22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1940 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 januari 2015

Op 16 december jl. publiceerde de nieuwe Europese Commissie haar eerste jaarlijkse werkprogramma, voor 2015. Het programma en de bijlagen – met daarin respectievelijk een overzicht van de nieuwe initiatieven voor 2015; een lijst van voorgestelde intrekkingen of wijzigingen van lopende voorstellen; een lijst van acties in het kader van het REFIT-programma en een lijst van wetgeving die in 2015 van toepassing wordt – zijn uw Kamer reeds rechtstreeks toegegaan. Zoals gebruikelijk zullen beide Kamers op basis van de voornemens van de Europese Commissie hun eigen Europese prioriteiten bepalen. Die prioriteiten zijn in sterke mate richtinggevend voor het verkeer tussen kabinet en parlement over de Nederlandse inbreng in de besluitvorming in EU-verband.

Deze appreciatie is mede opgesteld ten behoeve van de te maken afwegingen rond de prioriteitsstelling van uw Kamer. Na een korte algemene inleiding zal worden ingegaan op de voorstellen die in de ogen van het kabinet voor Nederland het meest van belang zijn, gemakshalve uitgesplitst naar behandelende vaste Kamercommissie. Daarbij is de aandacht vooral gericht op bijlage I, de nieuwe initiatieven voor 2015.

Algemeen

Het eerste jaarlijkse werkprogramma van de Commissie Juncker, getiteld «Een nieuwe start», weerspiegelt duidelijk de inzet, geïnitieerd door de Raad, om te komen tot een scherpere focus van de EU. Mede in het verlengde van de Nederlandse subsidiariteitsexercitie, nam de Europese Raad in juni 2014 de Strategische Agenda aan, waarin werd opgeroepen tot een duidelijker focus van de EU op vijf hoofdprioriteiten. Daarop baseerde de nieuw benoemde Commissievoorzitter Juncker vervolgens zijn tien politieke beleidslijnen voor de nieuwe Commissie. Aan deze tien prioriteiten wordt in dit werkprogramma strak de hand gehouden. Voor 2015 kondigt de Commissie 23 nieuwe voorstellen aan, een aantal dat beduidend lager ligt dan het geval was bij eerdere Commissies in deze fase. Bovendien bevat het werkprogramma een lijst van 80 hangende voorstellen waarvan wordt voorgesteld ze te schrappen of te herzien, een initiatief waarvoor binnen de Commissie met name de eerste vicevoorzitter Frans Timmermans zich sterk maakt. Het kabinet steunt deze inzet van de Commissie en de rol die commissaris Timmermans daarin speelt. Het is zaak dat de ambitie die de Commissie in dit opzicht toont, de komende periode ook echt wordt omgezet in daden, zodat de EU zich daadwerkelijk veel meer concentreert op de hoofdzaken. Nederland zal daar, tezamen met gelijkgezinde landen in de Raad, alert op blijven en waar nodig zich daar actief voor blijven inzetten.

In de inleiding van het werkprogramma wordt uiteraard de nadruk gelegd op economisch herstel, waarbij de bekende drie hoofdthema’s stimulering van de investeringen, structurele hervormingen en budgettaire verantwoordelijkheid centraal worden gesteld. Het kabinet steunt de Commissie in deze benadering.1 Tegelijkertijd merkt het kabinet op dat het Commissiewerkprogramma weinig aandacht besteedt aan onderwijs, onderzoek en innovatie, als motors van de economie en investering in de toekomst. Opvallend is het pleidooi van de Commissie voor minder dirigistische wetgeving, waarin wel overeenstemming wordt bereikt over de na te streven doelstellingen en resultaten, maar de middelen die de lidstaten daarvoor gebruiken open worden gelaten. Ook deze benadering, die als aanbevelingen ook was opgenomen in de Nederlandse subsidiariteitsexercitie, kan op steun van het kabinet rekenen.

In haar werkprogramma hecht de Commissie veel waarde aan het versterken van de interne markt. Hiermee handelt de Commissie in lijn met de Strategische Agenda, waarin het volledig benutten van het potentieel van de interne markt als prioritair genoemd wordt. De Commissie noemt in haar programma een diepere en eerlijkere interne markt met een sterke industriële basis en een connectieve digitale interne markt als specifieke prioriteiten. Het kabinet is dan ook verheugd dat de versterking van de interne markt een dergelijke centrale rol in het werkprogramma van de Commissie inneemt. Het kabinet acht dit van groot belang, aangezien de interne markt een cruciale pijler vormt binnen de Europese economie, waarbij het noodzaak is om het potentieel van de Europese markt ten volle te benutten.

In de inleiding van het werkprogramma stelt de Commissie dat de rol van nationale autoriteiten zal worden ondersteund bij het bestrijden van misbruik of frauduleuze verzoeken in het kader van arbeidsmobiliteit. Het kabinet steunt deze aanpak, en plaatst deze in de bredere context van de aanpak van de schaduwzijden van het vrij verkeer van werknemers en de effectieve bestrijding van misbruik en schijnconstructies, waarvoor ook inzet op EU-niveau vereist is.

Het kabinet kan zich in beginsel vindenin de inzet van de Commissie ten aanzien van een Energie Unie, gebaseerd op vijf pijlers. De Commissie zal het komend jaar beginnen met de uitwerking in Europese wetgeving van het Klimaat- en Energieakkoord voor 2030, waartoe de Europese Raad van oktober 2014 heeft besloten. Nederland verwelkomt deze aanpak in de aanloop naar COP21 in Parijs, waar een nieuw internationaal klimaatverdrag moet worden gesloten.

De Commissie pleit voor een diepere en eerlijkere economische en monetaire unie en gaat ook in op een aantal EU-initiatieven op fiscaal terrein. Terecht onderstreept de Commissie daarbij dat fiscaliteit een bevoegdheid is van de lidstaten. Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om een richtlijnvoorstel voor de automatische uitwisseling van informatie over belastingrulings en een actieplan voor de aanpak van belastingfraude en belastingontwijking te presenteren.

Het kabinet onderschrijft het belang dat de Commissie hecht aan de aanpak op EU-niveau van bedreigingen voor de interne veiligheid, zoals onder meer cybercriminaliteit, terrorisme, buitenlandse strijders en radicalisering.

Zowel op het terrein van migratiebeleid als op dat van extern optreden van de EU op het wereldvlak, is een geïntegreerde aanpak van het hele instrumentarium van de EU van belang. Dit komt in de tekst van het Commissiewerkprogramma goed tot uitdrukking.

Onder de noemer «een Unie van democratische verandering» kondigt de Commissie aan dat zij zich ervoor zal inzetten dat er meer rekenschap en verantwoording wordt afgelegd over het optreden van de EU, alsmede voor meer transparantie op dit vlak. Het kabinet steunt de Commissie in dat streven.

De Commissie beschouwt het als een beleidsprioriteit om bestaande regelgeving te herzien, te verbeteren waar het kan en ervoor te zorgen dat regels niet leiden tot onnodige bureaucratie en administratieve lasten. Regelgeving moet juist aansluiten op haar prioriteiten. In dit kader onderstreept zij onder meer het belang van Better Regulation voor economische groei en werkgelegenheid. In het werkprogramma noemt de Commissie 79 voorstellen die geanalyseerd zullen worden in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT, bijlage III). Daarnaast noemt zij 80 voorstellen die ingetrokken of gewijzigd zullen worden (bijlage II). De Commissie benadrukt dat alle instellingen op het vlak van Better Regulation moeten samenwerken. Tevens kondigt zij een voorstel aan tot wijziging van het inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven (zie onder «Europese Zaken»).

Het kabinet is in algemene zin tevreden met de passages in het werkprogramma over Better Regulation. De tekst straalt de juiste ambitie uit en het kabinet verwelkomt de aangekondigde acties en de grondige inventarisatie van lopende wetsvoorstellen. Voor een goede verankering van het Better Regulation-beleid als een gedeelde verantwoordelijkheid van alle EU-instellingen, is de aankondiging van de herziening van het inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven ook heel positief. Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het belang van de introductie van een reductiedoelstelling en de versterking van impact assessments, zoals vastgelegd in de Raadsconclusies RvC van 4/5 december 2014 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 340), hoog op de agenda zullen blijven staan.

Het kabinet is verder positief over de aankondiging van de Commissie dat zij «de partnerschapsbanden zal aanhalen met de lidstaten, de nationale parlementen, de regio’s en de steden om de uitvoering van het bestaande beleid te verbeteren en de doeltreffendheid van maatregelen te vergroten». Dit sluit aan bij de Nederlandse inzet om de rol van nationale parlementen in de EU te versterken en deze aanpak past tevens in het initiatief van Nederland en een aantal andere lidstaten om te komen tot een Europese Stedelijke Agenda.

In het onderstaande overzicht zullen, ingedeeld naar behandelende vaste Kamercommissie, de – in de ogen van het kabinet – belangrijkste elementen uit het werkprogramma van de Commissie voor 2015 worden uitgelicht. Tenzij expliciet anders wordt vermeld, betreffen verwijzingen naar concrete aangekondigde voorstellen de voorstellen uit bijlage I.

Binnenlandse Zaken

Bijlage I van het werkprogramma voor 2015 bevat geen voorstellen die op dit specifieke beleidsterrein van toepassing zijn, hoewel meerdere voorstellen er wel aan raken. Dan gaat het bijvoorbeeld om de toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het nieuwe voorstel voor een verplicht transparantieregister (zie bij Europese Zaken) en de EU-interne veiligheidsstrategie (zie bij Veiligheid en Justitie).

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

De Commissie is van plan met een mededeling te komen over de post 2015 duurzame ontwikkelingsdoelen (voorstel 20). Nederland is voorstander van een stevige inzet van de EU op implementatie van de post-2015 agenda. Belangrijk daarbij is dat wordt onderstreept dat het een universele agenda betreft, gebaseerd op inclusiviteit, mensenrechten en het terugdringen van ongelijkheid, die ook de EU lidstaten zelf aangaat. Nederland is voorstander van een multidimensionale aanpak met aandacht voor de sociale, economische en ecologische aspecten van armoede. Bij de onderhandelingen over het door de EU in te nemen standpunt zal Nederland blijven inzetten op aandacht voor belangrijke aandachtsgebieden als water, voedselzekerheid, gender, SRGR en vrede en veiligheid. Tevens zal worden ingezet op ontwikkeling van de private sector. Het is van belang dat er op wordt toegezien dat de inzet op klimaat, die naar verwachting de komende jaren zal toenemen, de agenda voor duurzame ontwikkeling ondersteunt. De ambitieuze doelen kunnen alleen worden bereikt door een brede inzet van financiële en niet-financiële middelen. Naast ontwikkelingshulp wordt dan ook gestreefd naar het verbeteren van de bijdrage die handel en investeringen kunnen leveren aan ontwikkeling. Goede samenwerking tussen overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en kennisinstellingen is daarbij van groot belang. Het Global Partnership for Effective Development Cooperation, waar Nederland co-voorzitter van is, kan een goede bijdrage leveren aan deze agenda door haar kennis en expertise op belangrijke terreinen als partnerschappen en monitoring en review in te brengen.

Nederland vindt het voorts belangrijk dat het handelsbeleid bijdraagt aan twee van de hoofddoelstellingen van de Unie: een Unie van banen, groei en concurrentievermogen en de Unie als een sterke mondiale speler. In lijn met de handelsoriëntatie die Nederland traditioneel kenmerkt, steunt het kabinet de Commissie in haar streven een impuls te geven aan de Europese handelspolitieke agenda: open en eerlijke wereldhandel met aandacht voor mens en milieu.

Dit geldt ook voor de onderhandelingen over het Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP). Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om een ambitieuze en evenwichtige overeenkomst te sluiten met de VS, waarin de Europese gezondheids-, sociale, milieu en gegevensbeschermingsstandaarden worden gevrijwaard. De EU en de VS zijn de grootste handelspartners ter wereld en zij zijn samen goed voor 50% van het BNP van de wereld en 33% van de handel. Verdere integratie zou de last van de economische crisis kunnen verlichten. In een wereld die snel verandert en waarin opkomende economieën een steeds grotere rol opeisen, is een nauwere trans-Atlantische samenwerking een kans om onze gezamenlijke strategische positie te verbeteren. Juist de open en export-georiënteerde economie van Nederland zal veel voordeel hebben van TTIP. Het kabinet hecht net als de Commissie grote waarde aan transparantie en verwelkomt daarom de inspanningen van de Commissie om de onderhandelingen over de TTIP-overeenkomst transparanter te maken.

Behalve bij TTIP met de VS, is de Commissie actief betrokken bij een aantal bilaterale onderhandelingen en heeft zij zich op het multilaterale vlak sterk geëngageerd tegenover de WTO. De Commissie is van plan om de EU-strategie voor het handels- en investeringsbeleid tegen het licht houden (voorstel 15), met de focus op de bijdrage daarvan aan banenschepping en groei. Het consolideren van de handels- en investeringsbanden met nieuwe groeipolen in de wereld is niet alleen van vitaal belang voor de werkgelegenheid, de groei en de toename van de productiviteit in de EU, maar het vertoont ook belangrijke raakvlakken met het Europese nabuurschaps- en ontwikkelingsbeleid en met de participatie van de EU in internationale financiële instellingen.

De Commissie is voornemens om het voorstel voor een verordening over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Europese Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Europese Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen (voorstel 50 uit bijlage II), in aangepaste versie opnieuw voor te leggen aan de Raad. Nederland steunt dit voornemen niet. Dit is reeds tijdens het Italiaanse voorzitterschap gebeurd, waarbij nogmaals is gebleken dat een meerderheid van de lidstaten deze verordening niet steunt. Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet dat dit voorstel wordt ingetrokken.

Buitenlandse Zaken

Vijf jaar na de start van het Oostelijk Partnerschap en drie jaar na de herziening van het nabuurschapsbeleid maakte de EU in 2014 de balans op: is het doel van politieke associatie en economische integratie met de buurlanden van de Unie dichterbij gekomen? Het beeld dat de Commissie en de EDEO in het laatste voortgangsrapport schetsen (Kamerstuk 22 112, nr. 1855), stemt weinig positief. Er wordt geconcludeerd dat het nabuurschapsbeleid aanpassing behoeft. Nederland steunt een herziening van het nabuurschapsbeleid zoals opgenomen in het Commissiewerkprogramma (voorstel 19). Nederland wil ook actief bijdragen aan de consultaties die de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie hierover in gang zullen zetten. In juni 2014 organiseerde Nederland al een seminar over de effectiviteit van het nabuurschapsbeleid in de Zuidelijke nabuurschapslanden met deelname van EDEO, Commissie, lidstaten en denktanks en academici (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1394), hetgeen werd opgevolgd door een gezamenlijk non-paper met een aantal gelijkgezinde lidstaten. Het nabuurschapsbeleid zal de komende periode hoge prioriteit blijven genieten binnen het extern beleid van de EU en Nederland zal hieraan graag bijdragen teneinde de effectiviteit van het EU-optreden in verschillende buurlanden (zowel Oost als Zuid) te optimaliseren. Verdergaande differentiatie in benadering tussen partners is noodzakelijk: er is geen uniform model. De behoeften en verwachtingen van partnerlanden lopen daarvoor te ver uiteen – evenals de beïnvloedingsmogelijkheden van de Unie. De lidstaten en EU-instellingen zijn het erover eens dat de EU moet blijven zoeken naar het beste antwoord op de verschillen in context in partnerlanden en naar

manieren om crises te voorkomen en snel in te spelen op ontwikkelingen: het beleid en de instrumenten moeten daarop beter kunnen worden toegesneden, zodat ze de behoeften van partnerlanden beter reflecteren. Voorbeelden daarvan zijn vereenvoudigde procedures op handelsgebied en versnelde besluitvorming ten aanzien van GBVB-instrumenten.

Defensie

Bijlage I van het werkprogramma voor 2015 bevat geen voorstellen op dit terrein. In algemene zin heeft het verder versterken van de interne markt uiteraard ook invloed op de defensiemarkt en -industrie, waarbij toegang van het mkb tot de interne markt voor Nederland een aandachtspunt is. Verder is de inzet voor een sterker extern optreden van de EU in de wereld van invloed op de doorontwikkeling van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Tot slot raakt de aangekondigde herziening van de EU-interne veiligheidsstrategie (zie bij Veiligheid en Justitie) het terrein van Defensie vanwege de toenemende verwevenheid tussen de interne en externe veiligheid.

Economische Zaken

In november 2014 heeft de Europese Commissie een ambitieus programma gepresenteerd voor het aanjagen van de economische groei in Europa gericht op het stimuleren van investeringen, structurele hervormingen en houdbare overheidsfinanciën. De Tweede Kamer is eerder over dit programma geïnformeerd (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1202 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 924). In haar mededeling «een investeringsplan voor Europa» geeft de Commissie invulling aan haar prioriteit om de investeringen in de economie te bevorderen. In de Annual Growth Survey heeft zij de economische groeiprioriteiten voor 2015 uiteengezet en doet zij tevens enkele voorstellen die moeten bijdragen aan een verbetering van de economische beleidscoördinatie in de EU in het kader van het Europees Semester. Voorts zal de Europese Commissie in 2015 de uitkomsten van de huidige evaluatie van de Europa 2020 strategie presenteren en eventuele verbeterpunten met betrekking tot deze strategie aankondigen (voorstel 3). De kabinetsreactie met het oog op deze evaluatie is eerder met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstuk 21 501-20, nr. 912).

Het is van belang dat de EU werkt aan haar verdien- en concurrentievermogen door structurele hervormingen in de lidstaten te stimuleren en private investeringen te bevorderen. Daarnaast is het een uitdaging voor de EU om kennis om te zetten in innovatieve producten, diensten en productieprocessen.

In lijn met de Strategische Agenda herbevestigt de Commissie in haar werkprogramma het belang van een volledige benutting van het potentieel van de interne markt voor het stimuleren van economische groei in Europa als ook voor het creëren van banen. Het kabinet is verheugd dat de Commissie de versterking van de interne markt een centrale plaats in haar werkprogramma heeft gegeven. De interne markt vormt één van de belangrijkste pijlers binnen de Europese economie. Volgens het kabinet ligt er met name op het gebied van diensten en digitaal nog een groot onbenut economisch potentieel. Daarnaast is de interne markt volgens het kabinet het fundament onder de Europese industriële kracht en productieve capaciteit. Daarom moet zij verder worden versterkt.

De Commissie kondigt op het vlak van de interne markt een hernieuwde en integrale internemarktstrategie voor goederen en diensten aan (voorstel 7). Deze zal bestaan uit zowel wetgevings- als niet-wetgevingsinitiatieven en is erop gericht om de wederzijdse erkenning en normalisatie in cruciale sectoren, zoals zakelijke dienstverlening, bouw, detailhandel en gereglementeerde beroepen te verbeteren. Stimulering van investeringen in infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen, verbetering van het regelgevingskader en bedrijven helpen om te innoveren, bijvoorbeeld via het onderzoek- en innovatieprogramma Horizon2020, zijn in dat kader belangrijk. De keuze voor een sectorale aanpak met een focus op de dienstensectoren met het grootste economische potentieel wordt door het kabinet onderschreven. Het kabinet roept de Commissie derhalve op om het aangekondigde ambitieniveau waar te maken, zodat er tijdens het Nederlandse voorzitterschap betekenisvolle stappen gezet kunnen worden. Tenslotte is innovatie van de Europese industrie cruciaal om het concurrentievermogen te versterken. Daarom nodigt het kabinet de Commissie uit nieuwe ontwikkelingen, zoals Smart Industry, te stimuleren. Ook hier zal het kabinet zich de komende tijd voor inzetten.

De digitale interne markt is de tweede prioriteit die de Europese Commissie in haar werkprogramma noemt. Er wordt een Digital Single Market-pakket aangekondigd (voorstel 4) dat bestaat uit zes pijlers: 1) vertrouwen opbouwen, 2) beperkingen wegnemen, 3) toegang en connectiviteit waarborgen, 4) bouwen aan de digitale economie, 5) de e-samenleving bevorderen en 6) investeren in baanbrekend ict-onderzoek en innovatie. De Commissie zal in dit verband met name het wettelijk kader op telecommunicatiegebied aanvullen, de EU-wetgeving inzake het auteursrecht en de audiovisuele mediadiensten moderniseren, de regels voor online- en digitaal winkelen vereenvoudigen voor consumenten, e-commerce vergemakkelijken, de cyberveiligheid verhogen en digitalisering tenslotte een horizontaal item op alle beleidsterreinen maken. De digitale interne markt is ook voor het kabinet een prioriteit. Derhalve juicht het kabinet de inzet van de nieuwe Europese Commissie op dit vlak toe. Het kabinet wil de barrières voor grensoverschrijdende e-commerce verlagen, het auteursrecht moderniseren, het vertrouwen in de digitale economie waarborgen en data-gedreven innovatie aanjagen. Het waarborgen van cybersecurity is daarbij van groot belang.

Voor wat betreft telecom stelt de Europese Commissie dat zij het telecompakket, ingediend door voormalig Eurocommissaris Kroes, in 2015 wilt afronden. Het kabinet zal zich hier inzetten voor een spoedige doch zorgvuldige invoering van «Roam Like At Home» en voor goede oplossingen over netneutraliteit (zie ook de Geannoteerde Agenda en het verslag van de Telecomraad van 27 november, Kamerstuk 21 501-33, nrs. 515 en 518). Tevens kondigt de Commissie aan dat het huidige regelgevend kader voor telecom in 2015 wordt geëvalueerd (voorstel 18 uit bijlage III). Het kabinet zet hierbij in op concurrentie bevorderende regelgeving en wenst een spoedige herziening. Het Europese marktreguleringskader is nu sterk gericht op de toegangsmogelijkheden op het netwerk van de telefoniebedrijven en erg gericht op regulering van één sterke partij. Het kader lijkt daarmee minder goed geschikt om regulering van twee vergelijkbaar sterke breedbandnetwerken mogelijk te maken. Voor Nederland betekent dat een risico dat de huidige door regulering gecreëerde concurrentiedynamiek verloren gaat. Daarom moet bij de herziening gekeken worden naar de mogelijkheid om twee vergelijkbaar sterke breedbandnetwerken te kunnen reguleren.

In lijn met de derde prioriteit van de Strategische Agenda, is een Energie Unie met een toekomstbestendig klimaatbeleid (voorstel 5) één van de prioriteiten van de Commissie. De Commissie zal een aantal voorstellen doen om tot een strategisch raamwerk voor de Energie Unie te komen. Een gecoördineerde Europese aanpak om een effectieve en betaalbare energievoorziening in de EU te realiseren is hierbij het uitgangspunt. Er zijn vijf pijlers voor de Energie Unie: voorzieningszekerheid, interne energiemarkt, verminderen van de energievraag, CO₂-arm maken van de EU-energiemix en onderzoek en innovatie in de energiesector.

Het kabinet kan zich vinden in een Energie Unie die op deze 5 pijlers is gebaseerd, maar wil wel de concrete uitwerking daarvan afwachten. De voltooiing van de interne energiemarkt is voor het kabinet de basis van een Energie Unie. Het kabinet zal zich hier tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016 voor inzetten. Er is nog veel te winnen aan efficiëntie door echt werk te maken van grensoverschrijdende, regionale samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van het inpassen van duurzame energie, op het gebied van leveringszekerheid en met de genoemde verdere verbetering van de interne markt. Dat zal, met de versterking van de energie-infrastructuur, substantieel bijdragen aan de doelen van de Energie Unie. Naast de beoogde economische en duurzaamheidsdoelstellingen is continuïteit van de vitale energie-infrastructuur en energielevering essentieel. Nederland onderschrijft de aandacht die de Commissie daarvoor heeft.

De Europese Raad heeft op 24 oktober 2014 de inzet op de klimaat- en energiedoelen voor 2030 vastgesteld. In 2015 zal de Commissie een voorstel doen voor de nadere uitwerking van de nieuwe governance structuur om de naleving van de klimaat- en energiedoelstellingen te borgen. Hierbij moet meer aandacht zijn voor de langere termijn opgave om in 2050 80–95% minder CO2 uit te stoten.

Het kabinet zet in op een lichte governance structuur, die bestaande rapportageverplichting zal stroomlijnen, de bestaande bevoegdheidsverdeling tussen de EU en de lidstaten niet aantast, de administratieve lasten niet doet toenemen en die de positie van consument en investeerders versterkt. Op het gebied van energiebesparing zal de Commissie in 2015 voorstellen doen voor herziening van de richtlijn energielabels. Nederland zal inzetten op een kosteneffectief EU beleid en de effecten van een mogelijke aanscherping van nationale verplichtingen scherp in het oog houden.

De Commissie wil in 2015 werken aan een soepele implementatie van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen. Zij zet daarbij in op samenwerking in nauw partnerschap met lidstaten, nationale parlementen en regio’s. In het kader van de tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader zal zij kijken hoe het gebruik van publiek geld kan worden verbeterd. Dit is positief. Het werkprogramma bevat geen concrete voorstellen voor cohesiebeleid. Daar de nieuwe programma periode in 2015 pas echt start is dit niet verwonderlijk. Wel ziet het kabinet mogelijkheden tot aanpassing van de regelgeving ten aanzien van vereenvoudiging, bijvoorbeeld bij audits.

Ten aanzien van natuurbeleid kondigt de Commissie voor 2015 een «gezondheidstest» van de Vogel- en Habitatrichtlijn aan (voorstel 34 uit bijlage III), met de verwachting van de Commissie dat zij deze test in 2016 zal afronden. Het kabinet steunt de aangekondigde «gezondheidstest».

Op het terrein van gemeenschappelijk landbouwbeleid kondigt de Commissie aan te willen werken aan vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en daarnaast in te zetten op een soepele implementatie van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Het werkprogramma bevat geen voorstellen op het terrein van dierenwelzijn. In het kader van de vereenvoudiging van regelgeving (REFIT) zal de Commissie kijken naar het voorstel over schoolmelk en -fruit (voorstel 12 uit bijlage II). Verder kondigt de Commissie aan het voorstel voor biologische landbouw (voorstel 14 uit bijlage II) in te trekken als er niet binnen zes maanden een akkoord wordt bereikt. Mocht dit niet lukken dan zet ook het kabinet in op intrekking, waarmee het de insteek van de Commissie dus steunt.

Europese Zaken

De wens van de Commissie voor spoedige toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (voorstel 16) wordt volledig ondersteund door Nederland al is zorgvuldigheid tijdens het toetredingsproces geboden. Het kabinet constateert dat dit proces aanzienlijke vertraging zal oplopen als gevolg van het advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie d.d. 18 december 2014. Het Hof heeft namelijk geconcludeerd dat het ontwerptoetredingsverdrag, dat gesteund werd door de EU-lidstaten en de Commissie, op meerdere punten niet verenigbaar is met de EU-Verdragen. Het parlement zal per brief nader worden geïnformeerd over deze uitspraak en de gevolgen daarvan voor het toetredingsproces.

De Commissie zal een voorstel doen voor een nieuw inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven (voorstel 21). Het nieuwe inter-institutioneel akkoord dient de betrekkingen tussen de Raad, het Europees parlement en de Commissie te versterken met het oog op het wetgevingsproces. Het kabinet is voorstander van aanpassing van het inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven uit 2003. Afgezien van de noodzakelijke aanpassing aan het Verdrag van Lissabon, biedt herziening ook de kans om het functioneren van de Unie te verbeteren en de balans tussen de instellingen te versterken. In deze context steunt het kabinet ook eventuele nieuwe inter-institutionele afspraken over programmering en planning van wetsvoorstellen. Afspraken hierover kunnen mogelijk worden opgenomen in het inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven, maar het kan wat Nederland betreft ook bijvoorbeeld in een separaat inter-institutioneel akkoord worden vastgelegd.

De Commissie zal een voorstel doen voor een verplicht transparantieregister (voorstel 22). Er bestaat reeds een vrijwillig transparantieregister waarbij de Commissie en het Europees parlement zijn aangesloten. Het kabinet steunt de inspanningen van de Europese Commissie om de transparantie rond de omgang met lobby- en belangengroepen onder meer via het transparantieregister te vergroten. Het kabinet is voorstander van deelname van de Raad aan het transparantieregister van het Europees parlement en de Europese Commissie. Binnen de Raad is daarvoor echter nog onvoldoende draagvlak. Nederland spant zich er binnen de Raad voor in om het draagvlak voor deelname aan het transparantieregister te vergroten.

Uit het werkprogramma voor 2015 blijkt verder dat de Commissie voornemens is om de drie zogenaamde Omnibus-voorstellen (voorstellen 55, 56 en 57 uit bijlage II) in te trekken. De Omnibussen beoogden de nog bestaande regelgevende procedure met toetsing, de zogenaamde PRAC, aan te passen aan het post-Lissabon systeem voor het vaststellen van lagere EU-regelgeving. Zoals ook uiteengezet in de Kamerbrief d.d. 24 september 2014 (Kamerstuk 21 501-20 nr. 914) bestond er binnen het Europees parlement brede steun voor de Commissievoorstellen, terwijl de Raad op veel punten niet kon instemmen. Door de strijdige posities van de instellingen was een compromis ver weg. Met het intrekken van de Omnibussen wordt er ruimte gecreëerd voor de Commissie om het geheel opnieuw te bezien en alternatieve voorstellen te presenteren, bijvoorbeeld in het kader van een nieuw inter-institutioneel akkoord Beter Wetgeven.

Financiën

Zoals gemeld in de brief van het kabinet van 26 november (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1202), waardeert het kabinet in beginsel het investeringsplan voor Europa (voorstel 1). Het kabinet is van mening dat beleid gericht op investeringen niet los gezien kan worden van structurele hervormingen door lidstaten en gezonde overheidsfinanciën, ondersteund door een verdere verdieping van de interne markt.

Het Commissieplan kan bijdragen aan duurzaam groeiherstel, door gericht investeringen te mobiliseren, het Europese investeringsklimaat te verbeteren en te faciliteren dat beschikbare private financiering de reële economie bereikt. Op die manier biedt het plan ook kansen voor Nederlandse investeringsprojecten. De Europese Commissie heeft inmiddels een deel van het plan uitgewerkt in een verordening. Deze verordening regelt de komst van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI), een continue inventarisatie van kansrijke projecten die mogelijk in aanmerking komen voor financiering vanuit het EFSI («projectenpijplijn») en een zogenoemde «hub» die partijen van advies en technische ondersteuning moet voorzien bij projectfinanciering binnen de Europese Unie. Ten aanzien van de governance van het het EFSI hecht het kabinet eraan dat de governance structuur zo dicht mogelijk bij de structuur van de EIB blijft, waarbij een onafhankelijke projectselectie gebaseerd op kwaliteit en toegevoegde waarde is gegarandeerd. De projecten moeten optimaal bijdragen aan verbetering van de concurrentiekracht van Europa. Het kabinet zal via een BNC-fiche nog uitgebreid haar appreciatie geven van de verordening. Het kabinet ziet ook uit naar de verdere uitwerking van het investeringsplan, zoals een verdere verdieping van de interne markt en maatregelen die de toegang tot financiering van het mkb moeten verbeteren.

In het werkprogramma stelt de Commissie een kapitaalmarktunie voor (voorstel 9). Momenteel is er in Europa sprake van een fragmentatie van kapitaalmarkten en zijn bedrijven in hoge mate afhankelijk van bankleningen. Het verbeteren van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie is, net als dat van de Europese Commissie, een van de speerpunten van het kabinet. In het kader van het verbeteren en verbreden van de financieringsmogelijkheden in Europa wordt door de Commissie onder meer gekeken naar: securitisaties, private placements, crowdfunding, gedekte obligaties en obligaties voor mkb-ers (mini-obligaties). Ook wordt door de Commissie gewezen op de wenselijkheid van het verbeteren van kredietinformatie. Het kabinet is benieuwd naar de nadere invulling van de plannen van de Europese Commissie.

Nederland verwelkomt de plannen van de Commissie voor regelgeving voor herstel en afwikkelingen van financiële instellingen die geen bank zijn (voorstel 10). De Commissie denkt hierbij in eerste instantie aan herstel en afwikkeling van zogeheten Central Clearing Parties. Gegeven de centrale rol in de kapitaalmarkten van Central Clearing Counter Parties (CCP’s) vindt Nederland het belangrijk dat hiervoor Europese regelgeving komt. Naast herstel en afwikkeling van CCP’s zal de Commissie waarschijnlijk ook met plannen komen voor nadere (harmonisatie van) regelgeving ten aanzien van herstel en afwikkeling van financiële instellingen, zoals verzekeraars en betaalinstellingen en -systemen. Het kabinet denkt dat nadere (harmonisatie van) regelgeving op deze terreinen de financiële stabiliteit en de werking van de financiële markten kan bevorderen en kan deze initiatieven daarom steunen.

Nederland verwelkomt de plannen van de Commissie tot verdere aanscherping van de anti-witwasregelgeving. Dit zou onder meer moeten gebeuren door de Europese anti-witwasregelgeving gelijk te trekken met de laatste ontwikkelingen op het gebied van het tegengaan van witwassen, zoals neergelegd in de gewijzigde aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). De vierde Europese anti-witwasrichtlijn, waarover nu wordt onderhandeld, is een concrete stap in die richting en een stap die nadere invulling behoeft. Bij die invulling heeft de Commissie een belangrijke rol.

Verder wil de Commissie de EMU governance versterken (voorstel 12). Het kabinet verwelkomt de aandacht die de Commissie vraag voor het verder aanjagen van groei en het creëren van werkgelegenheid in de EU. Dit is in lijn met de Strategische Agenda van de Europese Raad van 26 en 27 juni 2014, waarin werd geconcludeerd dat sterkere economische beleidscoördinatie deze doelen kan ondersteunen.

In haar Annual Growth Survey van november jl. heeft de Commissie tevens enkele voorstellen gedaan die moeten bijdragen aan de effectiviteit van het Europees Semester in het algemeen en aan de verbetering van economische beleidscoördinatie in de EU en in de eurozone in het bijzonder.

Het kabinet is van mening dat een geïntegreerde aanpak van structurele hervormingen, gezonde overheidsfinanciën en investeringen nodig is om het groeipotentieel en het concurrentievermogen van de economieën van de lidstaten te vergroten.

Verder is een review gaande van de two-pack en six-pack regelgeving. Hierover is de Tweede Kamer eerder geïnformeerd (brief van 28 november 2014, Kamerstuk 21 501-20, nr. 924). Het kabinet hecht aan transparantie, uitlegbaarheid en voorspelbaarheid van de toepassing van de regels in de politieke context. Eventuele wijzigingen moeten ondersteunend zijn aan het bevorderen van prudent begrotingsbeleid en het effectief voorkomen van macro-economische onevenwichtigheden. Het gepresenteerde Commissie werkprogramma geeft geen uitwerking van andere ideeën om de toekomstige inrichting van de EMU te versterken. Het kabinet is geen voorstander van een aparte begrotingsfaciliteit voor de eurozone.

Het kabinet is een groot voorstander van transparantie tussen overheden, ook op het gebied van het uitwisselen van informatie over belastingrulings (voorstel 13). Op deze manier wordt het voor de relevante landen in het kader van de winstbepaling duidelijker welke afspraken bedrijven in andere betrokken landen gemaakt hebben. Wel is het belangrijk dat het voorstel voorziet in een effectieve en voor de belastingdiensten efficiënte uitwisseling van informatie over rulings. Het kabinet zet erop in dat ook daadwerkelijk alle lidstaten met elkaar informatie over ATR’s (Advanced Tax Rulings), APA’s (Advanced Pricing Agreements) en daarmee vergelijkbare afspraken gaan uitwisselen.

Nederland ondersteunt de aanpak van belastingfraude en belastingontwijking (voorstel 14). Discussies daarover vinden plaats in de OESO, de G20 en de EU. Het Actieplan dat de Commissie wil opstellen zal moeten aansluiten bij het Actieplan dat de Commissie in december 2012 presenteerde. Eén van de concrete voorstellen zal de richtlijn zijn om informatie over rulings uit te wisselen, wat Nederland ondersteunt. De overige voorstellen moeten nog worden uitgewerkt. Bij de aanpak van belastingmisbruik zal een wereldwijd gelijk speelveld moeten worden gewaarborgd. Om deze reden hecht Nederland veel waarde aan het werk dat op dit gebied wordt gedaan in de OESO, waarvoor in relatie tot transparantie en rulings met name de activiteiten in het kader van het tegengaan van schadelijke belastingpraktijken en country-by-country reporting van belang zijn. Het is daarom belangrijk dat de EU-maatregelen gebaseerd worden op het OESO-werk. Ook dienen de fundamentele vrijheden van de interne markt niet geschaad te worden.

Evenals de Tweede Kamer heeft het kabinet het voorstel voor de gemeenschappelijke geconsolideerde belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) in strijd geoordeeld met het subsidiariteitsbeginsel. Nederland zal nieuwe initiatieven in relatie tot dit voorstel dan ook kritisch beoordelen.

Infrastructuur en Milieu

Nederland verwelkomt het feit dat de Europese Commissie zich expliciet richt op het verbeteren van de concurrentiekracht van de Europese luchtvaart (voorstel 11), aangezien deze sector voor grote uitdagingen staat. Een concurrerende Europese luchtvaartsector is van belang voor de economie, werkgelegenheid en onze verbondenheid met de wereld. Nederland kijkt met belangstelling naar de herziening van de Verordening voor het Europees Luchtvaartagentschap EASA. In de consultatie daarover heeft Nederland aangegeven dat deze zich zou moeten richten op vereenvoudiging en het verminderen van administratieve lasten.

In 2015 zal de Europese Commissie een voorstel doen hoe conclusies van de Europese Raad van 24 oktober over het 2030 klimaat- en energiebeleidskader voor het klimaatdeel kunnen worden omgezet in de Europese bijdrage aan het nieuwe mondiale klimaatakkoord onder het VN-klimaatverdrag. Nederland vindt het van belang dat dit in het eerste kwartaal van 2015 gebeurt, zodat de Europese Unie als een van de eerste partijen haar bijdrage aan het nieuwe akkoord bekend kan maken. De Commissie zal verder in de loop van 2015 een voorstel doen voor een EU visie op het nieuwe mondiale klimaatakkoord dat in december 2015 in Parijs gesloten moet worden (voorstel 6). Hierin zal naar verwachting ook ingegaan worden op de ambities van onderhandelingspartners, die dan bekend zijn gemaakt door middel van de «voorgenomen nationaal bepaalde bijdragen» aan het nieuwe klimaatakkoord. Vooruitlopend hierop zal de Commissie de ETS Richtlijn herzien. Het kabinet verwelkomt dat de Commissie al in 2015 met dit voorstel voor verdere aanpassing van de richtlijn komt.

Ook zal de Commissie komen met een voorstel om het besluitvormingsproces voor genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) te herzien (voorstel 23). Over het voorstel voor wijziging van de besluitvorming over GGO’s is inhoudelijk nog niets bekend. Vooralsnog ziet het kabinet geen reden om af te wijken van datgene wat eerder is gemeld aan uw Kamer2. Daarin is aangegeven dat het kabinet een verandering van de besluitvormingsprocedure van gekwalificeerde meerderheid naar gewone meerderheid niet wenselijk en haalbaar acht.

Daarnaast stelt de Commissie voor het pakket «Circulaire economie» en de herziening van de Richtlijn Nationale Emissieplafonds (NEC) in te trekken. De Commissie wil de NEC-richtlijn (voorstel 37 uit bijlage II) later in samenhang op pakken met wetgevende voorstellen voor de verdere uitwerking van het EU Klimaat- en Energiepakket 2030. Het is nog onduidelijk hoe en wanneer wordt gecommuniceerd dat het huidige voorstel is ingetrokken. Deze aanpak zal wel leiden tot enige vertraging. Van uitstel mag echter geen afstel komen. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van luchtverontreiniging is een Europese aanpak het meest geëigend om effectief beleid te voeren, uitgaand van een gelijk speelveld. Dit geldt bij uitstek voor het terugdringen van luchtverontreiniging bij de bron. De richtlijn voor middelgrote installaties richt zich hierop, maar is niet ambitieus genoeg.

Wat betreft circulaire economie (voorstel 38 uit bijlage II) geeft de Commissie aan het pakket eind 2015 te willen vervangen door een meer ambitieus voorstel voor het bevorderen van circulaire economie. Daarbij zal wat Nederland betreft moeten worden aangestuurd op een ambitieus maar realistisch en uitvoerbaar Europees beleid met passende, handhaafbare instrumentatie, dat net als in het oorspronkelijke pakket recycling in heel Europa dient te worden bevorderd. Nederland zal de nieuwe voorstellen toetsen op basis van de uitgangspunten in het eerdere BNC-fiche. Hierbij zullen we kijken welke kansen er liggen om het EU-beleid rond grondstoffenvoorzieningszekerheid, resource efficiency en de circulaire economie verder te verbinden en integreren. Daarnaast biedt het afvalpakket kansen voor groei en banen.

Nederland is verheugd dat het werkprogramma een nieuw accent op Better Regulation legt: naast het intrekken en evalueren van wetgeving en het verminderen van administratieve lasten, geeft de Commissie meer aandacht aan betere implementeerbaarheid en meer consistentie van bestaande EU-regelgeving. Dit sluit goed aan bij de Better Regulation-initiatieven die Nederland zelf heeft ontwikkeld, zoals het project Make it Work dat zich richt op een consistentere en beter uitvoerbare milieuregelgeving en de Oxford Group die hierop inzet op transportgebied.

Voor REFIT spelen meerdere initiatieven. Wat betreft drinkwater (voorstel 32 uit bijlage III) hecht Nederland sterk aan een integrale herziening van de richtlijn met onder meer invoering van de risicobenadering, en aan harmonisatie van productnormen die een relatie hebben met drinkwater.

Een aantal richtlijnen waaronder die voor Hernieuwbare Energie, CO2 en auto’s, brandstofkwaliteit en CO2-opslag en het European Pollutant Release and Transfer Register (E-PRTR)-verordening zullen worden geëvalueerd (voorstellen 10, 11, 12, 13 en 36 uit bijlage III). De resultaten hiervan zullen in 2015 bekend worden m.u.v. E-PRTR (2016). Dit is voor Nederland belangrijke regelgeving, waar aandachtig naar gekeken zal worden. Op dit moment is nog niet helder wat men wil doen met de resultaten van de evaluatie.

Vanuit milieuoogpunt is de «gezondheidstest» die de Commissie zal uitvoeren met betrekking tot de Europese olie-industrie (voorstel 46 uit bijlage III) van belang. Hierbij wordt gekeken naar de impact van (milieu)wetgeving op de concurrentiepositie van de olie-industrie.

Op het gebied van gecombineerd transport is Nederland voorstander van eenduidige interpretatie en handhaving van bestaande regelgeving. Ditzelfde geldt voor de verordeningen over cabotage in het wegvervoer. Nederland is onder de huidige sociale condities geen voorstander van het verder verruimen van de voorschriften op het gebied van gecombineerd transport en evenmin van het liberaliseren van cabotage. Bij beide herzieningen is het zeer waarschijnlijk dat de Commissie hier wel op wil inzetten. Een verruiming van de voorschriften zou een ondergraving van cabotagevoorschriften kunnen betekenen.

Ook is de Commissie bezig met een reguliere evaluatie van de richtlijn tunnelveiligheid. Nederland ziet geen meerwaarde van deze richtlijn en heeft de intrekking daarvan bepleit. Bij het uitkomen van de evaluatie zal dit ook de Nederlandse grondhouding zijn.

Tenslotte zijn er op milieu en transportterrein verschillende dossiers die Nederland ook graag in het REFIT-programma ziet worden opgenomen. Deze dossiers worden, in sommige gevallen ook met steun van andere lidstaten, onder de aandacht gebracht bij de Commissie.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Bijlage I van het Werkprogramma voor 2015 bevat geen voorstellen die op deze specifieke beleidsterreinen van toepassing zijn, hoewel sommige voorstellen er wel aan raken. Dan gaat het bijvoorbeeld om de migratieagenda in relatie tot kenniswerkers (zie bij Veiligheid en Justitie), scholing in relatie tot arbeidsmarktbeleid (zie bij Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en de digitale interne markt (zie bij Economische Zaken).

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil de Commissie zich inzetten om lidstaten te ondersteunen mensen weer aan het werk te krijgen. Hierbij gaat speciale aandacht uit naar mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt (langdurig werklozen en jongeren) en naar het belang van (her)scholing. Het kabinet onderschrijft deze prioriteit van de Commissie. In beginsel zijn lidstaten zelf verantwoordelijkheid voor het arbeidsmarktbeleid. De werkloosheid in Europa is momenteel onacceptabel hoog en het grote aantal jongeren zonder baan en langdurig werklozen vergroten het risico op structurele werkloosheid en armoede. Effectieve maatregelen, zowel nationaal als op EU-niveau, zijn nodig om de economische groei te bevorderen en banen te creëren.

De Commissie neemt zich voor de arbeidsmobiliteit te bevorderen en tegelijkertijd beleid te ontwikkelen ter ondersteuning van de lidstaten bij het bestrijden van sociale dumping (voorstel 8). Dit voorziet de Commissie te gaan doen door een gerichte evaluatie van de detacheringsrichtlijn en een versterkt EURES. Nederland kan deze inzet van de Commissie ten volle ondersteunen. Het is van het grootste belang voor de Europese samenwerking dat er aandacht is voor schaduwzijden van het vrij verkeer van werknemers, dat misbruik en schijnconstructies effectief bestreden worden en dat er wordt geïnvesteerd in de zwakkeren op de arbeidsmarkt.

Het kabinet erkent voorts het belang van een goed geschoolde beroepsbevolking. De toekomstige arbeidsmarkt stelt steeds andere en hogere eisen aan onze beroepsbevolking. Lidstaten dienen continu aandacht te hebben voor de ontwikkeling van kennis en vaardigheden en bij-, op- en omscholing naar een ander beroep of hoger opleidingsniveau. Het kabinet ziet de initiatieven vanuit de Commissie om lidstaten hierbij te ondersteunen (voorstel 2) dan ook met belangstelling tegemoet.

Voorts neemt het kabinet nota van het voornemen van de Commissie om het voorstel voor de Zwangerschapsrichtlijn (voorstel 58 uit bijlage II) in te trekken mits er geen akkoord op het huidige voorstel bereikt wordt binnen zes maanden. De Commissie geeft aan dan een nieuw initiatief uit te zullen brengen. Nederland verwelkomt het voornemen om dit voorstel in te trekken en kijkt uit naar een nieuw voorstel dat beter aansluit bij huidige realiteit, waarin veel lidstaten reeds nationaal verlofregelingen aangepast hebben.

Veiligheid en Justitie

De Commissie kondigt een herziening aan van de EU-interne veiligheidsstrategie (voorstel 17). Het kabinet heeft begin oktober 2014 een uitgebreide bijdrage geleverd aan de publieke consultatie van de Commissie op dit onderwerp (Brief aan de Tweede Kamer van 10 oktober 2014, Kamerstuk 22 112, nr. 1920). Nederland heeft in dat kader de prioritaire thema’s cyber security (multi-stakeholder aanpak), bestuurlijke aanpak, financieel rechercheren en Forensische ruimte ingebracht. De JBZ-raad van december 2014 is akkoord gegaan met Raadsconclusies aangaande de herziening van de EU interne veiligheidsstrategie waarin de genoemde thema’s zijn opgenomen. Tevens zijn hierin (nieuwe) dreigingen en uitdagingen op de terreinen van georganiseerde misdaad, terrorisme, cybercrime, nieuwe technologieën en crises geïdentificeerd, welke in lijn zijn met de Nederlandse inzet. Het kabinet ziet de betreffende mededeling van de Commissie, die in het voorjaar van 2015 wordt verwacht, dan ook met belangstelling tegemoet.

De Commissie kondigt daarnaast aan met voorstellen te zullen komen voor een Europese migratieagenda (voorstel 18). Het kabinet vindt aandacht voor het beheer van migratiestromen van groot belang en wil daarbij de nadruk blijven leggen op de samenwerking met derde landen, de aanpak van mensensmokkel en een gelijk speelveld binnen de EU. Het kabinet kijkt dan ook met bijzondere belangstelling uit naar de initiatieven van de Europese Commissie in dit kader. Wat betreft het voornemen tot de herziening van de richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (blauwe kaart), hecht het kabinet aan de goede ervaringen met de nationale kennismigrantenregeling. Deze nationale regeling is eenvoudiger en daarmee bewezen aantrekkelijker dan de huidige richtlijn blauwe kaart. Het kabinet is in beginsel voorstander van een uniforme Europese regelgeving, mits die net zo eenvoudig en aantrekkelijk is als de huidige nationale regeling en daarmee een aparte nationale regeling overbodig maakt. Het kabinet zal zich daarom inzetten om de herziening van de richtlijn zoveel mogelijk te doen aansluiten bij de nationale regeling.

Het kabinet neemt er tot slot kennis van dat de Commissie stelt te blijven streven naar de instelling van een onafhankelijk Europees openbaar ministerie (EOM). Het kabinet is voorstander van actieve bestrijding van fraude ten nadele van de financiële belangen van de EU, maar dat brengt geen wijziging in zijn houding over het huidige EOM-voorstel, zoals verwoord tegenover het parlement en in de Raad.

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Bijlage I van het werkprogramma voor 2015 bevat geen specifieke voorstellen op dit terrein. In bijlage II stelt de Commissie voor om een drietal voorstellen op VWS-terrein in te trekken: een wijzigingsverordening inzake levensmiddelenhygiëne, de transparantierichtlijn met betrekking tot de prijsstelling van geneesmiddelen en een richtlijn betreffende de indeling, verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (de voorstellen 46, 49 en 80 uit bijlage II). Het kabinet verwelkomt het voornemen om deze voorstellen in te trekken. Deze zijn grotendeels achterhaald (voortellen 46 en 80) of is er is geen draagvlak voor in de Raad en een overeenkomst is niet te verwachten (voorstel 49).

Ook bij de REFIT-acties in bijlage III spelen twee initiatieven op VWS-terrein. Het eerste betreft om een studie naar de voorschriften voor audiovisuele commerciële communicatie inzake alcoholische dranken (voorstel 14 uit bijlage III). Het kabinet verwelkomt dit initiatief. Naast een evaluatie van het effect van deze voorschriften zal er ook gekeken moeten worden naar eventuele verbeteringen, respectievelijk alternatieve regelingen en de (mogelijke) impact hiervan. Het tweede initiatief, dat eveneens door het kabinet wordt verwelkomd, is de aangekondigde «gezondheidstest» voor de algemene levensmiddelenverordening (voorstel 43 uit bijlage III). Met deze test zal de Commissie de doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie, relevantie en de EU-meerwaarde van het wettelijk kader op het gebied van de levensmiddelenwetgeving beoordelen. Het kabinet vindt het erg belangrijk dat de algemene Europese levensmiddelenwetgeving goed geëvalueerd wordt. Nederland heeft in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met dergelijke basiswetgeving en het kabinet ziet de evaluatie met belangstelling tegemoet.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Zie ook de kabinetsappreciatie van het investeringsplan in Kamerstuk 21 501-07, nr. 1202

X Noot
2

Brief van 24 maart 2014 (Kamerstuk 27 428, nr. 267).

Naar boven