22 343 Handhaving milieuwetgeving

Nr. 350 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2022

Met deze brief bied ik u het programmaplan aan van het Impulsprogramma Chemische Stoffen (2023 t/m 2026), zoals aangekondigd in mijn brief van 3 juni 2022 (betreffende de evaluatie van het ZZS-emissiebeleid)1.

Hiermee geef ik tevens een reactie op, c.q. invulling aan, enkele moties en toezeggingen:

  • U te informeren over de resultaten van de tweede stap in richting een Integrale Beleidsaanpak Stoffen2 (zie hoofdstuk 3 van het programmaplan);

  • De motie van het lid Grinwis c.s.3 waarin de regering wordt verzocht te onderzoeken of en hoe cumulatie bij de emissie van zeer zorgwekkende stoffen voortaan kan worden meegewogen in de risico-inventarisatie bij vergunningverlening (zie project 6 in het programmaplan);

  • Een reactie op de aangehouden motie van het lid Van Esch c.s.4 met het verzoek om in overleg met de omgevingsdiensten een landelijk toetsingskader te ontwikkelen waarmee ZZS-plannen van bedrijven kunnen worden gecontroleerd (zie project 9 in het programmaplan). Met dit project zal onderzocht worden of een dergelijk toetsingskader wenselijk is.

Het programma omvat 19 projecten. Een aantal projecten in dit Impulsprogramma is mede gebaseerd op de bevindingen uit de Beleidsverkenning Biociden, die u op 8 juli 2022 ontving5. Een uitgebreidere reactie op deze verkenning ontvangt u separaat van deze brief.

Met dit programma wordt de komende jaren een impuls gegeven op het oplossen van een aantal urgente en vaak genoemde problemen, zoals:

  • De cumulatie en verspreiding van diverse stoffen in de leefomgeving raakt (de gezondheid van) mensen en het milieu als één complex geheel, terwijl in vergunningverlening en normstelling stoffen afzonderlijk en per milieudomein (lucht, water, bodem) worden beschouwd. Er zijn nog onvoldoende handvatten om die complexiteit in de leefomgeving ook mee te nemen in maatregelen en vergunningen.

  • Chemische stoffen zijn nuttig en soms zelfs noodzakelijk in de huidige maatschappij, ook in het licht van een aantal transities, maar de productie en het gebruik ervan moet wel met zo min mogelijk risico’s gepaard gaan. Hier zit een spanning tussen maatschappelijke doelen, die vraagt om goed onderbouwde afwegingen op basis van gedegen wetenschappelijke kennis. En het vraagt ook om een benadering vanuit het perspectief van de burger: wat verwacht de burger van die afwegingen?

  • Maatregelen worden soms pas genomen nadat bekend is dat een stof in het milieu een probleem vormt. Het uitgangspunt dat het beter is om risico’s te voorkomen vraagt om innovatieve oplossingen, zowel chemische als niet-chemische. Maar die komen er niet vanzelf, het vraagt om stimuleren en faciliteren van die innovatie.

  • Het voorkomen en verkleinen van milieuproblemen wordt soms ook nog gehinderd door te weinig kennis over (de omvang van) het gebruik van chemische stoffen en de risico’s die die stoffen met zich meebrengen als ze in het milieu terecht komen. Met meer kennis kan beter en sneller gefocust worden op het voorkomen van risico’s.

De winst verwacht ik vooral van het bieden van meer samenhang en het verhelderen en verbeteren van de uitvoering van het beleid:

  • zorgen dat de uitvoerende partijen meer houvast krijgen, met bijvoorbeeld concrete ondersteuning in het delen van kennis;

  • zorgen dat de kans dat Nederland in de toekomst verrast wordt door een omvangrijk probleem met chemische stoffen zo klein mogelijk is;

  • zorgen dat het beleid in Nederland en de inbreng in het Europese beleid goed op elkaar worden afgestemd;

  • zorgen voor een begrijpelijk, samenhangend verhaal over het stoffenbeleid voor iedereen die dat nodig heeft;

  • zorgen voor een basis voor toekomstig beleid dat goed aansluit op het perspectief van de burger.

Daarbij kijk ik letterlijk en figuurlijk over grenzen heen:

  • De Europese Green Deal en daaruit voortvloeiende strategieën en aanpak geven richting en bieden waarborgen voor de interne Europese markt. Wat Europees kan en moet, doen we ook Europees. De inzet daarop gaat onverminderd door.

  • In de nadere invulling en uitvoering op nationaal niveau worden de relevante maatschappelijke uitdagingen natuurlijk ook verbonden. Het beleid gericht op milieurisico’s van chemische stoffen is direct gerelateerd aan het bevorderen van een gezonde leefomgeving (water, bodem, lucht), het terugdringen van CO2-emissies, het invullen van de energietransitie en de transitie naar een circulaire economie.

  • Hierbij zet ik in op nauw contact met de belanghebbenden: de andere overheden, het bedrijfsleven, de kennispartners, de professionele gebruikers, en de burgers die het aangaat. De ideeën die in dit programmaplan zijn beslag hebben gekregen zijn dan ook al besproken met belanghebbenden in diverse stakeholderbijeenkomsten. Bij alle betrokkenen bleek groot draagvlak voor deze samenhangende aanpak en focus.

Het programma is dynamisch en daarmee blijft het mogelijk in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten. In het eerste jaar zal een aantal projecten al gestart zijn of direct starten, terwijl de overige projecten zo snel mogelijk nader ingevuld worden. Daarnaast kunnen lopende het programma nog enkele nieuwe projecten worden toegevoegd, voor zover ze passen binnen de context van éen van de Impulsdomeinen. Vanwege het brede en dynamische karakter van dit programma zal ik u jaarlijks op de hoogte houden van de voortgang.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstuk 22 343, nr. 330.

X Noot
2

Kamerstukken 28 089 en 26 991, nr. 209.

X Noot
3

Kamerstuk 32 813, nr. 833.

X Noot
4

Kamerstuk 22 343, nr. 319.

X Noot
5

Kamerstuk 27 858, nr. 575.

Naar boven