22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 3015 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 januari 2021

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 8 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Mededeling EU Gender Actie Plan III

Fiche: Verordening Data Governance Act (Kamerstuk 22 112, nr. 3016)

Fiche: Mededeling Actieplan Intellectueel Eigendom (Kamerstuk 22 112, nr. 3017)

Fiche: Mededeling Bouwen aan een EU Gezondheidsunie (Kamerstuk 22 112, nr. 3018)

Fiche: Verordening ernstige grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen (Kamerstuk 22 112, nr. 3019)

Fiche: Verordening uitbreiding EMA bevoegdheden (Kamerstuk 22 112, nr. 3020)

Fiche: Voorstel versterking ECDC (Kamerstuk 22 112, nr. 3021)

Fiche: Mededeling Farmaceutische strategie voor Europa (Kamerstuk 22 112, nr. 3022)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Mededeling EU Gender Actie Plan III

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel:

    Gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement en de Raad EU-Genderactieplan (GAP) III – een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid1 en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument:

    25 november 2020

  • c) Nr. Commissiedocument:

    JOIN/2020/17

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A52020JC0017&qid=1608545383508

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie

    Niet opgesteld2

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Buitenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Gendergelijkheid is een kernwaarde van de Europese Unie (EU) en een universeel erkend mensenrecht, alsook een vereiste voor welzijn, economische groei, welvaart, goed bestuur, vrede en veiligheid. Alle mensen, in al hun diversiteit, moeten vrij zijn om het leven te leiden dat zij wensen, zich sociaal en economisch te ontplooien en op voet van gelijkheid te kunnen deelnemen aan en leidinggeven in de samenleving. Er is enige vooruitgang geboekt, maar er blijven diepgewortelde ongelijkheden bestaan, onder meer op het gebied van de basistoegang tot gezondheidszorg, onderwijs en banen, maar ook wat betreft wijdverbreid gender gerelateerd geweld overal ter wereld. Op veel plekken worden de rechten van vrouwen en meisjes ter discussie gesteld en met voeten getreden. Instabiliteit, klimaatverandering, migratie en recentelijk de COVID-19-pandemie zijn enkele van de kritieke factoren die ongelijkheden versterken en de moeizaam geboekte vooruitgang ondermijnen.

Dit nieuwe EU-genderactieplan voor 2021–2025 (GAP III) – dat voortbouwt op de EU-strategie inzake gendergelijkheid 2020–20253 waarin wordt opgeroepen tot een gendergelijk Europa – pleit voor een gendergelijke wereld en vormt een aanvulling op de strategie voor gelijkheid van LHBTIQ’ers4 2020–20255. Het zal de bijdrage van de EU aan de verwezenlijking van SDG 56 op alle interne en externe beleidsterreinen van de EU en in het kader van de Agenda 2030 versterken. GAP III is gericht is op vijf pijlers:

Pijler 1: De inspanningen van de EU voor gendergelijkheid doeltreffender maken als een horizontale prioriteit bij de beleids- en programmeringswerkzaamheden in het kader van het externe optreden van de EU. De Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid bevestigen opnieuw dat 85% van alle nieuwe externe acties tot de verwezenlijking van deze doelstelling zal bijdragen tegen 20257. Dit vereist verdere gender mainstreaming in alle externe beleidslijnen en sectoren en een gender transformatieve8, op rechten gebaseerde en intersectionele benadering9.

Pijler 2: In samenwerking met de EU-lidstaten de strategische betrokkenheid van de EU op multilateraal, regionaal en landniveau bevorderen en gezamenlijk de uitvoering van het GAP III in elk partnerland en elke partnerregio versterken, in nauwe samenwerking met de regeringen van de partners, het maatschappelijk middenveld, de particuliere sector en andere belangrijke belanghebbenden.

Pijler 3: Focussen op belangrijke thematische actieterreinen: elke vorm van gender gerelateerd geweld uitbannen; seksuele en reproductieve gezondheid en rechten bevorderen; de economische en sociale rechten van meisjes en vrouwen versterken en hun empowerment bevorderen; vooruitgang boeken op het gebied van gelijke participatie en leiderschap; de agenda inzake vrouwen, vrede en veiligheid uitvoeren en de uitdagingen aanpakken en de kansen aangrijpen die zich aandienen bij de groene transitie en de digitale transformatie.

Pijler 4: Het goede voorbeeld geven door gender responsief en -evenwichtig leiderschap tot stand te brengen op de hoogste Europese politieke en bestuursniveaus.

Pijler 5: Resultaten rapporteren en bekendmaken, een kwantitatief, kwalitatief en inclusief monitoringsysteem opzetten om de publieke verantwoordingsplicht te versterken, transparantie en toegang tot informatie te waarborgen en meer de aandacht te vestigen op het effect van de werkzaamheden van de EU wereldwijd.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland zet zich in voor gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes (SDG-5) en hanteert dit als doel in alle onderdelen van het Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)-beleid10. Deze agenda kent vier subdoelen.

Subdoel 1: Vergroten deelname van vrouwen aan (politieke) besluitvorming en vrouwelijk leiderschap. Vrouwen moeten kunnen meebeslissen in het maatschappelijke leven en de politiek. Het kabinet steunt organisaties voor vrouwen en door vrouwen die pleiten voor gelijke rechten voor vrouwen en het wegnemen van obstakels voor politieke en economische participatie.

Subdoel 2: Economische empowerment en verbetering van het economische klimaat voor vrouwen. Het kabinet intensiveert de inspanningen om werk en onderwijs mogelijk, toegankelijk, veilig en rendabel te maken voor vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden, en stimuleert vrouwelijk ondernemerschap en het tegengaan van stereotype genderrollen.

Subdoel 3: Preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes. Het kabinet steunt organisaties die zich inzetten om ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen ter discussie te stellen en geweld tegen vrouwen en meisjes te voorkomen en bestrijden. Hierbij worden mannen en jongens betrokken, evenals lokale en religieuze leiders; zonder hen is geen structurele verandering in gendernormen en -relaties mogelijk.

Subdoel 4: Versterking van de rol van vrouwen in conflictpreventie en vredesprocessen, en bescherming in conflictsituaties. In situaties van crisis en conflict ondersteunt Nederland volwaardige deelname van vrouwen aan vredesonderhandelingen en vredesmissies. Ook intensiveert het kabinet de inspanningen voor bescherming, empowerment en toegang tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in noodhulpverlening en humanitaire crises.

Het kabinet zet zich in om deze doelen te bereiken via drie sporen: genderdiplomatie, genderspecifieke programma’s en gender mainstreaming. Nederland is internationaal voorvechter van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes. Nederland is bovendien een donor met durf, en investeert financieel en met diplomatieke inzet in een integrale aanpak van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) als onderdeel van het bredere genderbeleid en de inzet op Sustainable Development Goal (SDG) 5. Ook daarvoor wordt Nederland internationaal en binnen de Europese Unie erkend. In dit NL SRGR-beleid staan vier prioriteiten centraal: 1) Betere toegang tot informatie en keuzevrijheid voor jongeren; 2) Betere toegang tot goede en betaalbare gezondheidsproducten; 3) Betere publieke en private gezondheidszorg, in het bijzonder voor gezinsplanning, zwangerschap, bevalling, inclusief veilige abortus; en 4) Meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van iedereen, met name voor mensen van wie deze rechten niet worden erkend.

Nederland bevordert gelijke rechten van LHBTIQ-personen11 wereldwijd via het Nederlands mensenrechtenbeleid, waarin aandacht voor de gelijke rechten van LHBTIQ personen prioriteit is.

Nederland zet zich via bilaterale en multilaterale kanalen wereldwijd in om strafbaarstelling van homoseksualiteit en genderidentiteit af te schaffen, discriminatie en geweld tegen te gaan en sociale acceptatie te bevorderen.

De Kamer is in de geannoteerde agenda12 voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) van 23 november 2020, evenals het verslag van de RBZ/OS13 geïnformeerd over de (destijds aanstaande) GAP III publicatie en inzet op ambitieuze Raadsconclusies. GAP III is enkele dagen na de RBZ/OS gepubliceerd en de voorzitterschapsconclusies waren op dat moment nog niet bekend. Vandaar dat de Kamer middels dit BNC-fiche voor de volledigheid wordt geïnformeerd.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet onderschrijft het GAP III – een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU. Het kabinet acht het belang van dit GAP III groot en verwelkomt het feit dat GAP III het onderwerp «gender» breed benadert. GAP III doet daarmee recht aan belangrijke en aan elkaar verbonden onderwerpen als gendergelijkheid, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), vrouwenrechten en de gelijke rechten van LHBTIQ-personen.

Wereldwijd staat er druk op vrouwenrechten, gendergelijkheid, gelijke rechten van LHBTIQ -personen en SRGR, ook binnen de EU. Voorbeelden hiervan zijn LHBTIQ-vrije zones en inperking van de abortuswet in Polen, Hongarije die de wettelijke erkenning van transgenders en intersekse mensen verbiedt of het verbod op Genderstudies in Roemenië en Hongarije. Zwaarbevochten rechten van vrouwen, meisjes en LHBTIQ-personen zijn ook in EU- en VN-verband opnieuw punt van discussie. Zo zijn er tijdens verschillende onderhandelingen over EU-Raadsconclusies felle discussies ontstaan waarbij een aantal lidstaten probeerden eerder overeengekomen terminologie (agreed language) op deze thema’s uit de teksten te weren. Dit baart het kabinet zorgen. De EU heeft een belangrijke rol te spelen bij het tegengaan van deze pushback. Coherentie tussen het beleid binnen de EU en in het externe optreden van de EU is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Het kabinet staat pal voor behoud van de EU-waarden en verworvenheden op het gebied van gendergelijkheid, SRGR, vrouwenrechten en de gelijke rechten van LHBTIQ-personen zowel binnen de EU als in het externe optreden.

Met dit EU-genderactieplan geeft de Commissie een sterk signaal af, namelijk dat gendergelijkheid een kernwaarde van de EU is en een universeel erkend mensenrecht. Het doel van het GAP III is de vooruitgang in de richting van gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen en meisjes te versnellen. Het kabinet steunt de Commissie daarin, en zal in de implementatie van GAP III waar mogelijk samenwerken met de Commissie en gelijkgestemde lidstaten. GAP III onderstreept de noodzaak voor de EU om haar leiderschapsrol inzake gendergelijkheid, de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes op multilateraal niveau op te voeren, om deze agenda op internationale fora vooruit te helpen. Het kabinet ondersteunt de inzet uit de GAP III – voortbouwend op de EU’s autoriteit en vermogen om partijen samen te brengen – voor het inleiden en (mede) ondertekenen van resoluties en verklaringen over gendergelijkheid, en voor het consistent bevorderen van de inclusie van gender responsieve formuleringen in alle resoluties en verklaringen.

Het kabinet ondersteunt de sterke focus binnen GAP III op de drie beginselen die het EU extern optreden leiden, namelijk: 1) het hanteren van een gender transformatieve benadering; 2) genderongelijkheid op het snijvlak van andere vormen van discriminatie aanpakken, met aandacht voor intersectionaliteit; en 3) het volgen van een op mensenrechten gebaseerde benadering. Dit is in lijn met het Nederlandse beleid. Om de onderliggende oorzaken van genderongelijkheid aan te pakken en de veelheid aan stereotypen en vooroordelen waarvan in vele contexten nog steeds sprake is te helpen bestrijden, moet het EU-optreden worden geleid door deze drie beginselen.

Het kabinet zal zich ervoor inzetten om als EU-lidstaat de GAP III doelstelling van 85% van alle externe activiteiten die bijdragen aan gendergelijkheid en ten minste 5% die gendergelijkheid als hoofddoelstelling hebben te behalen voor eind 202514. Dit vereist verdere gender mainstreaming in alle beleidsterreinen en een gender transformatieve, op rechten gebaseerde en intersectionele benadering. Daarnaast zal het kabinet verdere stappen zetten om genderresultaten op de verschillende beleidsterreinen beter zichtbaar te maken.

De afgelopen maanden hebben het belang getoond van een gender responsieve benadering in de COVID-19 crisis. Vrouwen en meisjes worden extra zwaar geraakt door vooral de sociaaleconomische gevolgen van de crisis. Door hun hoge vertegenwoordiging in de informele economie zien zij hun inkomen opdrogen terwijl onbetaalde zorgtaken toenemen; tijdens lock-downs neemt gender-gerelateerd geweld sterk toe en dreigen vooral meisjes niet terug te keren naar school. Ook dreigen kindhuwelijken, tienerzwangerschappen en moedersterfte sterk toe te nemen. Het kabinet verwelkomt daarom de oproep binnen GAP III om het herstel na COVID-19 aan te grijpen als een kans om structurele ongelijkheden aan te pakken en inclusievere samenlevingen op te bouwen.

Het kabinet onderstreept het belang van de GAP III doelstelling om de EU-samenwerking op meerlanden- en regionaal niveau te versterken. Het stimuleren van synergiën tussen de regionale en nationale niveaus heeft positieve resultaten opgeleverd bij de regionale EU-samenwerking in het zuidelijk nabuurschap, bijvoorbeeld door het EU-partnerschap met de Raad van Europa (RvE) inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te versterken, overeenkomstig de normen en doelstellingen van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (Verdrag van Istanbul).

Het kabinet is van mening dat gender mainstreaming moet plaatsvinden op alle beleidsterreinen en niet beperkt moet worden tot OS-programmering. Ook op andere beleidsterreinen, zoals Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) en handel is gender mainstreaming van belang. Bijvoorbeeld op het gebied van vrede en veiligheid, waarbij het belangrijk is dat de aanbevelingen uit het EU Actieplan over Vrouwen, Vrede en Veiligheid (WPS) worden opgevolgd door zowel de EU-instellingen als EU-lidstaten. Het kabinet is verheugd dat binnen GAP III WPS zowel een integraal onderdeel is als een thematisch focusgebied. Nederland heeft onlangs zelf haar vierde Nationaal Actieplan 1325 gepubliceerd15, waarin gender responsieve beleidsontwikkeling- en uitvoering een van de prioriteiten is. Tevens verwelkomt het kabinet binnen GAP III aandacht voor gender en economische empowerment van vrouwen als integraal onderdeel van EU-handelsbeleid. De EU moet gendergelijkheid blijven stimuleren via haar handelsbeleid. Nieuwe handelsovereenkomsten moeten strenge bepalingen inzake gendergelijkheid omvatten, waaronder de naleving van de toepasselijke IAO- en VN-verdragen16. Het kabinet heeft de Commissie onlangs opgeroepen om de genderdimensie van handelsbeleid te versterken en hiertoe een aantal voorstellen aangedragen17.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

In navolging van de discussie in de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking over gendergelijkheid op 23 november 2020 heeft de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking18 de concept Raadsconclusies over GAP III besproken. In het licht van de discussie concludeerde het voorzitterschap dat er geen consensus kon worden bereikt over de voorgestelde ontwerpconclusies. Een aantal lidstaten kon niet akkoord gaan met verwijzingen naar staand EU acquis op het gebied van gendergelijkheid, SRGR en LGBTIQ. Het voorzitterschap kon echter wel concluderen dat 24 delegaties de tekst in zijn geheel steunden.

Op 16 december 2020 zijn door 24 EU lidstaten voorzitterschapsconclusies aangenomen over het GAP III19: «Een ambitieuze agenda inzake gendergelijkheid en de empowerment van vrouwen in het externe optreden van de EU». In de conclusies wordt bevestigd dat gendergelijkheid en het volledige genot van alle mensenrechten door vrouwen en meisjes en hun empowerment de kern van de Europese waarden vormen. Het gebrek aan consensus zal overigens niet in de weg staan van de uitvoering van GAP III. De Commissie en de Europese dienst voor extern optreden (EDEO) zullen GAP III implementeren en rapporteren over de voortgang van de implementatie. Van de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger en de lidstaten worden verdere inspanningen verwacht om tegen 2030 samen voor gendergelijkheid in het externe optreden van de EU te zorgen.

In de afgelopen jaren heeft het Europees Parlement een krachtig standpunt ingenomen over de noodzaak voor vooruitgang op het gebied van gendergelijkheid en het behalen van de doelstellingen waaraan de EU zich heeft gecommitteerd. In 2017 riep het Europees Parlement op tot proactiever gebruik van EU middelen om gendergelijkheid doelstellingen te behalen, waaronder het toepassen van genderbudgettering in alle EU begrotingslijnen en toekomstige EU financieringsprogramma's, met duidelijke doelen, gespecificeerde middelen en systematische monitoring.20

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. De mededeling heeft met name betrekking op het terrein van het sociaal beleid. Op dit terrein is sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (zie artikel 4, lid 2, onder b, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie – VWEU). De EU is op grond van artikel 19 VWEU bevoegd om passende maatregelen te nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etniciteit, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele oriëntatie te bestrijden. De Commissie is bevoegd om op deze onderwerpen een mededeling te doen.

b) Subsidiariteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van subsidiariteit is positief. Het kabinet is van mening dat de toegevoegde waarde van optreden van de EU, ten opzichte van een enkel nationale aanpak ten aanzien van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes, gelegen is in: een effectief gezamenlijk EU-beleid en besteding van Official Development Assistance (ODA) door de EU voor externe acties die bijdragen aan gendergelijkheid; de leiderschapsrol en voorbeeldfunctie die de EU vervult inzake gendergelijkheid, het gezamenlijk bevorderen van de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes op multilateraal niveau; monitoring van voortgang; het uitwisselen van effectieve beleidsvoorbeelden; het (breed) agenderen van gendergelijkheid, de rechten en empowerment van vrouwen en meisjes en het bewaken van de waarden en normen van de Europese samenleving, zoals verwoord in het verdrag inzake VWEU en de Pijler voor Sociale rechten. De doelstellingen van het GAP III kunnen niet door de lidstaten afzonderlijk verwezenlijkt worden.

c) Proportionaliteit

De grondhouding van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de strategie is positief. De mededeling biedt een strategie met concrete doelstellingen en inspanningen, in het kader van het externe optreden van de EU, voor het positief kunnen bijdragen aan gendergelijkheid en empowerment van vrouwen en meisjes wereldwijd. In het GAP III geeft de Commissie duidelijk aan welke doelstellingen behaald dienen te worden binnen de vijf genoemde pijlers en zes belangrijke thematische actieterreinen. De voorstellen van de Commissie voorzien in een EU-beleidskader en dragen duidelijk bij aan de gestelde doelen en verhoogde betrokkenheid van de EU en lidstaten op dit onderwerp en zijn geschikt om de gestelde doelen te bereiken. Op basis van de informatie die in GAP III over de toekomstige doelstellingen en initiatieven wordt verstrekt is het kabinet van mening dat deze niet verder gaan dan noodzakelijk. GAP III is een actieplan dat door de verantwoordelijke EU-instellingen uitgevoerd zal worden, met name door de Commissie, Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en EU-delegaties. De oproep aan wat we nationaal moeten doen is niet bindend en gaat niet verder dan noodzakelijk. Op landen niveau werken Nederlandse Ambassades samen met de EU-delegaties en GAP III is in lijn met en complementair aan Nederlandse beleid en externe activiteiten op het gebied van gendergelijkheid.

d) Financiële gevolgen

De EU-middelen waarmee de EU inzet zoals genoemd in GAP III gefinancierd zullen worden, zijn afkomstig uit het EU Meerjarig Financieel Kader 2021–2027. In de concept verordening van het nieuwe EU-externe financieringsinstrument, het Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI) zijn de GAPIII-doelstellingen voor gender-responsieve uitgaven opgenomen. Zo is genoemd dat 85% van de nieuwe acties die met NDICI-middelen worden gefinancierd moeten zijn gericht op gender gelijkheid, en tevens dat 5% van alle nieuwe acties gendergelijkheid als belangrijkste doelstelling moet hebben. Middels een gender gelijkheid beleidsmarker van de OESO/DAC wordt geregistreerd in welke mate activiteiten gericht zijn op gendergelijkheid21.

Indien er gevolgen zijn voor de EU-begroting is het kabinet van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2021–202 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

SDG 5 (gendergelijkheid) is één van de drie duurzame ontwikkelingsdoelstellingen die wereldwijd het minst worden gefinancierd. Het kabinet verwelkomt dan ook bovenstaande bestedingsdoelstellingen en zal als EU-lidstaat haar inspanningen verhogen om aan deze doelstellingen te voldoen (zoals beschreven in paragraaf 3b van dit fiche).

(Eventuele) budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijk(e) departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht

De mededeling heeft vooralsnog geen gevolgen voor de regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht omdat er weinig concrete maatregelen zijn voorgesteld die hierop grote effecten kunnen hebben. GAP III is in lijn met Nederlands beleid, doelstellingen en resultatenkaders. Nederland zal – net als tijdens GAP II – jaarlijks rapporteren aan de EU over de voortgang binnen de resultaatgebieden van GAP III.


X Noot
1

Definitie uit GAP III: Onder «gender» wordt verstaan: de maatschappelijk bepaalde rollen, gedragingen, activiteiten en eigenschappen die in een bepaalde maatschappij passend worden geacht voor vrouwen en mannen.

X Noot
2

N.B. GAP III bevat een begeleidend gezamenlijk werkdocument «Objectives and Indicators to frame the implementation of the Gender Action Plan III», SWD(2020) 284 final: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX:52020SC0284. In opdracht van de Europese Commissie is een externe evaluatie uitgevoerd: «Evaluation of the EU’s external action support in the area of gender equality and women’s and girls» empowerment (2010–2018), die is gepubliceerd in november 2020: https://ec.europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/gewe_eval_-_final_report_-_main_report_-_november_2020.pdf.

X Noot
4

Lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse en queer.

X Noot
7

Deze target van 85% is onder GAP II niet geheel behaald; het resultaat was in 2019 (meest recente data beschikbaar) 65%.

X Noot
8

Definitie uit GAP III: Een benadering is gendertransformatief wanneer zij ernaar streeft een verschuiving van de machtsverhoudingen tussen de geslachten tot stand te brengen om de paradigma’s die discriminaties en ongelijkheden veroorzaken, ten goede te veranderen.

X Noot
9

Definitie uit GAP III: Een benadering is intersectioneel wanneer zij vertrekt vanuit de erkenning dat een individu over meerdere kenmerken en identiteiten beschikt, om de manieren waarop sekse en gender overlap vertonen met andere persoonlijke kenmerken, te analyseren en hierop een antwoord te bieden.

X Noot
10

Zie Kamerstuk 34 952, nr. 1.

X Noot
11

Queer is een woord dat andere seksuele en genderidentiteiten beschrijft dan hetero en cisgender. Het kabinet hanteert in haar beleid(stukken) de afkorting LHBTI omdat het geen specifiek beleid voert gericht op Queer personen.

X Noot
12

Zie Kamerstuk 21 501-02, nr. 2238.

X Noot
13

Kamerstuk 21 501-04, nr. 235.

X Noot
15

Kamerstuk 26 150, nr. 190.

X Noot
16

IAO-Verdrag nr. 100 betreffende gelijke beloning; IAO-Verdrag nr. 111 betreffende discriminatie in arbeid en beroep; het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW).

X Noot
18

Working Party on Development Cooperation: CODEV.

X Noot
20

Resolutie van het Europees Parlement van 14 maart 2017 over EU-middelen voor gendergelijkheid (2016/2144(INI)).

X Noot
21

De marker kan drie scores aannemen: G2 wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid de hoofdstelling is; G1 wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid een significante, maar secundaire rol speelt. De G0 score wordt toegekend aan projecten waarin gendergelijkheid geen enkele rol speelt. Zie: http://www.oecd.org/dac/gender-development/dac-gender-equality-marker.htm.

Naar boven