22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 2906 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2020

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: EU strategie slachtofferrechten 2020–2025 (Kamerstuk 22 112, nr. 2905)

Fiche: Europese Vaardighedenagenda

Fiche: Raadsaanbeveling beroepsonderwijs (Kamerstuk 22 112, nr. 2907)

Fiche: Mededeling werkgelegenheidssteun voor jongeren (Kamerstuk 22 112, nr. 2908)

Fiche: Raadsaanbeveling versterken jongerengarantie (Kamerstuk 22 112, nr. 2909)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Fiche: Europese Vaardighedenagenda

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Sociaal en Economisch Comité en het Comité van de Regio’s: «Europese Vaardigheden Agenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht».

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    1 juli 2020

  • c) Nr. Commissiedocument:

    COM (2020) 274

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.Europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1595418728335&uri=CELEX:52020DC0274

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie: n.v.t.

  • f) Behandelingstraject Raad: Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport.

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in nauwe samenwerking met Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Essentie voorstel

De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft op 1 juli 2020 een Europese Vaardighedenagenda gepubliceerd. De Vaardighedenagenda bestaat uit vijf bouwstenen en bevat twaalf maatregelen, waarvoor vanuit de Commissie specifieke voorstellen en uitvoeringsstappen volgen. Met het oog op het aanjagen van de groene en digitale transities en het waarborgen van herstel van de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 pandemie heeft de Commissie deze herziening van de Vaardighedenagenda uit 20161 voorgesteld. Dit voorstel is aangekondigd in de Mededeling «Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities» en maakt deel uit van de uitvoering van de Europese pijler voor sociale rechten.

1. Samenwerking in het kader van een pact voor vaardigheden

De eerste bouwsteen is gericht op bevordering van publiek-private samenwerking via een «pact voor vaardigheden» om bij- en omscholing mogelijk te maken zodat de Europese beroepsbevolking deel kan nemen aan de digitale en groene transities. Centraal hierbij staat de ondertekening van een handvest door betrokken stakeholders zoals onder meer werkgevers, werknemersorganisaties, overheden en onderwijsinstellingen. Het pact zal zich allereerst richten op de economische sectoren die het hardst zijn getroffen door de COVID-19 pandemie en op de in de Europese Green Deal aangemerkte prioritaire gebieden. Het pact zal door een centraal toegangspunt op EU-niveau ook de toegang tot informatie over EU-financieringsinstrumenten voor vaardigheden vergemakkelijken.

2. Vaardigheden voor een baan verwerven: beleidsmaatregelen op elkaar afstemmen om resultaten te boeken.

De tweede bouwsteen schetst een aantal samenhangende beleidsacties die ertoe moeten leiden dat mensen hun vaardigheden kunnen ontwikkelen en versterken tijdens hun loopbaan. Hierbij gaat het o.a. om het werken aan verbeterde arbeidsmarkt-voorspellingen; de oproep aan lidstaten om een nationale vaardighedenstrategie te ontwikkelen; en facilitering door de Commissie voor het verwerven van vaardigheden voor de groene en digitale transities. Zij benadrukt hierbij het belang van het stimuleren van STEM-vaardigheden2, ondernemersvaardigheden en transversale vaardigheden. Verder geeft de Commissie aandacht aan het belang van beroepsonderwijs3 en hoger onderwijs (ho). Hierin worden diverse verwijzingen gemaakt naar o.a. een Europese graad, accreditatiesysteem en een Europees Universitair Statuut om knelpunten m.b.t. erkenning en kwaliteitsborging op te lossen.

3. Hulpmiddelen ontwikkelen die mensen in staat stellen een leven lang vaardigheden te verwerken

De derde bouwsteen betreft een aantal hulpmiddelen om werknemers, werklozen en inactieven beter toe te rusten om gedurende hun hele leven vaardigheden te ontwikkelen. De Commissie wil nagaan hoe een mogelijk Europees initiatief op het gebied van individuele leerrekeningen en ondersteunende diensten volwassenen kan helpen om scholing en ontwikkeling toegankelijker te maken en werknemers kan helpen om stappen te zetten op de arbeidsmarkt. Hierbij zal de Commissie zich vooral richten op de mogelijke wijze van financiering op nationaal niveau en geschiktheid voor MKB. De Commissie betrekt hierbij lidstaten, sociale partners en andere stakeholders. Flexibeler onderwijs en transparantie en validatie van verworven vaardigheden zijn nodig om onderwijs aantrekkelijker te maken voor de Europese burger. De Commissie stelt daarom een Europese benadering voor gericht op micro-kwalificaties4 («micro-credentials») en vernieuwing van het Europass platform5.

4. Ambitieuze doelstellingen op het gebied van vaardigheden vaststellen

Om leven lang ontwikkelen aan te jagen geeft de Commissie aan kwantitatieve doelstellingen voor 2025 op te stellen en te monitoren aan de hand van vier indicatoren: 1) deelname van volwassenen van (25–64 jaar) aan leeractiviteiten verhogen van 38% in 2016 naar 50% in 2025; 2) het aandeel laagopgeleide volwassenen in EU dat ieder jaar deelneemt aan een leeractiviteit verhogen van 18% in 2016 naar 30% in 2025; 3) het aandeel werkzoekenden in de EU dat recent een leerervaring heeft opgedaan verhogen van 11% in 2019 naar 20% in 2025 en tenslotte 4) het aandeel volwassenen van 16 tot en met 74 jaar in de EU met tenminste digitale basisvaardigheden verhogen van 56% in 2019 naar 70% in 2025. In het kader van het Europees Semester zal de voortgang van de realisatie van deze doelstellingen worden gemonitord.

5. De doelstellingen verwezenlijken: investeringen ontsluiten

De Commissie benadrukt het belang van een aanzienlijke mobilisering van private en publieke investeringen in vaardigheden om de geformuleerde doelstellingen in 2025 te realiseren. De Commissie stelt dat de instrumenten onder het tijdelijke herstelpakket Next Generation EU geschikt zijn om investeringen in menselijk kapitaal te ondersteunen. In dit licht worden o.a. de Recovery Resilience Facility, het Just Transition Fund, Erasmus+ en het Europees Sociaal Fonds als mogelijke financieringsbronnen genoemd.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Het huidige kabinetsbeleid is gericht op een goede aansluiting van het beroepsonderwijs op de (regionale) arbeidsmarkt en samenleving, met aandacht voor een flexibeler onderwijsaanbod en de grote transities (energie, klimaat, digitalisering).

Het kabinet onderschrijft het toenemende belang van een leven lang ontwikkelen om de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar te houden op een dynamische arbeidsmarkt en hen voor te bereiden op de transities (energie, klimaat, digitalisering) die nieuwe eisen stellen aan kennis en vaardigheden. De gevolgen van de coronacrisis maken de urgentie van tijdige investeringen in (om)scholing, informeel leren en duurzame inzetbaarheid des te groter. Voortdurend investeren in ontwikkeling en (informele) scholing is van groot belang om ontwikkelingen in het werk te kunnen bijbenen en werkloosheid door veroudering van vaardigheden te voorkomen. Het kabinet hecht daarbij veel waarde aan eigen regie, zodat mensen zoveel mogelijk eigen keuzes kunnen maken. Daarvoor is van belang dat zij financiële mogelijkheden hebben en zo nodig ondersteuning krijgen. Ook is een flexibel aanbod nodig van zowel formele, non-formele als informele vormen van scholing voor volwassenen.

Leven lang ontwikkelen is een gedeelde verantwoordelijkheid van onder meer overheid, werkgevers, onderwijsinstellingen en individuen. De overheid zorgt voor de noodzakelijke voorwaarden. Hierbij past een brede en gezamenlijke aanpak, waarbij het kabinet optrekt met sociale partners, Opleidings- en Ontwikkelfondsen, branches, onderwijsinstellingen, gemeenten, provincies, uitvoeringsorganisaties, regionale initiatieven en andere veldpartijen. De SER is door het kabinet gevraagd daarbij een rol te spelen als aanjager van een beweging van onderop6.

Het onderwijs speelt een belangrijke rol in het bijbrengen van vaardigheden. In het primair en voortgezet onderwijs wordt het curriculum herzien, met o.a. aandacht voor digitale geletterdheid en duurzaamheid. Het kabinet acht het de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat dit curriculum blijft aansluiten op de vraag van de samenleving, de arbeidsmarkt en het onderwijs zelf. Het beleid gericht op het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is vastgelegd in verschillende nota’s aan de Tweede Kamer en in 2018 ook door de sector onderschreven in een Bestuursakkoord tussen OCW en de MBO Raad7. Eén van de beleidsdoeleinden is het stimuleren van publiek-private samenwerking. Naast doeleinden zoals flexibilisering, aansluiting op de regionale arbeidsmarkt, leven lang ontwikkelen en aandacht voor digitalisering, dat zowel voor het mbo als het ho relevant is, richt het kabinetsbeleid m.b.t. het ho zich meer specifiek ook op toegankelijkheid, groter studentsucces, meer flexibiliteit en internationale (waaronder Europese) samenwerking. Dit kabinetsbeleid is uitgewerkt in de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek (2019)8 en voor de wetenschapssector in de Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap» (2019)9. Stimulering van STEM-onderwijs krijgt vorm via ondersteuning van onder meer het Platform voor Talent en Technologie, het sectorplan beta-technisch onderwijs en de inzet daarin meer vrouwelijke studenten aan te trekken. Ook het bevorderen van (digitale) inclusie en het stimuleren van basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden) heeft de aandacht van het kabinet.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Algemeen

Het kabinet constateert dat deze vernieuwing van de EU Vaardighedenagenda uit 2016 sterk aansluit op het huidige Nederlandse beleid gericht op een leven lang ontwikkelen in een constant veranderende arbeidsmarkt en ook goede nieuwe thema’s identificeert. Daardoor kunnen kansen ontstaan voor een bijdrage vanuit dit initiatief aan de kracht en samenhang van het Nederlandse beleid in de praktijk en uitvoering. Daarnaast komt deze vernieuwing op een goed moment, gezien de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende onzekerheden voor werkgevers en werkenden en het streven naar een duurzaam en rechtvaardig economisch herstel. In deze periode, met sombere economische voorspellingen, zal de noodzaak verder toenemen om bij en om te scholen, in het bijzonder voor hard getroffen sectoren.

Verder ondersteunt het kabinet ook de nadruk die wordt gelegd op de grote transities. Het is positief dat de Commissie hierbij niet alleen aan arbeidsmarktbeleid in engere zin aandacht geeft, maar een meer holistische visie verwoordt met ook aandacht voor de bijdrage van het onderwijs en andere beleidsterreinen aan deze transities. Tevens vindt het kabinet het positief dat er aansluiting wordt gezocht bij bestaande EU-programma’s en instrumenten om de doelstellingen te behalen. Wat betreft het faciliteren van leven lang ontwikkelen biedt de Vaardighedenagenda aangrijpingspunten voor een impuls vanuit het onderwijs, waarbij logischerwijs sterk de nadruk ligt op het (middelbaar) beroepsonderwijs. Het kabinet onderstreept dat ook in het Nederlandse hoger onderwijs aandacht wordt besteed aan het ontwikkelen van vaardigheden die nodig zijn voor een leven lang ontwikkelen (zoals een lerende, kritische houding). Wat betreft leven lang ontwikkelen, maar ook bredere vraagstukken rond onderwijs en arbeidsmarkt kan deze agenda bovendien bijdragen aan samenwerking en uitwisseling tussen onderwijssectoren.

Wat betreft de voorgestelde specifieke maatregelen ziet het kabinet daarnaast de volgende aandachtspunten, vooruitlopend op de verdere specifieke uitwerking en voorstellen die in het vooruitzicht zijn gesteld.

Bouwsteen 1: Samenwerking in het kader van een pact voor vaardigheden

Het kabinet staat positief ten aanzien van de oprichting van het pact van vaardigheden en de oproep van de Commissie om collectief in actie te komen. Op nationaal niveau is de benadering van publiek-private samenwerking en gezamenlijke actie met stakeholders al langere tijd gebruikelijk en met succes beproefd, onder meer in het beleid gericht op het stimuleren van leven lang ontwikkelen, de aanpak van tekorten van technici en het daartoe verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt (Techniekpact10) en in het bestrijden van laaggeletterdheid. Het kabinet acht het versterken van netwerken (regionaal, internationaal) tussen ho-instellingen en andere partijen (waaronder het bedrijfsleven) eveneens van groot belang.

Bouwsteen 2: Vaardigheden voor een baan verwerven: beleidsmaatregelen op elkaar afstemmen om resultaten te boeken.

Nederland ondersteunt de ontwikkeling van Europese universiteiten als extra impuls aan de kenniscirculatie. Daarbij vindt het kabinet dat er ook aandacht moet zijn voor het breder erkennen en waarderen van onderzoekers in Europa. Wat betreft de verwijzing naar een Europese graad, accreditatiesysteem, een Europees Universitair Statuut om knelpunten m.b.t. erkenning en kwaliteitsborging op te lossen, het voorgestelde normerend kader van de Europese Universiteiten, het voorgestelde competentiekader voor wetenschappers en taxonomie van vaardigheden van wetenschappers is nadere analyse gewenst. Het streven van de Commissie is hierover echter pas na consultatie in 2021 verdere voorstellen te presenteren.

Nederland zal verduidelijking vragen over een geïntegreerd kader en leercontinuüm tussen stelsels voor secundair en hoger onderwijs in samenwerking met het bedrijfsleven. Verder is het kabinet overwegend positief ten aanzien van de voorgestelde acties ten behoeve van ondernemers- en transversale vaardigheden als een basisvoorwaarde voor een leven lang ontwikkelen en voorbereiding op de arbeidsmarkt van de toekomst. De beoordeling en validering van dergelijke vaardigheden zal echter nauw moeten aansluiten bij de context waarin die vaardigheden gemeten worden. De maatregel om ondernemersvaardigheden te bevorderen op alle niveaus van onderwijs en opleiding kan worden ondersteund, maar hierbij is in algemene zin het vermogen om het eigen leren en de eigen ontwikkeling te sturen en vorm te geven van groot belang. Het aanleren hiervan begint in het initieel onderwijs. Daarnaast ziet het kabinet graag dat post-initieel onderwijs en het belang van het bevorderen van ondernemende vaardigheden ook voor bestaande ondernemers, werkenden en werkzoekenden in het kader van een leven lang ontwikkelen wordt meegenomen.

Bouwsteen 3: Hulpmiddelen ontwikkelen die mensen in staat stellen een leven lang vaardigheden te verwerken

Ten aanzien van individuele leerbudgetten is het kabinet, net als de Commissie, van mening dat een (publiek) individueel leer- en ontwikkelbudget kan bijdragen aan de eigen regie van mensen om zich tijdens hun loopbaan te blijven ontwikkelen. Het kabinet is van mening dat lidstaten zelf in staat zijn om hiervoor beleid op te stellen dat aansluit bij de specifieke omstandigheden en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van de lidstaat. Naast het toenemende aantal private ontwikkelbudgetten loopt Nederland in Europees opzicht voorop met de ontwikkeling van het publiek gefinancierde individuele STAP-budget. Inspanningen van de Commissie om de beleidsontwikkeling van een individueel leer- en ontwikkelbudget door lidstaten te ondersteunen kunnen op steun rekenen van Nederland.

Het kabinet is overwegend positief over het stimuleren van een Europese benadering gericht op «microcredentials». Nederland ziet dit als passend instrument om eerdere kwaliteiten, vaardigheden en ervaringen beter te waarderen, zowel op de arbeidsmarkt («Skills paspoorten») als om meer flexibiliteit in het hoger onderwijs en mbo te realiseren. De toepassing hiervan in beide sectoren kan echter in omvang en snelheid uiteenlopen. Nederland is via Surf11, goed aangesloten op een EU-deskundigencomité op dit terrein.

Bouwsteen 4: Ambitieuze doelstellingen op het gebied van vaardigheden vaststellen

Het kabinet is van mening dat deelname aan post-initieel onderwijs en ontwikkeling bijdraagt aan economische groei, omdat het individuen wendbaarder maakt op de veranderende arbeidsmarkt. Het kabinet staat daarom ook positief ten aanzien van de geformuleerde doelstellingen op het gebied van vaardigheden. Het stellen van kwantitatieve doelen voor het jaar 2025 kan – mits deze worden gehanteerd als streefcijfers – stimulerend werken voor alle betrokkenen om ingezette acties voortvarend op te pakken en te volgen via monitoring. Nederland scoort goed op deze gespecificeerde indicatoren. Wel is verheldering van de Commissie gewenst met betrekking tot de voorgestelde indicatoren, statistieken en benchmarks, in relatie met monitoring in het kader van de Sociale Pijler, het strategische kader voor onderwijs en opleiding en het Europees Semester.

Bouwsteen 5: De doelstellingen verwezenlijken: investeringen ontsluiten

Zoals toegelicht in het verslag van de Europese Raad van 17 tot 21 juli jl. is de Europese Raad12 een herstelinstrument overeengekomen. Naast het herstelinstrument bestaan reeds verschillende Europese fondsen die kunnen worden benut om te investeren in vaardigheden en menselijk kapitaal, onder meer het Europees Sociaal Fonds+. Zoals ook toegelicht in het fiche over het Europees Sociaal Fonds+ kunnen investeringen in menselijk kapitaal de concurrentiekracht van individuele lidstaten versterken en daarmee zowel een positief effect hebben op convergentie tussen lidstaten als op de concurrentiekracht van de EU als geheel. De uiteindelijke programmering van de fondsen is aan lidstaten zelf, uiteraard binnen de kaders van de geschetste fondsverordeningen.

Het kabinet staat positief tegenover het effectiever benutten van publieke middelen om private investeringen te stimuleren. De voorstellen van de Commissie kunnen bijdragen aan een beter overzicht van de publieke en private investeringen op het gebied van leven lang ontwikkelen. Nederland onderschrijft de behoefte aan innovatieve financieringsarrangementen die private investeringen stimuleren, zoals social impact bonds.13

c) Eerste inschatting van krachtenveld

De meeste lidstaten zijn positief over het thema en de timing van deze mededeling gezien de link met digitale en duurzame transitie en de gevolgen van de COVID-19 pandemie. Wel leven er vragen over de voorgestelde indicatoren (haalbaarheid), de monitoring hiervan en de relatie met het Europees Semester, als ook de tijdhorizon en haalbaarheid van de Vaardighedenagenda als geheel. Lidstaten hebben daarom aangedrongen op een roadmap met tijdlijn waarop de verschillende maatregelen worden uitgewerkt. Verder zijn er vragen gesteld over de meerwaarde van een Pact van Vaardigheden op EU-niveau en over de voorstellen m.b.t. wetenschappers. Er is nog geen brede reactie gepubliceerd op het voorstel door het Europees Parlement (EP). Over het algemeen is het EP ambitieus op dit thema.

4. Grondhouding ten aanzien van bevoegdheid, subsidiariteit, proportionaliteit, financiële gevolgen en gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten

  • a) Bevoegdheid

    De grondhouding ten aanzien van de bevoegdheid voor deze mededeling is positief. De mededeling ziet met name op het terrein van werkgelegenheid, op het terrein van onderwijs en beroepsonderwijs. Met betrekking tot onderwijs en beroepsonderwijs is sprake van een aanvullende bevoegdheid van de Unie. De Unie is op grond hiervan enkel bevoegd om m.b.t. de Europese dimensie van deze onderwerpen het optreden van de lidstaten te ondersteunen, te coördineren of aan te vullen. Handelingen van de Unie op deze terreinen kunnen geen harmonisatie van wetgeving van de lidstaten inhouden (Artikel 6 VWEU). Ten aanzien van werkgelegenheidsbeleid heeft de EU alleen de bevoegdheid om maatregelen te treffen om het beleid van de lidstaten te coördineren (artikel 5, lid 2, VWEU). De Commissie wil met de mededeling voornamelijk toekomstige plannen uiteenzetten. Hiertoe is de Commissie bevoegd.

  • b) Subsidiariteit

    De grondhouding ten aanzien van subsidiariteit is positief. Optreden vanuit de Unie heeft toegevoegde waarde ten opzichte van een enkel nationale aanpak. Maatregelen op EU niveau ondersteunen de lidstaten om het nationale beleid met effect op vaardigheden en de aansluiting tussen onderwijs, arbeidsmarkt en samenleving te moderniseren en aan te passen aan actuele ontwikkelingen, en daarbij afstemming met andere lidstaten te stimuleren en een zekere vergelijkbaarheid te realiseren. Dit laatste is ook van belang gezien de bijdrage van grensoverschrijdende mobiliteit aan een goede aansluiting tussen vraag en aanbod in de Europese arbeidsmarkt. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor onderwijs- en arbeidsmarktbeleid bij de lidstaten ligt, maar dat de Europese Unie de inspanningen van lidstaten kan ondersteunen en aanvullen.

  • c) Proportionaliteit

    De grondhouding ten aanzien van proportionaliteit is positief. De meeste voorstellen uit de mededeling dienen nog verder te worden uitgewerkt, maar vooralsnog lijken deze voorstellen niet verder te gaan dan noodzakelijk. De voorstellen dienen immers vooral ter ondersteuning van nationaal beleid en samenwerking tussen lidstaten, waarbij er voldoende ruimte lijkt te zijn om nationaal beleid te vormen.

  • d) Financiële gevolgen

    In de mededeling worden diverse fondsen genoemd die moeten bijdragen aan het behalen van de doelen van de Vaardighedenagenda, waaronder het Europees Sociaal Fonds. Het kabinet is van mening dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het MFK 2014–2020 en het MFK 2021–2027, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.

    Mogelijke gevolgen voor de nationale begroting worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.

  • e) Gevolgen voor regeldruk, administratieve lasten en concurrentiekracht

    Het voorstel voor de nieuwe Vaardighedenagenda kan additionele uitvoeringslasten en -kosten op nationaal niveau met zich meebrengen. Er is sprake van een relatief groot aantal (sub-) maatregelen en initiatieven van uiteenlopende aard (zoals actieplannen, statistieken, monitoringkaders, taxonomieën, erkennings- en competentiekaders). Behalve bij de aanbeveling gericht op beroepsonderwijs worden bestaande instrumenten niet ingetrokken. Anderzijds bestaat er vaak al Nederlands beleid en zijn er nationale uitvoeringskaders gerelateerd aan deze nieuwe maatregelen. Indien nieuwe indicatoren en statistische informatie verzameld moeten worden die niet aansluiten bij de bestaande monitoringskaders is dit een kostbaar proces. De gevolgen voor regeldruk en uitvoeringslasten zullen bij de aangekondigde verdere uitwerkingen pas preciezer beoordeeld kunnen worden. Daarbij zal ook gelet worden op de gevolgen voor de al bestaande nationale maatregelen.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2174.

X Noot
2

Wetenschap, technologie, engineering en wiskunde.

X Noot
3

Zie het BNC-fiche over de Raadsaanbeveling over beroepsonderwijs (COM(2020)275 final d.d. 1 juli 2020.

X Noot
4

Micro-kwalificaties zijn erkenningen door (onderwijs)instellingen van specifieke opgedane vaardigheden of kortdurende individuele vakken/modules.

X Noot
6

SER – Leven lang ontwikkelen – Voortgangsrapportage SER Actie-agenda, September 2019: link

X Noot
7

Kamerstuk 31 524, nr. 351.

X Noot
8

Kamerstukken 31 288 en 31 511, nr. 797.

X Noot
9

Kamerstuk 29 338, nr. 186.

X Noot
11

De Nederlandse ICT-coöperatie van onderwijs en onderzoek

X Noot
12

Kamerstuk 21 501–20, nr. 1575

X Noot
13

Een social impact bond is een innovatief financieringsmechanisme waarbij regeringen overeenkomsten aangaan met sociale dienstverleners, zoals sociale ondernemingen of non-profitorganisaties, en met investeerders die betalen voor de levering van vooraf gedefinieerde sociale resultaten. Doel is dus om sociale diensten te financieren.

Naar boven