVEC. Daar is de stand van zaken besproken en zijn nadere afspraken gemaakt tussen partijen over de versnelde herbouw. Ik heb geen signalen ontvangen dat de gemaakte afspraken niet zouden worden nagekomen. Mede gezien de financiële bijdrage die ik zelf lever aan de versnelde herbouw van de mast in Smilde, laat ik mijn waarnemer in de klankbordgroep, Agentschap Telecom, de uitvoering van de gemaakte afspraken nauwkeurig monitoren. Daarnaast heeft NOVEC veelvuldig contact en overleg met de direct betrokken partijen.

Veiling & transitie

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen of het mogelijk is dat één aanbieder zowel biedt op een vergunning van 2x5 MHz in de 800 MHz band als op de vergunning in de 900 MHz band.

Antwoord:

Het antwoord daarop (uitgaande dat de vraag betrekking heeft op het voor nieuwkomers geserveerde spectrum) is ja, onder de voorwaarde dat er voor beide vergunningen een aanvraag is ingediend (door deze nieuwkomer of door een andere nieuwkomer). Voor alle duidelijkheid: een nieuwkomer mag nooit op drie gereserveerde vergunningen bieden, hooguit op twee. Dit om uw wens, minimaal twee nieuwkomers, maximaal te faciliteren.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie op een situatie waarbij twee nieuwkomers beiden op een 800 MHz-kavel bieden maar waarbij de een slechts bereid is te kopen als hij ook de andere kavel kan kopen.

Antwoord:

In het geval er maar twee nieuwkomers aan de veiling deelnemen en beide hebben in hun aanvraag aangeven dat ze uitsluitend respectievelijk één of twee gereserveerde vergunningen in de 800 MHz willen verkrijgen, dan zijn deze twee nieuwkomers de enige deelnemers aan de veiling die op de gereserveerde 800 MHz vergunningen mogen bieden. Als een nieuwkomer slechts bereid is te kopen wanneer hij beide vergunningen in de 800 MHz band kan bemachtigen, moet hij op beide vergunningen een bod doen. In de situatie die de leden van de CDA-fractie schetsen is dat niet het geval en krijgen beide nieuwkomers indien niet verder wordt geboden elk een vergunning, waarbij de opbrengst dan € 140 is.

Zolang beide partijen in elke primaire biedronde een bod doen op respectievelijk één en twee gereserveerde 800 MHz-vergunningen dan zal de prijs elke ronde verhoogd worden totdat er uiteindelijk een winnaar is. Omdat alleen deze twee partijen op de gereserveerde vergunningen mogen bieden, kan de situatie ontstaan dat de hoogste opbrengst wordt gecreëerd als de partij, die biedingen heeft gedaan op beide vergunningen, behoort tot de winnende combinatie. De prijs per vergunning kan dan lager zijn dan het hoogste bod van de andere partij op één vergunning, maar de totale opbrengst is hoger.

De vraag van de CDA-fractie of 2x10 MHz in de 800 MHz betere, of meer innovatieve kansen biedt dan alleen 2x5 MHz in die band, kan bevestigend worden beantwoord. Indien een nieuwkomer beide vergunningen verwerft, kan hij het potentieel van LTE (Long Term Evolution, de nieuwe generatie van mobiele telefonie en internet) volledig benutten, zeer hoge verbindingssnelheden realiseren en echte breedbandige diensten aanbieden. Indien hij één vergunning in de 800 MHz band verwerft heeft is het nog steeds mogelijk een businesscase te maken en innovatieve diensten aan te bieden, bijvoorbeeld in combinatie met ander laag of hoog spectrum. Innovatie wordt door meerdere factoren bepaald en is niet afhankelijk van de hoeveelheid aaneengesloten spectrum alleen. Zo is bijvoorbeeld ook de mate van concurrentie een factor. Partijen kunnen daarin zelf hun eigen businessafweging maken.

090x-klantenservicenummers

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen wat de maximumtarieven zijn voor het bellen naar 090x-klantenservicenummers, zowel vanaf een vaste telefoon als mobiel. Er zijn geen maximumtarieven voor de verkeerstarieven.

Antwoord:

OPTA reguleert uitsluitend de gespreksafgiftetarieven die telefonieaanbieders onderling bij elkaar in rekening brengen. Het verkeerstarief dat de beller betaalt is afhankelijk van de gekozen telefonieaanbieder. Telefonieaanbieders maken daarbij vaak onderscheid tussen de verkeerstarieven voor gewone (geografische) telefoonnummers en niet-geografische nummers, zoals 090x-nummers. Voor niet-geografische nummers geldt vaak een hoger verkeerstarief. Ik heb regelgeving in voorbereiding waarmee deze tariefdiscriminatie van niet-geografische nummers wordt aangepakt. Het uitgangspunt is dat het verkeerstarief voor het bellen naar niet-geografische nummers, zoals 090x-nummers, niet hoger is dan het verkeerstarief dat een telefonieaanbieder rekent voor het bellen naar geografische telefoonnummers. Deze regelgeving is onderdeel van de implementatie van de nieuwe Telecomrichtlijnen (wetsvoorstel 32 549). De betreffende Algemene Maatregel van Bestuur kan spoedig na de aanvaarding van het genoemde wetsvoorstel door de Eerste Kamer, gepubliceerd worden. De telefonieaanbieders krijgen een overgangstermijn van een jaar om hun tarieven en abonnementen aan te passen.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat de voorgestelde maatregel bedrijven niet aanzet tot het verkorten van wachttijden. Zij vragen naar mogelijkheden om ook de problematiek van lange wachttijden op te lossen. De door mij voorgenomen maatregel richt zich inderdaad uitsluitend op het tarief van 090x-klantenservicenummers, zodat de kosten voor het bellen naar de klantenservice binnen de perken blijven.

Antwoord:

Voor het verbeteren van de wachttijden (en de service in bredere zin) heb ik de branche aangesproken. De Klantenservicefederatie is een zelfreguleringsinitiatief gestart waarmee de kwaliteit van de klantenservice (wachttijden, klanttevredenheid) van individuele bedrijven voor consumenten transparant wordt gemaakt. Hierover heb ik de Kamer in mijn brief van 21 november jl. geïnformeerd (TK 2011–2012, 24 095, nr. 301). Ik ben tevreden dat de sector de handschoen heeft opgepakt en blijf de verdere ontwikkeling van deze zelfregulering nauwlettend volgen. Daarnaast laat ik zelf onderzoek uitvoeren naar de klantenservice in de energie- en telecomsector. Over de resultaten van de eerste meting heb ik de Kamer eind vorig jaar geïnformeerd (TK 2011–2012, 24 095, nr. 301). Voor het zomerreces stuur ik uw Kamer de resultaten van de tweede meting van dit onderzoek. Regelgeving voor wachttijden zou overigens, zoals ik in mijn brief van 25 januari jl. uiteen heb gezet, erg lastig zijn (TK 2011–2012, 33 000 XIII, nr. 161). De grens tussen wachttijd en daadwerkelijk contact is niet scherp te trekken en effectieve handhaving van wachttijdregulering is moeilijk.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen tevens naar de hoogte van het tarief per gesprek. Zij vragen waarom er niet voor is gekozen om het maximumtarief lager te zetten op de mediaan van de totale kosten per callcentermedewerker, namelijk € 1,00.

Antwoord:

Ik heb hier niet voor gekozen, omdat bij gesprekken naar helpdesks ook regelmatig gesprekken voorkomen die langer duren dan een minuut. Bijvoorbeeld als een consument uitgebreide assistentie nodig heeft voor een probleem met zijn computer. De branche geeft aan dat de gemiddelde kosten per callcentermedewerker per minuut € 0,80 tot € 1,20 bedragen. Bij gesprekken langer dan een minuut is het tarief per gesprek van € 1,30 dus niet meer kostendekkend. Overigens wordt bij verreweg de meeste 090x-nummers een tarief per minuut gerekend.

Vraag:

De leden van de CDA-fractie vragen naar het verschil tussen vast en mobiel bellen in combinatie met een vast tarief per gesprek.

Antwoord:

Zowel bij vast als mobiel bellen naar een 090x-nummer is er sprake van verkeerskosten voor de verbinding. Bij mobiel bellen komen deze verkeerskosten bovenop het vaste tarief per gesprek voor de telefonische informatiedienst. Bij bellen vanaf een vaste telefoon daarentegen zijn de verbindingskosten in het tarief per gesprek opgenomen. Dit betekent dat bij bellen vanaf een vaste telefoon de gebelde (het bedrijf met het 090x-nummer) geld moet bijleggen voor de kosten van de verbinding als het gesprek langer duurt.

De door mij voorgenomen specifieke regelgeving voor 090x-klantenservicenummers richt zich uitsluitend op het tarief voor de telefonische informatiedienst. De nadere uitwerking geschiedt in samenspraak met mijn collega van Veiligheid en Justitie, gelet op de implementatie van artikel 21 van de herziene Consumentenrichtlijn, dat een basistarief voor telefonische klantenservice voorschrijft. Over de precieze uitwerking van deze maatregel voer ik ook nader overleg met de branche. Voor de verkeerstarieven van oproepen naar niet-geografische nummers (inclusief 09x-nummers) heb ik reeds regelgeving gereed, zoals ik hierboven uiteen heb gezet.

Onderzoeken van NMa en OPTA richting KPN

Vraag:

De leden van de CDA-fractie constateren dat er momenteel diverse onderzoeken lopen van zowel NMa als OPTA richting KPN. De vraag is wanneer deze onderzoeken afgerond kunnen worden? Het is namelijk niet in het belang van zowel consumenten, bedrijfsleven als ook KPN als de uitkomsten van deze onderzoeken erg lang op zich laten wachten. Is er een mogelijkheid, ook gezien de voorgenomen samenvoeging van de NMa en de OPTA in één organisatie, om de lopende onderzoeken zoveel mogelijk tegelijkertijd af te handelen?

Antwoord:

Het onderzoek van de NMa naar mogelijke overtredingen van de Mededingingswet door mobiele aanbieders loopt. Wanneer de NMa haar onderzoek af zal ronden, kan ik niet zeggen.

Ik ben het met de leden van de CDA-fractie eens dat het niet in het belang van consumenten en het bedrijfsleven is als de uitkomsten van het onderzoek te lang op zich laten wachten. Het vereiste van redelijke termijn (artikel 6 van het EVRM) waarborgt dat dit niet het geval is. Overhaast onderzoek is echter ook niet in het belang van de consument en het bedrijfsleven als dat ertoe leidt dat het besluit uiteindelijk geen stand houdt bij de rechter. Overtredingen van de Mededingingswet zijn lastig te bewijzen. Om slagvaardig en effectief te kunnen optreden tegen mededingingsovertredingen, dient het onderzoek grondig, nauwgezet en gedegen te worden uitgevoerd. Dat vergt de nodige tijd en ik vind dat de NMa die tijd moet nemen.

De OPTA en NMa werken vooruitlopend op de samenvoeging van de NMa, OPTA en Consumentenautoriteit tot de Autoriteit Consument en Markt (ACM) reeds samen waar dat gegeven bestaande wetgeving mogelijk is. Hiertoe is ook een samenwerkingsprotocol tussen NMa en OPTA van kracht. Het volledig gezamenlijk afhandelen van onderzoeken naar dezelfde ondernemingen, voor zover relevant in de onderhavige gevallen, behoort echter nog niet tot de mogelijkheden. Daarvoor is het onder meer nodig dat informatie volledig vrij kan worden uitgewisseld tussen de toezichthouders. De Instellingswet Autoriteit Consument en Markt, die ik eind februari bij uw Kamer heb ingediend (TK 2011–2012, 33 186), voorziet in vrije informatie-uitwisseling binnen de ACM. Mijn streven is de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt op 1 januari 2013 in werking te laten treden.

Vragen van de leden van de SP-fractie

Zendmastenproblematiek Noord-Nederland

Vraag:

De leden van de SP-fractie hebben mij gevraagd naar de voortgang van de herbouw van de oorspronkelijke zendmast en gevraagd of de mast vóór 15 juli 2012 volledig operationeel is en dat de dekking weer op het niveau is van voor de instorting van de zendmast.

Antwoord:

De herbouw van de oorspronkelijke zendmast loopt nog volgens schema. Zoals ik in mijn brief van 23 december 2011 (TK 2011–2012, 24 095, nr. 308) heb gemeld zal de mast rond de zomer in gebruik worden genomen. Inmiddels is door Novec de datum van ingebruikname vastgesteld op 1 augustus 2012. Als de zendmast operationeel is dan zal de dekking ook weer op het niveau zijn van vóór de instorting op 15 juli 2011.

090x-klantenservicenummers

Vraag:

De leden van de SP-fractie vragen naar mogelijke risico’s van de voorgestelde tariefmaatregel voor 090x-klantenservicenummers. Zij vragen hoe kan worden voorkomen dat bedrijven mogelijk minder personeel inzetten met als gevolg kans op langere wachttijden.

Antwoord:

In België is in 2007 een vergelijkbare maatregel voor klantenservicenummers van kracht geworden. Dit heeft geen merkbaar negatief effect gehad op de service. In de Nederlandse markt zijn er nu reeds 0900-nummers waarvoor alleen het verkeerstarief wordt gerekend. Bedrijven zullen terughoudend zijn met bezuinigen op de klantenservice. Slechte service kost immers klanten. De branche is zich hiervan zeer bewust, zoals blijkt uit het zelfreguleringsinitiatief van de Klantenservicefederatie, waarmee de kwaliteit van de klantenservice (waaronder wachttijden) van individuele bedrijven voor consumenten transparant wordt gemaakt. Verder hou ik zelf ook de vinger aan de pols, bijvoorbeeld met het onderzoek door Intomart naar de telefonische klantenservice in de telecom- en energiesector.

SOPA

Vraag:

De SP-fractie heeft gevraagd of ik het concept wetsvoorstel SOPA verwerp omdat dit de mogelijkheid biedt om grote inbreuken te maken op de internetvrijheid en welke bevoegdheid de Amerikaanse overheid krijgt om op te treden tegen Nederlandse websites die zich (gedeeltelijk) richten op de VS.

Antwoord:

Dit wetsontwerp heeft betrekking op handhaving van met name auteursrechten op het internet. In het algemeen kan hierover opgemerkt worden dat de bescherming van auteursrechten en de mogelijkheid om op internet te opereren elkaar niet in de weg dienen te staan en dat hiertussen een zorgvuldige balans gevonden moet worden. Dit is het leidende uitgangspunt voor het Nederlandse beleid ter zake. Daarbij staat voorop dat ik een vrij en open toegankelijk internet van groot belang acht.

Zoals ik in mijn brief van 20 januari jl. heb aangegeven was het niet mogelijk om uitspraken over het wetsvoorstel SOPA en de mogelijke effecten ervan te doen. De felle reacties op dit wetsvoorstel en de intensieve discussies naar aanleiding daarvan, ook in de VS zelf, hebben er inmiddels toe geleid dat de behandeling van dit wetsvoorstel in het Congres is stilgelegd en dat dit wetsvoorstel, naar verwachting in sterk gewijzigde vorm, pas na de komende presidentsverkiezingen weer in behandeling genomen zal worden. Nu er zoveel onzekerheid is over dit wetsvoorstel en de inhoud ervan acht ik het nog steeds voorbarig om over de inhoud en mogelijke effecten ervan uitspraken te doen.

Vraag:

De leden van de SP hebben verder gevraagd of ik het uitgangspunt van een vrij en toegankelijk internet bij de Amerikaanse autoriteiten onder de aandacht heb gebracht en wat hun reactie was.

Antwoord:

Nu de behandeling van SOPA en de twee andere wetsvoorstellen in het Congres, die dezelfde materie beogen te regelen1, vooralsnog stil ligt, is er geen aanleiding geweest voor mij om de Amerikaanse autoriteiten hierover te benaderen. Wel is in een ambtelijk overleg met vertegenwoordigers van de Amerikaanse overheid erop gewezen dat de behandeling van SOPA in het Congres ook in Nederland tot veel publiciteit heeft geleid en tot parlementaire vragen. Hiervan is toen met belangstelling kennis genomen.

Ik vestig er overigens de aandacht op dat het Witte Huis heeft aangegeven dat het wetgeving zal tegenhouden die beperkingen oplegt aan de vrijheid van meningsuiting en die het open, dynamische en innovatieve karakter van het internet kan ondermijnen. In zo een benadering waarin ruimte wordt gelaten voor een open en dynamisch internet kan ik mij goed vinden.

Het verscherpte toezicht van OPTA op KPN

Vraag:

De leden van de SP-fractie zouden graag meer informatie ontvangen over het ingrijpen van OPTA bij KPN vanwege nog onbekende redenen. Uit het persbericht van KPN blijkt dat KPN en de OPTA niet tot een schikking zijn weten te komen. De juridische procedure zal dan dus ook niet worden beëindigd. Kan aangegeven worden hoe de voortgang is van de juridische procedures bij OPTA en wanneer meer informatie kan worden verwacht over de verdachte gedragingen van KPN?

Antwoord:

Op 21 december 2011 heeft OPTA bekendgemaakt dat KPN onder verscherpt toezicht is geplaatst. Dit omdat OPTA het risico dat KPN wet- en regelgeving overtreedt hoog inschat op basis van door OPTA geconstateerde gedragingen. Ik heb u 19 januari jl. daar een brief over gestuurd (TK 2011–2012, 24 095, nr. 310). In die brief heb ik één van de overtredingen die aanleiding was voor het verscherpte toezicht genoemd. Ik kan op dit moment niet meer inzicht geven over de aard en omvang van andere overtredingen vanwege lopende juridische procedures tegen openbaarmaking van die overtredingen. Afhankelijk van de voortgang van de juridische procedures zal OPTA de gedragingen van KPN die aanleiding waren voor het verscherpte toezicht, openbaar maken.

Storing Vodafone

Vraag:

Met betrekking tot de Vodafone-storing hebben de leden van de SP-fractie gevraagd of de uitkomsten van het Nationaal Continuïteitsoverleg Telecom aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

Antwoord:

De komende weken vinden diverse gesprekken plaats met zowel aanbieders van mobiele telefoniediensten als belangbehartigers van de particuliere en klein- en grootzakelijke gebruikers. De inzet van deze besprekingen is om te bezien welke mogelijkheden er zijn om dit soort situaties te voorkomen en bovenal sneller tot herstel te komen. Ik zal de Kamer informeren zodra de gesprekken hebben geleid tot concrete vervolgstappen maar in elk geval vóór het zomerreces.

Veiling & transitie

Vraag:

De leden van de SP-fractie vragen waarom het gereserveerde kavel in de 900 MHz-band binnen zes maanden kan worden vrijgemaakt, terwijl voor de overige in gebruik zijnde kavels een transitieperiode van 21 maanden na het verloop van de vergunningen nodig is.

Antwoord:

Deze termijnen zijn nodig om de dienstverlening over te zetten naar andere frequenties. Het verschil heeft te maken met de hoeveelheid maatregelen die moeten worden genomen om het netwerk geschikt te maken voor de nieuwe/andere frequenties. Voor het vrijmaken van de gereserveerde kavel zijn slechts beperkte aanpassingen nodig. Simpel gezegd moeten de instellingen van het bestaande antennepark van de huidige 900 MHz-frequenties worden omgezet naar de 900 MHz-frequenties die de vergunninghouder tijdens de transitieperiode moet gebruiken. Dat hier alsnog zes maanden voor nodig is, komt doordat deze omzetting gefaseerd moet plaatsvinden om storingen te voorkomen.

De periode van 21 maanden is gebaseerd op de situatie waarin een bestaande vergunninghouder in de veiling een heel ander pakket van frequenties verwerft dan hij nu in gebruik heeft. Daarbij is alleen rekening gehouden met situaties waarin de vergunninghouder een vanuit economisch perspectief nog wel realistisch pakket aan frequenties verwerft. Als de vergunninghouder zijn dienstverlening om moet zetten naar andere frequentieruimte kan dit ertoe leiden dat hij zijn netwerk moet uitbreiden door een aanzienlijk aantal masten bij te bouwen. Het bijbouwen van masten kost veel meer tijd dan het aanpassen van de instellingen van de bestaande antenne-inrichtingen.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Afzeggen algemeen overleg Telecommunicatie

Vraag:

De leden van de fractie van D66 hebben hun teleurstelling uitgesproken over mijn verzoek om het algemeen overleg Telecommunicatie om te zetten in een schriftelijk overleg, en vragen om een nadere toelichting.

Antwoord:

Allereerst wil ik u laten weten dat ik het zelf ook jammer vind dat ik mij tot twee keer toe heb moeten afmelden voor het algemeen overleg Telecommunicatie. De reden hiervoor is dat de besprekingen in het Catshuis nog gaande zijn. Zoals ik u eerder heb laten weten heb ik voldoende ruimte in mijn agenda om het algemeen overleg Telecom nog voor het meireces te laten plaatsvinden. Uw Kamer heeft vervolgens besloten het overleg om te zetten in een schriftelijk overleg.

GSM-Rail

Vraag:

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over mogelijke interferentieproblemen op het GSM-R netwerk die kunnen ontstaan bij het toepassen van LTE (Long Term Evolution, de nieuwe generatie van mobiele telefonie en internet) in de 900 MHz-band.

Antwoord:

Ik ben reeds op de hoogte van de vrees voor storingen op het GSM-R netwerk door LTE (maar ook UMTS). Met de D66-fractie hecht ook ik er groot belang aan dat deze storingen zo veel mogelijk worden voorkomen in verband met de potentiële gevolgen voor de veiligheid op het spoor, en voor de economie. Uit Europees onderzoek blijkt dat de storing is te voorkomen door maatregelen te treffen aan zowel de zijde van de GSM-R operators als de UMTS/LTE operator(s). Deze uitkomsten zijn meegenomen in de Europese regelgeving die het gebruik van de 900 MHz-band in Europa harmoniseert. Ik heb van mijn kant, in lijn daarmee, in de nieuwe 900 MHz-vergunningen de voorwaarde opgenomen dat door de vergunninghouders passende bescherming moet worden geboden aan systemen in aangrenzende banden. Met name wordt daarbij gedoeld op het GSM-R netwerk. Agentschap Telecom ziet toe op de naleving daarvan.

Omgekeerd is het ook ProRail die passende bescherming moet bieden aan de 900 MHz vergunninghouders. Het is nu aan de betrokken partijen zelf om nadere afspraken te maken over de wederzijdse aanpak van de problematiek. Gezamenlijk zijn zij in staat om tot de meest efficiënte oplossing te komen. Eventuele storing heeft namelijk een sterk casuïstisch karakter gebonden aan lokale omstandigheden, de betrokken apparatuur, de netwerktypologie, plaatsing van antennes, enz. Omdat deze afspraken, zo is mij gebleken, niet automatisch tot stand komen, heb ik zeer recent, op 11 april 2012 een bijeenkomst belegd met partijen. Daarbij is onder meer veel informatie uitgewisseld, wederzijds begrip gekweekt en afgesproken om binnen een maand na de veiling, als alle 900 MHz vergunninghouders bekend zijn en iedere partij weet welk spectrum hij precies bezit, nader met elkaar op de te maken afspraken zullen ingaan. Ik neem ook voor dat overleg het initiatief. Agentschap Telecom zal in het kader van de aanstaande veiling alvast technische informatie publiceren op de website zodat iedereen die geïnteresseerd is in de 900 MHz vergunningen over de relevante informatie kan beschikken.

Ik zet mij ervoor in dat de genoemde partijen er snel uitkomen. Een convenant, vergelijkbaar met de interferentie op de kabel, zoals de leden van de D66-fractie suggereren, zou een sympathieke oplossing kunnen zijn, maar dit is aan de betrokken partijen.

Ik heb geen onderzoek gedaan naar de hoogte van de kosten die gemoeid zijn met technische maatregelen tegen interferentie, noch heb ik daarvan een opgaaf gekregen van een van de betrokken partijen. De gangbare constructie is dat de partijen zelf de eigen kosten voor hun rekening nemen.

Veiling & transitie

Vraag:

De leden van de D66-fractie vragen om meer informatie over de achtergrond van het voornemen om de frequenties met 21 maanden te verlengen. Zij verzoeken het genoemde onderzoek van PA Consulting naar de Kamer te zenden.

Antwoord:

Gezien de bedrijfsvertrouwelijke informatie die de consultant heeft moeten inwinnen voor het onderzoek, kan ik het rapport niet openbaar maken. Wel kan ik u aanbieden het rapport vertrouwelijk ter inzage te leggen, als uw Kamer dat wenst. Over het onderzoek kan ik melden dat de consultant gesproken heeft met de bestaande vergunninghouders. Alleen de huidige vergunninghouders zijn bij dit onderzoek geconsulteerd omdat deze besluitvorming dient om te voorkomen dat de gebruikers van mobiele telefonie en internet (de abonnees van de huidige operators die gebruik maken van de netwerken van de huidige vergunninghouders) te maken krijgen met verstoring van de continuïteit van de dienstverlening. Om dit te voorkomen moeten de bestaande vergunninghouders voldoende tijd krijgen om de nodige maatregelen te nemen om over te stappen op de nieuwe vergunningen. Om een goed oordeel te kunnen vormen over de benodigde transitietijd is informatie over de netwerken van de bestaande aanbieders essentieel. Daarbij heb ik een onafhankelijke expert ingeschakeld, die de door de aanbieders verschafte informatie kritisch heeft bekeken en op basis daarvan de noodzakelijke transitietermijn heeft bepaald. Omdat eventuele nieuwkomers in de transitie geen actieve rol kunnen spelen, zijn zij niet geconsulteerd. Wel is in het belang van een spoedige toetreding tot de markt ervoor gezorgd dat ondanks de verlenging die nodig is voor de transitie, de gereserveerde kavel in de 900-band eerder in kan gaan als de nieuwkomer daar behoefte aan heeft. Ik geef de nieuwkomer expliciet zelf de keuze om eerder te beginnen.

Vraag:

De leden van de fractie van D66 zijn van mening dat een concurrentie-impuls op de mobiele telecommunicatiemarkt het beste is voor de consument. Zij menen dat nieuwkomers juist benadeeld worden door de gekozen constructie. Immers, als zij een combinatie van frequenties weten aan te schaffen van gereserveerde en niet-gereserveerde kavels, zullen zij enkel stapsgewijs hiervan gebruik kunnen maken en niet direct als volwaardige concurrent kunnen opereren van de gevestigde orde. Een mogelijkheid is een of enkele kavels per 1 januari 2013, vervolgens een of enkele kavels per 1 juli 2013 en daarna een of enkele kavels na 21 maanden. De leden vragen wat de mogelijkheden zijn om de termijn van 21 maanden verlenging alsnog in te korten en welk voorstel de minister dan het meest wenselijk acht.

Antwoord:

Ik deel de mening van de leden van de fractie van D66 niet. De gekozen constructie biedt binnen de randvoorwaarde van het behoud van de continuïteit van de dienstverlening maximale ruimte voor nieuwkomers. Immers nieuwkomers kunnen direct beginnen in de 800-band. Door de mogelijkheid om binnen de 900-band de voor nieuwkomers gereserveerde kavel vrij te maken kan een nieuwkomer, als hij dat wil, ook snel beginnen in de 900-band. Ik geef de nieuwkomer de keuze of hij bij een gemengd pakket van gereserveerde en niet-gereserveerde kavels in de 900-band zijn vergunningen gefaseerd in werking wil laten treden of in zijn geheel na de verlenging. Hiermee kom ik de nieuwkomer zo veel mogelijk tegemoet zonder dat dit leidt tot onaanvaardbare risico’s voor de gebruikers van mobiele telecommunicatie.

Vraag:

De leden van de D66-fractie vragen zich af of er sprake is van een prijsopdrijvend effect bij de veiling van de voormalige Telfort-vergunningen in de 1 800 MHz-band en of de huidige aanbieders hiermee nieuwkomers langer buiten de markt kunnen houden.

Antwoord:

Het klopt dat deze vergunningen al direct in gebruik kunnen worden genomen terwijl de overige 1 800 MHz-vergunningen pas na de verlenging ingaan maar of dit leidt tot een prijsopdrijvend effect dan wel strategisch gedrag van bestaande partijen, valt, in het totaal van de te veilen vergunningen, nog te bezien. Op de eerste plaats is het de vraag of de Telfort-vergunningen voor een nieuwkomer waardevoller zijn dan de overige 1 800 MHz-vergunningen met dezelfde looptijd. Als een nieuwkomer zijn 1 800 MHz-netwerken nog moet opbouwen kan het voor hem juist interessanter zijn om de transitieperiode daarvoor te gebruiken om daarna pas de vergunning in gebruik te nemen. Zo voorkomt hij dat hij effectieve looptijd van de vergunning verliest aan voorbereidingswerkzaamheden. Op de tweede plaats is het de vraag of bestaande partijen de Telfort-vergunningen tegen elke prijs willen bemachtigen om een snelle toetreding van nieuwkomers te voorkomen. Voor de bestaande partijen is het waarschijnlijk het meest aantrekkelijk om te bieden op de frequentieruimte die zij nu al gebruiken. Daarmee besparen zij kosten, zij hoeven immers hun netwerk dan niet aan te passen. Ik vind het dan ook niet nodig om maatregelen te nemen.

Storing Vodafone

Voor wat betreft de storing bij Vodafone hebben de leden van D66 vragen gesteld over de bereikbaarheid van 112, de actuele situatie rond het herstel van het netwerk en naar de mogelijkheden tot het opnemen van een verplichting tot het aanhouden van extra redundantie in het netwerk.

Vraag:

Is er sprake geweest van negatief effect op de bereikbaarheid van 112 voor Vodafonegebruikers?

Antwoord:

In de ochtend van woensdag 4 april is er tussen ongeveer 07:00 uur en 10:00 uur een aantal oproepen in de getroffen delen van het Vodafone netwerk door dat netwerk niet doorgeleid naar de 112-centrale en diende nogmaals een oproep te worden gedaan. Uit continue metingen van het aantal 112 oproepen blijkt dat het aantal (doorgekomen) 112 oproepen in die periode niet afwijkt van dat op andere dagen.

Vraag:

De gebrekkige dienstverlening heeft nog even aangehouden. Kan de minister de Kamer inlichten wanneer de dienstverlening weer volledig operationeel is?

Antwoord:

De herstelwerkzaamheden verliepen moeizamer dan men had verwacht. Uit voorzorg zijn ook extra werkzaamheden verricht die het netwerk stabiel moesten maken. Op 10 april is het netwerk gedurende de spitsuren stabiel gebleven. Op woensdag 11 april heeft Vodafone aangegeven dat het netwerk zo goed als hersteld is. Mobiel bellen, sms’en en internetten in en buiten de regio Rotterdam/Den Haag was mogelijk voor alle klanten. De afgelopen dagen zijn maatregelen doorgevoerd ter versterking van de stabiliteit.

Vraag:

Wat zijn de mogelijkheden van een verplichting in de Telecommunicatiewet voor het inbouwen van extra redundantie in een mobiel netwerk of extra redundantie bij de switchlocatie. Heeft de minister enig inzicht in de mogelijke kosten voor consumenten van een dergelijke maatregel?

Antwoord:

In het kader van Hoofdstuk 14 van de Telecommunicatiewet vindt regulier overleg plaats over beschermende maatregelen voor telecommunicatiediensten. Dit Hoofdstuk 14 heeft betrekking op buitengewone omstandigheden. Thans ligt in de Eerste Kamer een wetsvoorstel tot wijziging voor van de Telecommunicatiewet waarin voor alle aanbieders een verplichting is opgenomen om ook voor reguliere omstandigheden beschermende maatregelen te treffen. Het gaat dan om technische en organisatorische maatregelen ter borging van de beschikbaarheid van netwerken en diensten.

Aangezien dit op eerdere EU- regelgeving is gebaseerd, vindt over een uniforme wijze van invulling van deze verplichting overleg plaats tussen de EU Lidstaten. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de effectiviteit van bepaalde mate van detail van een verplichting voor een maatregel op gebied van redundantie. Voor wat betreft de kosten is een nauwkeurige opgave moeilijk te geven omdat redundantie op vele plaatsen en in vele vormen en in meer of mindere mate in het netwerk ingebouwd kan worden.

De door u gevraagde mogelijkheden zal ik in elk geval meenemen in de besprekingen die komende weken gepland staan met de netwerkaanbieders.

Reactie op verzoek Van Bemmel met betrekking tot de cookiebepaling

Vraag:

De leden van de D66-fractie zeggen verschillende signalen te ontvangen over de toepassing van de cookiebepaling (artikel 11.7a van de Telecommunicatiewet, onderdeel van het wetsvoorstel Wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen, Kamerstukken 32 549, A). Zij vragen hoe mijn brief hierover aan uw Kamer, van 8 maart 2012 (Kamerstuk 32 549 nr 47) zich verhoudt tot de opmerkingen hierover in OPTA’s «Focus op 2012», waarin zij stelt dat zij de nieuwe cookierichtlijn juist zal gaan handhaven.

Antwoord:

In «Focus op 2012» meldt OPTA dat zij de cookiebepaling gaat handhaven. Dat OPTA verantwoordelijk is voor de handhaving van de cookiebepaling is vastgelegd in het wetsvoorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen. De cookiebepaling kent twee elementen: een informatieplicht en het toestemmingsvereiste. Over de informatieplicht bestaat geen onduidelijkheid. Die kan en zal door OPTA worden gehandhaafd. Minder duidelijk is echter hoe de toestemming voor het plaatsen/lezen van een cookie in de praktijk kan worden gegeven, zoals ik in mijn brief ook aangaf. Uiteraard kan toestemming worden verkregen door de eerste keer dat via een website cookies worden geplaatst bijvoorbeeld door middel van een pop-upscherm om toestemming worden gevraagd. In Europees verband wordt gekeken naar meer gebruiksvriendelijke oplossingen, onder andere door browsers geschikt te maken voor het geven van toestemming. OPTA heeft aangegeven, zoals schriftelijk aan de Eerste Kamer is gemeld in de nadere memorie van antwoord, bij dit praktische aspect van de cookiebepaling terughoudendheid in de handhaving te betrachten. Dit betekent dat OPTA openstaat voor meer gebruiksvriendelijke wijzen van het verkrijgen van toestemming. Ook zal OPTA rekening houden met Europese ontwikkelingen op dit gebied. OPTA zal bij het oordelen of er op een juiste wijze toestemming is verkregen toetsen of de toestemming vrij gegeven is, voldoende specifiek is en gebaseerd is op voldoende informatie. Aangezien OPTA een zelfstandig bestuursorgaan is, bepaalt zij overigens zelf waar zij de prioriteiten in de handhaving legt.

Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie

Motie Van Bemmel en Gesthuizen over open toegang tot de kabel

Vraag:

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met zorg kennis genomen van de brief van de minister als reactie op de motie Van Bemmel en Gesthuizen over open toegang tot de kabel. De leden lezen dat de minister schrijft geen aanleiding te zien om met aanvullende voorstellen te komen en vragen of de minister dit kan beargumenteren. Verder vragen de leden of de minister de argumenten van OPTA zoals opgenomen in OPTA’s conceptbesluit deelt. Als dit niet het geval is vragen de leden van de fractie van GroenLinks of de minister bereid is OPTA aanwijzingen te geven om tot een ander oordeel te komen. Ook vragen deze leden of de minister de opvatting deelt dat van een vrije markt geen sprake is op de kabel en dat de operators daardoor hun eisen aan content providers min of meer kunnen opleggen.

Antwoord:

Regulering die verder gaat dan de twee amendementen ten aanzien van de wederverkoop van de programmadienst, zal er op neer komen dat kabelmaatschappijen verplicht worden programma’s van derden voor die derde te transporteren. Bij dergelijke verplichtingen gaat het dus om verplichtingen met betrekking tot een elektronische communicatiedienst, dat wil zeggen een dienst die geheel of hoofdzakelijk uit elektronisch transport bestaat. Dan is zondermeer het Europese Telecommunicatiekader van toepassing. Er is dus niet, zoals ten aanzien van de amendementen wel het geval is, een, overigens nog door het Europese Hof van Justitie te beoordelen, uitleg van de Europese regels mogelijk op grond waarvan het Europese Telecommunicatiekader niet van toepassing is. Een gevolg daarvan is dat de hier aan de orde zijnde toegangsverplichtingen alleen kunnen worden opgelegd door een onafhankelijke toezichthouder op basis van een marktanalyse en dus niet door de wetgever. Daar kan ik niet aan voorbijgaan. Voor wat betreft de marktanalyse van OPTA past mij terughoudendheid en respecteer ik de marktanalyses en onafhankelijkheid van OPTA.

090x-klantenservicenummers

Vraag:

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de kosten van mobiel bellen naar 090x-nummers en het feit dat dit vaak niet binnen de belbundel valt.

Antwoord:

Ik deel de zorg dat bij mobiel bellen naar 090x-nummers het verkeerstarief vaak buiten de belbundel valt en daardoor tot onverwacht hoge rekeningen leidt. Ik heb regelgeving in voorbereiding waarmee dit wordt aangepakt. Het uitgangspunt is dat het verkeerstarief voor het bellen naar niet-geografische nummers, zoals 090x-nummers, niet hoger is dan het verkeerstarief van de betreffende telefonieaanbieder voor het bellen naar geografische telefoonnummers (en het dus ook binnen de belbundel valt). Telefonieaanbieders mogen alleen afwijkende verkeerstarieven rekenen voor het bellen naar niet-geografische nummers als deze zijn gebaseerd op daadwerkelijke extra kosten die zij maken voor de oproep. Het vaste tarief per gesprek mag wel buiten de belbundel worden afgerekend. Dit zijn immers de extra kosten van de telefonische informatiedienst en geen gewone belkosten. Deze regelgeving is onderdeel van de implementatie van de nieuwe telecomrichtlijnen (wetsvoorstel 32 549). De betreffende algemene maatregel van bestuur kan spoedig na de aanvaarding van het genoemde wetsvoorstel door de Eerste Kamer worden gepubliceerd. De telefonieaanbieders krijgen een overgangstermijn van een jaar om hun tarieven en abonnementen aan te passen.

Vraag:

De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast naar het verschil tussen vast en mobiel bellen naar een 090x-nummer met een vast tarief per gesprek. Zij vragen waarom bij vaste telefonie geen verbindingstarief zou hoeven worden gerekend.

Antwoord:

Zowel bij vast als mobiel bellen naar een 090x-nummer is er sprake van verkeerskosten voor de verbinding. Bij mobiel bellen komen deze verkeerskosten bovenop het vaste tarief per gesprek. Bij bellen vanaf een vaste telefoon daarentegen zijn de verbindingskosten in het tarief per gesprek opgenomen. Dit betekent dat bij bellen vanaf een vaste telefoon de gebelde (het bedrijf met het 090x-nummer) geld moet bijleggen voor de kosten van de verbinding als het gesprek langer duurt.

Storing Vodafone

Vraag:

Over de storing bij Vodafone hebben de leden van de GroenLinks-fractie gevraagd naar duiding van het begrip «buitengewone omstandigheden» en geïnformeerd naar de (wettelijke) instrumenten om gebruikers zo snel als mogelijk weer aangesloten krijgen op de netwerken.

De minister kan alleen in geval van buitengewone omstandigheden (zoals oorlog- en crisissituaties) aanbieders aanwijzingen te geven over het exploiteren en het gebruik van de openbare telecommunicatiediensten. De leden zouden graag horen wat de Minister hiervan vindt? Is hij van mening dat dit voldoende is?

Antwoord:

Het verstrekken van aanwijzingen op grond van Hoofdstuk 14 van de Telecomwet aan aanbieders om netwerken in- of uit te schakelen is een ingrijpende maatregel. Deze wordt dan ook alleen toegepast indien sprake is van buitengewone omstandigheden zoals ik die in mijn brief van 4 april heb genoemd. De bepalingen in de Telecomwet moeten in de context van crisis- en noodwetgeving worden bezien. Hoewel sprake was van een forse storing met een stevige impact is een beroep op Hoofdstuk 14 niet aan de orde geweest.

In aanvulling op Hoofdstuk 14 van de Telecomwet – in het thans in de Eerste kamer voorliggende wetsvoorstel tot aanpassing van de Telecomwet – is voor alle aanbieders een verplichting opgenomen om storingen te melden en om ook voor reguliere omstandigheden maatregelen te treffen ter borging van de continuïteit. Daarmee biedt vooralsnog het wettelijk kader voldoende mogelijkheden om de netwerkaanbieders te wijzen op hun verplichtingen. In de komende gesprekken met de aanbieders zullen gezamenlijke oplossingen worden besproken.

Vraag:

Voorts vragen deze leden of ik kan laten onderzoeken of er ook in het geval van dergelijke grote storingen instrumenten kunnen zijn om spoedig de aangesloten consumenten weer toegang te geven tot een telecommunicatienetwerk?

Antwoord:

Vanuit gangbare evaluaties van verstoringen wordt altijd onderzocht of maatregelen gewenst en haalbaar zijn om de gevolgen bij toekomstige verstoringen te beperken. Zoals ik ook in mijn brief van 4 april jl. heb aangegeven, hecht ik groot belang aan de continuïteit van onze telecommunicatienetwerken. Een snel herstel van deze netwerken na een grote storing maakt hier onderdeel van uit. In de komende gesprekken met de netwerkaanbieders wordt nadrukkelijk gekeken naar gezamenlijke oplossingen hiervoor. Dit laat onverlet dat gebruikers ook zelf maatregelen kunnen treffen om in geval van een grote en/of langdurige storing over te kunnen schakelen naar een ander netwerk (roaming-abonnement of een prepaidtelefoon).

Vraag:

De GroenLinks-fractie vroeg ook of ik iets zie in het stellen van eisen aan providers ten behoeve van een back-up-netwerk of verplichte afspraken met andere providers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Het primaire belang van de aanbieders van telecommunicatie is continuïteit van dienstverlening, en daar worden de back-up en herstelmaatregelen op afgestemd. Dergelijke maatregelen kunnen bestaan uit het voorzien in een back-up van systemen of het delen van netwerken. De aanbieders van netwerken voor mobiele telecommunicatiediensten hebben aangegeven graag met mij in gesprek te willen geven over de invulling van dergelijke maatregelen. Ik laat van deze besprekingen afhangen of het noodzakelijk is om hiervoor eisen te stellen of verplichtingen op te leggen aan de providers.

Veiling & transitie

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie naar de argumentatie achter de hogere reserveprijzen dan die zij zelf heeft becijferd, is het antwoord dat de analogie met de UMTS-veilingen in Nederland en Duitsland niet opgaat. Deze veilingen dateren van 12 jaar geleden. De huidige veiling is qua marktomstandigheden, opzet en te veilen spectrum niet met de toenmalige UMTS-veilingen te vergelijken. Bij de vaststelling van de reserveprijzen door een onafhankelijk bureau is daarentegen gekeken naar de op dat moment beschikbare data van vergelijkbare veilingen in Europa, i.e. Duitsland. Indien de gemiddelde kavelopbrengst in Duitsland van iets meer dan € 595 miljoen wordt geprojecteerd op Nederland, uitgaande van de prijs per MHz per hoofd van de bevolking, resulteert dat in een (geprojecteerde) kavelopbrengst in Nederland van € 122 miljoen. Dertig procent daarvan bedraagt € 36,6 miljoen, hetgeen in de veilingregeling is afgerond op € 35 miljoen, de hoogte van de reserveprijs.

Volledige agenda

  • 1. Uitvoering van de motie Van Bemmel en Gesthuizen over open toegang tot de kabel (Kamerstuk 24 095, nr. 307). Brief regering d.d. 15-12-2011, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

  • 2. Oplossing voor ontvangstproblemen in Noord-Nederland (Kamerstuk 24 095, nr. 308). Brief regering d.d. 23-12-2011, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 3. Oplossing voor ontvangstproblemen in Noord-Nederland (Kamerstuk 24 095, nr. 302). Brief regering d.d. 17-11-2011, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen.

  • 4. Informatie over de Regeling veiling mobiele communicatie (Kamerstuk 24 095, nr. 309). Brief regering d.d. 06-01-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 5. Tarifering van de telefonische klantenservice en de haalbaarheid van het gratis maken van de wachttijd bij 090x-(klantenservice)nummers (Kamerstuk 33 000-XIII, nr. 161). Brief regering d.d. 25-01-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 6. Mogelijke effecten van de invoering van de Stop Online Piracy Act (SOPA) in de Verenigde Staten voor Nederlandse burgers en bedrijven (Kamerstuk 29 838, nr. 47). Brief regering d.d. 20-01-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 7. Reactie op verzoek van de leden Van Raak en Gesthuizen over het bericht dat KPN per 21 december 2011 onder verscherpt toezicht van OPTA staat (Kamerstuk 24 095, nr. 310). Brief regering d.d. 19-01-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 8. Reactie op verzoek van Van Bemmel met betrekking tot de cookiebepaling (Kamerstuk 32 549, nr. 47). Brief regering d.d. 08-03-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 9. Storing bij Vodafone op woensdag 4 april 2012 (Kamerstuk 24 095, nr. 312). Brief regering d.d. 04-04-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

  • 10. Veiling mobiele communicatie en transitie (Kamerstuk 24 095, nr. 311). Brief regering d.d. 04-04-2012, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen – Veiling mobiele communicatie en transitie


X Noot
1

PIPA (Protect IP Act) en de OPEN Act (Online Protection and ENforcement of Digital Trade Act).

Naar boven