24 077 Drugbeleid

Nr. 498 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2022

Drugsgebruik is nooit zonder risico voor de gezondheid en draagt bij aan de instandhouding van een criminele drugsindustrie. Dat is voor mij de reden om in te zetten op het voorkomen en verminderen van drugsgebruik. In deze brief werk ik deze inzet nader uit, zoals ik uw Kamer heb toegezegd tijdens het debat over de Hoofdlijnenbrief.1

In mijn aanpak van drugspreventie richt ik mij in lijn met de opgave uit het Coalitieakkoord in het bijzonder ter bescherming van kwetsbare jongeren.2 Onder deze groepen in de samenleving ligt het gebruik relatief hoog. Dit hogere gebruik heeft negatieve gevolgen voor hun gezondheid, sociale relaties, school- en werkprestaties en vergroot het risico om in aanraking te komen met criminaliteit. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om kwetsbare jongeren, zoals dakloze jongeren, jongeren in de jeugdzorg en in justitiële inrichtingen. Goed om te beseffen is dat bij deze groepen vaak niet alleen sprake is van drugsgebruik, maar ook van allerlei andere problemen. Ook studerende jongeren vormen een belangrijke groep: tijdens de coronapandemie kregen velen van hen te maken met sociale en mentale problemen. Drugsgebruik onder studenten wordt ook in verband gebracht met toegenomen stress en prestatiedruk.

Preventie is het meest effectief wanneer wordt ingezet op meerdere risico- en beschermende factoren. Iemand die te maken heeft met meerdere risicofactoren loopt een groter risico om (problematisch) drugs te gaan gebruiken. Beschermende factoren hebben juist een positieve invloed. Het is de mix van risico- en beschermende factoren die de kans beïnvloedt of iemand wel of geen risicogedrag laat zien.

Daarom richt ik mij op een verdere versterking van de preventie aanpak in veel voorkomende settings, zoals het gezin/de thuissituatie, scholen, werk, de uitgaansomgeving en de lokale omgeving van de jongere (de directe leefomgeving). Ik wil daarbij zoveel mogelijk gebruik maken van interventies waarvan de effectiviteit bewezen is.3 Zo probeer ik te voorkomen dat interventies worden uitgevoerd die geen effect sorteren of, in het slechtste geval, juist een averechts resultaat bereiken.

Drugsgebruik is niet onschuldig en draagt bij aan de instandhouding van een criminele drugsindustrie. Niet alleen vanuit het oogpunt van volksgezondheid, maar ook de aanpak van drugscriminaliteit is het zaak zoveel mogelijk te voorkomen dat drugsgebruik als normaal wordt gezien. Mijn inzet op drugspreventie ondersteunt daarmee ook de aanpak van drugscriminaliteit. Immers: hoe minder gebruikt wordt, hoe kleiner de vraag. Een vraag die een gevaarlijke en gewelddadige keten mede in stand houdt. De bestrijding van de criminaliteit die met de productie en handel van drugs gepaard gaat en de ondermijnende effecten die deze criminaliteit op de samenleving heeft, vallen onder de coördinerende verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid. Het hele kabinet zet zich hiervoor in. In april dit jaar zijn de voornemens hieromtrent met uw Kamer gedeeld.4

In deze brief ga ik eerst in op het gebruik van drugs in Nederland. Vervolgens werk ik mijn aanpak in veel voorkomende settings en voor specifieke middelen nader uit. Tot slot ga ik in op de Nationaal Rapporteur Verslavingen en de herstart van het Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS).

Het gebruik van drugs in Nederland

De huidige situatie rond het gebruik van drugs en drugsproblematiek benadrukt het belang van het verder versterken van een effectieve preventieaanpak. De onlangs verschenen Nationale Drug Monitor (NDM) geeft een actueel beeld van het gebruik van drugs, alcohol en tabak in Nederland.5 De meest gebruikte drugs in Nederland zijn cannabis, xtc en cocaïne.

  • Cannabis is in Nederland de meest gebruikte drug. Bijna een kwart (24,6%) van de 18-plussers heeft in 2021 ooit wel eens cannabis (hasj of wiet) gebruikt. In 2021 gaf 8% aan in het laatste jaar cannabis te hebben gebruikt. Onder jongvolwassenen komt cannabisgebruik het vaakst voor: In 2021 heeft iets meer dan de helft (51,9%) van de 25–29 jarigen ooit cannabis gebruikt, vergeleken met een derde van de 18–19-jarigen. Het laatste-jaar-gebruik is het hoogst onder 18–19 jarigen en twintigers.

  • Van de Nederlandse 18-plussers heeft in 2021 9,8% ooit xtc gebruikt. Het laatste-jaar-gebruik steeg tussen 2018 en 2019 van 2,8% naar 3,4%. In 2020 en 2021 zette deze stijging zich niet voort en was het percentage 3,1%. Nederland steekt ver uit boven andere Europese landen in het percentage inwoners dat ooit en in het afgelopen jaar xtc gebruikte.

  • In 2021 had naar schatting 2,0% van de Nederlanders van 18 jaar en ouder in het afgelopen jaar cocaïne gebruikt.

  • In de algemene volwassen bevolking heeft in 2021 7,9% ooit lachgas gebruikt. Naar schatting 1,6% gaf aan in het afgelopen jaar lachgas gebruikt te hebben.

  • Het gebruik van GHB komt in de algemene bevolking in Nederland relatief weinig voor. In 2021 gebruikte 0,4% van de volwassenen in het afgelopen jaar GHB. Daar staat tegenover dat het aantal incidenten met GHB relatief hoog en vaak ernstig van aard is.

Ik heb het Trimbos-instituut de opdracht gegeven extra onderzoek te verrichten naar kwetsbare groepen. Het instituut brengt in kaart welke groepen meer risico lopen op problematisch drugsgebruik en kijkt daarna waar kansen en hiaten liggen voor deze doelgroepen. Ik verwacht eind dit jaar de resultaten met uw Kamer te kunnen delen. Voorts verken ik de mogelijkheid om meer zicht te krijgen op het middelengebruik onder kwetsbare jongeren. Ik gebruik daarbij de ervaringen met de door VWS gefinancierde Regiomonitor drugs en risicojongeren, uitgevoerd door de Hogeschool van Amsterdam. Deze monitor is gestart in 2019 en wordt door Verslavingskunde Nederland (VKN) als een belangrijke aanvulling gezien op het al bestaande kwantitatieve onderzoek naar prevalentiecijfers, omdat preventiewerkers met de resultaten uit de monitor adequater kunnen anticiperen en reageren op (nieuwe) ontwikkelingen in gebruik en risicogedrag. Het kwalitatieve onderzoek geeft een uniek en gedetailleerd beeld van trends in (soms niche) subgroepen die in kwantitatief onderzoek moeilijk waarneembaar zijn.

Aanpak in veelvoorkomende settings

Drugspreventie in het gezin

Omdat ouders meer invloed hebben op het middelengebruik van hun kind dan zij denken, ondersteun ik het Trimbos-instituut met activiteiten gericht op ouders. Hieronder valt begeleiding bij het stellen van regels, het monitoren van gedrag en het voeren van een open communicatie met het kind. Via de website www.helderopvoeden.nl bereikt deze informatie ouders. Ook op de Facebook- en Instagram-pagina’s «Opvoeding & Uitgaan» en via folders animaties kunnen ouders bij deze informatie terecht. De komende jaren zal ik mij extra inspannen om ouders nog meer te ondersteunen in hun opvoedtaak op dit gebied.

Drugspreventie op school

Het schoolprogramma Helder op School geeft scholen handvatten voor een praktische aanpak gericht op preventie van alcohol, tabak en drugs. De kracht van Helder op School ligt in de brede opzet met vier pijlers: beleid, educatie, omgeving en signalering & begeleiding. Helder op School is er voor het primair onderwijs (op indicatie), voortgezet (speciaal) onderwijs en het mbo. De systematiek van Helder op School is ook in te zetten in het hoger onderwijs. Relevante betrokkenen, zoals introductiecommissies, studentenverenigingen en onderwijsinstellingen, vinden hierin informatie om het (risicovol) gebruik van onder meer drugs onder studenten terug te dringen. Er zijn daarnaast thematische informatiesheets ontwikkeld voor studentenverenigingen, onderwijsinstellingen, introductiecommissies en preventieafdelingen van instellingen voor verslavingszorg. Het is mijn streven dat Helder op School op een nog hoger percentage onderwijsinstellingen wordt gebruikt, zodat nog meer jongeren worden bereikt.

Binnen Helder op School betrek ik ook de lessen uit het onderzoek naar middelengebruik onder scholieren in het praktijkonderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs, de residentiële jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen (Explore). Jongeren van deze scholen en instellingen lijken een doelgroep voor vroeg en riskant gebruik van middelen en het later ontwikkelen van verslavingsproblematiek. Uit het onderzoek blijkt dat sinds 2008 sprake is van een sterke daling in het middelengebruik onder leerlingen van het praktijkonderwijs en cluster 4-onderwijs. Verbeterstappen die worden genoemd zijn het beter onder de aandacht brengen van het beschikbare aanbod van educatieve activiteiten, toepassen van een integrale aanpak, en deskundigheidsbevordering. De resultaten van het onderzoek naar middelengebruik in de residentiële jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen volgen de tweede helft van dit jaar en zal ik samen met mijn conclusies met uw Kamer delen.

Drugsgebruik wordt ook in verband gebracht met toegenomen stress en prestatiedruk onder studenten. Samen met de Minister van OCW werk ik aan het ondersteunen van studentenorganisaties en onderwijsinstellingen voor het opzetten van een integrale aanpak op mentale gezondheid en middelengebruik. Daarnaast wordt dit jaar een verdiepend onderzoek uitgezet naar prestatiedruk en stress onder studenten om zo nog meer inzicht te krijgen in de oorzaken en risicofactoren voor deze groep.

Drugspreventie op het werk

Drugs beïnvloeden het handelen van mensen en het gebruik van deze middelen vormt een bedreiging voor de veiligheid op de werkvloer. Werkenden die tijdens hun werk onder invloed zijn van drugs hebben een verhoogd risico om betrokken te raken bij een ongeval dat grote gevolgen kan hebben voor de werknemer zelf én voor andere personen en gebouwen op en zelfs buiten het bedrijfsterrein. Een goed alcohol- en drugsbeleid, met aandacht voor preventie, het gesprek op de werkvloer en waar nodig hulp en begeleiding, kan bijdragen aan het beperken van deze risico’s.

Momenteel bereidt het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een wijziging van de Arbowet voor. Daarmee wordt het mogelijk om onder stringente voorwaarden en voor specifieke functies en functiegroepen bij Brzo-bedrijven op alcohol en drugs te testen. Uitgangspunt van de voorgestane wettelijke regeling is dat de werkgever een goed AD-beleid (alcohol en drugs) binnen zijn/haar bedrijf geïmplementeerd heeft. Dit beleid vormt een noodzakelijke voorwaarde voor het mogen testen.6

Daarnaast verkent het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met werkgevers- en werknemersorganisaties wat er nog meer mogelijk is om drugsgebruik preventief tegen te gaan.

Drugspreventie in het uitgaansleven

Het festivalseizoen is na een periode van lockdowns weer gestart. Er kan het gevoel heersen gemiste festivals in te moeten halen, wat kan leiden tot overmatig middelengebruik. De combinatie van een afgenomen lichamelijke tolerantie voor (alcohol en) drugs en de vele prikkels van een volle festivalweide kan overweldigend en mogelijk schadelijk voor de gezondheid zijn. Preventiewerkers waarschuwen jongeren voor de risico’s van een terugkeer naar het uitgaansleven. Dit gebeurt onder meer met de mede door VWS gefinancierde interventie CelebrateSafe, een platform gericht op het voorlichten van uitgaanders over onder meer alcohol- en drugsgebruik, gehoorschade en seksueel riskant gedrag die zowel online als offline rondom evenementen wordt aangeboden. Ook worden uitgaanders door het Trimbos-instituut voorgelicht op www.drugsenuitgaan.nl.

Aangezien sommige jongeren via het uitgaansleven voor het eerst met drugs in aanraking komen, heeft het Trimbos-instituut in de periode van 2018 tot en met 2021 onderzoek gedaan naar preventie van het eerste gebruik van uitgaansdrugs. Het onderzoek richtte zich op jongeren die (nog) geen drugs gebruiken, maar wel via het uitgaansleven daarmee in aanraking komen, bijvoorbeeld door vrienden die wel drugs gebruiken. Twee nieuwe interventies worden sinds dit jaar ingezet tijdens het huidige festivalseizoen. Het gaat om de interventie Festival Oneliners, voorheen Festivalverleiding genoemd, en de interventie Ik ga lekker. De interventie Festival Oneliners laat jongeren digitaal de belevenissen op een festival zien en daarin actief participeren, waarbij hij/zij ook te maken krijgt met situaties rond drugsgebruik. Het doel is hen voor te bereiden op het bewuster maken van keuzes omtrent drugsgebruik. Ik ga lekker richt zich erop dat jongeren uitspreken dat zij het prima vinden als hun vrienden ervoor kiezen geen drugs te gebruiken. Deze interventies kunnen ook bijdragen aan het minder normaal maken van drugsgebruik.

Lokale drugspreventie

Een aantal gemeenten in Nederland is in 2018 gestart met een pilot op basis van het IJslandse preventiemodel, gesteund door het Trimbos-instituut. Binnen dit model wordt gewerkt met een jaarlijkse cyclus van monitoring, terugkoppeling, beleidsvorming en uitvoering. De monitoring bestaat uit het voorleggen van vragenlijsten aan schoolgaande jongeren over middelengebruik, beschermende factoren en risicofactoren. De resultaten daarvan worden vervolgens binnen enkele maanden gedeeld op gemeentelijk niveau en schoolniveau. Daardoor ontstaat een actueel beeld. Beleidsmakers en lokale stakeholders bespreken daarop de belangrijkste problemen en welke factoren kansen bieden. Ten slotte komen lokale stakeholders, ieder vanuit hun eigen expertise, gezamenlijk tot bestaande en/of nieuwe acties, interventies en maatregelen die een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de gezondheid van de jeugd. Na een succesvol verloop van deze pilot blijven deze gemeentes werken met deze aanpak en gaan er dit jaar nog meer gemeentes met de aanpak aan de slag. De naam wordt veranderd in «Opgroeien in een Kansrijke Omgeving» (OKO). De basis is hetzelfde, maar dan toegespitst op de Nederlandse situatie aan de hand van de lessen uit de pilot.

Verder heeft Verslavingskunde Nederland (VKN) in het kader van het Nationaal Preventieakkoord, in samenwerking met het Trimbos-instituut, het bestaande Basispakket Verslavingspreventie verder ontwikkeld tot het informatie-instrument Lokaal samenwerken aan verslavingspreventie. Dit instrument bestaat uit kwalitatief goede interventies, die bewezen effectief zijn en die passen binnen de preventieketen. VKN adviseert gemeenten over de implementatie van deze interventies, met inachtneming van specifieke vraagstukken die spelen binnen de regionale of lokale situatie.

Tot slot is bij het Trimbos-instituut het Modelplan Lokaal Drugsbeleid in ontwikkeling. Dit modelplan biedt gemeenten een instrument om op basis van bestaande kennis, ontwikkelde aanpakken en evidence based interventies een effectief, lokaal drugspreventiebeleid te ontwikkelen. Dit jaar volgt een eerste versie. Indachtig de samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid georganiseerde Kennistafel Terugdringen Drugsgebruik wordt in 2023 deze versie verder ontwikkeld met daarin meer aandacht voor de overlap tussen de domeinen zorg en veiligheid om zo op lokaal niveau een meer integraal drugsbeleid te kunnen voeren.7 Bij de ontwikkeling van dit plan zal ook aandacht zijn voor het feit dat drugs geen onderdeel zouden moeten zijn van een normale leefstijl om zo op lokaal niveau hier gerichte en evidence based interventies op in te kunnen zetten. Hiermee geven de Minister van Justitie en Veiligheid en ik invulling aan de motie van de leden Voordewind en van Dam.8

Inzet op specifieke middelen

Cannabis

Cannabis is in Nederland de meest gebruikte drug. Naar schatting raakt één op de tien ooitgebruikers van cannabis verslaafd.

Ik verken daarom de mogelijkheden om via gerichte publiekscommunicatie het gebruik van cannabis terug te dringen. Ik zorg er daarbij voor dat de communicatie zich richt op een duidelijk omschreven doelgroep en ook juist die groep bereikt. De communicatie zou een positieve insteek moeten kennen, gericht op self-efficacy en positieve sociale gevolgen van een gezonde keuze. Bij de verdere verkenning betrek ik de ervaringen van de campagnes IkPAS en PUUR rookvrij.

Het Trimbos-instituut heeft een conceptmodel Preventie- en Handhavingsplan Cannabis ontwikkeld dat het komende half jaar in twee gemeenten als pilot getest zal worden en daarna ook gebruikt kan worden in andere gemeenten.9 Op basis van de ervaringen van de pilotgemeenten wordt het model zo nodig aangepast. Andere in gang gezette activiteiten zijn de uitrol van diverse laagdrempelige online zelfhulpinterventies voor diverse doelgroepen met verschillende problematiek. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de instellingen voor verslavingszorg. Ook wordt er samen met de instellingen voor verslavingszorg gewerkt aan ondersteunende materialen voor de communicatie over het experiment met netwerkpartners.

Cocaïne

In de Studentenmonitor Middelengebruik en Mentale Gezondheid zijn studenten begin 2021 bevraagd over onder andere hun cocaïnegebruik. Hieruit blijkt dat 2,6% van de wo- en hbo-studenten afgelopen maand cocaïne heeft gebruikt. 7,5% geeft aan het afgelopen jaar cocaïne te hebben gebruikt. Deze percentages laten zien dat inzet op preventie hard nodig is.

Voor de groep die cocaïne gebruikt in de sociale setting is in het preventiebeleid van belang om de risico’s van cocaïnegebruik te verduidelijken en de voorlichting te verbeteren. Deze groep bestaat uit veelal jongere gebruikers (tussen 20 en 35 jaar) die op niet-regelmatige basis cocaïne gebruiken. Ze doen dit veelal samen met vrienden en bekenden in sociale settings. Voor gebruikers met beginnende problematiek is het ook van belang dat zij laagdrempelig informatie kunnen vinden.

Er is ook een groep voornamelijk oudere gebruikers (tussen 35 en 50 jaar) die al jaren gebruiken (sinds hun 20»er jaren) en hierdoor inmiddels problematiek ondervinden, waaronder moeite met controle over het gebruik. Uit onderzoek blijkt dat veel gebruikers van cocaïne die willen minderen of stoppen met gebruik het lastig vinden om daarbij hulp te vragen of te krijgen. Ik heb het Trimbos-instituut gevraagd om een interventie te ontwikkelen gericht op uitgaanders die willen minderen of stoppen met het gebruik van partydrugs, waaronder cocaïne. Het betreft de ontwikkeling van een digitale interventie die geschikt is voor alle uitgaanders die uitgaansdrugs gebruiken en zowel gericht is op de hoger als de lager opgeleide gebruikers. Doel van deze interventie is om gebruikende uitgaanders te helpen kritisch naar het eigen gebruik te kijken en ze te helpen hun eigen gedrag en sociale omgeving rond gebruik in kaart te brengen. Het is van belang om barrières in het zoeken naar hulp weg te nemen.

Tot slot is voor een groep het onderdrukken van negatieve emoties als verdriet, angst, stress of onrust het hoofdmotief voor het cocaïnegebruik. Zowel binnen de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als binnen de verslavingszorg is kennis en begrip van mentale gesteldheid en psychiatrische stoornissen in samenhang met cocaïnegebruik van belang.

Lachgas

Het gebruik van lachgas is niet zonder risico’s en er is niet zomaar een veilige grens van gebruik vast te stellen. Ook beperkt gebruik kan tot serieuze gezondheidsschade leiden. Van excessief gebruik is bekend dat dit tot ernstige (neurologische) gezondheidsrisico’s leidt, waaronder verlammingsverschijnselen.

Er is tot nu toe veel ingezet op preventie van het gebruik van lachgas. Het Trimbos heeft in opdracht van VWS verschillende materialen ontwikkeld, zoals flyers en video’s voor ouders, gerichte informatie op diverse websites en voor docenten is een factsheet gemaakt. Voor gemeenten, handhavers en preventieprofessionals heeft het Trimbos in 2018 een handreiking opgesteld, die onlangs is geactualiseerd. Ook heeft het Trimbos in 2020 onderzoek gedaan naar het gebruik van lachgas onder jongeren met een niet-westerse migratie-achtergrond. In lijn met de aanbevelingen heeft het Trimbos de bestaande materialen in het Arabisch vertaald en aanvullend onderzoek verricht naar hoe de voorlichting over lachgas voor ouders van jongeren met een Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse achtergrond en/of jongeren met een praktische opleidingsachtergrond verbeterd kan worden. Gelet op de aanhoudende problematiek rondom lachgasgebruik en verkeersdeelname, is in november 2020 de campagne Rij ballonvrij gelanceerd om lachgasgebruik in het verkeer onder jongeren tegen te gaan. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft TeamAlert hiertoe opdracht gegeven. In november 2021 heeft TeamAlert een gerichte vervolgcampagne gelanceerd met als doel een positieve gedragsverandering teweeg te brengen. Met de campagnes zijn in totaal meer dan 1,1 miljoen jongeren bereikt via sociale media, radio, televisie en online media. In 2022 voert TeamAlert wederom campagne om jongeren bewust te maken van de gevaren van lachgas in het verkeer.

Ook geef ik u graag een update over het aanstaande lachgasverbod. Tijdens het tweeminutendebat over lachgas op 11 mei jongstleden (Handelingen II 2021/22, nr. 78, Tweeminutendebat Wijziging van het Opiumwetbesluit en Lijst II, behorende bij de Opiumwet (35 954, nr. 3)) zijn drie moties aangenomen:

  • De motie van de leden Bikker (CU) en Slootweg (CDA) verzoekt de regering alles in werk te stellen om de termijn van acht maanden tot het ingaan van het lachgasverbod in te korten en zo mogelijk, het liefst nog voor de zomer, tot inwerkingtreding van het verbod over te gaan.10 Inmiddels heb ik, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid, een adviesaanvraag bij de afdeling Advisering van de Raad van State ingediend ten behoeve van het lachgasverbod. Ook heb ik het lachgasverbod aangemeld bij de Europese Commissie ten behoeve van de notificatieprocedure. Ik heb de Europese Commissie verzocht om een spoed-notificatieprocedure. Mocht dit verzoek worden ingewilligd, dan zal dit ons enkele weken tijd besparen. Hiermee voer ik de motie van de leden Bikker en Slootweg uit.

  • Daarnaast verzoeken de leden Bikker (CU) en Slootweg (CDA) de regering de effecten van het lachgasverbod en de geboden uitzonderingsgronden te monitoren en bij grootschalig misbruik over te gaan tot verdere aanscherping van de uitzonderingsvoorwaarden.11 Het plan is om drie jaar na inwerkingtreding van het besluit een evaluatie op te nemen in de onderzoeksprogrammering van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid.

    De effecten van het lachgasverbod en de wijze waarop de politie handhaaft zal onderdeel zijn van deze evaluatie. Ik zal uw Kamer te zijner tijd op de hoogte stellen van deze evaluatie.

  • Tot slot verzoeken de leden Rudmer Heerema (VVD) en Michon-Derkzen (VVD) de regering om in overleg te treden met gemeenten om te bevorderen dat zij plaatselijke verboden in hun APV opnemen om te handhaven voordat lachgas aan lijst II wordt toegevoegd om de negatieve effecten van lachgasgebruik op de samenleving zo snel mogelijk terug te dringen.12 Aan deze motie geeft mijn collegaminister van Justitie en Veiligheid uitvoering. In het Strategisch Beraad Veiligheid zal dit punt worden besproken en de VNG worden verzocht om dit onderwerp te adresseren bij gemeentes en het belang hiervan te onderschrijven.

GHB

In 22% van de geregistreerde drugsincidenten in 2017 was er sprake van (onder andere) GHB-gebruik. Gezien het beperkte gebruik in de algemene bevolking is dit een schrikbarend hoog aandeel. Zorgwekkend is ook de mate waarin deze patiënten onder invloed van de drug zijn. Bij de ziekenhuizen en de ambulances is 85–88% van de gebruikers verminderd aanspreekbaar vanwege een matige of ernstige intoxicatie. Op de EHBO-posten steeg het aandeel van matige en ernstige GHB-intoxicaties van 34% in 2009 naar 73% in 2015, en daalde weer naar 65% in 2017. Verslaving aan GHB is hardnekkig en gaat vaak gepaard gaat met multi-problematiek en overlast. Hierbij wordt een groot beroep gedaan op onder andere de verslavingszorg, gemeente en de politie. Om gemeenten te ondersteunen heeft het Trimbos-instituut een casusgerichte aanpak ontwikkeld die goed aansluit bij dit specifieke probleem. Er is een handreiking en een factsheet opgesteld voor gemeenten ten behoeve van de GHB-aanpak. Daarnaast zijn er drie intervisiebijeenkomsten georganiseerd met projectleiders van gemeenten die met de aanpak werken. Aansluitend heeft een webinar plaatsgevonden voor het algemene publiek, waarin de aanpak werd gepresenteerd en ingegaan werd op vraagstukken.

Nationaal Rapporteur Verslavingen

In het coalitieakkoord is aangekondigd dat er een Nationaal Rapporteur Verslavingen wordt ingesteld. Ik heb toegezegd uw Kamer voor het zomerreces te informeren over de vorderingen van het instellen van de Nationaal Rapporteur Verslavingen (NRV), bij deze doe ik deze toezegging gestand.

Ik vind het belangrijk te onderstrepen dat de NRV ingesteld zal worden om de impact van verslavingen beter in beeld te krijgen waarbij het gaat om een brede definitie van verslavingen, zowel aan (psychoactieve) stoffen als tabak, alcohol en drugs, maar ook om gedragingen zoals het onmatig deelnemen aan kansspelen.

De rol van de NRV zal zijn om ontwikkelingen in en de omvang van de verslavingsproblematiek te signaleren. Ook het signaleren van de effecten van beleidsmaatregelen in de aanpak van verslavingsproblematiek horen bij de opdracht. Het samenbrengen van kennis over de maatschappelijke impact van verslavingsproblematiek, aandacht besteden aan de te nemen preventiemaatregelen en het benoemen van hiaten is tevens voorzien voor de NRV. Tot slot zal de NRV overheden en andere relevante partijen over de aanpak van verslavingsproblematiek adviseren.

Om de onafhankelijkheid van de NRV te borgen wordt een taakbesluit opgesteld dat deze zomer in de Staatscourant zal worden gepubliceerd. Daarna kan de Nationaal Rapporteur worden aangesteld en kan deze in de tweede helft van 2022 starten met de voorziene werkzaamheden.

Herstart Landelijk Alcohol en Drugs Informatiesysteem (LADIS)

Ik ben verheugd uw Kamer te kunnen berichten dat de nationale databank LADIS vanaf 1 juli a.s. weer operationeel zal zijn. Op dat moment treedt de wetgeving in werking waarmee een grondslag is gecreëerd voor de gegevensverwerking conform de vereisten van de AVG. De dataverzameling heeft stilgelegen sinds 2016. De gegevens over de verslavingszorg zullen vanaf 1 juli met terugwerkende kracht worden opgehaald bij de zorgaanbieders. Hierdoor kunnen we weer beschikken over actuele cijfers over de aard en omvang van de hulpvraag naar verslavingszorg in Nederland en krijgen we weer een beeld van de ontwikkelingen in de hulpvraag op het gebied van drugs, alcohol en gokken over de afgelopen jaren. Komend najaar zullen de eerste rapportages beschikbaar komen. Ik zal uw Kamer vervolgens nader informeren.

Afsluiting

Het Nederlandse beleid kenmerkt zich door zich te richten op zowel de volksgezondheid als de aanpak van drugscriminaliteit. Het hele kabinet zet zich hiervoor in. De afgelopen jaren is er een toenemend besef dat drugsgebruik bijdraagt aan de instandhouding van een criminele industrie. Zowel vanuit het oogpunt van volksgezondheid als vanuit de aanpak van drugscriminaliteit is het dus zaak zoveel mogelijk te voorkomen dat drugsgebruik onderdeel uitmaakt van een normale leefstijl. Tegelijkertijd is het met het oog op de volksgezondheid van groot belang om de ruimte voor een eerlijk gesprek over drugs te behouden. De Opiumwet is primair gericht op bescherming van de volksgezondheid. Productie, handel en bezit van drugs zijn strafbaar, maar het gebruik van drugs is bewust buiten de werkingssfeer van de Opiumwet gelaten.

Dat is geen vrijbrief om te gebruiken, maar een beschermingsmaatregel om te voorkomen dat wanneer het gebruik van drugs strafbaar is mensen geen hulp zoeken als zij door drugsgebruik lichamelijk, psychisch of sociaal in de problemen komen. Het is een belangrijke verworvenheid dat drugsgebruik bespreekbaar is en dat er realistische, evidence-based preventieboodschappen worden uitgedragen. Zo geven we zowel vorm aan het voorkomen van gebruik als aan het voorkomen van gezondheidsschade door gebruik.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Kamerstuk 35 925 XVI, nrs. 167 en 180.

X Noot
2

De opgave uit het Coalitieakkoord is «Ter voorkoming van problematisch gebruik van drugs zetten we intensiever in op een actieve en effectieve preventieaanpak, in het bijzonder ter bescherming van kwetsbare jongeren.» Zie blz. 21 uit het Coalitieakkoord, bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77

X Noot
3

Zie hierover onder anderen het onderzoek van het Trimbos instituut en het Loketgezondleven.nl.

X Noot
4

Kamerstuk 29 911, nr. 348.

X Noot
5

Zie voor meest recente versie van NDM: Kamerstuk 24 077, nr. 488.

X Noot
6

Kamerstuk 25 883, nr. 432.

X Noot
7

Er bestaan overeenkomsten in de risicofactoren die ten grondslag liggen aan het gebruik van drugs en betrokkenheid bij criminaliteit. Zo is er onlangs een Kennistafel Terugdringen Drugsgebruik georganiseerd waar experts in criminaliteitspreventie en drugspreventie samenkomen om te onderzoeken hoe beide velden elkaar kunnen versterken. Samen met de kennistafel bekijken we wat er nodig is om deze risicofactoren in te perken en daarmee zowel drugsgebruik als criminaliteit te verminderen. De focus ligt hierbij op wetenschappelijk bewezen effectiviteit.

X Noot
8

Kamerstuk 24 077, nr. 442.

X Noot
9

In het kader van het experiment gesloten coffeeshopketen. De Minister van VWS en Justitie en Veiligheid informeren uw Kamer voor het zomerreces van 2022 over de voortgang van het experiment met een gesloten coffeeshopketen.

X Noot
10

Kamerstuk 35 954, nr. 5.

X Noot
11

Kamerstuk 35 954, nr. 6.

X Noot
12

Kamerstuk 35 954, nr. 4.

Naar boven