Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juli 2022
Hierbij bied ik u de eindrapportage aan van de beleidsverkenning biociden onder overheids-
en marktpartijen van door hen ervaren knelpunten en voorgestelde oplossingsrichtingen
met betrekking tot het Nederlandse biocidenbeleid.1 Daarnaast ontvangt u de twee onderliggende deelrapportages.2
Biociden vormen een hulpmiddel in het weren en bestrijden van ongewenste organismen.
De middelen zijn vaak belangrijk voor de maatschappij, bijvoorbeeld voor bestrijding
van exotische muggen die ziektes kunnen overbrengen, houtconservering en aangroei-werende
verf op schepen. Echter, de werkzaamheid van deze middelen zit vaak in het bestrijden
van levende organismen, zoals muggen, schimmels of muizen. Hiermee draagt de toepassing
ook bij aan de diffuse emissies van schadelijke chemicaliën en daarmee aan druk op
milieu en gezondheid.
Het biocidenbeleid streeft naar een zo goed mogelijke balans tussen het nut en de
noodzaak van de middelen en het zo veel mogelijk reduceren van de druk op het milieu
en de gezondheid. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is systeemverantwoordelijk
voor het biocidenbeleid en voor de implementatie van de Europese Biocidenverordening
(Verordening (EU) Nr. 528/2012). Deze verordening biedt het kader voor de Europese
harmonisatie en de nationale invulling ervan. Het doel van de verordening is om een
hoog beschermingsniveau te realiseren. Naast deze verordening is Europees de koers
gezet naar het streven van een nulvervuiling in 2050. De Europese Strategie voor Duurzame
Chemische Stoffen biedt een strategisch kader voor het bredere chemische stoffenbeleid,
waar het biocidenbeleid onderdeel van is.
De in de verkenning geconstateerde knelpunten hebben betrekking op de ontwikkeling
en het op de markt brengen van biociden, de handel in en toepassing van biociden,
plaagdierbeheersing en IPM (Integrated Pest Management), de relatie met circulaire
economie en handhaving. De verkenning noemt ook oplossingsrichtingen voor de clusters
«overheidsknelpunten», «knelpunten bij ontwikkeling en op de markt brengen van biociden»
en «knelpunten bij handel in en toepassing van biociden».
Het belang van biociden ligt dus bij een veelheid aan bedrijven, maatschappelijke
actoren en verscheidene overheden. Een breed gedragen biocidenbeleid en bijbehorende
beleidsreactie op deze rapporten is dus noodzakelijk. Daarom wordt het overleg met
de betrokkenen vervolgd. Eerder heb ik u geïnformeerd over het Impulsprogramma Chemische
stoffen en toegezegd voor het einde van het jaar een uitgewerkt programmaplan met
u te delen.3 Gezien de nauwe relatie met het biocidenbeleid zal ik tegelijkertijd Uw Kamer een
uitgebreide beleidsreactie op de aangeboden rapporten doen toekomen.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen