21 501-20 Europese Raad

Nr. 914 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 september 2014

De Europese Commissie heeft in 2013 een drietal zogenaamde Omnibus-voorstellen1 (verzamelvoorstellen) gedaan om comitologieprocedures voor het vaststellen van lagere EU-regelgeving aan te passen aan het post-Lissabon systeem. De BNC-fiches die hierover verschenen zijn besproken tijdens het Algemeen Overleg Raad Algemene Zaken en Europese Raad van 17 oktober 20132 (fiche over Omnibusvoorstellen I en II d.d. 30 augustus 20133) en het Algemeen Overleg Raad Algemene Zaken van 5 februari jl.4 (fiche over Omnibusvoorstel III d.d. 29 november 20135). Door middel van deze brief informeer ik u over de stand van zaken rond de onderhandelingen over deze drie Omnibusvoorstellen.

De Raad heeft de eerste ronde van de besprekingen van Omnibusvoorstellen inmiddels afgerond. De uitkomsten van deze besprekingen zijn opgenomen in de voortgangsrapportage van het voormalige Griekse voorzitterschap aan Coreper6. Het kabinet heeft alle instrumenten uit de voorstellen grondig bestudeerd. Het kabinet heeft vastgehouden aan de wens van een gevalsgewijze beoordeling in plaats van de instrumenten als één geheel te behandelen. Dit is een breed gedeeld standpunt onder de lidstaten.

Voor de Omnibusvoorstellen I en III geldt dat de Raad soms wel, maar vaak ook niet kan instemmen met de voorstellen van de Commissie over het vervangen van de nog functionerende regelgevende procedure met toetsing, de zogenaamde PRAC, door het toekennen van een delegatiebevoegdheid (art. 290 VWEU) dan wel een bevoegdheid voor uitvoeringshandelingen (art. 291 VWEU). Naar mening van de Raad dient een groot aantal instrumenten uit de Omnibusvoorstellen te worden gehaald, omdat omzetting naar een andere procedure vraagt om nadere bestudering en eventueel aanpassing van de bevoegdheidstoekenning7. Voor deze instrumenten geldt dat de aanpassing van de PRAC naar het post-Lissabon systeem in een later stadium zal moeten plaatsvinden op het moment dat de instrumenten (volledig) worden herzien. De uitkomst van de eerste ronde besprekingen in de Raad komt grotendeels overeen met de inzet van het kabinet.

Het Europees parlement heeft op 25 februari jl. in een eerste lezing reeds positie vastgesteld over de Omnibusvoorstellen8, waarbij grotendeels steun is uitgesproken voor de voorstellen van de Commissie.

De Commissie heeft aangekondigd een wijzigingsvoorstel te doen voor de Omnibusvoorstellen I en III. Naar verluidt zullen de voorstellen worden aangepast n.a.v. de eerste lezing positie van het EP en de punten zoals naar voren gekomen tijdens de besprekingen binnen de Raad. Het is nog onbekend wanneer dit voorstel zal verschijnen, mede in het licht van het aantreden van de nieuwe Commissie.

De uitkomst van de besprekingen binnen de Raad over Omnibusvoorstel II (op het terrein van justitie) is dat de aanpassing van de PRAC naar het post-Lissabon systeem pas plaats zal moeten vinden op het moment dat er sprake is van een (volledige) herziening van deze instrumenten. Het is nog niet bekend wat de volgende stap van de Commissie zal zijn.

De positie van de Raad in de discussie over de Omnibusvoorstellen is nauw verbonden met de wens voor een horizontale oplossing voor de zorgen omtrent de raadpleging van nationale experts bij de totstandkoming van gedelegeerde handelingen. De Raad heeft begin 2014 aan de Commissie en het Europees parlement gevraagd om aanpassing van de zgn. «Common Understanding» om de rol van nationale experts te versterken bij de totstandkoming van gedelegeerde handelingen9. Deze aanpassing zou inhouden dat nationale experts tijdig, op gepaste en transparante wijze door de Commissie geraadpleegd moeten worden voorafgaand aan het voorstel voor de concept-gedelegeerde handeling. Daarnaast spant het kabinet zich in voor actieve openbaarheid en verbetering van informatievoorziening over de activiteiten van de expertgroepen, bijvoorbeeld via een register van gedelegeerde handelingen. De Raad is in afwachting van een inhoudelijke reactie van de CIE op de voorgestelde aanpassingen.

Het kabinet zal u op de hoogte houden van de voortgang ten aanzien van de voorstellen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

COM (2013) 451, COM (2013) 452 en COM (2013) 751.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-20, nr. 816

X Noot
3

Kamerstuk 22 112, nr. 1674, Verordening aanpassing comitologie post-Lissabon (PRAC-delegatie).

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-02, nr. 1364

X Noot
5

Kamerstuk 22 112, nr. 1746, Verordening aanpassing comitologie post-Lissabon (PRAC-delegatie/uitvoering).

X Noot
6

Doc. 11146/14.

X Noot
7

Van de 160 instrumenten uit het Omnibus I voorstel wil de Raad er 19 in het voorstel houden. Wat betreft de instrumenten uit het Omnibusvoorstel III waarvoor omzetting naar delegatie werd voorgesteld, steunt de Raad het behoud van 9 van de 43 instrumenten in het voorstel. Van de 30 instrumenten uit het Omnibusvoorstel III waarvoor omzetting naar uitvoering werd voorgesteld, wil de Raad 10 instrumenten behouden. Van de 6 voorstellen om de PRAC te schrappen, steunt de Raad dat voorstel voor 4 instrumenten in de Omnibus.

X Noot
8

P7_TA(2014)0114; P7_TA(2014)0113; P7_TA(2014)0112.

X Noot
9

6774/14.

Naar boven