21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Nr. 347 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 november 2011

Binnen de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 hebben enkele fracties de behoefte om enige vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie inzake de Energieraad.

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 november 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

(De volledige agenda is opgenomen aan het einde van het verslag)

De voorzitter van de commissie,

Van der Ham

Adjunct-griffier van de commissie,

Blacquière

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

o

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

2

o

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

3

o

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

4

     

Reactie van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

5

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven ten behoeve van de Energieraad d.d. 24 november 2011. Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen en opmerkingen bij deze stukken.

Tijdens de Energieraad van 24 november 2011 wordt er een voortgangsrapport gepresenteerd ten aanzien van de onderhandelingen over de richtlijn Energie-efficiëntie. Dit onderwerp is voor de leden van de VVD-fractie van groot belang. In de Europese pers hebben de leden van de VVD-fractie inmiddels kunnen lezen dat de Nederlandse regering een zeer kritische positie in heeft genomen in deze onderhandelingen, op basis van de motie van het lid Leegte c.s. over het van tafel krijgen van de richtlijn (Kamerstuk 32 626, nr. 9). Het eerste dictum van de motie riep de regering op om in te zetten op het materieel van tafel krijgen van de richtlijn, aangezien deze in de ogen van de leden van de VVD-fractie te ver gaat in het vastleggen van de manier waarop lidstaten de beoogde CO2-reductie van 20% in 2020 gaan bereiken. Dat was het uitgangspunt waarmee het kabinet naar Brussel is gestuurd. In de geannoteerde agenda lezen de leden van de VVD-fractie echter niets terug over de krachtenvelden tijdens deze onderhandelingen. In de pers hebben de leden van de VVD-fractie echter kunnen lezen dat ook andere landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Finland en Zweden negatief tegenover de richtlijn staan. De discussie zou zich toespitsen op de renovatie van overheidsgebouwen en de energiebesparing van 1% bij de eindgebruiker. Hoe vindt het kabinet de onderhandelingen lopen? Wat is het krachtenveld? Wat is de positie van Nederland? Denkt het kabinet dat het mogelijk is, kijkend naar de posities van de andere lidstaten, vast te houden aan het van tafel krijgen van de richtlijn? Het tweede dictum van de motie luidde immers als «terugvaloptie in te zetten op het aanpassen van de richtlijn, zodat deze niet langer subdoelstellingen c.q. verplichtingen oplegt». De leden van de VVD-fractie horen graag van het kabinet hoe dit ervoor staat. Het is belangrijk voortdurend de verhoudingen tussen de lidstaten goed in te schatten, zodat Nederland niet buiten de onderhandeling komt te staan.

Dat brengt de leden van de VVD-fractie op een tweede punt over deze richtlijn. Het Europees Parlement heeft medebeslissingsrecht hierover en heeft alvast zo'n 1600 amendementen op het stuk ingediend. De leden van de VVD-fractie verwachten dat dit een slepende onderhandeling zal worden. Hoe is Nederland daarop voorbereid? Hoe zijn de contacten met de verschillende spelers in het Europees Parlement? De leden van de VVD-fractie bereiken geluiden dat andere lidstaten zich inzetten om actief Europarlementariërs te benaderen en van hun standpunt op de hoogte te stellen. De leden van de VVD-fractie moedigen het kabinet aan ook namens Nederland een sterke lobby op te starten. In hoeverre is dit al gebeurd?

Tot slot blijven de leden van de VVD-fractie graag goed op de hoogte van dit dossier. Het kabinet stelt dat de kamer via de geannoteerde agenda regulier geïnformeerd zal worden over de onderhandelingen. Dat stellen de leden van de VVD-fractie op prijs. Tegelijkertijd herhalen de leden van de VVD-fractie graag dat zij ook buiten de cyclus van de energieraad om geïnformeerd worden wanneer er bij de onderhandelingen belangrijke ijkpunten bereikt worden of wanneer er een verandering in de Nederlandse positie is.

De leden van de VVD-fractie hebben verheugd kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie tot een Connecting Europe Facility; het infrastructuurfonds dat gekoppeld is aan de nieuwe Europese meerjarenbegroting. Wanneer dit goed gebruikt wordt en gericht is op vergroten van economische groei is dit bij uitstek iets waar de EU van meerwaarde kan zijn. In de geannoteerde agenda proeven de leden van de VVD-fractie kritische terughoudendheid bij het kabinet wanneer het gaat om eventuele financiering door de EU van energie-infrastructuurprojecten. Betekent dit dat Nederland hier geen gebruik van zal maken? De Commissie noemt nota bene als een van vier mogelijke projecten een «offshore-elektriciteitsnet» in de Noordzee. De komende jaren zal hoe dan ook geïnvesteerd moeten worden in zowel Nederlandse en Europese energie-infrastructuur. Wat zijn de overwegingen van het kabinet om zich in dit stadium al kritisch uit te laten over de € 9 miljard aan financiering die de Commissie beoogt? En geldt die kritische houding ook tegenover eventuele nieuwe financiële instrumenten vanuit de EU voor energie-infrastructuurprojecten? Is het ook mogelijk om hierbij specifiek in te gaan op het eventueel gebruik van projectbonds bij belangrijke energie-infrastructuurprojecten?

De Europese Raad heeft vastgelegd dat de interne markt voor elektriciteit en gas in 2014 een feit moet zijn. Hoe staat het met de implementatie van de maatregelen? De Commissie liet doorschemeren wellicht stappen te ondernemen tegen een twintigtal lidstaten die nog niet zijn begonnen met het overnemen van de regelgeving. Waarom is dit zo'n grote groep landen? Hoe staat dit proces in Nederland?

De leden van de VVD-fractie steunen de kabinetslijn over samenwerking op het gebied van Europees energiebeleid. Voor de leden van de VVD-fractie staat voorop dat het moet gaan om complementaire samenwerking, niet de vervanging van een Nederlandse inzet door een Europese. Waar ons dat sterker maakt, moeten we samenwerken. Tegelijkertijd is het zo dat lidstaten en dus ook Nederland belangen of prioriteiten op energiegebied hebben die niet direct op nummer 1 staan bij andere lidstaten. Daarom is het belangrijk, zoals de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) dat zegt, om een «goede balans te behouden tussen nationale en bilaterale belangen enerzijds en gecoördineerde EU-inzet anderzijds».

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken wat betreft de Energieraad van 24 november 2011. De leden van de PvdA-fractie hebben een aantal punten en vragen waar deze leden aandacht voor vragen.

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat het kabinet veel te weinig doet om energie-efficiëntie echt grootschalig aan te pakken. Helaas zijn meer lidstaten tot nu toe niet voortvarend van start gegaan met dit onderwerp. De leden steunen dan ook de poging van de Europese Commissie om een aantal concrete maatregelen voor te stellen.

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet om toe te lichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de onderhandeling in de Europese Raad. Is het, tegen de wens van de leden van de PvdA-fractie in, mogelijk om het voorstel te blokkeren? Zo nee, kiest het kabinet ervoor om dan zelf met voorstellen te komen of wacht het liever af waar de Europese Commissie komt?

De leden van de PvdA-fractie vragen verder aan het kabinet om toe te lichten op welke wijze het kabinet, zonder de voorgestelde richtlijn, internationale projecten met betrekking tot de energie-infrastructuur van de grond zal proberen te krijgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Energieraad op 24 november in Brussel.

De leden van de GroenLinks-fractie wijzen er op dat energiebesparing een zeer kostenefficiënte manier is om de economie te vergroenen. Beter geïsoleerde huizen, efficiënter transport van energie en zuinigere apparaten zorgen voor een lagere energierekening voor consumenten en bedrijven. De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de voorstellen van de Europese Commissie en vinden het teleurstellend dat het kabinet zich verzet tegen bindende, Europese afspraken over energiebesparing. In plaats van afzwakking van de voorstellen zou het kabinet zich juist in moeten zetten voor aanscherping van de Commissievoorstellen. Het mag nog wel wat ambitieuzer.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet waarom het niet kiest voor een constructievere houding. Het kabinet wil geen Europese afspraken over specifieke energiebesparingsmaatregelen, maar dat is geen reden om elke vorm van bindende afspraken af te wijzen. Het kabinet zou ook kunnen kiezen voor «effort sharing». Een bindend Europees doel, uitgesplitst in bindende, nationale doelen per lidstaat. Dat is ook de systematiek bij de bindende doelen voor schone energie en CO2-reductie in de sectoren die buiten het Emissions Trading Scheme (ETS) vallen. Waarom kiest het kabinet dat niet als inzet? Dan zorgen we ervoor dat het doel van 20% energiebesparing in 2020 gehaald wordt, maar behouden landen maximale beleidsvrijheid om te bepalen hoe ze het nationale doel willen halen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat de opstelling van het kabinet wordt als het niet lukt om een blokkerende minderheid tegen de richtlijn te organiseren. Gaat het kabinet zich dan wel constructiever opstellen in de Europese onderhandelingen? Hoe groot acht het kabinet de kans dat het wel lukt om een blokkerende minderheid te organiseren? Wat wordt de inzet als er in Europa wel een meerderheid is voor bindende afspraken over energiebesparing?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich ook af hoe het kabinet een eerlijk speelveld voor groene ondernemers gaat garanderen. Het is toch juist in het belang van die groene ondernemers om op Europees niveau bindende afspraken te maken over energiebesparing?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verordening van de Europese Commissie over olie- en gasactiviteiten op zee. Kan het kabinet toezeggen dat het zich in zal zetten voor een maximale waarborging van de veiligheid van mens, dier en milieu? Kan het kabinet garanderen dat de veiligheid van mens, dier en milieu zwaarder zal wegen dan de wens om de administratieve lasten te beperken? Is het kabinet bereid een moratorium te bepleiten op alle nieuwe diepzeeboringen zolang de Europese verordening nog niet van kracht is? Nu lopen praktijk en regelgeving in de verschillende lidstaten nog uiteen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarom van mening dat er geen nieuwe vergunningen voor diepzeeboringen afgegeven mogen worden totdat de veiligheid maximaal gegarandeerd kan worden.

De leden van de GroenLinks-fractie hechten grote waarde aan het versneld realiseren van een Europese infrastructuur voor schone energie. Als we schone energiebronnen uit heel Europa met elkaar verbinden dan kan onze economie op termijn volledig op schone energie draaien. De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom het kabinet zo terughoudend is in financiering door de (Europese) overheid. De huidige energie-infrastructuur is ook grotendeels aangelegd met publiek geld. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van belang om een optimale publiek-private samenwerking na te streven. Maar we moeten niet bij voorbaat al beperkingen opwerpen voor de inzet van publieke middelen. Het vergroenen van de energievoorziening is bij uitstek een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven. Is het kabinet bereid om zijn verantwoordelijkheid daarin te nemen?

II. REACTIE VAN DE MINISTER

De leden van de fracties van de VVD en de PvdA vragen naar het verloop van de onderhandelingen bij de ontwerprichtlijn energie-efficiëntie. Daarbij vragen de leden van de GroenLinks- en PvdA-fractie of het, tegen de wens van deze leden in, mogelijk is de richtlijn te blokkeren. De leden van de GroenLinks-fractie vragen tevens naar de opstelling van het kabinet wanneer de richtlijn niet wordt geblokkeerd. De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet ervoor kiest zelf met voorstellen te komen of hierin een afwachtende houding aan te nemen. De leden van de VVD-fractie vragen naar de posities van andere lidstaten en het beïnvloeden van het Europese Parlement. Specifiek vragen de leden van de VVD-fractie naar de uitvoering van de aangenomen motie van het lid Leegte c.s. Daartegenover vragen de leden van de GroenLinks-fractie waarom het kabinet niet kiest voor een bindend Europees doel uitgesplitst in bindende, nationale doelen per lidstaat. De leden van de GroenLinks-fractie willen tot slot weten hoe een eerlijk speelveld voor groene ondernemers kan worden gegarandeerd.

Naar aanleiding van het parlementaire behandelvoorbehoud, dat u op de ontwerprichtlijn energie-efficiëntie heeft ingesteld, heb ik in september met u van gedachten gewisseld over de onderhandelingstrategie bij deze richtlijn. Kamerbreed werden zorgen geuit over de voornemens van de Europese Commissie. De zorgen van uw Kamer leidden tot het aannemen van de motie van het lid Leegte c.s.2 Ik heb met u afgesproken dat ik deze motie uitleg als een noodzakelijke en forse inspanning van het kabinet om de richtlijn aan te passen. Met deze opdracht ben ik na de formele beëindiging van het parlementaire behandelvoorbehoud de onderhandelingen ingegaan. Dat betekent ook dat ik met steun van de meerderheid van de Kamer me niet inzet voor een bindend Europees doel uitgesplitst in bindende, nationale doelen per lidstaat, waar de leden van de GroenLinks-fractie voor pleiten. Dit kabinet heeft in het Regeerakkoord de Europese doelen voor CO2-reductie en duurzame energie leidend gesteld. Energiebesparingsbeleid wordt ingezet om daarmee kosteneffectief bij te dragen aan deze Europese doelen.

Zoals verwoord in het Nederlandse standpunt3 bij deze ontwerprichtlijn ben ik, naast de verplichting voor renovatie bij publieke gebouwen en de verplichting tot energiebesparing bij energieverbruikers, nog steeds tegen het idee om nieuwe elektriciteitscentrales verplicht uit te rusten met een WKK-voorziening en ze daar te plaatsen waar restwarmte benut kan worden. Beslissingen over benutting van warmte worden gemaakt op lokaal niveau. Met een verplichting worden andere, wellicht meer kosteneffectieve manieren om de efficiëntie te verbeteren of CO2 te reduceren uitgesloten. Daarnaast zijn er al genoeg aspecten waar bij het zoeken naar een geschikte locatie rekening mee moet worden gehouden. Per situatie moet worden bekeken wat vanuit energetisch en financieel oogpunt de meest voor de hand liggende investering is. Daarbij helpt ook het generieke instrumentarium, zoals het ETS. Natuurlijk is het goed het gebruik van restwarmte te bevorderen, en dat doe ik ook in de verschillende Green Deals die ik heb afgesloten. Met de Green Deal komt dit alles bottom up tot stand. Ik wil dat niet verplichten, zoals de Commissie voorstelt.

In de geannoteerde agenda over de Energieraad van 24 november, heb ik reeds aangegeven dat we nog aan het begin staan van het onderhandelingstraject. Het Poolse voorzitterschap heeft de posities van lidstaten verkend en daarover een voortgangsrapport opgesteld. Het kritische Nederlandse standpunt heb ik tot nu toe goed over het voetlicht gebracht. Tot nu toe zijn er nog geen substantiële wijzigingen in de tekst aangebracht. Het Deense voorzitterschap zet de onderhandelingen voort.

Meerdere lidstaten (Duitsland, Zweden, België, Roemenie, Oostenrijk, Finland, Ierland en Slowakije) twijfelen over de kosteneffectiviteit van een aantal maatregelen, met name de 3% doelstelling ten aanzien van het renoveren van publieke gebouwen. Een aantal andere lidstaten (Frankrijk, Litouwen, Letland, Estland, Malta, Tsjechië en Slowakije) vechten de hoogte van de verplichte 1,5% energiebesparing bij energieverbruikers aan. Daarbij willen lidstaten weten wat de kosten van deze doelstelling zijn. Daarnaast maken lidstaten (Duitsland, Italië, Frankrijk, Ierland, Finland, Oostenrijk, Tsjechië en Slowakije) zich zorgen over de voorgeschreven maatregelen voor restwarmtebenutting. Verschillende lidstaten hebben dus kritische geluiden laten horen op onderdelen van de ontwerprichtlijn. Geen enkele lidstaat, laat staan een blokkerende minderheid, wil helemaal geen richtlijn. De hele richtlijn blokkeren is derhalve niet haalbaar en zou Nederland buitenspel zetten bij de onderhandelingen.

In lijn met de motie Leegte wacht ik niet af om het einddoel van een uitgeklede richtlijn zonder verplichtingen en subdoelen te bereiken, maar neem ik zelf initiatief om op onderdelen samen met andere lidstaten op te trekken. Ik heb hiertoe reeds contact opgenomen met diverse gelijkgestemde lidstaten en zal deze contacten de komende periode verder uitbouwen. Daarbij zal ik tevens alle voorstellen steunen die de nadelige effecten voor Nederland beperken, zoals het verbreden van de definities, het aanpassen van de methodologie en het versoepelen van de doelen. Ook zal ik aandacht blijven vragen voor het belang van het uitwisselen van best practices. Dit kan ten slotte de energie-efficiëntie bevorderen in lidstaten waar nog niet het «laag hangende fruit» is geplukt.

Binnen de Europese Unie is uw Kamer niet de enige die kritisch is over de ontwerprichtlijn. De parlementen van Zweden, Finland, Luxemburg en Portugal hebben hun twijfels over de subsidiariteit van delen van de richtlijn bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt. De parlementen van deze lidstaten tezamen hebben echter niet het quorum bereikt dat nodig is voor een gele of oranje kaart, waarmee de Commissie kan worden gedwongen de ontwerprichtlijn in heroverweging te nemen of zelfs in te trekken.

Ook de onderhandelingen in het Europese Parlement zijn in de beginfase. Zoals de leden van de VVD-fractie opmerken, heeft het Europese Parlement ruim 1600 amendementen ingediend. De rapporteur lijkt veel verder te willen gaan dan het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en staat daarmee lijnrecht tegenover het Nederlandse standpunt. Ik zal, zoals de leden van de VVD-fractie aanmoedigen, elke gelegenheid die zich voordoet aangrijpen om het Nederlandse standpunt toe te lichten en te verduidelijken bij Europarlementariërs. Wellicht kunnen ook de leden van uw Kamer in de contacten met leden van het Europese Parlement het belang van het Nederlandse standpunt onderstrepen. De Permanente Vertegenwoordiging van Nederland in Brussel houdt een vinger aan de pols, zodat u en ik op de hoogte blijven van de ontwikkelingen en in staat worden gesteld op gepaste wijze daarop te reageren. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat Europarlementariërs een eigen rol en verantwoordelijkheid hebben, en dat uiteindelijk de onderhandelingen tussen het Europese Parlement, de Raad en de Commissie plaatsvinden.

Als het gaat om een eerlijk speelveld waar de leden van de GroenLinks-fractie om vragen, zet ik me, conform de motie van het lid Janssen4, in voor een versnelling van de implementatie van de richtlijnen ecodesign en energielabels. Daar hebben we de Europese Unie nodig voor een eerlijk speelveld. Ten aanzien van energiebesparing in bijvoorbeeld de bestaande bouw en de voorbeeldrol van de overheid is het nationale en niet het EU-niveau veelal het beste niveau om efficiënte en effectieve maatregelen te nemen.

Uiteraard zal ik u, zoals toegezegd, ook los van de voorbereiding van de Energieraden informeren wanneer er belangrijke wijzigingen optreden of wanneer een verandering van de Nederlandse positie optreedt. Zo wordt u in de gelegenheid gesteld om de Nederlandse inzet gedurende de onderhandelingen bij te sturen. Uiteindelijk kunt u aan het einde van de onderhandelingen aangeven of u al dan niet kan instemmen met het bereikte resultaat.

De leden van de VVD-fractie vragen naar de kritische houding van Nederland ten aanzien van de financiering door de EU van energie-infrastructuurprojecten en ten aanzien van de inzet van nieuwe financiële instrumenten zoals projectbonds. Hiernaast vragen de leden van de VVD-fractie in hoeverre Nederland gebruik zal maken van het EU-fonds.

Nederland staat kritisch tegenover de financiering van energie-infrastructuur door de (Europese) overheid, omdat dit marktverstorend kan werken. Voor een sterke infrastructuur in de EU is het allereerst van belang dat de markt wordt voorzien van de juiste instrumenten door middel van de implementatie van bestaande wetgeving (implementatie derde pakket), de stroomlijning van vergunningverleningprocedures en een verbeterde kostenallocatie van grensoverschrijdende projecten. Mocht de Commissie dan nog een financieringsgat zien dat niet kan worden opgevangen door de marktpartijen, en nut en noodzaak van de te financieren projecten is aantoonbaar groot, dan zou Nederland zich kunnen vinden in het beperkt inzetten van financiële middelen.

De onderhandelingen over de financiële aspecten van het energie-infrastructuurpakket maken integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2014–2020. Zoals bekend is de Nederlandse inzet het bereiken van een substantiële vermindering van de Nederlandse afdrachten aan de EU, en hierbij past een kritische houding ten aanzien van de instelling van dit fonds. Dit betekent niet dat Nederland geen aanspraak kan maken in de toekomst op gelden uit het fonds. Nederland wordt namelijk genoemd in meerdere Europese prioriteitsgebieden, voor zowel gas- als voor elektriciteitsinfrastructuur. In regionaal verband moet straks worden bepaald welke projecten daadwerkelijk extra (ondersteuning) verdienen. Een uitgebreide kosten-batenanalyse zal ten grondslag liggen aan de uiteindelijke afweging van zowel lidstaten als de Europese Commissie. Het initiatief hiertoe ligt bij de netbeheerders.

De (nieuwe) financiële instrumenten, zoals ondermeer projectbonds of het verstrekken van garanties, kunnen een optie zijn. Wel moet dit aan voorwaarden worden verbonden, zoals dat het instrument niet marktverstorend mag zijn en dat er een duidelijke plicht bestaat voor cofinanciering door de initiatiefnemers van de projecten om de juiste prikkels bij deze partijen te houden. Uw Kamer wordt binnenkort middels een BNC-fiche door de minister van Financiën geïnformeerd over het kabinetsstandpunt met betrekking tot de inzet van innovatieve financiëleinstrumenten (COM(2011) 662 final).

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de interne markt voor elektriciteit en gas in 2014 een feit moet zijn en vragen naar de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van regelgeving. Voorts vragen zij waarom een grote groep lidstaten, waaronder Nederland, dit nog niet heeft afgerond.

Het blijkt voor alle lidstaten moeilijk te zijn om de richtlijnen tijdig te implementeren. Recent heeft de Europese Commissie aan achttien lidstaten een ingebrekestelling gestuurd in verband met het nog niet implementeren van de derde elektriciteit- en gasrichtlijn. Negen lidstaten hebben implementatiemaatregelen bij de Europese Commissie gemeld. Echter, de Commissie zal zich nog een oordeel moeten vormen over de vraag of de lidstaten die implementatiemaatregelen hebben gemeld, de richtlijnen ook juist en volledig hebben geïmplementeerd.

Een mogelijke verklaring voor het grote aantal landen dat nog niet heeft geïmplementeerd is dat de implementatie voor een aantal landen ingrijpende wijzigingen in de marktordening vraagt, met name de positie van de Transmission System Operators (TSO’s) en de onafhankelijke toezichthouder. Bovendien bevatten de richtlijnen een omvangrijk aantal maatregelen.

In juni van dit jaar heb ik uw Kamer het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas toegestuurd, en dinsdag 22 november jl. heeft u de nota naar aanleiding van het verslag en een nota van wijziging ontvangen.

De leden van de PVDA-fractie vragen het kabinet toe te lichten op welke wijze internationale energie-infrastructuurprojecten van de grond zullen komen, in het geval er geen nieuwe richtlijn zou zijn.

De verordening Europese energie-infrastructuur bevat een integraal pakket aan maatregelen gericht op het faciliteren van investeringen in de Europese energie-infrastructuur. Nederland acht verbetering van de Europese energie-infrastructuur van belang voor de Europese voorzieningszekerheid, het bereiken van de energie- en klimaatdoelen, de voltooiing van de interne markt en de diversificatie van bronnen en aanvoerroutes. Nederland steunt de brede benadering die het voorstel hierbij kiest. Maatregelen die gericht zijn op het versnellen van vergunningverlening en het mogelijk maken van grensoverschrijdende kostenallocatie zijn, naast de implementatie van  het derde pakket, belangrijk voor het van de grond komen van investeringen. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat de verordening er niet zou komen.

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan met interesse kennis te hebben genomen van de verordening over olie- en gasactiviteiten op zee, en vragen een toezegging van het kabinet om zich in te zetten voor een maximale waarborging van de veiligheid van mens, dier en milieu. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of dit zwaarder zal wegen dan de wens om administratieve lasten te beperken. Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet bereid is een moratorium te bepleiten op alle nieuwe diepzeeboringen zolang de Europese verordening nog niet van kracht is.

Nederland staat positief tegenover de voorstellen van de Commissie om een hoger veiligheidsniveau te bewerkstelligen bij offshore-activiteiten. Daartoe is het van belang dat ook het toezicht op deze activiteiten goed geregeld is. Binnen Nederland is en blijft deze taak belegd bij Staatstoezicht op de Mijnen.

Veiligheid van mens, dier en milieu staan daarbij voor het kabinet voorop. Nederland zal bij de wijze waarop het toezicht en rapportageverplichtingen worden vormgegeven wel kijken of de administratieve lasten voor zowel overheid als bedrijven zo veel mogelijk kunnen worden beperkt.

Zoals bekend hebben wij op de Noordzee alleen ondiep water en zijn er geen diepzeeboringen op ons continentaal plat; een moratorium is derhalve niet aan de orde. Wat betreft andere landen die diepzeeboringen hebben, moeten die hierin hun eigen afweging maken. Overigens is niet gebleken dat diepzeeboringen in deze landen niet verantwoord kunnen worden uitgevoerd. Het komt aan op het treffen van de goede maatregelen. Alle lidstaten zijn daarvan doordrongen. De voorstellen van de Commissie bieden een goede basis voor een veilige manier van werken. De voorgestelde maatregelen kunnen door de lidstaten nu al in praktijk worden gebracht indien zij daartoe aanleiding zien.

De leden van de GroenLinks-fractie geven aan grote waarde te hechten aan het versneld realiseren van een Europese infrastructuur voor schone energie en geven aan dat als we schone energiebronnen uit heel Europa met elkaar verbinden, onze economie op termijn volledig op schone energie kan draaien. De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom het kabinet terughoudend is in de financiering van infrastructuur door de (Europese) overheid. Hiernaast geven de leden van de GroenLinks-fractie aan dat het vergroenen van de energievoorziening bij uitstek een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en bedrijfsleven is en vragen of het kabinet bereid is om zijn verantwoordelijkheid daarin te nemen.

In brede zin steunt Nederland het nu voorliggende pakket aan maatregelen omdat dit een substantiële bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van de EU energie-infrastructuur die onder meer noodzakelijk is om de inpassing van duurzame energie in de EU te faciliteren. Kortom, het kabinet ziet de noodzaak van de investeringen, ook gegeven de EU-ambitie om de energievoorziening te vergroenen. Nederland staat echter kritisch tegenover de financiering van energie-infrastructuur door de (Europese) overheid, omdat dit marktverstorend kan werken. Voor het antwoord op de vraag waarom het kabinet terughoudend is in de financiering van infrastructuur door de (Europese) overheid, verwijs ik naar de eerdere beantwoording op de vraag van de leden van de VVD-fractie.

Volledige agenda

  • 1. Geannoteerde agenda Energieraad, 24 november 2011 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 345), van 16 november 2011.

  • 2. Verslag VTE-Raad (Energie) 10 juni 2011 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 327), van 24 juni 2011.

  • 3. Verslag Informele Energieraad, 19-20 september 2011, Wroclaw (Polen) (Kamerstuk 21 501-33, nr. 340), van 6 oktober 2011.

  • 4. Fiche inzake een mededeling en besluit energievoorzieningszekerheid en internationale samenwerking (Kamerstuk 22 112, nr. 1243) van 17 oktober 2011.

  • 5. EU-Voorstel: Verordening richtsnoeren trans-Europese Energie-infrastructuur (COM(2011)658), van 24 oktober 2011

  • 6. Fiche: Verordening Europese Energie-infrastructuur (Kamerstuk 22 112, nr. 1262), van 11 november 2011

  • 7. Fiche inzake Richtlijn wijziging basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren aan blootstelling ioniserende straling (Kamerstuk 22 112, nr. 1263), van 21 november 2011


X Noot
1

Samensteling:

Leden: Thieme, M.L. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Ziengs, E. (VVD), Schaart, A.H.M. (VVD), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Lodders, W.J.H. (VVD), Dijksma, S.A.M. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Vliet, R.A. van (PVV), Gerbrands, K. (PVV), Graus, D.J.G. (PVV), Werf, M.C.I. van der (CDA), Koppejan, A.J. (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Jansen, P.F.C. (SP), ondervoorzitter, Braakhuis, B.A.M. (GL), Tongeren, L. van (GL), Ham, B. van der (D66), voorzitter, Verhoeven, K. (D66) en Jacobi, L. (PvdA).

Plv. leden: Ouwehand, E. (PvdD), Schouten, C.J. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Leegte, R.W. (VVD), Houwers, J. (VVD), Elias, T.M.Ch. (VVD), Taverne, J. (VVD), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Dekken, T.R. van (PvdA), Dikkers, S.W. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Mos, R. de (PVV), Dijck, A.P.C. van (PVV), Ormel, H.J. (CDA), Holtackers, M.P.M. (CDA), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Gerven, H.P.J. van (SP), Irrgang, E. (SP), El Fassed, A. (GL), Gent, W. van (GL), Koolmees, W. (D66), Veldhoven, S. van (D66) en Groot, V.A. (PvdA).

X Noot
2

32 626, nr. 9.

X Noot
4

32 626, nr. 7.

Naar boven