21 501-34 Raad voor Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport

Nr. 346 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2020

Hierbij zend ik u het verslag van de informele Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sport Raad (OJCS-Raad) voor onderwijsministers die het Duitse Voorzitterschap op 16-17 september jongstleden organiseerde in Osnabrück, deelstaat Nedersaksen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

VERSLAG INFORMELE OJCS-RAAD 16–17 SEPTEMBER 2020

Opening

De bijeenkomst werd geopend door de federale Minister voor onderwijs en onderzoek, mw. Anja Karliczek, samen met de voorzitter van de conferentie van Duitse onderwijsministers («Bundeskultuskonferenz»), Mw. Stefanie Hubig. De voorzitter verduidelijkt dat in Duitsland de deelstaten verantwoordelijk zijn voor het onderwijsbeleid en Covid-19 maatregelen, maar in de Covid-19 crisis periode uitstekend is samengewerkt tussen de Länder en de Bund. De Minister van Onderwijs van het Bundesland Nedersaksen, dhr. Grant Hendrik Tonne, verwelkomde als gastheer ook de delegaties, en benadrukte vooral het belang van innovatief beroepsonderwijs en de nieuwe kwalificaties die nodig zijn door nieuwe arbeidsmarktontwikkelingen en grote transities.

Hierna werden drie videoboodschappen vertoond van leden van de Europese Commissie: Vicepresident Margaritis Schinas (bevorderen Europese manier van leven), Commissaris Mariya Gabriel (Innovatie en jeugdzaken) en Commissaris Nicolas Schmit (Banen en sociale rechten). Schinas wees op zijn samenwerking met beide commissarissen bij de totstandkoming van de onlangs gepubliceerde Vaardighedenagenda1, en de nog te publiceren mededelingen over digitaal onderwijs en de Europese onderwijsruimte. Gabriel sprak de hoop uit dat de Covid-19 crisis niet zou leiden tot een grotere kansenongelijkheid in het onderwijs, benadrukte de gevolgen van de digitale en duurzaamheidstransities en het belang van een holistische benadering met betrekking tot onderwijs(beleid). Schmit benadrukte eveneens het belang van de dubbele transities en noodzaak van toekomstbestendig beroepsonderwijs. Hij onderstreepte het belang van de recent voorgestelde Raadsaanbeveling over beroepsonderwijs en van de ministersbijeenkomsten in het kader van het Kopenhagen proces. Hij deed een nadrukkelijk oproep aan de Onderwijsministers om op korte termijn optimaal gebruik te maken van de reserveringen in de «Recovery and Resilience Facility» en de MFK-programma’s.

Discussie over Covid-19 en de gevolgen voor onderwijs en de genomen maatregelen op onderwijsgebied

In deze sessie werd in vervolg op de verschillende informele videoconferenties tijdens het Kroatische voorzitterschap recente informatie gedeeld over de gevolgen van COVID-19 als ook over de nationaal genomen maatregelen. Daarbij lag het accept op het beroepsonderwijs en daarnaast ook op de mogelijkheden en uitdagingen van digitaal afstandsonderwijs en inzet van kunstmatige intelligentie.

Commissaris Gabriel gaf aan dat Covid-19 heeft geleid tot een mate van afstandsonderwijs die niet eerder is vertoond. Het geeft een beeld van de snelle veranderingen in het onderwijs van de 21ste eeuw, maar laat tegelijk zowel sterktes als zwaktes zien. Het nieuwe actieplan digitalisering onderwijs van de Commissie zal daarop ook reageren. De digitale transitie was nu onverwachts, en niet alle mogelijkheden van afstandsonderwijs konden worden benut. Het digitale afstandsonderwijs biedt echter duidelijk voordelen: met name die van meer gepersonaliseerd leren. De EU kan hier toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld door een digitaal onderwijsecosysteem te stimuleren of te helpen om onderwijzers te trainen. Mw. Gabriel noemt in dit verband de aandacht dit najaar in het Erasmus+ programma voor «blended learning». AI en «virtual reality» kunnen volgens Gabriel bijdragen aan gepersonaliseerd leren, maar er moeten wel regels worden ontwikkeld voor het gebruik van data voor leerkrachten en leerlingen. Gabriel vroeg ook aandacht voor de positie van meisjes en STEM-onderwijs. Specifiek voor instellingen in het beroepsonderwijs noemt zij als uitdagingen voor VET instellingen dat afstandsonderwijs wel mogelijk is voor theorie onderwijs, maar praktijk onderwijs essentieel voor praktische ervaring op werkplekken. Het welzijn van leerlingen is van groot belang geweest tijdens de sluitingen en nog steeds. Er is echter sprake van een relatief hoge uitval in het beroepsonderwijs. Er is daarom betere studie- en loopbaanbegeleiding nodig. Tenslotte benadrukte zij het belang van een Europese benadering voor zgn. «micro-credentials», tegen de achtergrond van flexibilisering van beroeps- en hoger onderwijs.

Mw. Stefanie Hubig ging in op de maatregelen die in de Duitse onderwijs zijn genomen. De crisis vormde volgens haar een vergrootglas waarbij ondanks de geboekte voortgang in digitalisering en afstandsonderwijs uitdagingen aan het licht zijn gekomen. Zij sprak de hoop uit dat Duitsland op dit gebied op het zelfde niveau komen als de meest vooruitstrevende lidstaten. Hierna benadrukt zij het belang van modernisering van de curricula in het beroepsonderwijs in samenwerking met sociale partners. Het verzorgen hiervan vereist een goed gekwalificeerde onderwijsstaf. In dit verband noemt zij een pilotproject waarbij in de eerste fase van opleiding tot leerkracht kunstmatige intelligentie (AI) wordt ingezet en ook onderzoeksprojecten gericht op «intelligent tutorial systems».

De voorzitter gaf hierna eerst het woord aan de triopartners. Portugal benadrukte het belang van praktijkleren in tijden van Covid-19; het belang van digitalisering; het risico van kansenongelijkheid en leven lang ontwikkelen als het nieuwe paradigma. Slovenië benadrukte vooral het belang van samenwerking tussen onderwijs en andere sectoren en de noodzaak van responsiviteit van onderwijs op de behoeften van bedrijven en de publieke sector. In de interventies van de overige lidstaten werden hierna veel dezelfde elementen genoemd. Zoals de kansen, risico’s en tekortkomingen van digitaal afstandsonderwijs waaronder kansenongelijkheid; de geringe mogelijkheden voor praktijkonderwijs in de Covid-situatie en het tekort aan leerwerkplaatsen; het belang van connectiviteit, apparatuur en leerkrachten met digitale kennis en vaardigheden en de vooralsnog beperkte ervaringen met en toepassingen van AI in het onderwijs.

Hierna werd een virtueel bezoek gebracht aan een onderwijsinstelling voor beroepsonderwijs en een industrieel bedrijf dat daarmee samenwerkt. De leerlingen konden deels in de school en deels thuis met elkaar konden samenwerken en zelfs vanuit huis mee-programmeren. Ook internationalisering en Erasmus+ kwamen als belangrijke factoren voor aantrekkelijk onderwijs aan de orde dat voorziet in de huidige behoeften in het bedrijfsleven.

Presentatie van de Europese vaardighedenagenda en discussie over innovaties in het beroepsonderwijs in aanwezigheid van sociale partners2

Commissaris Schmit gaf aan dat de Europese Commissie op veel terreinen een ander paradigma wil realiseren. Op veel terreinen is sprake van een digitale transitie. Die kunnen we niet missen en moeten we versterken. Het gaat daarbij niet alleen om technologie, maar ook om mensen en relatie tussen mens en machine die verandert. In het Europese model gaan we daarbij uit van «human centred technologie». Ook moet een paradigmawisseling bereikt worden door de klimaatverandering die grote verstorende effecten zal hebben op hoe we leven en consumeren. Op 1 juli verscheen daarom een nieuwe Vaardighedenagenda. Schmit ging in op de belangrijkste elementen daarvan. Nieuw is dat Vaardigheden nu in het centrum van genoemde transities staan. Goed beroepsonderwijs is van groot belang gezien de disruptieve ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. In deze Vaardighedenagenda is hiervoor daarom meer aandacht dan voorheen, en is gelijktijdig een voorstel voor een Raadsaanbeveling uitgebracht. Het bedrijfsleven heeft een belangrijke rol te vervullen, maar daartoe is nu ook meer bereidheid. Schmit verwijst ook naar de rol van de vakbonden. De Pact voor Skills lancering in Berlijn eind dit jaar, zou moeten resulteren in een blijvend project met een sterk commitment van stakeholders.

De financiering van beleidsmaatregelen gericht op vaardigheden vormt het derde onderdeel van de Vaardighedenagenda. Schmit noemde daarbij de mogelijkheden van de nieuwe programma zoals ESF+ gericht op training en InvestEU. De Commissie heeft ook een «Recovery and Resilience Facility (RFF)» gelanceerd. Een deel hiervan moet door lidstaten ook worden gebruikt voor de hervorming van onderwijsstelsels. Schmit hoopt dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.

Schmit weet dat er op de voorgestelde streefdoelen kritiek bestaat, sommige lidstaten vinden ze te hoog gegrepen en niet realistisch. Maar dat is voor de Commissie juist het doel, een positieve dynamiek te creëren. En lidstaten te ondersteunen om deze doelen te bereiken.

Afsluitend benadrukte Schmit dat in het volgende decennium sowieso sprake zal zijn van een sterk veranderende economie, los van de actuele disruptie door Covid-19. Investeren in hervormingen van onderwijsstelsels draagt daar aan bij, investeren in Leven Lang Ontwikkelen en «adult learning» in het bijzonder. Hij benadrukte daarbij dat het niet enkel moet gaan om het vinden van een baan, maar ook om het vinden van individuele bevrediging en zelfvervulling, voor zowel hoog- als laaggeschoolden.

De lidstaten spraken hun steun uit voor de verschillende maatregelen uit de Vaardighedenagenda. Een aantal gaf aan dat daarbij wel rekening gehouden moet worden met de grote diversiteit tussen lidstaten en lokale problemen, ook wat betreft de voorgestelde streefdoelen. Nationale skills strategieën, ook met ondersteuning van OESO, werden essentieel genoemd. Lidstaten moeten ook op alle niveaus bij de uitvoering van de Vaardighedenagenda worden betrokken, en best practices met elkaar uitwisselen. Goed beroepsonderwijs, STEM en ondernemerschapsvaardigheden werden genoemd als belangrijke elementen voor een voldoende geschoolde beroepsbevolking. Het belang van het bevorderen van een leercultuur en Leven Lang Ontwikkelen gericht op de twee transities werd benadrukt. Zoals ook de Commissaris eerder aangaf, gaat het daarbij niet alleen om werk, maar ook om zelfvervulling en burgerschap. Ook werd door enkele lidstaten aandacht gevraagd voor kwetsbare groepen en inclusie. Naast de voorgestelde kwantitatief streefdoelen, moet er ook aandacht zijn voor de kwalitatieve impact, bijvoorbeeld van leven lang ontwikkelen beleid.

De sociale partners lieten zich positief uit over de Vaardighedenagenda, en riepen Minister onder meer op de Raadsaanbeveling en Osnabrück verklaring over beroepsonderwijs snel aan te nemen, de uitvoering te koppelen aan het Europese Semester, Nationale hervormingsplannen en de RRF voorstellen. Specifiek werd door de werkgevers gewezen op de tekorten aan ICT-vakkrachten en de noodzaak van goed STEM-onderwijs. De vakbonden vroegen specifiek aandacht voor de precaire positie van groepen jongeren, die blijven steken in opleidingstrajecten, en nooit arbeidservaring opdoen.

Hierna werd een online enquête gehouden. Hierbij bleek dat veel lidstaten de in de Vaardighedenagenda voorgestelde indicatoren moeilijk haalbaar achten, en niets iets minder deze wel goed haalbaar achten. Op de vraag welke maatregelen het belangrijkst zijn in de Vaardighedenagenda blijkt dat de meeste lidstaten – net als Nederland – de aandacht voor de dubbele digitale en duurzame transitie noemden. Op de vraag welke 3 maatregelen m.b.t. beroepsonderwijs de meeste ondersteuning in het eigen land krijgen stemden de meeste lidstaten voor maatregelen gericht op wendbaar beroepsonderwijs aangepast aan dynamische arbeidsmarkten en het versterken van persoonlijke flexibiliteit.

Discussie over het Kopenhagen proces en Osnabrück verklaring

Voorzitter Karliczek wijst op het discussiedocument dat kort voor de bijeenkomst is toegezonden. Het discussiedocument gaat uit van vier hoofddoelstellingen m.b.t. de nieuwe uitdagingen voor het beroepsonderwijs:

  • 1. Meer innovatief en flexibel

  • 2. Ontwikkelen van een LLO cultuur

  • 3. Vormgeving van een modulaire arbeidsmarkt

  • 4. De internationale en EU context.

Het is hierbinnen nodig om verder invulling te geven aan de beoogde excellentie en korte termijn doelstellingen. Zo zijn er nieuwe samenwerkingsverbanden nodig, ook met onderzoekscentra. Digitale innovatie waaronder kunstmatige intelligentie moet ten volle benut worden. Daarnaast speelt ook de klimaatverandering een rol, en is bewustzijn voor meer duurzaamheid in het werk van belang. Tenslotte noemt ze nogmaals de internationale agenda voor VET.

Hierna was er ruimte voor interventies door de lidstaten. Vaker werd benadrukt dat beroepsonderwijs deel is van de nationale onderwijsstelsels, veelal regionaal georganiseerd en vormgegeven rond specifieke eigenschappen en behoeften van de arbeidsmarkt, en dat er geen sprake is van een EU bevoegdheid. Deze roepen op te werken aan een betere reputatie van het beroepsonderwijs. Digitalisering is zowel belangrijk voor de aantrekkelijkheid als de toekomstbestendigheid van het beroepsonderwijs. Digitalisering is volgens verschillende lidstaten hard nodig gebleken in pandemie. En vormt zowel een doel als een instrument: het kan bijdragen aan een betere toegankelijkheid van het onderwijs en gepersonaliseerd leren. Meer mensen kunnen immers onderwijs thuis volgen. Daarnaast zal kunstmatige intelligente grote gevolgen hebben in de arbeidsmarkt waarop het beroepsonderwijs zich goed moet voorbereiden. Digitalisering vormt echter geen oplossing voor alles. Er blijft een menselijke benadering nodig in sommige beroepen. De noodzaak van flexibel beroepsonderwijs werd ook vaker genoemd. Concreet is daartoe een flexibel «agile» modulair systeem van opleidingen en kwalificaties nodig. Het toenemend belang van «micro-credentials» werd ook onderstreept. Er zijn ook meer investeringen in moderne infrastructuur nodig. Ook werd het belang van netwerkvorming bilateraal, of via de EU, benadrukt. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs.

Nederland heeft het belang benadrukt van de voortzetting van het Kopenhagenproces en ondersteunde de voorgestelde hoofddoelstellingen en de korte termijn «deliverables» mits de laatste niet al te zeer afleiden van het gemeenschappelijke visie. Nederland bepleitte ook expliciete aandacht voor de voortzetting van de Europese pilotprojecten voor netwerken van centra van excellent beroepsonderwijs. Daarnaast benadrukte Nederland het belang van digitalisering, dat geen doel in zich zelf is maar als ontwikkeling wel begeleiding verdient. Goed beroepsonderwijs heeft baat bij «learning by doing» en het is van belang dat er weer snel teruggekeerd kan worden naar onderwijs in klaslokalen en bedrijven. Tegelijk is het echter positief dat de pandemie veel nieuwe ervaringen met digitaal afstandsonderwijs en combinaties van fysiek en digitaal onderwijs heeft opgeleverd met blijvend effect.

De sociale partners spraken hun steun uit voor de Osnabrück verklaring die noodzakelijk is gezien het nieuwe momentum qua aanpassingsvermogen, doorstroommogelijkheden en aantrekkelijkheid van het beroepsonderwijs (ook bij ouders). De vakbonden en het MKB benadrukten het belang van leerwerkplaatsen en de uitval hiervan door de pandemie. Vanuit het bedrijfsleven wordt gesuggereerd na te gaan waar er nog vaste curricula nodig zijn, of modulisering meer aangewezen is. In elk geval moet er een nieuwe leercultuur worden bevorderd zowel in het initiële als het vervolgberoepsonderwijs.

Commissaris Schmit kreeg hierna de gelegenheid te reageren namens de Europese Commissie op de interventies (de videoverbinding met Mariya Gabriel kwam niet tot stand). Hij was onder de indruk van de grote consensus van het belang van VET en hoopte op een snelle aanname van de Raadsaanbeveling als onderdeel van de Skills agenda en de voorgestelde Verklaring. Beide bevatten gezamenlijk een sterk programma hoe de Europese landen samen voortgang kunnen maken. Vanuit de EU vormt het Erasmus+ programma hierbij een belangrijke ondersteuning. De Osnabrück verklaring is ambitieus, maar tegelijk ook precies, met veel deliverables die kunnen worden gemonitored. De agentschappen CEDEFOP en ETF kunnen hierbij ondersteunen. De voortgang kan daarmee ook op het niveau van deze raad worden besproken. Hij noemde het belang van nationale centra voor bijscholing voor een sterke Europese economie en samenleving en inclusieve arbeidsmarkten. Daarbij moet in het bijzonder de groep jongeren niet vergeten worden.

Afsluiting door Voorzitterschap en Europese Commissie

Voorzitter Karliczek concludeerde dat nu de uitvoering cruciaal wordt, en de vraag is hoe hiervoor goede ondersteuning realiseren. De ondersteuning vanuit de EU moet in het land passen, in de «geschiedenis» van de eigen economie en wereld van het werk. Subsidiariteit is voor lidstaten belangrijk. De Covid-19 pandemie heeft digitalisering en afstandsonderwijs een impuls gegeven. Het goede was, dat dit ook kan leiden tot aantrekkelijker beroepsonderwijs waarin meer jongeren geïnteresseerd raken, en tot een beter imago bij ouderen. Ministers hebben benadrukt dat leerkrachten moeten meegaan in de ontwikkelingen meegaan, en bijgeschoold moeten worden in digitale vaardigheden. Onderwijsstelsels als geheel moeten veranderen, om antwoorden te bieden aan belangrijke uitdagingen zoals klimaatverandering. Ook benadrukte zij dat iedereen verder moet leren, en beroepsonderwijs hieraan kan bijdragen. Tenslotte, ook kansarme jongeren moeten worden meegenomen. De derde Kopenhagen verklaring van Osnabrück bevat op deze gebieden duidelijke gezamenlijke doelen.

Commissaris Schmit bedankte hierna het Duitse voorzitterschap voor het sterke programma van de bijeenkomst.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2906.

X Noot
2

Vertegenwoordigd door: European Centre of Employers and Enterprises (CEEP); SMEunited; European Trade Union Confederation (ETUC) en Business Europe.

Naar boven