22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1903 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij acht fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving (REFIT): stand van zaken en vooruitzichten (Kamerstuk 22 112, nr. 1896)

Fiche 2: Mededeling onderzoek en innovatie: de bronnen van toekomstige groei (Kamerstuk 22 112, nr. 1897)

Fiche 3: Mededeling data-economie (Kamerstuk 22 112, nr. 1898)

Fiche 4: Mededeling naar een circulaire economie (Kamerstuk 22 112, nr. 1899)

Fiche 5: Wijzigingsvoorstel Afval Richtlijnen (Kamerstuk 22 112, nr. 1900)

Fiche 6: Mededeling groen actieplan voor het mkb (Kamerstuk 22 112, nr. 1901)

Fiche 7: Mededeling over circulaire economie in de bouwsector (Kamerstuk 22 112, nr. 1902)

Fiche 8: Mededeling groene werkgelegenheid

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling groene werkgelegenheid

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio’s. Initiatief voor groene werkgelegenheid: het banenpotentieel van de groene economie benutten.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    2 juli 2014.

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2014) 446.

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

    Niet opgesteld.

  • f) Behandelingstraject Raad

    De behandelde thematiek ligt op het snijvlak van de Milieuraad en de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid.

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Essentie voorstel

Dit voorstel is onderdeel van het circulaire economie pakket dat voorts bestaat uit:

  • Mededeling naar een circulaire economie COM(2014) 398;

  • Wijzigingsvoorstel Afvalrichtlijnen COM(2014)397;

  • Mededeling circulaire economie in de bouwsector COM(2014) 445;

  • Mededeling Groen actieplan voor het mkb COM(2014) 440.

In de mededeling beschrijft de Commissie strategische kaders om arbeidsmarkt- en vaardighedenbeleid een actieve rol te laten spelen bij de ondersteuning van het scheppen van banen in de groene economie. De Commissie ziet de overstap naar een hulpbronefficiënte economie als een kans om zogenaamde groene werkgelegenheid te creëren.1 Om dit potentieel te benutten zouden de integratie en coördinatie van beleidsmaatregelen en initiatieven op Europees en nationaal niveau verbeterd moeten worden. De Commissie pleit in dit verband voor de volgende beleidsmaatregelen:

  • Het overbruggen van skills gaps door de ontwikkeling van «groene» vaardigheden te bevorderen en de marktvraag naar deze vaardigheden te onderzoeken. Om hieraan bij te dragen worden de EU lidstaten uitgenodigd om kwalificaties en daarmee overeenstemmende onderwijs- en opleidingsprogramma’s te herbeoordelen en te actualiseren.

  • Het anticiperen op verandering door herstructureringen in goede banen te leiden, door een veilig kader om van baan te veranderen te creëren en door arbeidsmobiliteit te bevorderen. In deze context nodigt de Commissie de lidstaten uit om het gebruik van het Europese kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering (een stappenplan van «good practices» voor vakbonden, werkgeversorganisaties en individuele werknemers) te bevorderen.

  • Het steunen van baancreatie door efficiënt gebruik te maken van EU-financiering, de belastingdruk van arbeid te verschuiven naar belastingen die minder nadelig zijn voor de groei, zoals consumptie, eigendom en milieuvervuiling en groene overheidsaanbestedingen te vergroten. De lidstaten worden uitgenodigd om de werkgelegenheids- en vaardigheidsdimensie van hun programma’s voor groene investeringen en technologieën te versterken en groene sociale ondernemingen te ondersteunen. Ook roept de Commissie de lidstaten op om toe te zien op doeltreffend gebruik van Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI) om de overstap naar een milieuvriendelijke economie te stimuleren.

  • Het verbeteren van de kwaliteit van gegevens middels het ontwikkelen en harmoniseren van statistische indicatoren en methoden. In het kader van deze doelstelling worden de lidstaten uitgenodigd om de overgangsperiode voor de tenuitvoerlegging van de milieugoederen en dienstensector-rekeningmodule, en de tijd die nodig is om gegevens door te sturen, tot een minimum te beperken.

  • Het versterken van sociale dialoog en internationale samenwerking om groene banen te bevorderen.

De Commissie zet in de mededeling op alle bovengenoemde beleidsterreinen eigen voorgenomen acties uiteen. Deze betreffen voornamelijk het uitwisselen van goede praktijken, het versterken van bestaande regelingen en instrumenten en het bevorderen van de samenwerking op verschillende niveaus. Middels bekrachtiging van het initiatief voor groene werkgelegenheid hoopt de Commissie tot een geïntegreerde aanpak van duurzame groei en banen in de EU te komen.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Nederland erkent het belang van verduurzaming van de economie en ondersteunt deze transitie door de juiste randvoorwaarden voor groene groei te creëren. Het Nederlandse beleid leunt daarbij op vier pijlers: 1) een slimme inzet van marktprikkels waarbij prijzen van producten en diensten de externe effecten van productie en consumptie op natuur en milieu beter reflecteren zonder de concurrentiepositie aan te tasten, 2) stimulerende wet- en regelgeving middels het wegnemen van belemmeringen zoals administratieve lasten, 3) het bevorderen van innovatie met een effectief bedrijven- en topsectorenbeleid en 4) de overheid als netwerkpartner voor partijen in de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te bevorderen. Deze vier pijlers worden toegepast binnen de domeinen energie, biobased economy, klimaat, afval, bouw, voedsel en biodiversiteit, mobiliteit en water.

Om de kans op succes van de groene groei agenda te vergroten, zoekt de Nederlandse overheid naar een breed draagvlak voor haar beleid in de samenleving. Een voorbeeld daarvan is het SER Energieakkoord, waarin de overheid samen het bedrijfsleven en andere stakeholders afspraken heeft gemaakt over o.a. energiebesparing, verduurzaming van de energievoorziening en het realiseren van werkgelegenheidskansen. Tegelijkertijd wijst Nederland op het belang van een internationale aanpak om als open economie kansen over de grenzen te kunnen benutten, om een gelijk speelveld te garanderen en om als landen van elkaar te leren.

Hoewel Nederland de potentiële werkgelegenheidswinsten ziet die een vergroening van de economie met zich meebrengt, heeft het beleid als uitgangspunt dat je geen duurzame banen schept door als overheid banen te creëren. In plaats daarvan richt het Nederlandse beleid zich op innovatie, verbetering van de concurrentiepositie en economische hervormingen, die tezamen moeten leiden tot (zo groen mogelijke) economische groei en daarmee ook tot werkgelegenheid. Verduurzaming van de economische groei is wat Nederland betreft dan ook de drijvende kracht achter groene werkgelegenheid. Er is geen beleidsdoelstelling geformuleerd als het gaat om het aantal groene banen in de economie.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Hoewel Nederland geen noodzaak ziet om haar generieke onderwijs- en arbeidsmarktbeleid specifiek toe te spitsen op groene werkgelegenheid, kan het zich grotendeels vinden in de voorgenomen acties van de Commissie op het gebied van groene werkgelegenheid. Voor wat betreft de beleidsterreinen waarop de Commissie suggesties voor concreet beleid aan lidstaten heeft gedaan, is de Nederlandse positie onderstaand uiteengezet.

  • Op het gebied van vaardigheden onderschrijft Nederland de oproep van de Commissie. Nederland beoordeelt en actualiseert kwalificaties en daarmee overeenstemmende onderwijs- en opleidingsprogramma's regelmatig. De afstemming tussen onderwijs en arbeidsmarkt is in Nederland op stelselniveau verankerd door de wijze waarop in Nederland kwalificatiedossiers tot stand gebracht worden, namelijk in tripartiet overleg tussen vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen, werkgevers en werknemers.

  • Het Europese kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering geeft een adequate opsomming van de verschillende aspecten die bij herstructureringsoperaties geadresseerd dienen te worden. Door gebruik van het kader kunnen veranderingen effectiever worden doorgezet en de overgang van personen en activiteiten naar groene ondernemingen beter worden gestructureerd. Nederland kan daarom de aanbeveling waartoe in het kwaliteitskader wordt opgeroepen, ondersteunen (zie ook het fiche Mededeling Kwaliteitskader Herstructurering: Kamerstuk 22 112, nr. 1781).

  • De Nederlandse overheid heeft een raamwerk gecreëerd om duurzaam ondernemen te stimuleren, maar stuurt niet op groene baancreatie. Nederland acht het dan ook niet wenselijk om in termen van groene banen, maar desgewenst wel in termen van vergroening van processen voorwaarden te stellen aan haar innovatieondersteuning. Nederland onderschrijft de aanbeveling om als lidstaat toe te zien op doeltreffend gebruik van ESI-fondsen ter bevordering van de groene economie voor zover dit is opgenomen in de doelstellingen. Zo worden de middelen van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling gebruikt om een koolstofarme economie en innovatie te bevorderen, maar zet Nederland het Europees Sociaal Fonds bijvoorbeeld niet expliciet in voor groene doeleinden.

  • Nederland staat positief tegenover de voorgestelde acties om de kwaliteit van gegevens met betrekking tot groene groei en werkgelegenheid te verbeteren. Wel moet worden gewaakt voor de eventuele ambitie van de Commissie om te komen tot nieuwe Europese statistische verplichtingen, waaronder statistische uitvragen aan bedrijven. Vastgestelde leemten in de kwaliteit van de statistische gegevens moeten wat Nederland betreft in eerste instantie worden opgevuld binnen het kader van de reeds bestaande verordeningen op het gebied van de Europese milieueconomische rekeningen.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Nog niet bekend.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

a) Bevoegdheid

De mededeling bevat geen concrete wet- en regelgevingsvoorstellen. Op grond van artikel 149 VWEU kan de Europese Unie stimuleringsmaatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen en hun werkgelegenheidsbeleid te ondersteunen. Dit kan door middel van initiatieven ter ontwikkeling van informatie en optimale praktijken, verstrekking van vergelijkende analyses en advies, alsmede bevordering van innoverende benaderingswijzen en de evaluatie van ervaringen. In dit licht kan de EU bevoegd geacht worden voor de beleidsvoorstellen in de mededeling.

b) Subsidiariteit

De Nederlandse grondhouding over de mededeling van de Commissie aangaande het initiatief voor groene werkgelegenheid is positief met een kanttekening. De overgang naar de groene economie heeft, zeker ook op de lange termijn, gevolgen voor (de werkgelegenheid en kwalificaties binnen) de EU als geheel. Wanneer maatregelen complementair zijn aan nationaal beleid, kan coördinatie op EU-niveau van meerwaarde zijn bij het ondersteunen van lidstaten. Dit doet niet af aan het feit dat institutionele uitdagingen op de arbeidsmarkt verschillen van lidstaat tot lidstaat en vragen om beleid op nationaal niveau.

c) Proportionaliteit

Nederland is van mening dat de aangekondigde acties in de mededeling in de juiste verhouding staan tot het doel van de mededeling aangaande groene werkgelegenheid. Nederland beoordeelt de proportionaliteit van de maatregelen uit de mededeling daarom als positief. De aangekondigde acties zijn niet-wetgevend en beperken zich tot het ondersteunen van de lidstaten in hun doelstellingen om hervormingen te realiseren en groene groei en werkgelegenheid te bevorderen.

Nederland plaatst een kanttekening bij het voornemen van de Commissie om de informatiebasis uit te bouwen en de kwaliteit van gegevens op het terrein van groene werkgelegenheid te verbeteren. Dit zou in de toekomst kunnen leiden tot een, in de ogen van Nederland, in beginsel niet noodzakelijke uitvraag van nieuwe statistische verplichtingen en definiëring van «groene werkgelegenheid». Nederland zal een eventuele uitwerking op dit terrein te zijner tijd kritisch beoordelen.

d) Financiële gevolgen

Aan de aangekondigde acties zijn voor Nederland geen financiële consequenties verbonden. Benodigde EU-middelen dienen volgens Nederland binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 gevonden te worden. Deze uitgaven moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Eventuele budgettaire gevolgen voor Nederland zullen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

e) Gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

Voor zover nu beoordeeld kan worden, hebben de maatregelen uit de mededeling geen gevolgen voor de regeldruk en de administratieve lasten in Nederland. Nederland zal in deze context ook het voornemen van de Commissie om de informatiebasis uit te bouwen en de kwaliteit van gegevens op het terrein van groene werkgelegenheid te verbeteren te zijner tijd kritisch beoordelen.


X Noot
1

De statistische definitie van groene banen betreft het aantal banen in de milieugoederen- en dienstensector (EGSS). Dit zijn banen in sectoren met het voornaamste doel om milieuschade of verbruik van schaarse grondstoffen te verminderen of om afval en vervuiling te bestrijden en te verwerken. De bredere term groene werkgelegenheid lijkt de Commissie te gebruiken om aan te geven dat vergroening van de economische structuur ook de aard en omvang van werkgelegenheid verandert.

Naar boven