Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 22112 nr. 1077 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 22112 nr. 1077 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2010
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Verordeningen betreffende het European Network and Information Security Agency (Kamerstuk 22 112, nr. 1072)
2. Richtlijn en mededeling herziening eerste spoorpakket (Kamerstuk 22 112, nr. 1073)
3. Verordening betreffende OTC-derivatenhandel en centrale clearing (Kamerstuk 22 112, nr. 1074)
4. Verordening over short selling en bepaalde aspecten van credit default swaps (Kamerstuk 22 112, nr. 1075)
5. Mededeling Strategie voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen 2010–2015 (Kamerstuk 22 112, nr. 1076)
6. Verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2011 in de Oostzee
7. Wijziging van verordeningen betreffende de verstrekking van levensmiddelen aan de meest behoeftigen in de Unie (Kamerstuk 22 112, nr. 1078)
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
H. P. M. Knapen
Fiche: verordening tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2011 in de Oostzee
Titel Voorstel
Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling, voor 2011, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn.
Datum Commissiedocument
14 september 2010
Nr. Commissiedocument
COM(2010) 470
Pre-lex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=198547
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad
Behandeling in de Landbouw-en Visserijraad van 26 oktober 2010
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
Rechtsbasis, besluitvormingsprocedure, rol Europees Parlement, delegatie en comitologie
a) Rechtsbasis
Art. 43, lid 3 VWEU
b) Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement
Gekwalificeerde meerderheid van de Raad, Europees Parlement is niet betrokken
c) Delegatie en/of comitologie
Niet van toepassing
Korte inhoud voorstel
Het voorstel behelst verhoging van de TAC1 voor kabeljauw, een daling van de zalm-TAC en sterke dalingen van de TACs voor haring en sprot. De verhoging van de kabeljauw-TAC is mogelijk omdat het herstelplan reeds vruchten afwerpt. Voor haring en sprot constateert de Europese Commissie op basis van het biologisch advies van ICES2 dat de toestand van de bestanden verder is verslechterd omdat in de afgelopen jaren de TACs te hoog zijn vastgesteld. De percentages voor reductie zijn conform de regels van de beleidsverklaring van de Commissie in COM(2010) 241. Nederland heeft geen visserijbelangen in de Oostzee.
Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
De subsidiariteit is niet van toepassing aangezien het visserijbeleid een exclusieve bevoegdheid is van de Unie. Het proportionaliteitsoordeel is positief.
Risico’s/implicaties/kansen
Er zijn geen risico’s aan het voorstel verbonden voor Nederland.
Nederlandse positie
Nederland staat positief tegenover het voorstel aangezien het op de middellange termijn moet leiden tot duurzame visbestanden.
Inhoud voorstel
De Europese Commissie heeft op 2 september 2010 een voorstel voor een verordening aangenomen voor het vaststellen van de vangstmogelijkheden van de belangrijkste visbestanden in de Baltische Zee (Oostzee) voor 2011. Het voorstel behelst:
– 15% verhoging van de TAC voor kabeljauw in de oostelijke Oostzee;
– 6% verhoging van de TAC voor kabeljauw in de westelijke Oostzee;
– 30% reductie van de TAC voor haring in de westelijke Oostzee;
– 28% reductie van de TAC voor de haring in de centrale Oostzee;
– 30% reductie van de TAC voor sprot; en
– 15% reductie van de TAC voor zalm.
De visserijinspanning (gebaseerd op het kabeljauwherstelplan) blijft onveranderd in het oosten, maar wordt in het westen met 10% verminderd.
De percentages voor reductie zijn conform de regels van de beleidsverklaring van de Commissie in COM(2010) 241. De verhoging van de TAC voor kabeljauw is mogelijk omdat het herstelplan vruchten afwerpt. Voor haring en sprot constateert de Europese Commissie op basis van het biologisch advies van ICES dat de toestand van de bestanden verder is verslechterd omdat in de afgelopen jaren de TACs te hoog zijn vastgesteld. Om het bestand van de westelijke Oostzeeharing te laten herstellen, is niet aleen een daling van 30% nodig. Ook zal de TAC voor het bestand in het Skagerrak, die samen met Noorwegen wordt afgesproken, moeten bijdragen aan het herstel. Het Skagerrakbestand staat er overigens goed voor.
Impact-assessment Commissie
Geen.
a) Bevoegdheid:
Het Gemeenschappelijke Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Unie.
b) Functionele toets:
– Subsidiariteit: Niet van toepassing. Het Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Unie.
– Proportionaliteit: Positief.
– Onderbouwing: Met deze maatregelen kan worden voldaan aan het doel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) om te zorgen voor een vanuit economisch, ecologisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visbestanden. Daarmee wordt tevens de doelstelling van het herstel van de visbestanden gediend.
c) Nederlands oordeel:
Nederland vindt het positief dat de Commissie dit (jaarlijkse) voorstel heeft uitgebracht. Jaarlijks dienen de bestaande afspraken over de vangstmogelijkheden en eventuele bepalingen ten aanzien van inspanning en technische maatregelen op hun effectiviteit te worden beoordeeld en eventueel bijgesteld naar aanleiding van wetenschappelijke advies.
a) Consequenties EU-begroting:
geen.
b) Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of decentrale overheden:
geen.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:
geen.
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen.
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:
geen.
b) Voorgestelde datum inwerkingtreding:
1 januari 2011.
c) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling:
niet van toepassing.
a) Uitvoerbaarheid:
niet van toepassing, Nederland heeft namelijk geen visserijbelangen in de Oostzee.
b) Handhaafbaarheid:
niet van toepassing, zie bovenstaand.
Het voorstel voor vangstmogelijkheden in de Oostzee heeft geen rechtstreekse implicaties voor ontwikkelingslanden.
Nederland heeft geen visserijbelangen in de Oostzee, maar het kabinet hecht er wel aan dat duurzaamheid in het beheer van visserijbestanden in alle Europese wateren op gelijke wijze wordt gerealiseerd. Het Kabinet staat dan ook positief tegenover dit voorstel, aangezien het op de middellangetermijn moet leiden tot duurzame visbestanden. In het voorstel van de Commissie is rekening gehouden met de wetenschappelijke adviezen en met de stakeholders. Het Kabinet is verheugd dat het in 2007 aangenomen beheerplan voor kabeljauw zijn vruchten heeft afgeworpen. Het voorstel van Denemarken om te gaan experimenteren met vangstquota in de Oostzee is sympathiek. Nederland wacht nog de resultaten van de vangstquotaexperimenten in de Noordzee af. Het deelt de zorg van de Commissie over de toestand van de haring in de Oostzee en kan instemmen met een aanzienlijke reductie. Wel is het zaak dat er zo snel mogelijk een herstelplan voor haring in de Oostzee komt. Problemen met het westelijke haringbestand dienen ter plekke te worden opgelost en niet te worden doorgeschoven naar aanpalende gebieden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112-1077.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.