21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 489 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juni 2014

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Economische Zaken over de Energieraad op 13 juni 2014 (De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag).

De op 4 juni 2014 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister en staatssecretaris bij brief van 10 juni 2014 beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Hamer

Adjunct-griffier van de commissie, Peen

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

5

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

6

II

Antwoord / Reactie van de minister

7

III

Volledige agenda

16

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de stukken op de agenda van dit schriftelijk overleg over de Energieraad die op 13 juni a.s. plaatsvindt te Luxemburg. Zij hebben hierbij een aantal observaties en vragen.

Politiek akkoord ILUC

De leden van de VVD-fractie zien op de agenda van de Energieraad de mogelijke aanname van een politiek akkoord over het voorstel over indirecte veranderingen van landgebruik als gevolg van biobrandstoffen (ILUC). Het voorstel betreft de uitbreiding van de duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen in de bestaande Richtlijn brandstofkwaliteit en de Richtlijn hernieuwbare energie. Gaat de minister instemmen met het compromis in de Raad? Zo nee, zal Nederland dan tegenstemmen of zich onthouden van stemmen? Zal hij daarbij een stemverklaring afleggen? Verwacht hij dat het Europees Parlement bij de onderhandelingen dit najaar nog in staat zal zijn om het voorstel meer in de Nederlandse richting te buigen? De leden van de VVD-fractie constateren dat de discussie over ILUC-factoren in Brussel al jaren duurt en dat het lastig is om zowel beleidsmatig, als wetenschappelijk, consensus te vinden over de CO2-impact van gewassen en invloed op het landgebruik. Is de minister daarom bereid om het actief nastreven van de ILUC-factoren te laten varen? Is de minister bereid om op enige termijn een einde te maken aan dubbeltellingen voor biobrandstoffen? Hiermee wordt de administratieve lastendruk verlaagd. Is Nederland bereid om afvalstoffen en residuen die ook toepasbaar zijn als grondstof voor biobrandstof te erkennen, zelfs als er alternatief denkbare toepassingen mogelijk zijn? De vraag is namelijk of dat denkbare alternatief ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Momenteel vormt dit een belemmering en loont verder innoveren met behulp van reststromen niet. Het is voor de biobrandstofproducten eenvoudiger om de makkelijke weg te kiezen. Experimenteren om nieuwe afval/restgrondstoffen geschikt te krijgen voor toepassing in biobrandstof blijft dan uit. Dat vinden deze leden zonde. Het lijkt tegengesteld aan het streven naar innovatie in meer geavanceerde biobrandstoffen. In het buitenland gaat men hier ruimer mee om. Deze leden vragen de minister of hij bereid is hier het gesprek over te voeren met de branche?

Europese strategie voorzieningszekerheid

Mede naar aanleiding van de gebeurtenissen in Oekraïne heeft de Commissie een voorstel gepubliceerd met een strategie voor Europese energievoorzieningszekerheid (ook wel aangeduid als Energie Unie). Deze wordt tijdens de Energieraad besproken, maar mogelijk ook tijdens de Raad in juni. De leden van de VVD-fractie zien aankomen dat de regeringsleiders tijdens die Raad belangrijke besluiten zouden kunnen nemen die richtinggevend zijn voor het Europese energiebeleid voor de komende jaren. Op verzoek van deze leden heeft de Kamer dan ook om een brief gevraagd met de inzet van de minister op deze energievoorzieningszekerheidsstrategie, voorafgaand aan het algemeen overleg dat hierover voor de Energieraad plaatsvindt («een informeel behandelvoorbehoud») en het verzoek geen onomkeerbare stappen te nemen. Zij willen graag de concrete inzet weten van de minister en welke boodschap hij hierover tijdens deze Energieraad voor het voetlicht zal brengen? Waar gaan de gesprekken over als gesproken wordt over een Energie Unie? Gaat dit over samenwerking op energie-infrastructuur of ook om gemeenschappelijk inkopen? Hoe gaat hij zijn collegaministers winnen voor zijn standpunt? Welke lobby voert hij nu al in Brussel, en wat is het antwoord van de minister op de vragen die het Griekse voorzitterschap via haar discussiedocument aan de Energieraad voorlegt? Kan de minister ook een overzicht geven van de posities van de andere EU-lidstaten ten aanzien van de ideeën van een energie unie?

Fiche Mededeling blauwe energie

De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de inzet van de minister dat de coördinatie door de Commissie van een Europees beleidsraamwerk voor energie-innovatie een voordeel kan bieden, maar dat die coördinatie zich moet beperken tot die onderwerpen waar deze daadwerkelijke meerwaarde biedt. Zij sluiten zich dan ook aan bij de kanttekeningen die de minister plaatst bij een rol voor de Commissie bij de besluitvorming over infrastructurele voorzieningen als zeehavens. Zij vragen de minister dan ook het uitgangspunt dat lidstaten verantwoordelijk zijn en moeten blijven voor het ruimtelijke ordeningsbeleid met betrekking tot de zee en de land-zee interacties in Brussel actief uit te dragen. Kan de minister een overzicht geven van het krachtenveld in de EU, welke positie hebben welke landen?

Kan de minister verder een overzicht geven van alle noemenswaardige (onderzoeks)projecten en andere ontwikkelingen op het gebied van «oceaanenergie» (golfslagenergie, getijden(stroom)energie, osmose-energie en energie uit temperatuurverschillen in het zeewater) in Nederland? Wat is zijn appreciatie van die projecten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennis genomen van de agenda voor de energieraad.

Deze leden zijn over het algemeen positief over de inzet van de Nederlandse regering maar hebben nog een aantal opmerkingen en vragen.

Deze leden stellen tot hun spijt vast dat er in de Europese Unie geen draagvlak lijkt om een plafond in te stellen van 5% conventionele biobrandstoffen in 2020. De minister geeft aan dat er gewerkt wordt aan een compromisvoorstel met een plafond van 7% en eventueel aangevuld met een nationale subdoelstelling van 0,5% voor geavanceerde biobrandstoffen. Deze leden steunen deze inzet van de minister. Deze leden stellen vast dat als er een compromis kan worden gesloten dat leidt tot aanpassing van het huidige beleid dit hoe dan ook een verbetering is. Zij vragen de minister om een eventueel compromis voor te leggen aan de Kamer voordat tot besluitvorming wordt overgegaan.

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de conclusies van de Europese Commissie met betrekking tot de mededeling energieprijzen en concurrentiekracht. Een van de oplossingen die niet wordt genoemd is het deels verschuiven van de energiebelasting naar grootverbruikers. Vanwege concurrentieoverwegingen wordt hier niet toe overgegaan maar als er op Europees niveau overeenstemming bereikt zou kunnen worden over een (lichte) verschuiving dan zou in ieder geval het Europese speelveld niet verstoord raken. In dat geval zouden in ieder geval alle bedrijven die op Europees niveau concurreren (iets) meer energiebelasting kunnen gaan betalen wat ruimte geeft voor een verlaging voor de kleinverbruikers. Welke mogelijkheden ziet de minister op dit vlak?

Deze leden merken tot slot op dat ze het eens zijn met de positief-kritische inzet van de minister aangaande de mededeling blauwe energie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de voorstellen, maar hebben nog een aantal opmerkingen.

Politiek akkoord ILUC

De leden van de fractie van de SP zijn teleurgesteld de uitkomsten van de eerdere overleggen op dit punt en hebben moeite met de nieuwe compromistekst. De leden waren ingenomen met de eerdere Nederlandse stellingname (bredere inzet stimulering van geavanceerde biobrandstoffen en een maximale grens van 5% voor conventionele brandstoffen). De leden vernemen graag of Nederland wel of niet zal instemmen met het compromis van de raad. Zo nee, zal Nederland dan instemmen of zich onthouden van stemmen? Wordt daarbij een stemverklaring afgelegd.

Deze leden zijn benieuwd te vernemen wat de eventuele gevolgen zullen zijn van een mogelijke tegenstem van Nederland en/of van het niet aannemen van deze richtlijn. Is er wellicht een mogelijkheid om bij het Europees Parlement bij de onderhandelingen van dit najaar het voorstel meer in de Nederlandse richting te buigen? Wat is naar verwachting het effect van de geboden ruimte die het akkoord aan lidstaten biedt om onder de gestelde norm te gaan zitten, wanneer deze een van de drie in het voorstel genoemde redenen kan aanvoeren: 1.

Beperkt potentieel om deze brandstoffen te produceren, 2. Beperkingen van nationale markt voor transportbrandstoffen of de samenstelling en toestand van de wegvoertuigen in het land, 3. Nationaal beleid gericht op het bevorderen van het gebruik van elektriciteit voor het wegvervoer? Is hier onderzoek naar gedaan? De leden van de SP-fractie willen daarnaast geïnformeerd worden of en op welke wijze gecontroleerd wordt. Wat zijn de eventuele juridische consequenties of sancties welke een land opgelegd kunnen worden? Hoe wordt voorkomen dat we te maken krijgen met een nieuwe papieren werkelijkheid?

Fiche mededeling Blauwe energie

De leden van de fractie ven de SP hebben kennis genomen van voorliggend fiche. Deze leden krijgen graag meer informatie over de wijze waarop de consequenties voor natuur en milieu in kaart gebracht worden. De zin dat «de werkgroep gezamenlijke initiatieven zal aanmoedigen voor monitoring van milieueffect van bestaande en geplande installaties, alsook vernieuwende manieren om de effecten van oceaanenergie op het mariene niveau te beperken» laat veel ruimte om zaken niet in te vullen. Deze leden spreken de hoop uit dat er daadwerkelijk werk gemaakt wordt van het in kaart brengen van de natuur – en milieueffecten. Daarnaast vernemen de leden graag op welke niveau wordt besloten over de al dan niet wenselijkheid van vernieuwende technieken in dezen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennis genomen van de inbreng voor de Energieraad op 13 juni en zijn met name geïnteresseerd in de plannen op het gebied van blauwe energie. Deze leden zijn van mening dat deze manier van energieopwekking veel kansen biedt voor de transitie naar duurzame energie en onafhankelijkheid van fossiele brandstoffen. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen naar aanleiding van de ontvangen stukken.

De leden van de D66-fractie vragen de minister om de uitkomst van de discussie over de Europese Energiezekerheidsstrategie die in de Energieraad wordt gevoerd, naar de Kamer te sturen voor het AO Europese Energiezekerheidsstrategie van 18 juni.

De leden van de D66-fractie lezen in de fiche Blauwe Economie dat de Europese Commissie potentie ziet in oceaanenergie als vervanger van fossiele brandstoffen. Deze leden onderschrijven dit ook en wil investeren in vernieuwende vormen van opwekking van duurzame energie. Het ontbreekt in de fiche echter aan doelen: Nederland wilde liever spreken over ambities dan over doelen. Welke redenen liggen hier achter en verkleint het ontbreken van doelen niet de daadkracht van de plannen?

De leden van de D66-fractie vragen of de minister kan toezeggen dat Nederlandse milieuorganisaties worden betrokken bij het forum van blauwe energie, maar ook de grote Nederlandse offshore-industrie? Is de minister het met deze leden eens dat het van belang is dat de Nederlandse industrie wordt gesproken vanwege de leidende positie die zij heeft in de wereld.

De leden van de D66-fractie lezen in de fiche dat er een studie wordt gestart naar de te verwachten bijdrage voor de lange termijn en de economische kansen van de verdere ontwikkeling van de sector van oceaanenergie. Wanneer wordt dit onderzoek verwacht? Kunnen daarbij ook de potentie voor de binnenlandse energieproductie worden meegenomen? Zal er ook onderzoek worden gedaan naar de stand van Nederlandse innovatieve industrie op dat gebied? Wil Nederland voortouw nemen in het opstellen van criteria voor dergelijk verkennend onderzoek door de Europese Commissie?

De leden van de D66-fractie lezen ook in het fiche: «De mededeling is door de Commissie opgesteld met het oog op te realiseren doelstellingen die verbonden zijn aan drie onderscheiden beleidsterreinen: industrie/werkgelegenheid, energie/voorzieningszekerheid en klimaat/CO2-emissiereductie. Nederland acht in een vroegtijdig stadium van het actieplan duidelijkheid over mogelijke prioritering van deze doelstellingen gewenst» Deze leden vragen de minister welke prioritering gehanteerd worden en welke acceptabel worden gevonden?

De leden van de D66-fractie lezen dat de regeldruk en administratieve lasten beperkt zijn bij gebruik van oceaanenergie en vragen de minister of hier onderzoek naar gedaan is en een realistische berekening beschikbaar is van de regeldruk.

De leden van de D66-fractie horen graag van de minister of het compromis over biobrandstoffen ook ruimte geeft aan individuele lidstaten om striktere percentages te hanteren voor de binnenlandse markt.

De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er een voorstel ligt dat lidstaten een subdoelstelling in hun regelgeving moeten opnemen, maar dat lidstaten aan de hand van een vaste set criteria ervoor kunnen kiezen daar nationaal van af te wijken. De leden vragen de minister of dit voorstel ook ruimte geeft aan individuele lidstaten om een lager subdoel voor conventionele biobrandstoffen te hanteren? Kan de minister tevens ingaan op de inhoud van de vaste set criteria?

De leden van de D66-fractie lezen tevens in de geannoteerde agenda: «Waar het gaat om leveringszekerheid blijft Nederland van mening dat nationale maatregelen in de vorm van capaciteitsmechanismen onwenselijk zijn omdat deze onvermijdelijk grensoverschrijdende effecten hebben en zullen leiden tot verstoring van de elektriciteitsmarkt.» Kan de minister aangeven hoe andere landen hierin staan, welke capaciteitsmechanismen er in andere lidstaten worden gehanteerd en wat het voorstel van NL is om om te gaan met deze ontwikkeling?

De leden van de D66-fractie lezen dat «begin 2015 een conferentie zal worden georganiseerd in Den Haag waar een verklaring over de modernisering van het Energiehandvest aangenomen zal kunnen worden.» De leden vragen de minister hoe hierop is gereageerd en wanneer wordt de Kamer uitvoerig hierover geïnformeerd? Hoe verhouden Klimaat-en energieraamwerk zich hiertoe? En wat wordt de inzet vanuit Nederland?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de Energieraad en willen graag nog enkele vragen stellen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vinden het gebruik van biobrandstoffen waarvan de productie direct dan wel indirect concurreren met de productie van voedsel zeer zorgwekkend. Zij zouden het gebruik van dit soort biobrandstoffen het liefst zo snel mogelijk tot nul reduceren. Het voorliggende compromisvoorstel van het voorzitterschap waarin het gebruik van dit soort biobrandstoffen nog mag toenemen tot 7% van de brandstoffenmix moet dan ook naar mening van deze leden verworpen worden door de minister. In de geannoteerde agenda lezen zij dat de minister de onderhandelingen over dit compromisvoorstel nog afwacht, en nog geen beoordeling geeft van het voorstel. Waar hangt de goedkeuring dan wel afwijzing van het voorstel voor de minister van af? Een subdoelstelling voor een inspanningsverplichting voor 0,5% van de meest geavanceerde biobrandstoffen maakt het bijmengen van 7% ordinaire biobrandstoffen, waarvan de productie een grote bedreiging is voor het klimaat, de biodiversiteit en de voedselzekerheid toch zeker niet goed? Graag een reactie van de minister. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen voor de minister afreist naar Brussel graag de garantie dat hij niet in zal stemmen met het voorliggende compromisvoorstel als deze 7% niet fors naar beneden wordt bijgesteld.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren informeren tevens naar de voornemens van de minister mochten de richtlijnen onverhoopt toch zo aangenomen worden dat een verdere groei van conventionele biobrandstoffen op Europees niveau mogelijk gemaakt wordt. Behoudt Nederland zich het recht voor om op nationaal niveau de zaken zo te regelen dat het gebruik van conventionele biobrandstoffen in Nederland niet verder mag groeien dan het huidige percentage, en dat er tevens een korte termijn wordt gesteld waarbinnen het gebruik van conventionele biobrandstoffen helemaal wordt gestopt? Zo ja, op welke wijze en termijn wil de minister dat realiseren? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dat tot de ambities van de minister op het gebied van het stoppen van het mondiale biodiversiteitsverlies en het garanderen van voedselzekerheid?

II Antwoord / Reactie van de minister

Vragen van de leden van de VVD-fractie

ILUC

De leden van de VVD-fractie zien op de agenda van de energieraad de mogelijke aanname van een politiek akkoord over het voorstel over indirecte veranderingen van landgebruik als gevolg van biobrandstoffen (ILUC). Gaat de minister instemmen met het compromis in de Raad? Zo nee, zal Nederland dan tegenstemmen of zich onthouden van stemmen? Zal hij daarbij een stemverklaring afleggen? Verwacht hij dat het Europees Parlement bij de onderhandelingen dit najaar nog in staat zal zijn om het voorstel meer in de Nederlandse richting te buigen? Is het kabinet bereid om het actief nastreven van de ILUC-factoren te laten varen? Is het kabinet bereid om op enige termijn een einde te maken aan dubbeltellingen voor biobrandstoffen? Is Nederland bereid om afvalstoffen en residuen die ook toepasbaar zijn als grondstof voor biobrandstof te erkennen, zelfs als er alternatief denkbare toepassingen mogelijk zijn? De vraag is namelijk of dat denkbare alternatief ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt. Momenteel vormt dit een belemmering en loont verder innoveren met behulp van reststromen niet. Het is voor de biobrandstofproducten eenvoudiger om de makkelijke weg te kiezen. Experimenteren om nieuwe afval/restgrondstoffen geschikt te krijgen voor toepassing in biobrandstof blijft dan uit. Dat vinden de VVD-fractieleden zonde. Het lijkt tegengesteld aan streven naar innovatie in meer geavanceerde biobrandstoffen. In het buitenland gaat men hier ruimer mee om. Deze leden vragen de minister of hij bereid is hier het gesprek over te voeren met de branche?

Nederland zal instemmen met het akkoord. Er wordt geen stemverklaring afgelegd. Nederland verwacht niet dat er tijdens de onderhandelingen met het Europees Parlement in het najaar grote wijzigingen zullen worden aangebracht. Na lange en moeizame onderhandelingen is er een politiek akkoord bereikt. Gezien het speelveld in Europa is dit akkoord het meest haalbare. Nederland had graag wat meer ambitie gezien, maar zonder akkoord blijft de oude Richtlijn van kracht en daarin is helemaal niets geregeld ten aanzien van het duurzaamheidrisico van indirecte landverdringingseffecten. Het akkoord houdt onder andere in dat er na 2020 mogelijk ILUC factoren kunnen worden ingevoerd. Tot die tijd zullen we het moeten stellen zonder ILUC factoren.

Mogelijke afschaffing van de dubbeltelling zou zorgen voor onrust in de markt. Een van de belangrijkste prikkels voor bedrijven om te investeren in de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen is immers juist de dubbeltelling. Krachtens de Richtlijn hernieuwbare energie is dubbeltelling van geavanceerde biobrandstoffen in 2020 verplicht. Voor de tijd daarna is relevant hoe de Europese Unie wil gaan sturen op transportbrandstoffen.

Nederland stimuleert biobrandstoffen die vervaardigd zijn uit afvalstromen en residuen. Nederland was de eerste lidstaat in de Unie die de regeling dubbeltelling invoerde en daarmee dit type biobrandstoffen krachtig stimuleert. Meer dan de helft van alle in Nederland ingezette biobrandstoffen zijn gemaakt uit afval of residuen en tellen dubbel. Bij het beoordelen van grondstoffen of ze enkel of dubbel meetellen, wordt wel gekeken naar marktverstorende werking als er ook een alternatieve toepassing is. Het kabinet is, wat betreft de dubbeltelling, in gesprek met de desbetreffende branche.

Energievoorzieningszekerheid

De leden van de VVD-fractie willen graag de concrete inzet weten van de minister ten aanzien van de Europese energievoorzieningszekerheidsstrategie en welke boodschap hij hierover tijdens deze Energieraad voor het voetlicht zal brengen? Waar gaan de gesprekken over als gesproken wordt over een Energie Unie? Gaat dit over samenwerking op energie-infrastructuur of ook om gemeenschappelijk inkopen? Hoe gaat hij zijn collega-ministers winnen voor zijn standpunt? Welke lobby voert hij nu al in Brussel? En wat is het antwoord van de minister op de vragen die het Griekse voorzitterschap via haar discussiedocument aan de Energieraad voorlegt? Kan de minister ook een overzicht geven van de posities van de andere EU-lidstaten ten aanzien van de ideeën van een Energie Unie?

De Commissiemededeling over energievoorzieningszekerheid geeft een analyse van de importafhankelijkheid en biedt een overzicht van mogelijke maatregelen om importafhankelijkheid te verkleinen. In de energieraad zal de Commissie haar analyse presenteren en volgt een eerste gedachtewisseling. Er is geen sprake van wetgeving.

Nederland kan zich goed vinden in de analyse en de mogelijke voorstellen voor de verbetering van de voorzieningszekerheid. De voorzieningszekerheid kan op veel manieren worden versterkt, waarbij diversificatie ervoor moet zorgen dat landen niet eenzijdig afhankelijk worden van één leverancier, aanvoerroute of energiedrager.

Voor Nederland is de realisatie van de interne energiemarkt belangrijk, waardoor markten aan elkaar worden gekoppeld en energie-infrastructuur zorgt dat landen uit verschillende bronnen en richtingen energie kunnen betrekken. Daar hoort ook een ambitieus energie- en klimaatbeleid bij dat eraan bijdraagt dat de energievoorziening gestaag verduurzaamt.

Met betrekking tot de positie van de verschillende lidstaten ten opzichte van een Energie Unie is het globaal zodat de landen in Oost-Europa voorstander zijn van vraagbundeling en meer publieke financiering van projecten. De landen van Noordwest Europa staan kritisch ten opzichte van de voorgestelde vraagbundeling. Zij zien veel meer in een goed functionerende interne markt inclusief de hiertoe behorende infrastructuur, zodat landen meer opties krijgen en niet meer vrijwel volledig van één leverancier afhankelijk zijn.

Wat de vragen van het Griekse voorzitterschap betreft, zal Nederland op hoofdlijnen reageren en aangeven de voorstellen over het algemeen te kunnen steunen.

BNC-fiche: mededeling blauwe energie

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de inzet van de minister dat de coördinatie door de Commissie van een Europees beleidsraamwerk voor energie-innovatie zich moet beperken tot onderwerpen waar dit een duidelijke meerwaarde biedt. Zij vragen de minister deze visie in Brussel uit te dragen, in het bijzonder dat het ruimtelijk ordeningsbeleid m.b.t. de zee- en landinteracties bij de individuele lidstaten dient te berusten. Verder zien de leden met betrekking tot de Mededeling graag een overzicht van het krachtenveld in de EU en vragen ze de minister een overzicht te geven van alle noemenswaardige onderzoeksprojecten en andere ontwikkelingen op het gebied van oceaanenergie en zijn mening daarover.

De Europese Commissie heeft op 18 februari jl. in de raadswerkgroep energie een presentatie gehouden over de mededeling blauwe energie, waarbij lidstaten de mogelijkheid kregen vragen te stellen en nader in te gaan op dit plan. Er zijn daarbij zeer uiteenlopende vragen en ook kritische opmerkingen naar voren gebracht. Uit het verloop van de bijeenkomst kon worden opgemaakt dat voor de mededeling brede steun bestaat, vooral vanuit lidstaten die aan zee gelegen zijn en zelf al actief zijn op dit gebied. Wel hebben diverse landen met name gewezen op het belang van goede afstemming met al bestaande initiatieven van de Commissie op innovatiegebied. Hoe het krachtenveld is ten aanzien van specifieke onderdelen van de mededeling is thans nog niet goed aan te geven. Bij gelegenheid zal de visie van het kabinet met betrekking tot de bevoegdheidsverdeling bij oceaanenergie en ruimtelijk beleid naar buiten worden gebracht.

Over onderzoeksprojecten en andere ontwikkelingen op het gebied van oceaanenergie is op te merken dat al vanaf de jaren «80/»90 in ons land aandacht bestaat voor blauwe energie (of oceaanenergie) zowel bij de overheid als bij marktpartijen. Onder andere via innovatieprogramma’s van het ministerie van economische zaken zijn er in het verleden subsidiemogelijkheden geweest voor onderzoek en innovatie op dit gebied. Het gaat daarbij om verschillende technieken zoals getijdenenergie, golfslagenergie, osmose-energie en biomassa in zee. Getijdenenergie, golfslagenergie en osmose-energie komen nu in aanmerking voor SDE+ subsidie. Een volledig actueel overzicht van projecten en activiteiten op het gebied van oceaanenergie is niet direct voorhanden. Enkele thans in het oog springende initiatieven in ons land zijn die voor een getijdencentrale in de Brouwersdam, het Tidal Test Centre Grevelingen en pilots voor osmose-energie op ondermeer de Afsluitdijk. In het Europese Kaderprogramma voor onderzoek en innovatie «Horizon 2020» (Kamerstuk 22 112, nr. 1692) worden oceaanenergieprojecten gesteund.

De visie van het kabinet ten aanzien van oceaanenergie houdt in dat nog niet duidelijk is wat de werkelijke betekenis van deze sector kan zijn voor economie en verduurzaming van de energievoorziening, maar dat er perspectieven zijn. Tegen deze achtergrond hebben de ministeries van EZ en I&M eind vorig jaar besloten gezamenlijk een studie te starten naar de mogelijkheden en het potentieel van blauwe energie voor de korte en lange termijn. Bedoeling is de studie na de zomer af te ronden, waarna beter beeld moet zijn van de handelingsperspectieven voor het rijk.

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

ILUC

De leden van de PvdA-fractie steunen de inzet van de regering. De leden stellen vast dat als er een compromis kan worden gesloten dat leidt tot aanpassing van het huidige beleid dit hoe dan ook een verbetering is. Zij vragen de regering om een eventueel compromis voor te leggen aan de Kamer voordat tot besluitvorming wordt overgegaan.

Het voorstel van het voorzitterschap zal tijdens de energieraad van 13 juni in stemming worden gebracht. De inhoud van het akkoord is identiek aan de informatie die de staatssecretaris van I&M u op 20 mei tijdens de behandeling van het wetsvoorstel over de wijziging van de Wet milieubeheer (Handelingen II 2013/14, nr. 84, item 30) heeft gegeven.

Het akkoord ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:

  • Een 7% limiet voor conventionele biobrandstoffen, gemaakt van voedselgewassen.

  • Een subdoelstelling van 0,5% voor zeer geavanceerde biobrandstoffen (zoals bijvoorbeeld bio-ethanol van lignocellulose). Gebruikt frituurvet valt hier niet onder.

  • Lidstaten mogen beargumenteerd en volgens strenge criteria van het subdoel afwijken, als bijvoorbeeld blijkt dat er niet voldoende biobrandstof beschikbaar is.

  • Mogelijke invoering van ILUC factoren na 2020.

Ook al had het voorstel ambitieuzer gemogen, zal het kabinet tijdens de aanstaande energieraad van 13 juni instemmen. Zonder akkoord blijft de oude Richtlijn van kracht en daarin is helemaal niets geregeld ten aanzien van het duurzaamheidrisico van indirecte landverdringingseffecten. Gezien het krachtenveld in Europa is dit het meest haalbare.

Energieprijzen

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven de conclusies van de Europese Commissie m.b.t. de mededeling energieprijzen en concurrentiekracht. Een van de oplossingen die niet wordt genoemd is het deels verschuiven van de energiebelasting naar grootverbruikers. Vanwege concurrentieoverwegingen wordt hier niet toe overgegaan maar als er op Europees niveau overeenstemming bereikt zou kunnen worden over een (lichte) verschuiving dan zou in ieder geval het Europese speelveld niet verstoord raken. In dat geval zouden in ieder geval alle bedrijven die op Europees niveau concurreren (iets) meer energiebelasting kunnen gaan betalen wat ruimte geeft voor een verlaging voor de kleinverbruikers. Welke mogelijkheden ziet de regering op dit vlak?

De richtlijn energiebelastingen wordt de komende jaren mogelijk herzien. Mogelijk leidt die herziening ook tot aanpassing van de te hanteren tarieven voor bedrijven. De toekomstige implementatie van die herziene richtlijn is het moment om een en ander af te wegen in samenhang met toekomstig beleid van andere belangrijke EU-lidstaten. Daarbij merk ik op dat de concurrentiepositie van internationaal opererende bedrijven ten opzichte van de Verenigde Staten, Rusland en China door een geharmoniseerde energiebelasting binnen de EU niet verandert.

Vragen van de leden van de SP-fractie

ILUC

De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld in de uitkomsten van de eerdere overleggen op dit punt en hebben moeite met de nieuwe compromistekst. De leden waren ingenomen met de eerdere Nederlandse stellingname (bredere inzet stimulering van geavanceerde biobrandstoffen en een maximale grens van 5% voor conventionele brandstoffen). De leden vernemen graag of Nederland wel of niet zal instemmen met het compromis van de raad. Zo nee, zal Nederland dan instemmen of zich onthouden van stemmen? Wordt daarbij een stemverklaring afgelegd?

De leden zijn benieuwd te vernemen wat de eventuele gevolgen zullen zijn van een mogelijke tegenstem van Nederland en/of van het niet aannemen van deze richtlijn. Is er wellicht een mogelijkheid om bij het Europees Parlement bij de onderhandelingen van dit najaar het voorstel meer in de Nederlandse richting te buigen? Wat is naar verwachting het effect van de geboden ruimte die het akkoord aan lidstaten biedt om onder de gestelde norm te gaan zitten, wanneer een van de drie in het voorstel genoemde redenen kan aanvoeren (1. Beperkt potentieel om deze brandstoffen te produceren, 2. Beperkingen van nationale markt voor transportbrandstoffen of de samenstelling en toestand van de wegvoertuigen in het land, 3. Nationaal beleid gericht op het bevorderen van het gebruik van elektriciteit voor het wegvervoer)? Is hier onderzoek naar gedaan? De leden van de SP-fractie willen daarnaast geïnformeerd worden of en op welke wijze gecontroleerd wordt. Wat zijn de eventuele juridische consequenties of sancties welke een land opgelegd kunnen worden? Hoe wordt voorkomen dat we te maken krijgen met een nieuwe papieren werkelijkheid?

De ambitie van Nederland tijdens de onderhandelingen was hoger dan het nu bereikte akkoord. Het voorstel had inderdaad ambitieuzer gemogen, toch zal het kabinet tijdens de aanstaande energieraad van 13 juni instemmen. Er wordt geen stemverklaring afgelegd. Zonder akkoord blijft de oude Richtlijn van kracht en daarin is helemaal niets geregeld ten aanzien van het duurzaamheidrisico van indirecte landverdringingseffecten. Gezien het krachtenveld in Europa is dit het meest haalbare. Nederland verwacht niet dat er tijdens de onderhandelingen met het Europees Parlement in het najaar grote wijzigingen zullen worden aangebracht.

Er kan nu geen inschatting gemaakt worden, of en in welke mate andere landen gebruik zullen maken van de geboden ruimte om onder de norm van 0,5% te gaan zitten. Daar is ook nog geen onderzoek naar gedaan. Landen mogen onder strikte voorwaarden beargumenteerd afwijken van de norm. Hier zijn geen juridische consequenties aan verbonden.

BNC-fiche: mededeling blauwe energie

De leden van de SP-fractie vragen meer informatie over de wijze waarop bij uitvoering van de Mededeling de consequenties voor natuur en milieu in kaart worden gebracht en hopen dat dit serieus wordt aangepakt. Verder vernemen de leden graag op welk niveau wordt besloten over de wenselijkheid van vernieuwende technieken op zee.

Bij blauwe energie gaat het om duurzame energietechnieken die veelal nog in de kinderschoenen staan. In diverse Europese landen worden thans pilots en demonstratieprojecten voorbereid en gerealiseerd. De Mededeling van de Commissie is mede bedoeld om de natuur en milieueffecten van de nieuwe technieken de nodige aandacht te geven en afspraken daarover te maken.

Monitoring van de milieueffecten van bestaande en geplande installaties is daarbij van belang. De Mededeling voorziet voor dit onderdeel een «Milieuwerkgroep» die gezamenlijke monitoringsinitiatieven van lidstaten zal aanmoedigen en die het tot stand brengen van nieuwe milieubeschermende technieken en maatregelen zal bevorderen. De concrete invulling zal per techniek verschillen en is thans moeilijk nader te beschrijven.

Het is van belang hierbij op te merken dat er al een uitgebreid wetgevingskader in de EU bestaat voor natuurbehoud, milieueffectbeoordelingen en hernieuwbare energie, alsmede een richtlijn voor maritieme ruimtelijke ordening. Alle nieuwe afspraken voor natuur en milieu die voortvloeien uit de Mededeling Blauwe energie moeten overeenstemmen met de bestaande kaders, dan wel daar op aansluiten. Aanvullend daarop kunnen de komende tijd nieuwe, voor blauwe energie sectorspecifieke afspraken op EU-niveau worden gemaakt

Het zijn vervolgens ondernemers die initiatieven zullen nemen voor concrete projecten en waarvoor vergunningen noodzakelijk zijn. De vergunningverlening van de EU-lidstaten zal moeten waarborgen dat wordt voldaan aan de Europese regels voor natuur en milieu en (eventueel) aanvullende eisen van de lidstaten zelf.

Vragen van de leden van de D66-fractie

Energievoorzieningszekerheid

De leden van de D66-fractie vragen de minister om de uitkomst van de discussie over de Europese energiezekerheidsstrategie die in de energieraad wordt gevoerd, naar de Kamer te sturen voor het AO Europese energiezekerheidsstrategie van 18 juni.

Ik zal u het verslag van dit deel van de energieraad voor het AO Europese energiezekerheidsstrategie toesturen.

BNC-fiche: mededeling blauwe energie

De leden van de D66-fractie onderschrijven de visie van de EC dat oceaanenergie potentie heeft als vervanger van fossiele brandstoffen. De leden van de fractie hebben een aantal vragen die gaan over de in de fiche geprefereerde formulering «ambities» in plaats van «doelen» zoals gebruikt in de mededeling, het betrekken van de Nederlandse milieuorganisaties en de offshore-industrie bij het beoogde forum en de opzet en invulling van een Nederlandse studie over oceaanenergie.

Verder vragen de leden verduidelijking over de prioritering m.b.t. drie onderscheiden beleidsterreinen van industrie/werkgelegenheid, energie/ voorzieningszekerheid en klimaat/CO2-emissieredcutie die spelen bij de mededeling Blauwe energie en de regeldruk en administratieve lasten bij het gebruik van oceaanenergie.

Het kabinet kiest er bewust voor om te spreken over ambities in plaats van doelen. Enerzijds is dit gelegen in het principe dat overheden terughoudend moeten zijn met het voorschrijven van specifieke middelen of technieken. Anderzijds zal naar verwachting de bijdrage van oceaanenergie, behoudens wind op zee, aan de Nederlandse energievoorziening vooralsnog zeer beperkt zijn. Dit vanwege de relatief hoge kosten ervan. Die kosten maken dat toepassing van andere, goedkopere opties eerst tot stand zal komen, zoals ook door de SDE+ wordt gestimuleerd. Een specifiek doel voor oceaanenergie verenigt zich niet met dit beleid.

Elk van de drie werkgroepen onder het Ocean Energy Forum zal openstaan voor belanghebbenden met expertise op de relevante onderwerpen. Voor de bemensing van de werkgroepen zelf konden lidstaten tot 9 mei jl. kandidaten naar voren schuiven. Voor Nederland zijn voor de werkgroepen vertegenwoordigers vanuit de industrie aangemeld.

De in het fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 1799) gememoreerde studie naar de potentie en economische kansen van de sector die zich bezighoudt met oceaanenergie is onlangs gestart met een werkbijeenkomst met vertegenwoordigers van de sector. Bedoeling is de studie na de zomer af te ronden. Daarna zal het kabinet bezien welke beleidslijn ten aanzien van deze sector gehanteerd moet worden, onder andere waar het gaat om innovatie (zie ook onder vragen van de leden van VVD-fractie).

De door de leden van de D66-fractie gevraagde verduidelijking van de prioritering is dezelfde als die door het kabinet van de Commissie gevraagd wordt. Op dit moment zou wat het kabinet betreft het zwaartepunt liggen bij industrie/ werkgelegenheid, aangezien zoals gezegd de bijdrage van oceaanenergie aan de Nederlandse energievoorziening vooralsnog beperkt zal zijn. Tegelijk geven diverse marktpartijen aan dat er vooral (internationale) economische kansen liggen, die nu onderbenut blijven.

Regeldruk en administratieve lasten bij het gebruik van oceaanenergie zullen in de Werkgroep administratieve aangelegenheden en financiering aan de orde moeten komen. Het is mij niet bekend dat er al onderzoek op dit punt is verricht.

ILUC

De leden van de D66-fractie horen graag van de minister of het compromis over biobrandstoffen ook ruimte geeft aan individuele lidstaten om striktere percentages te hanteren voor de binnenlandse markt. De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er een voorstel ligt dat lidstaten een subdoelstelling in hun regelgeving moeten opnemen, maar dat lidstaten aan de hand van een vaste set criteria ervoor kunnen kiezen daar nationaal van af te wijken. De leden vragen de minister of dit voorstel ook ruimte geeft aan individuele lidstaten om een lager subdoel voor conventionele biobrandstoffen te hanteren? Kan de minister tevens ingaan op de inhoud van de vaste set criteria?

Het voorliggende akkoord biedt ruimte voor individuele lidstaten om striktere percentages te hanteren voor de binnenlandse markt, zoals een lager subdoel voor conventionele biobrandstoffen.

De criteria om beargumenteerd van het subdoel van 0,5% voor zeer geavanceerde biobrandstoffen af te wijken, zijn:

  • 1. Beperkt potentieel om deze brandstoffen te produceren;

  • 2. Beperkingen van de nationale markt voor transportbrandstoffen of de samenstelling en toestand van de wegvoertuigen in het land;

  • 3. Nationaal beleid gericht op het bevorderen van het gebruik van elektriciteit voor het wegvervoer.

Energievoorzieningszekerheid

De leden van de D66-fractie vragen hoe andere landen aankijken tegen capaciteitsmechanismen, welke capaciteitsmechanismen er in andere lidstaten worden gehanteerd en hoe Nederland om wil gaan met deze ontwikkeling?

Een aantal Scandinavische lidstaten en ook Oostenrijk heeft een kritische houding tegenover capaciteitsmechanismen die vergelijkbaar is met de Nederlandse positie. Datzelfde geldt voor de Europese Commissie. In haar recente mededelingen over publieke interventies op de elektriciteitsmarkt (Kamerstuk 22 112, nr. 1754) en over de ontwikkeling van energieprijzen en kosten in de Europese Unie (Kamerstuk 33 858, nr. 3) wijst de Commissie op de risico’s van de inzet van capaciteitsmechanismen. Een aantal landen in onze regio, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België, heeft besloten tot de inzet van een capaciteitsmechanisme. Ook zijn er landen, zoals Duitsland, die een capaciteitsmechanisme overwegen.

Het Verenigd Koninkrijk heeft als eiland een relatief beperkte interconnectiecapaciteit en voelt derhalve meer dan landen in continentaal Europa de noodzaak om zelfvoorzienend te zijn. De voorziene Britse capaciteitsmarkt is een onderdeel van een bredere hervorming van de Britse elektriciteitsmarkt. In dit systeem worden capaciteitsvergoedingen betaald aan alle aanbieders van capaciteit op de markt. Hierdoor worden inkomsten voor producenten gegarandeerd waardoor voldoende prikkels moeten ontstaan voor nieuwe investeringen. De hoogte van de vergoedingen wordt bepaald via een veilingsysteem.

In België voorzien de nationale netbeheerder en de overheid voor de aankomende winters reeds een capaciteitsprobleem, onder meer door het uitvallen van kerncentrales. De Belgische regering heeft inmiddels een eenmalige tender uitgeschreven voor de bouw van een nieuwe (gas)centrale die in 2018 online moet komen. Daarnaast is de inschrijving geopend voor een «strategische reserve» waarbij de capaciteit van een aantal centrales buiten de markt wordt gehouden en zo nodig al in de komende winters tijdens piekvraag kan worden ingezet.

In Frankrijk is de afgelopen jaren gewerkt aan de opzet van een capaciteitsmarkt, waarbij de benodigde hoeveelheid capaciteit vier jaar tevoren wordt gecontracteerd door uitgifte van certificaten. Deze capaciteitsmarkt zal waarschijnlijk in november 2014 van start gaan. Frankrijk hoopt dat hierdoor voldoende prikkels zullen ontstaan voor nieuwe investeringen in productiecapaciteit.

Nederland heeft er in zowel Europees als regionaal verband herhaaldelijk op gewezen dat deze nationale maatregelen onwenselijk zijn. Een gezamenlijke aanpak van leveringszekerheidvraagstukken verdient de voorkeur. Van belang daarbij is dat wordt gewerkt aan verbeterde marktwerking en verdere marktintegratie. Bestaande productiecapaciteit moet efficiënter worden ingezet, onder meer door optimale benutting van bestaande interconnecties en verdere uitbreiding van deze grensoverschrijdende verbindingen. Daarnaast kunnen balanceringsmarkten beter op elkaar afgestemd worden en is er winst te behalen door de ontwikkeling van vraagzijderespons. Nederland ziet de inzet van capaciteitsmechanismen als een «second best» optie. Alleen wanneer bovenstaande marktgebaseerde oplossingen onvoldoende soelaas bieden kan een tijdelijke maatregel in de vorm van een capaciteitsmechanisme worden overwogen. Nederland pleit zowel in bilateraal overleg als in regionaal verband voor deze marktgebaseerde oplossingen. Momenteel wordt in pentalateraal kader gewerkt aan een gezamenlijke leveringszekerheidanalyse. Nederland zet zich daarbij in voor een gecoördineerde aanpak van leveringszekerheid in de Noordwest-Europese regio.

Multilaterale energieraamwerken

De leden van de D66-fractie vroegen hoe er gereageerd is op het aanbod van Nederland om begin 2015 een conferentie in Den Haag te organiseren waar een gemoderniseerde Energiehandvestverklaring zal worden aangenomen. Wanneer wordt de Kamer hierover uitvoerig geïnformeerd? Hoe verhoudt het Klimaat- en energieraamwerk zich hiertoe? Wat wordt de inzet vanuit Nederland?

Het aanbod van Nederland is door de ledenlanden van het Energiehandvest goed ontvangen. Vanuit historisch perspectief zien de landen Den Haag als logische plek om dit te laten plaatsvinden, aangezien ook het Energiehandvest van 1991, een Nederlands initiatief om Oost en West te verbinden na de val van de muur, in Den Haag is ondertekend.

Het Klimaat- en energieraamwerk is een Europees raamwerk. Het gemoderniseerde Energiehandvest is een open, multilaterale verklaring en staat los hiervan. Door deze verklaring te ondertekenen worden landen waarnemer bij het Energiehandvestverdrag.

Nederland vindt het van belang dat de gemoderniseerde verklaring de kernwaarden en doelen omvat die ook in 1991 belangrijk werden gevonden, zoals versterking van de energievoorzieningszekerheid en de werking van de mondiale energiemarkt, vrije energiedoorvoer en een solide en veilig investeringsklimaat. Dit met inachtneming van milieuaspecten en gebaseerd op het principe van non-discriminatie. Gedateerde elementen, die nog verwijzen naar de situatie van destijds, verhinderen derde landen om toe te treden tot het Energiehandvest en het Energiehandvestverdrag, en dienen daarom verwijderd te worden. Nederland is terughoudend met zelf toevoegen van nieuwe elementen, omdat de verklaring juist bedoeld is om nieuwe landen aan te trekken. Dat past ook bij de rol van Nederland als aanjager van dit proces en voorzitter van de conferentie waar de verklaring wordt vastgesteld. Voorstellen van derde landen, die inmiddels betrokken zijn in het onderhandelingsproces, ziet Nederland met belangstelling tegemoet. Nederland moedigt derde landen tevens aan om toe te treden tot het Energiehandvestverdrag.

Ik zal de Kamer rond de zomer nader informeren over dit initiatief.

Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

ILUC

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het gebruik van biobrandstoffen waarvan de productie direct dan wel indirect concurreren met de productie van voedsel zeer zorgwekkend. Zij zouden het gebruik van dit soort biobrandstoffen het liefst zo snel mogelijk tot nul reduceren. Het voorliggende compromisvoorstel van het voorzitterschap waarin het gebruik van dit soort biobrandstoffen nog mag toenemen tot 7% van de brandstoffenmix moet dan ook naar mening van deze leden verworpen worden door de minister. In de geannoteerde agenda lezen zij dat de minister de onderhandelingen over dit compromisvoorstel nog afwacht, en nog geen beoordeling geeft van het voorstel. Waar hangt de goedkeuring dan wel afwijzing van het voorstel voor de minister van af? Een subdoelstelling voor een inspanningsverplichting voor 0,5% van de meest geavanceerde biobrandstoffen maakt het bijmengen van 7% ordinaire biobrandstoffen, waarvan de productie een grote bedreiging is voor het klimaat, de biodiversiteit en de voedselzekerheid toch zeker niet goed? Graag een reactie van de minister. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen voor de minister afreist naar Brussel graag de garantie dat hij niet in zal stemmen met het voorliggende compromisvoorstel als deze 7% niet fors naar beneden wordt bijgesteld.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren informeren tevens naar de voornemens van de minister mochten de richtlijnen onverhoopt toch zo aangenomen worden dat een verdere groei van conventionele biobrandstoffen op Europees niveau mogelijk gemaakt wordt. Behoudt Nederland zich het recht voor om op nationaal niveau de zaken zo te regelen dat het gebruik van conventionele biobrandstoffen in Nederland niet verder mag groeien dan het huidige percentage, en dat er tevens een korte termijn wordt gesteld waarbinnen het gebruik van conventionele biobrandstoffen helemaal wordt gestopt? Zo ja, op welke wijze en termijn wil de minister dat realiseren? Zo nee, waarom niet, en hoe verhoudt zich dat tot de ambities van de minister op het gebied van het stoppen van het mondiale biodiversiteitsverlies en het garanderen van voedselzekerheid?

Inmiddels is er een akkoord bereikt en zijn de moeilijke en langdurige onderhandelingen afgesloten. De ambitie van Nederland tijdens de onderhandelingen was hoger dan het nu bereikte akkoord. Het voorstel had inderdaad ambitieuzer gemogen, toch zal het kabinet tijdens de aanstaande Energieraad van 13 juni instemmen. Zonder akkoord blijft de oude Richtlijn van kracht en daarin is helemaal niets geregeld ten aanzien van het duurzaamheidrisico van indirecte landverdringingseffecten. Gezien het krachtenveld in Europa is dit het meest haalbare.

De subdoelstelling van 0,5% voor de meest geavanceerde biobrandstoffen betekent een stimulering voor dit type biobrandstoffen die aan de vooravond staan van marktintroductie. Dit geldt in eerste instantie voor ethanol, vervaardigd uit lignocellulose. Nederland verwelkomt dit subdoel. Nederland is voorstander van geavanceerde biobrandstoffen en heeft als eerste lidstaat al in 2009 de dubbeltelling geïntroduceerd. Meer dan de helft van alle biobrandstoffen in Nederland zijn gemaakt uit afval en residuen. Ten aanzien van biodiversiteit en klimaat zijn er duurzaamheidscriteria waaraan biobrandstoffen moeten voldoen, willen ze mee mogen tellen voor het behalen van de jaarverplichting.

Het bereikte akkoord over ILUC biedt aanknopingspunten om het versnelde groeipad van de jaarverplichting in te voeren en tegelijkertijd te garanderen dat de ophoging enkel met geavanceerde biobrandstoffen wordt bereikt.

Het kabinet bestudeert het akkoord met hetvoog op de jaarverplichting voor de komende jaren. Daarnaast zal er overleg worden gevoerd met belanghebbende partijen om de gevolgen van het akkoord voor Nederland in beeld te krijgen.

III Volledige agenda

Geannoteerde agenda van de Energieraad op 13 juni 2014

Brief regering d.d. 28-05-2014, minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp, Kamerstuk 21 501-33, nr. 485

Verslag van de Energieraad van 4 maart 2014

Brief regering d.d. 21-03-2014, minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp, Kamerstuk 21 501-33, nr. 470

Verslag van de Informele Energieraad van 15 en 16 mei 2014

Brief regering d.d. 28-05-2014, minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp, Kamerstuk 21 501-33, nr. 486

Fiche: Mededeling blauwe energie

Brief regering d.d. 28-02-2014, minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans, Kamerstuk 22 112, nr. 1799

Naar boven