Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-32 nr. 886 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 21501-32 nr. 886 |
Vastgesteld 12 november 2015
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 5 november 2015 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 november 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 885).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 november 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 11 november 2015 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Vermeij
Adjunct-griffier van de commissie, De Vos
Inhoudsopgave
I |
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
2 |
II |
Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris |
13 |
III |
Volledige agenda |
20 |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat het Europees parlement op woensdag 28 oktober het voorstel van de Europese Commissie om lidstaten zelf te laten bepalen of zij GGO-producten willen toestaan met 557 tegenstemmen ten opzichte van 75 vóór heeft verworpen. Zoals deze leden al eerder aangegeven hebben zijn zij ook geen voorstander van dit voorstel aangezien het in strijd is met het interne-markt principe van de Europese Unie. Hoe gaat dit proces nu verder? Zal de Commissie dit voorstel eindelijk intrekken en toegeven dat het een slechte stap was? Zo niet, wat is volgens de Staatssecretaris dan de waarde van een democratische tegenstem? Welke actie gaat de Staatssecretaris tijdens de Raad ondernemen om zich met andere EU-lidstaten sterk te maken tegen verwerping van dit voorstel?
In het verslag van de Landbouw- en Visserijraad (TK 21 501-32, nr. 884) wordt er aangegeven dat Nederland zich achter het Luxemburgs voorzitterschap heeft geschaard om, op de balans tussen het kwekersrecht en het octrooirecht, een brief te sturen naar de voorzitter van de Raad voor Concurrentievermogen. De leden van de VVD-fractie ondersteunen het belang van dit onderwerp en onderkennen de risico’s op dit onderwerp. In dit licht willen deze leden vragen of de brief met de inzet ook met de Tweede Kamer zal worden gedeeld. In het zelfde verslag staat te lezen dat tijdens de lunchbespreking veel andere lidstaten Nederland hebben gesteund op haar positie. De leden van de VVD-fractie willen vragen welke lidstaten dit zijn en hoe het krachtenveld er Europees op moment uitziet?
Deze leden begrijpen dat tijdens de Landbouwraad de eerste lezing over de voorgestelde verordening voor nieuwe voedingsmiddelen wordt besproken. Het Europees parlement heeft op 28 oktober ingestemd met de uiteindelijke tekst. Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van het aangenomen standpunt van het EP op het kloonverbod? In een eerder stadium heeft de Europese Commissie al aangegeven dat een importverbod op producten afkomstig van gekloonde dieren onhaalbaar is. Verwacht de Staatssecretaris dat een verbod op alle voedsel dat afkomstig is van gekloonde dieren of hun nakomelingen na te leven is? Hoe zal controle hierop plaatsvinden? Aan het DNA is immers niet te zien of het over een gekloond dier gaat of niet. Verwacht de Staatssecretaris dat dit voorstel de eindstreep zal halen, of is hier sprake van een emotionele oproep van het Europees parlement. Hoe verhoudt dit verbod zich tot internationale handelsafspraken? Wat is de mening van de World Trade Organization op dit onderwerp?
De leden van de VVD-fractie willen vragen wat de vorige week in het Europees parlement aangenomen nieuwe wetgeving betekent voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen. Welke voordelen levert de nieuw aangenomen Europese wetgeving op voor de toelating van nieuwe voedingsmiddelen? Deze leden maken zich wel zorgen wat deze nieuwe wetgeving betekent voor voedingsmiddelen die al jaren op de Europese markt verkrijgbaar zijn, maar nu met deze wetgeving onder nieuwe voedingsmiddelen worden geschaard?
Klopt het dat bijvoorbeeld producten op basis van insecten, een bron van eiwitten, die al jaren op de Europese markt beschikbaar zijn opnieuw door een toelatingsprocedure zouden moeten? Wat betekent dit voor producenten van bijvoorbeeld insecten? Worden zij nu niet geconfronteerd met onnodige administratieve lasten en nieuwe kosten? Is de Staatssecretaris met de leden van de VVD-fractie van mening dat dit zonde zou zijn en het bedrijfsleven onnodig belemmert?
De Staatssecretaris geeft in het verslag aan dat er een compromis is bereikt op het plant- en diergezondheidspakket. Deze leden willen de Staatssecretaris vragen hoe dit compromis er uitziet en wat dit betekent voor Nederland, en Nederlandse bedrijven. Wanneer kan de Tweede Kamer de voortgangsrapportage tegemoet zien en zal er ook binnen deze voortgangsrapportage worden ingegaan op de mogelijke financiële effecten?
Tijdens het Algemeen Overleg Landbouw- en Visserijraad van 14 oktober jl. hebben deze leden gevraagd hoe het staat met gevraagde uitzonderingen op de aanlandplicht, en wanneer de Europese Commissie hier uitsluitsel over kan geven. Onlangs kwam in een krantenbericht nogmaals de urgentie naar voren1. Zelfs faillissementen dreigen, zo wordt er gesteld. Over nauwelijks twee maanden moet de platvissector aan de slag met de aanlandplicht, maar zij heeft al meerdere malen aangegeven dat zonder de gevraagde uitzonderingen, zij in de problemen komen. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer de platvissector uitsluitsel zal krijgen? En wat betekent het voor de inwerkingtreding van de aanlandplicht voor de platvissector wanneer het uitsluitsel er nog niet is vanuit de Europese Commissie op 1 januari 2016?
De leden van de VVD-fractie willen de Staatssecretaris om een reactie vragen op het bericht dat Noorwegen ons de haringoorlog heeft verklaard2. Volgens de berichtgeving wordt de Nederlandse vloot, tegen de afspraken in, direct teruggestuurd bij Spitsbergen. Dit gebeurt onder meer onder dreigement van aan de ketting legging. Deze leden willen weten of het klopt dat de Noorse autoriteiten plotseling het gebied binnen 200 zeemijl van de eilandengroep Spitsbergen exclusief Noors gebied hebben verklaard. Wat vindt de Staatssecretaris van de houding van Noorwegen? Welke gevolgen heeft deze houding van de Noorse autoriteiten voor de Nederlandse visserij? Is de Staatssecretaris bereid de Noorse collega hierop aan te spreken? Daarnaast zijn zij benieuwd hoe de onderhandelingen voor nieuwe quota verlopen en of bovenstaande hierin wordt meegenomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie feliciteren de nieuwe staatsecretaris met zijn benoeming en kijken uit naar de debatten die volgen.
Deze leden zijn geschrokken van de uitkomsten van het onderzoek van de Europese Rekenkamer en vragen de staatsecretaris om een appreciatie van het rapport. Ook vragen zij of de uitkomsten van het rapport van de Europese Rekenkamer mogelijk effect hebben op het afsluiten van de lopende visserijcontracten. Zo ja, waarom, en zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat er een nieuwe regeling moet komen voor de inzaaidatum van vangstgewassen. Deze leden willen dat hierbij rekening wordt gehouden met de latere oogst van verschillende gewassen, zoals soja, en het feit dat vangstgewassen die hierna geplant worden niet ontkiemen. Zij hebben begrepen dat deze nieuwe regeling inmiddels in ontwikkeling is. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris wanneer de invoering wordt verwacht.
Deze leden begrijpen dat de verdeling van de steun van € 29,94 miljoen momenteel wordt uitgewerkt in nauw overleg met het betrokken bedrijfsleven. Zij vragen de Staatssecretaris of hier ook maatschappelijke organisaties bij betrokken zijn. Zo nee, is de Staatssecretaris bereid deze organisaties er alsnog bij te betrekken?
De leden van de PvdA-fractie hebben begrepen dat er grote aanpassingen zijn voorgesteld voor het voorstel Biologische Productie van de Europese Commissie in het verslag van de rapporteur van het Europees parlement. Kan de Staatssecretaris aangeven wat deze aanpassingen zijn? Kan de Staatssecretaris een appreciatie geven van de voorstellen? Daarnaast vragen deze leden of Nederland een actieve rol zal vervullen in de trialogen hierover tijdens het aankomende Nederlandse EU-voorzitterschap.
Zij hebben gelezen dat de Ministers van negen EU-lidstaten (Nederland niet) samen met een aantal Europarlementariërs een brief aan Eurocommissaris Vella voor Milieu, Maritieme Zaken en Visserij en aan Eurocommissaris Timmermans hebben geschreven waarin zij de Europese Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijn/Natura2000 niet te wijzigen. Kunt u een appreciatie van de brief geven, evenals van de voorstellen van de Europese Commissie? De leden van de PvdA-fractie vragen daarnaast waarom de brief aan de Eurocommissarissen niet door u is ondertekend.
Voorzitterschap
Deze leden vragen de Staatssecretaris of hij zijn plannen voor het voorzitterschap kan toelichten.
Zij betreuren het dat de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijlaat pas zo laat (slechts één dag voor de deadline) beschikbaar was. De leden van de PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of deze in de toekomst eerder beschikbaar kan komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de Landbouw- en Visserijraad en hebben enkele vragen en opmerkingen.
Deze leden vinden het een goed voorstel van het Europees parlement om de rechtsgrond van de visserijprotocollen Groenland en Liberia zo te wijzigen dat het Europees parlement om goedkeuring wordt gevraagd. Wat is het standpunt van het kabinet in deze? Gaat dit voortaan voor alle visserijprotocollen gelden? Zij vragen of de Staatssecretaris het idee heeft dat duurzaamheidsaspecten in de voorliggende protocollen afdoende zijn geborgd? Hoe wordt overbevissing voorkomen en in hoeverre zijn de data over visbestanden waar de aantallen in het protocol op gebaseerd zijn, betrouwbaar?
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris een appreciatie kan geven van de brief die 9 lidstaten en een groot aantal Europarlementariërs schreven om te vragen de Vogel- en Habitatrichtlijn niet te wijzigen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris kan aangeven waar de verschillen in benadering zitten tussen het Europees parlement en de Raad en welke rol Nederland zal spelen in de triloog-bijeenkomsten en hoe zij het Voorzitterschap in deze in gaat vullen. Leidt het Nederlands Voorzitterschap tot een aangepast of afgezwakt standpunt betreffende de biologische verordening? Onderschrijft de Staatssecretaris dat het voor een biologische verordening noodzakelijk is dat zij gedragen wordt door de biologische sector? Blijft de Staatssecretaris in de eerste plaats inzetten op aanpassing van de oude richtlijn in plaats van het opstellen van een nieuwe?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken zich ernstig zorgen over de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) 2014–2020. Het POP is er al ruim een jaar en evengoed stellen deze leden vast dat er nog geen regeling in werking is. Zij vragen of het klopt dat nog maar twee provincies voor een deel van het POP een verordening hebben vastgesteld. Onder andere voor innovatie, samenwerking, natuur en waterbeheer is het van groot belang dat er goede subsidieregelingen komen voor het POP in de provincies. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat doordat de verordeningen van de provincies zo lang op zich laten wachtten er een ophoping van het budget ontstaat? Acht de Staatssecretaris dit wenselijk? Zou de Staatssecretaris aan kunnen geven waarom de uitvoering van het POP zo lang duurt? Het kan niet zo zijn dat deze middelen voor innovatie niet op het boeren erf komen in de komende jaren. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat ook hij daar een verantwoordelijkheid in heeft? Is hij bereid om de regie wat meer te nemen en daarbij ook de sector te betrekken? De leden van CDA-fractie willen de Staatssecretaris vragen hoe hij denkt verdere ophoping te kunnen voorkomen, en de provincies te ondersteunen waar nodig om eindelijk uitwerking te geven aan POP3? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om de rol van het POP regiebureau te versterken?
Deze leden hechten in het bijzonder veel belang aan de Jonge Boerenregeling. Daarom zijn deze leden ook zeer teleurgesteld dat ook deze regeling er maar niet komt. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat de regeling zo snel mogelijk open wordt gesteld, er duidelijkheid komt bij de betreffende autoriteiten en dit ook een positief en langdurig resultaat heeft voor de toekomst?
Wat betreft de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) stellen de leden van de CDA-fractie vast dat er weinig vooruitgang is geboekt in het afgelopen jaar. Wat zijn de plannen van deze Staatssecretaris ten aanzien van de vereenvoudiging en hoe gaat hij deze bereiken, zo vragen deze leden. Is de Staatssecretaris bereid zich hernieuwd in te spannen om ervoor te zorgen dat het gedetailleerd management van groenbedekking als inrichting van de ecologische aandachtsgebieden vereenvoudigd wordt? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal er ook van gedachten gewisseld worden over TTIP. Ten aanzien van de onderhandelingen vragen de leden van de CDA-fractie hoe het hier mee staat. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te spannen om ervoor te zorgen dat de import in de Europese Unie van met name vleesproducten ook zal moeten voldoen aan de Europese milieu en dierenwelzijnsstandaarden? Hoe gaat de Staatssecretaris het kabinet hiervan overtuigen?
Deze leden vragen daarnaast hoe het op dit moment staat met de uitvoering van het huidige schoolfruitprogramma in Nederland.
De leden van de CDA-fractie hebben ook zorgen over de insleep van plantenziekten. Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen deze dreiging, bijvoorbeeld ten aanzien van de plantenziekte onder olijfbomen in Italië; Xylella? Hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat deze via handelsbedrijven Nederland binnen komt? Hoeveel planmateriaal uit Italië wordt er in Nederland verhandeld?
De productie-, handelsbedrijven en tuincentra zijn een zeer grote business in Nederland, en de insleep van een plaag of ziekte, zoals in het verleden de boktor, leidt tot miljoenenverlies. Bovendien is dit zeer schadelijk voor onze export. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om regels op te stellen om de import van mogelijk bedreigend plantenmateriaal te voorkomen in productiegebieden? Zou het mogelijk zijn om bij gevaren, zoals nu bij Xylella, de import en productie gescheiden te houden? Hoe kan het tracking and tracing op Europees niveau ook daadwerkelijk inhoud krijgen? Is de Staatssecretaris bereid zich hiervoor in te spannen? Hoe zorgen we ervoor dat ook in andere landen de preventie en bedrijfshygiëne voorop staan zodat besmettingen voorkomen kunnen worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie merken op dat de reactie van de Staatssecretaris op de Mid-Term Review van de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie summier is. In de reactie beschreef de Staatssecretaris de inzet zonder die concreet te koppelen aan de streefdoelen uit de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie. Deze leden zien graag alsnog een uitgebreidere reactie van de Staatssecretaris. Zij willen hem verzoeken daarbij in ieder geval per streefdoel aan te geven hoe de Nederlandse vordering is, welke aanvullende maatregelen overwogen worden en wat de Nederlandse inzet in de Raad van Ministers is om andere landen aan te sporen tot vergrote inspanningen om de streefdoelen binnen de vastgestelde termijn te bereiken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris een update kan geven van de status van de verschillende duurzaamheidscertificaten voor vergroening die Nederland aan de Commissie heeft voorgelegd.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die op 26 en 27 oktober respectievelijk door de verantwoordelijke Ministers van negen lidstaten en door een aantal Europarlementariërs afkomstig uit alle grote fracties van het Europees parlement gestuurd zijn naar de Eurocommissarissen Vella en Timmermans waarin zij de Commissie oproepen om de bestaande wetgeving op het gebied van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) niet te wijzigen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om een appreciatie van beide brieven. Wat is er volgens de Staatssecretaris nodig om de doelstellingen van de VHR in Nederland te halen, indien de richtlijnen zelf ongewijzigd blijven?
De Staatssecretaris geeft aan dat in de onderhandelingen sprake moet zijn van het vasthouden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Tegelijkertijd is er bij TTIP sprake van het wederzijds erkennen van standaarden. Hoe verhoudt het een zich tot het ander, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Betekent dit als de EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu op een bepaald domein hoger zijn dan de VS-normen op dat domein, dat Amerikaanse producten die naar de EU worden geëxporteerd in dat geval altijd dienen te voldoen aan de hogere EU-normen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de nationale enveloppe kan worden uitgekeerd. Dient de Europese Commissie eerst akkoord te geven aan de objectieve criteria en de maatregelen die worden genomen om concurrentieverstoring te voorkomen? Wat betreft de concurrentieverstoring, betekent dit dat de Commissie nationale cofinanciering streng zal beoordelen? Deze leden hechten eraan dat de middelen, die bedoeld zijn als noodsteun, zo spoedig mogelijk worden uitgekeerd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In de eerste helft van 2016 zal de Europese Commissie met vereenvoudigingsvoorstellen op het vlak van vergroening komen. Is het de inzet van de Staatssecretaris om deze zoveel mogelijk al voor 2016 van kracht te laten worden? Vanuit het bedrijfsleven zijn verschillende voorstellen gedaan. De Staatssecretaris heeft in februari jl. ook voorstellen op tafel gelegd (Kamerstuk 28 625 nr. 221). Welke acties onderneemt de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat deze voorstellen door de Europese Commissie overgenomen worden? In hoeverre neemt de Staatssecretaris de voorstellen vanuit de sector daarin mee? Blijft de Staatssecretaris hierover in overleg met de sector?
Is er al Europese goedkeuring voor het alternatieve vergroeningspakket van akkerbouwers uit het Oldambt in samenwerking met de Stichting Veldleeuwerik? De Europese Commissie wil bij controles en sancties een meer proportionele en risicogebaseerde aanpak. Deze leden horen in dit verband graag hoe de afgelopen jaren in de Nederlandse praktijk is omgegaan met de korting op toeslagrechten in verband met het niet voldoen aan de randvoorwaarden. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeveel gevallen in de afgelopen jaren in dat verband een waarschuwing en/of daadwerkelijke korting is gegeven? Kan de Staatssecretaris ook enig inzicht geven in de kortingspercentages waar het daarbij om ging?
Zij hebben nog enkele vragen over de invoering van de aanlandplicht. Per 1 januari 2016 wordt voor verschillende vistuigen en categorieën Noordse kreeft, schol en tong de aanlandplicht ingevoerd. Deze leden merken dat er bij visserijorganisaties en visafslagen nog heel veel vragen leven over de verdeling van de verantwoordelijkheid voor de aan- en afvoer en de verwerking van discards, registratie en kosten, over de quotumophoging en over administratieve zaken. Zij hebben meer duidelijkheid nodig. Wat is nu de stand van zaken? Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat er voor 1 januari 2016 duidelijkheid komt, dan wel dat er een werkbare situatie ontstaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de overige Kamerbrieven. Zij willen daar graag enkele vragen over stellen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EU en de VS in de laatste ronde onderhandelingen over TTIP hebben aangegeven door te gaan met het bieden van meer transparantie over de onderhandelingen. Deze leden horen graag wat dat concreet gaat betekenen, aangezien er nog helemaal niets transparant aan de onderhandelingen is geweest tot nu toe. Sterker nog, het gelekte duurzaamheidshoofdstuk van de EU-onderhandelaars, wat onder andere ook ingaat op landbouw, visserij en natuur komt niet overeen met de informatie die door de Europese Commissie wordt gegeven over haar inzet. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het hoofdstuk zoals dat nu kennelijk op de onderhandelingstafels ligt geen enkele waarborg biedt voor het handhaven van de huidige Europese regels op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid, dierenwelzijn en al die andere dingen waarvan de Europese Commissie en de Staatssecretaris steeds hebben verzekerd dat vastgehouden moet worden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid in te brengen dat het hoofdstuk waar kennelijk nu over onderhandeld wordt grondig herschreven moet worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van de Staatssecretaris betreffende de situatie in de zuivelmarkt. De Nederlandse zuivelsector ziet niets in ingrijpen in de markt en heeft aangegeven dat de crisisontwikkelingen binnen de zuivelmarkt te voorzien waren. De Staatssecretaris geeft aan daarom in de Raad te zullen aangeven dat Nederland vast blijft houden aan marktoriëntatie. Deze leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris zijn beleid laat leiden door de lobby van de zuivelsector. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom Nederland dan een aanvraag heeft gedaan voor de particuliere opslag van 6.193 ton kaas? Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanvraag inmiddels is goedgekeurd en hoeveel deze maatregel kost?
Sinds 2011 is ruim 55% van de Nederlandse koeienbedrijven meer koeien gaan houden, zo constateren deze leden. De melkveestapel heeft zich uitgebreid met 157.000 koeien. Door deze ondoordachte uitbreiding, als gevolg van het opheffen van de melkquota, is er een nog groter overschot aan mest ontstaan en een overproductie aan zuivel. De productie melk per koe is tot een maximum omhoog geschaald wat ten koste gaat van de gezondheid en het welzijn van de melkkoeien. De melkveehouderij die altijd een redelijk positief imago had vanwege de koe in de wei, heeft zich ontwikkeld tot een mechanische en intensieve industrie waarbij meer en meer koeien levenslang opgesloten zitten. De Staatssecretaris geeft aan dat Europese maatregelen gericht moeten zijn op het stimuleren van de export. Betekent dit dat er de komende jaren een toename is van het gesleep met runderen en kalfjes vanuit Nederland? Hoe ziet de Staatssecretaris de toename van export in het kader van de kalvertransportproblemen die het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving heeft geconstateerd in een rapport uit 2014. Het kabinet heeft destijds aangegeven de zorgen uit dit rapport te delen. De Staatssecretaris heeft destijds de kalversector gevraagd om op korte termijn met een verduurzamings- en transitieagenda te komen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er sindsdien geen concrete maatregel is geweest die heeft bijgedragen aan het wegnemen van de risico’s zoals die zijn geconstateerd door Platform LIS, en zij willen graag weten waarom. Is de Staatssecretaris alsnog bereid om maatregelen te nemen om de Nederlandse kalversector te regionaliseren en hier binnen Europa voor te pleiten? Regionaliseren draagt bij aan echte verduurzaming, wat volgens de begroting een kerntaak van het kabinet is. Deze leden wijzen het gebruik van Europees geld om Europese producten op de externe markt, dus buiten Europa, te promoten sterk af. Zij zijn van mening dat het landbouwbeleid gericht moet zijn op het regionaliseren van de Europese landbouw. Het gebruiken van Europees geld om meer producten af te kunnen zetten buiten de Europese grenzen is bovendien een maatregel die ten koste gaat van de positie van ontwikkelingslanden, en dat is niet acceptabel. Door onze eigen economie en voedselproductie te regionaliseren, stellen wij ontwikkelingslanden in staat dat ook te doen. We moeten onze voetafdruk verkleinen en de handel eerlijker maken. Is de Staatssecretaris het daar mee eens? Zo ja, op welke wijze wil hij daar op inzetten? Zo nee, waarom niet?
Ook vanuit de zuivelsector, onder andere door De European Milk Board3, wordt aangegeven dat de oorzaak en de oplossing van de zuivelcrisis aanbodgerelateerd is. Het is een gemiste kans voor het kabinet, de sector en diens verduurzamingsplannen als er nu geen drastische maatregelen getroffen worden aan de aanbodzijde, aldus deze leden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze uitspraken van de zuivelsector en is de Staatssecretaris bereid om vanuit het steunmaatregelenpakket in te zetten om het inperken van het aanbod?
Dat het behalen van de biodiversiteitsdoelen voor Nederland noodzakelijk is, is overduidelijk voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. De Nederlandse natuur staat er slecht voor: 60% van de beschermde dieren en planten en 77% van hun leefgebieden zijn in gevaar. Slechts 4% van de leefgebieden verkeert in goede staat. Deze leden zijn daarom diep teleurgesteld dat slechts een van de zes internationaal gestelde biodiversiteitsdoelen op weg is om in 2020 gehaald te worden. Het verbaast hen niet dat dit het doel «de aanpak van invasieve exoten» is, waarbij vooral verjaagd en bejaagd mag worden. Zij hebben er voortdurend op gewezen dat het kabinet zich onvoldoende inzet om verdere achteruitgang van de Nederlandse natuur een halt toe te roepen, laat staan om een verbetering te realiseren. Dit beeld wordt bevestigd in het onlangs verschenen rapport «Topsector Natuur» van bureau Ulucus. Nederland loopt ver achter op schema met het uitvoeren van de Europese regelgeving. Het aanwijzen van Natura-2000 gebieden, het opstellen van beheerplannen, het verbinden van natuurgebieden zijn taken waarmee te lang gewacht is en waar in sommige gevallen nog steeds op gewacht wordt. Het rapport bevestigd ook wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie steeds aankaarten: het terug schroeven van ambities, bezuinigingen en het afschuiven van verantwoording naar provincies, de Nederlandse biodiversiteit alles behalve geholpen heeft. Deze leden zijn blij dat de staatsecretaris erkent dat doorgaan op de huidige voet geen optie is en zich eindelijk gaat richten op de taken die allang gedaan hadden moeten worden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat verdere vertraging van de uitvoering van de hoognodige maatregelen uitblijft? Erkent de Staatssecretaris dat het afschuiven van de verantwoording naar de provincies de natuur en biodiversiteit niet heeft geholpen en dat een sterkere regierol van de Staatssecretaris nodig is? Hoe gaat u als eindverantwoordelijke zorgdragen voor een voortvarende implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn en het tijdig halen van de internationale biodiversiteitsdoelen?
De leden van de partij voor de Dieren-fractie maken zich zorgen over de effectiviteit van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zolang de intensivering van de landbouw en veehouderij onverminderd doorgaat. Dit zijn immers de belangrijkste veroorzakers van de slechte staat van de Nederlandse natuur. De effecten van intensieve landbouw en veehouderij zijn goed zichtbaar op het platteland, waar weidevogels in schrikbarend tempo afnemen. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het nieuwe aangekondigde stelsel van agrarisch natuurbeheer het herstel van de weidevogels niet zal herstellen, zolang intensivering van landbouw en veehouderij doorgaat?
Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat de PAS, welke door de Staatssecretaris is ingezet als extra maatregel tegen het biodiversiteitsverlies, onmogelijk bijdraagt tot het behalen van de biodiversiteitsdoelen in 2020, alleen al omdat de eerste 6 jaar geen verlaging van de stikstofdepositie op natuur verwacht wordt? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe het voornemen om wildlife crime tegen te gaan bijdraagt aan het stoppen van het biodiversiteitsverlies in Nederland? Kunnen zij hieruit concluderen dat de Staatssecretaris niet alleen de jacht van dieren als leeuwen, tijgers en olifanten tegen zal gaan, maar ook harder zal optreden tegen ongewenste jachtpraktijken en jachttoerisme in Nederland?
De leden vragen zich af waarom de Staatssecretaris de fitnesscheck aangrijpt voor een «vereenvoudiging en meer flexibele en dynamisch invulling van de Europese regels». Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe flexibilisering van de regels bijdraagt aan het behalen van de natuurdoelen? De Europese natuurbescherming wordt alom erkend als één van de meest succesvolle natuurbeschermingsinstrumenten ter wereld. Deelt de Staatssecretaris de mening van de leden dat juist trots zouden moeten zijn op deze bescherming, in plaats van deze te willen openen of afbreken.
Deelt de Staatssecretaris de mening van wetenschappers in Milieurecht van de Universiteit Tilburg4 dat Nederland niet te strikt is met de interpretatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn, maar dat Nederland juist in verhouding tot andere lidstaten helemaal niet zo veel en niet zulke grote gebieden als beschermd heeft aangewezen? Deelt de Staatssecretaris ook de mening van deze wetenschappers dat het een mythe is dat de VHR de Nederlandse economische ontwikkeling op slot zet? Deelt de Staatssecretaris de mening van het Europese Hof, dat juist het behalen van de natuurdoelen ruimte voor economische ontwikkeling creëert? Doordat op deze wijze natuur ontstaat die tegen een stootje kan en ruimte voor flexibiliteit ontstaat? Graag een reactie op deze vragen.
Waarom heeft de Staatssecretaris de brief van negen EU-lidstaten niet medeondertekend, waarin de Europese Commissie wordt oproepen de VHR niet open te breken? Is de Staatssecretaris bereid deze brief alsnog op zeer korte termijn te ondertekenen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn de Staatssecretaris erkentelijk voor de ambitie om Nederland internationaal voorop te laten lopen tegen de illegale jacht op wilde dieren. Deze leden zijn verheugd dat de Staatssecretaris voortvarend met de aangenomen motie van deze leden aan de slag gaat en de internationale Wildlife Crime Conferentie benut om te onderzoeken hoe tot een importverbod op jachttrofeeën te komen.
Zij verzoeken de Staatssecretaris dit onderzoek niet te beperken tot de mogelijkheden van een Europees verbod, maar ook de mogelijkheden van een nationaal verbod mee te nemen. Graag een reactie. Zij zijn blij te horen dat de Staatssecretaris de mening deelt dat illegale jacht verwerpelijk is en een misdaad is die de biodiversiteit en de leefbaarheid van onze wereld bedreigd. Deelt de Staatssecretaris ook de mening van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie dat het verwerpelijk is dat Nederlandse jagers trofeereizen boeken om op bedreigde en beschermde diersoorten te kunnen jagen in bijvoorbeeld landen in Afrika? En deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat het fokken van leeuwen voor trofeejacht en toerisme verwerpelijk is? In de zogenaamde canned hunting maken de gefokte leeuwen geen schijn van kans omdat zij zich in een klein omheind gebied bevinden en de jager precies weet waar het dier zich bevindt.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie zijn verheugd dat een jachttrofeeverbod inzet zal zijn op CITES-conferentie 2016. Deze leden blijven graag op de hoogte van de ontwikkelingen hierom heen en zijn tevens benieuwd of de Staatssecretaris nog andere inzet heeft voor deze conferentie.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat het huidige dierenwelzijnsactieplan in 2015 afloopt. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de inzet voor Nederland is ten aanzien van het nieuwe dierenwelzijnsactieplan is wat per 2016 ingaat?
Deze leden hebben vernomen dat de Europese Commissie op korte termijn voorstelt om verwerkte dierlijke eiwitten van varkensoorsprong toe te laten in pluimveevoer en omgekeerd. Nu vissen in de kweekindustrie gedwongen zijn om hun eigen soortgenoten te eten, worden nu ook varkens gedwongen om kippen te eten en kippen gedwongen om varkens te eten terwijl dit niet tot hun natuurlijke dieet behoord. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is? Indien dit voorstel er gaat komen, hoe gaat de Staatssecretaris consumenten informeren die op morele of religieuze gronden geen varkensvlees eten maar dit toch indirect doen bij het eten van pluimveevlees? Graag een reactie op dit punt.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben vernomen dat de nieuwe handelsregels ten aanzien van fokdieren en fokmateriaal, zoals opgesteld door de Europese Commissie, geen doorgang hebben gevonden en dat er opnieuw onderhandeld gaat worden met de Europese Raad. Kan de Staatssecretaris een stand van zaken geven en een uiteenzetting van het verloop van het besluitvormingsproces over deze richtlijn? Kan de Staatssecretaris ook aangeven wat de Nederlandse inzet hierbij is/is geweest?
Duitsland heeft te kennen gegeven dat op zijn laatst in 2025 er definitief een einde komt aan kolonie- en kooihuisvesting? Deze leden hebben herhaaldelijk gewezen op de welzijnsproblemen van de kippen die in deze kooien leven. Nu de Staatssecretaris in een recente toespraak5 heeft aangegeven dat dieren natuurlijk gedrag moeten kunnen vertonen, willen de leden weten hoe de Staatssecretaris het natuurlijk gedrag van een kolonie-kip beoordeelt? Is de Staatssecretaris bereid om met een plan van aanpak te komen om deze dieronvriendelijke huisvesting uit te faseren? Zo nee, waarom niet?
In juli dit jaar heeft de Europese Commissie een nieuw bestrijdingsmiddel van Dow AgroSciences’s toegelaten, met de werkzame stof sulfoxaflor. Experts wijzen erop dat dit landbouwgif op dezelfde wijze werkt als neonicotinoïden doen, en dus ook dezelfde risico’s voor bijen en andere bestuivers met zich meebrengt. Ondanks dat er onvoldoende informatie is aangeleverd over de risico’s voor bijen van sulfoxaflor is de toelating echter toch verleend op Europees niveau. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat dit in strijd is met het voorzorgbeginsel, en dat de toelating weer ingetrokken moet worden? Is de Staatssecretaris bereid de Europese Commissie hierop aan te spreken, en kan hij toezeggen dat dit middel niet toegelaten zal worden in Nederland? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris tevens de stand van zaken geven van de herbeoordeling van het tijdelijke verbod op drie neonicotinoiden en fipronil?
EFSA heeft bovendien onlangs van een groot aantal landbouwgifstoffen vastgesteld dat het een hormoonverstorend effect kan hebben. Dat geldt bijvoorbeeld voor flumioxazin, dat gebruikt wordt in mais en soja, en amitrole, dat op graspercelen wordt gebruikt. Ook het fungicide flutianil, dat vooral wordt ingezet in de groente- en aardbeienteelt heeft volgens EFSA hormoonverstorende effecten. Deze middelen kunnen dus een ernstig negatief effect op de volksgezondheid en de natuur hebben, kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Welke van de 11 soorten landbouwgif waarvan nu is aangetoond dat ze hormoonverstorende effecten hebben worden zijn in Nederland toegelaten, en in welke hoeveelheden worden ze hier gebruikt? Is de Staatssecretaris bereid deze toelatingen zo snel mogelijk op nationaal niveau in te trekken, en om ook in Europees verband hierop aan te dringen? Zo nee, waarom niet?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn zeer teleurgesteld over het voornemen van de Staatssecretaris om de komende jaren in Nederland geen onderzoek te verrichten naar het pijnloos doden van kreeften en krabben, ondanks de aangenomen motie Ouwehand (TK 28 286, nr 94). Deze leden voelen zich gesteund door de Vissenbescherming die in hun officiële reactie uiteenzetten waarom het niet ethisch en niet te rechtvaardigen is om nog gedurende een reeks van jaren de resultaten van allerlei los van elkaar staand wetenschappelijk onderzoek in andere landen af te wachten6. Graag een reactie op deze uiteenzetting. Zij vooral benieuwd hoe het kan dat het Ierse onderzoek naar pijnbeleving van kreeften en krabben, waar de Staatssecretaris op wacht alvorens verdere stappen te ondernemen, niet dusdanig lijkt te bestaan. Graag een reactie. Is de Staatssecretaris bekend met Crustaston als methode om kreeften en krabben te doden, en zo ja wat is zijn visie op deze methode?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn benieuwd of de Europese Commissie de mogelijkheden gaat onderzoeken of en op welke wijze de EU kan optreden tegen de dolfijnslachtingen op de Faeröer-eilanden. De Staatssecretaris heeft toegezegd de Europese Commissie daartoe te verzoeken, in antwoord op Kamervragen van lid Thieme (vergaderjaar 2015–2016, aanhangsel 115).
Deze leden maken zich ernstige zorgen over het zeeleven in de Noordzee. In Europa worden 59 zeevissoorten met uitsterven bedreigd. Populaire vissoorten op het bord zoals tonijn en makreel zijn in een paar decennia met 74% gedaald. Graag ontvangen zij een reactie van de Staatssecretaris op de waarschuwing gedaan door de European Environment Agency (EEA)7 dat de huidige bescherming op zee onvoldoende is om ecosystemen in zee in stand te houden. Geconcludeerd wordt dat Europa haar beschermde mariene gebieden moet vergroten, beter met elkaar moet verbinden en beter moet beschermen, zoals via een totaalverbod op visserij. Dit is nodig om ecosystemen in zee in stand te houden. Deelt de Staatssecretaris de mening van deze leden dat Nederlandse aangewezen beschermde gebieden als postzegels los in de Noordzee liggen en dat verbinding daartussen noodzakelijk is? Welke acties is de staatsecretaris daartoe van plan om te nemen?
De leden zijn daarnaast van mening dat de Staatssecretaris naast het invoeren van de aanlandplicht weinig andere ambities heeft om de visserij te verduurzamen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Staatssecretaris daarom in ieder geval door te pakken met de aanlandplicht en niet met uitzonderingen voor de platvisvloot te komen. Deze leden maken zich zorgen dat uitzonderingen de ontwikkelingen van selectievere vistuigen belemmeren. Graag een reactie.
Vragen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben begrepen dat het Europees parlement op woensdag 28 oktober het voorstel van de Europese Commissie om lidstaten zelf te laten bepalen of zij GGO-producten willen toestaan met 557 tegenstemmen ten opzichte van 75 vóór heeft verworpen. Zoals deze leden al eerder aangegeven hebben zijn zij ook geen voorstander van dit voorstel aangezien het in strijd is met het interne-markt principe van de Europese Unie. Hoe gaat dit proces nu verder? Zal de Commissie dit voorstel eindelijk intrekken en toegeven dat het een slechte stap was? Zo niet, wat is volgens de Staatssecretaris dan de waarde van een democratische tegenstem? Welke actie gaat de Staatssecretaris tijdens de Raad ondernemen om zich met andere EU-lidstaten sterk te maken tegen verwerping van dit voorstel?
De leden van de VVD-fractie vragen wat ik tijdens de Raad zal ondernemen aangaande het voorstel van de Europese Commissie om lidstaten zelf te laten bepalen Genetisch Gemodificeerde producten toe te staan. Hoewel het onderwerp genetisch gemodificeerde organismen niet geagendeerd is op de komende Landbouw- en Visserijraad, wil ik u hierover alvast informeren.
Direct na de plenaire stemming in het Europees parlement heeft Eurocommissaris Andriukaitis van gezondheid en voedselveiligheid, verklaard dat de Europese Commissie haar voorstel zal handhaven. Hij heeft wederom aangegeven dat er geen «plan B» is. Dit betekent dat de Europese Commissie waarschijnlijk het Raadstraject zal afwachten.
In aanloop naar de Landbouw- en Visserijraad van december zal er op initiatief van het Luxemburgs voorzitterschap nog gesproken worden over dit dossier. Nederland zal haar standpunt tijdens deze besprekingen nogmaals naar voren brengen overeenkomstig het kabinetsstandpunt zoals is vastgelegd in het BNC-fiche over dit voorstel (Kamerstuk 34 214, nr. 3) en aangeven dat het van belang is om de huidige situatie te bespreken tijdens de Landbouw- en Visserijraad van aanstaande december.
Vragen van de PvdA-fractie
Marktsituatie en EU-steunmaatregelen voor landbouw
Deze leden begrijpen dat de verdeling van de steun van € 29,94 miljoen momenteel wordt uitgewerkt in nauw overleg met het betrokken bedrijfsleven. Zij vragen de Staatssecretaris of hier ook maatschappelijke organisaties bij betrokken zijn. Zo nee, is de Staatssecretaris bereid deze organisaties er alsnog bij te betrekken?
Zoals in de brief aan uw Kamer van 24 september jl. is aangegeven, is er op hoofdlijnen overeenstemming bereikt met het bedrijfsleven over de verdeling en invulling van de nationale enveloppe van bijna 30 miljoen euro (Kamerstuk 21 501-32, nr. 877). Het bedrijfsleven is primair aan zet. Met het bedrijfsleven is afgesproken dat de middelen zullen worden ingezet voor verdere verduurzaming van de melkveehouderij, vitalisering van de varkenshouderij en mestverwerking in de melkvee- en varkenshouderij. De besluitvorming over het Nederlandse maatregelenpakket zal naar verwachting begin december van dit jaar worden afgerond. Waar relevant zal ik het bedrijfsleven voorstellen bij de nadere uitwerking in overleg te treden met de betreffende maatschappelijke organisaties.
Geannoteerde agenda
De leden van de PvdA-fractie betreuren het dat de geannoteerde agenda pas zo laat (slechts één dag voor de deadline) beschikbaar was. Zij vragen de Staatssecretaris of deze in de toekomst eerder beschikbaar kan komen?
U heeft in de procedurevergadering van 7 oktober jl. de deadline voor deze geannoteerde agenda vastgesteld op 5 november, de dag waarop u deze ook heeft ontvangen. Vanzelfsprekend streef ik er naar u de geannoteerde agenda tijdig toe te sturen.
Vragen van de CDA-fractie
Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
Wat betreft de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) stellen de leden van de CDA-fractie vast dat er weinig vooruitgang is geboekt in het afgelopen jaar. Wat zijn de plannen van deze Staatssecretaris ten aanzien van de vereenvoudiging en hoe gaat hij deze bereiken, zo vragen deze leden. Is de Staatssecretaris bereid zich hernieuwd in te spannen om ervoor te zorgen dat het gedetailleerd management van groenbedekking als inrichting van de ecologische aandachtsgebieden vereenvoudigd wordt? Zo nee, waarom niet?
Bij de start van het vereenvoudigingstraject heeft Nederland 41 vereenvoudigingsvoorstellen bij de Europese Commissie ingediend (Kamerstuk 28 625, nr. 221). Deze zijn tot stand gekomen na een brede consultatie van diverse belanghebbenden. Ik constateer wel degelijk vooruitgang. Zo heeft de Europese Commissie inmiddels verschillende voorstellen van Nederland overgenomen. In de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-32, nr. 885) heb ik enkele voorbeelden geschetst. In aanvulling daarop kan ik u melden dat de Europese Commissie inmiddels ook voornemens is het Betaalorgaan meer tijd en ruimte te geven om begunstigden in de gelegenheid te stellen onbedoelde fouten in de verzamelaanvraag te corrigeren. Ook dit punt maakte deel uit van het pakket vereenvoudigingsvoorstellen dat mijn voorganger eerder dit jaar bij de Europese Commissie indiende.
In het verdere traject zal ik de voorstellen van de Europese Commissie blijven toetsen aan de Nederlandse inzet zoals verwoord in de brief van 24 februari jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 221). In de eerste helft van 2016 zal de Europese Commissie met vereenvoudigingsvoorstellen komen op het vlak van vergroening. Nederland heeft over de vergroening onder andere voorgesteld om flexibeler om te gaan met de breedte-eisen die worden gesteld aan sloten en akkerranden en om de eis dat bij de teelt van vanggewassen gebruik gemaakt moet worden van mengsels, te laten vervallen. Uiteraard moet daarbij aan de doelstelling van vergroening worden vastgehouden. Ik zal in de Landbouw- en Visserijraad aandacht blijven vragen voor daadwerkelijke vereenvoudiging en bij de Europese Commissie aandringen op voortvarendheid.
Ik zie op dit moment geen aanleiding om de criteria die momenteel worden gesteld aan groenbedekking als inrichting van de ecologische aandachtsgebieden (met de inzet van vanggewassen) te vereenvoudigen. De manier waarop deze in Nederland zijn ingevuld, is in lijn met de criteria die staan vermeld in de motie Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 28 625, nr. 195).
Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP)
Tijdens de Landbouw- en Visserijraad zal er ook van gedachten gewisseld worden over TTIP. Ten aanzien van de onderhandelingen vragen de leden van de CDA-fractie hoe het hier mee staat. Is de Staatssecretaris bereid om zich in te spannen om ervoor te zorgen dat de import in de Europese Unie van met name vleesproducten ook zal moeten voldoen aan de Europese milieu en dierenwelzijnsstandaarden? Hoe gaat de Staatssecretaris het kabinet hiervan overtuigen?
De Nederlandse inzet is dat op het Europese niveau van consumentenbescherming niet wordt ingeboet en dat de beleidsvrijheid behouden blijft om wetgeving op te stellen op het gebied van veiligheid en bescherming van de gezondheid van mens, dier, plant en milieu, alsmede op het terrein van dierenwelzijn. De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij met TTIP aan de geldende EU-standaarden zal vasthouden. In het onderhandelingsmandaat van de Europese Commissie voor TTIP is opgenomen dat gestreefd moet worden naar samenwerkingsmechanismen voor onder andere het bespreken van equivalentie op het vlak van dierenwelzijn. De onderhandelingen zijn nog gaande. Tijdens de Landbouw- en Visserijraad van 16 maart jl. is benadrukt dat bij het afsluiten van handelsakkoorden een gelijk speelveld van belang is (Kamerstuk 21 501-32, nr. 834).
Schoolfruitprogramma
De leden van de CDA fractie vragen daarnaast hoe het op dit moment staat met de uitvoering van het huidige schoolfruitprogramma in Nederland.
Voor de EU-schoolfruitregeling in schooljaar 2015/2016 zijn er vijf leveranciers erkend, die gezamenlijk zo’n 1.900 scholen voorzien van groenten en fruit. De leveringen van groenten en fruit zijn gestart op 2 november jl. Kinderen op de deelnemende scholen ontvangen gedurende 21 weken drie porties groenten of fruit, in combinatie met educatieve activiteiten op het gebied van gezonde voeding. Voor de EU-schoolfruitregeling is jaarlijks voor Nederland € 5,4 miljoen aan Europees geld beschikbaar. Van de subsidiabele kosten wordt 75% vanuit de Europese Unie vergoed, voor de overige kosten moeten de leveranciers zelf zorg dragen. De belangstelling bij scholen voor deelname is groot. Er hadden zich ca. 2.200 scholen voor deelname aan de schoolfruitregeling aangemeld. Via loting is bepaald welke scholen kunnen deelnemen.
Vragen van de ChristenUnie-fractie
Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP)
De Staatssecretaris geeft aan dat in de onderhandelingen sprake moet zijn van het vasthouden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Tegelijkertijd is er bij TTIP sprake van het wederzijds erkennen van standaarden. Hoe verhoudt het een zich tot het ander, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Betekent dit als de EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu op een bepaald domein hoger zijn dan de VS-normen op dat domein, dat Amerikaanse producten die naar de EU worden geëxporteerd in dat geval altijd dienen te voldoen aan de hogere EU-normen?
Binnen TTIP kunnen de Europese Unie en de Verenigde Staten vaststellen dat bijvoorbeeld procedures en controles gelijkwaardig zijn en deze voor beide partijen het gewenste niveau van bescherming bieden. Door het wederzijds erkennen van deze standaarden, de procedures en testmethodes, kan er veel tijd en geld worden bespaard en wordt handel bevorderd. Dit betekent echter niet dat alle regelgeving en standaarden ter bescherming van mens, dier, plant en milieu moeten worden geharmoniseerd om handel te laten plaatsvinden. De Europese Commissie heeft aangegeven dat zij met TTIP aan geldende EU standaarden, zoals op het gebied van genetische gemodificeerde organismen en hormoonvlees, zal vasthouden. Voorts verwijzen we u naar de beantwoording van de vraag van de leden van de CDA-fractie.
EU-steunmaatregelen voor landbouw
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de nationale enveloppe kan worden uitgekeerd. Dient de Europese Commissie eerst akkoord te geven aan de objectieve criteria en de maatregelen die worden genomen om concurrentieverstoring te voorkomen? Wat betreft de concurrentieverstoring, betekent dit dat de Commissie nationale cofinanciering streng zal beoordelen? Deze leden hechten eraan dat de middelen, die bedoeld zijn als noodsteun, zo spoedig mogelijk worden uitgekeerd.
Zoals aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer van 24 september jl. (Kamerstuk 21 501-32, nr. 877), is met het bedrijfsleven afgesproken dat de middelen zullen worden ingezet voor de vitalisering en duurzaamheids-bevorderende maatregelen in de melkvee- en varkenshouderij. Om concurrentieverstoring te voorkomen schrijft de gedelegeerde verordening (EU) 2015/1853 van de Europese Commissie voor dat de bedragen ter beschikking worden gesteld voor maatregelen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria en op voorwaarde dat de betalingen de markt of mededinging niet verstoren. Het streven is erop gericht om de middelen uiterlijk 30 juni 2016 uit te keren aan het bedrijfsleven. De besluitvorming over het Nederlandse maatregelenpakket en uitvoeringsvereisten zal naar verwachting begin december worden afgerond. Daarna zal het Nederlandse voorstel voor de besteding van de nationale enveloppe worden getoetst bij de Europese Commissie. De objectieve criteria moeten conform Verordening 2015/1853 uiterlijk 31 december 2015 aan de Europese Commissie genotificeerd worden.
De voorwaarden die gelden voor de inzet van Europese middelen, zijn ook van toepassing voor nationale top ups. De Europese Commissie geeft lidstaten de ruimte om aanvullende steun te verlenen op voorwaarde dat het bedrag niet hoger is dan de steun die de Europese Commissie aan die lidstaat heeft toegekend (nationale top up van maximaal 100%). Ik ben niet van plan om in Nederland een nationale top up toe te passen.
Vragen van de SGP-fractie
Vereenvoudiging Gemeenschappelijk Landbouwbeleid
De leden van de SGP-fractie hebben nog enkele vragen over de vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. In de eerste helft van 2016 zal de Europese Commissie met vereenvoudigingsvoorstellen op het vlak van vergroening komen. Is het de inzet van de Staatssecretaris om deze zoveel mogelijk al voor 2016 van kracht te laten worden? Vanuit het bedrijfsleven zijn verschillende voorstellen gedaan. De Staatssecretaris heeft in februari jl. ook voorstellen op tafel gelegd (Kamerstuk 28 625 nr. 221). Welke acties onderneemt de Staatssecretaris om ervoor te zorgen dat deze voorstellen door de Europese Commissie overgenomen worden? In hoeverre neemt de Staatssecretaris de voorstellen vanuit de sector daarin mee? Blijft de Staatssecretaris hierover in overleg met de sector?
Het is mijn inzet om vereenvoudigingen zo snel mogelijk – en waar mogelijk dus vanaf 2016 – van kracht te laten zijn. Of dit mogelijk is, hangt af van de ingangsdata die uiteindelijk in de betreffende EU-verordeningen en -richtsnoeren zullen worden vastgesteld. Het zal ook afhangen van de vraag of eventueel benodigde aanpassingen in de systemen van het Betaalorgaan tijdig gerealiseerd kunnen worden.
In de diverse comités, expertgroepen en Raadswerkgroepen waar de vereenvoudigingsvoorstellen besproken worden, brengen de vertegenwoordigers van Nederland de voorstellen die mijn voorganger in februari jl. op tafel heeft gelegd, actief in. Ook via de Landbouw- en Visserijraad en in contacten met de Europese Commissie is regelmatig aandacht gevraagd voor specifieke Nederlandse wensen en dat zal ik blijven doen. Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-32, nr. 885) heeft de Europese Commissie inmiddels verschillende Nederlandse voorstellen overgenomen. De voorstellen van februari jl. zijn tot stand gekomen in nauw overleg met vertegenwoordigers van de sector en andere betrokkenen. In de reguliere contacten met vertegenwoordigers van de sector, is en blijft vereenvoudiging een regelmatig terugkerend aandachtspunt.
Vragen van de PvdD-fractie
Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP)
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat de EU en de VS in de laatste ronde onderhandelingen over TTIP hebben aangegeven door te gaan met het bieden van meer transparantie over de onderhandelingen. Deze leden horen graag wat dat concreet gaat betekenen, aangezien er nog helemaal niets transparant aan de onderhandelingen is geweest tot nu toe. Sterker nog, het gelekte duurzaamheidshoofdstuk van de EU-onderhandelaars, wat onder andere ook ingaat op landbouw, visserij en natuur komt niet overeen met de informatie die door de Europese Commissie wordt gegeven over haar inzet. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het hoofdstuk zoals dat nu kennelijk op de onderhandelingstafels ligt geen enkele waarborg biedt voor het handhaven van de huidige Europese regels op het gebied van milieu, natuur, voedselveiligheid, dierenwelzijn en al die andere dingen waarvan de Europese Commissie en de Staatssecretaris steeds hebben verzekerd dat vastgehouden moet worden aan EU-normen ter bescherming van mens, dier, plant en milieu? Zo ja, is de Staatssecretaris bereid in te brengen dat het hoofdstuk waar kennelijk nu over onderhandeld wordt grondig herschreven moet worden? Zo nee, waarom niet?
De Europese Commissie betracht een grote mate van transparantie en publiceert al veel informatie over de onderhandelingen over (TTIP). Zo worden bijna alle EU-tekstvoorstellen online gepubliceerd8, nadat een eerste versie met de Verenigde Staten is gedeeld. Ook is er voor elk hoofdstuk een toelichting van de inhoud en inzet van de Europese Unie en zijn er verschillende factsheets met verdere verdieping. Het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling, zoals voorgesteld door de Europese Unie, is op 6 november jl. online beschikbaar gesteld door de Europese Commissie9.
De inzet voor het gehele verdrag van zowel het Nederlandse kabinet als Eurocommissaris Malmström is dat met de afspraken in TTIP niet wordt ingeboet op het Europese niveau van consumentenbescherming en dat zal worden vastgehouden aan de geldende EU-standaard ter bescherming van mens, dier, plant en milieu. Dat betekent dat er niet overgegaan zal worden tot wederzijdse erkenning van bijvoorbeeld pesticiden, als daarmee geen gelijke standaard gegarandeerd wordt. Evenmin betekent het dat er onder TTIP chemicaliën zullen worden toegelaten die de Europese Unie nu onveilig acht. Dit zijn voorwaarden waaraan Nederland het verdrag zal toetsen zodra er een akkoord is bereikt over een conceptverdragstekst.
Het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling kan niet los worden gezien van de hoofdstukken over onderwerpen als sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS)10 en «regulatory cooperation»11. In hoofdstukken zoals deze worden de afspraken vastgelegd over het wegnemen van onnodige handelsbelemmeringen zolang dit niet leidt tot een verlaging van standaarden. De EU-tekstvoorstellen voor deze hoofdstukken bevatten ook clausules die de beleidsvrijheid van de verdragspartijen op deze terreinen garanderen. In het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling is het doel van de Europese Unie om af te spreken dat er in de versterking van de handels- en investeringsrelatie met de Verenigde Staten niet voorbij wordt gegaan aan de verplichtingen die de lidstaten op gebied van arbeid en milieu zijn aangegaan. Hier wordt bijvoorbeeld afgesproken dat beide partijen geen handel stimuleren ten koste van het milieu (artikel 3 en artikel 17). Dat kan ook niet, gezien alle verplichtingen die al aangegaan zijn via multilaterale milieuovereenkomsten en verdragen van de International Labour Organisation (ILO). Daarnaast zal het hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling ook bepalingen bevatten over hoe het nakomen van afspraken in dit hoofdstuk wordt gemonitord.
Zuivelmarkt
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het standpunt van de Staatssecretaris betreffende de situatie in de zuivelmarkt. De Nederlandse zuivelsector ziet niets in ingrijpen in de markt en heeft aangegeven dat de crisisontwikkelingen binnen de zuivelmarkt te voorzien waren. De Staatssecretaris geeft aan daarom in de Raad te zullen aangeven dat Nederland vast blijft houden aan marktoriëntatie. Deze leden vragen in hoeverre de Staatssecretaris zijn beleid laat leiden door de lobby van de zuivelsector. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom Nederland dan een aanvraag heeft gedaan voor de particuliere opslag van 6.193 ton kaas? Kan de Staatssecretaris aangeven of deze aanvraag inmiddels is goedgekeurd en hoeveel deze maatregel kost?
Eén van de onderdelen van het steunpakket van 500 miljoen euro van Europese Commissie is de tijdelijke buitengewone regeling voor de Particuliere Opslag (PO) van kaas. De Europese Commissie heeft deze regeling getroffen om steun te bieden aan de zuivelmarkt. Bij particuliere opslag worden producten tijdelijk uit de markt genomen door deze op te slaan. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft de mogelijkheid gebruik te maken van deze opslagregeling. Contractanten slaan voor eigen rekening en risico kaas op in opslagpanden. De contractant ontvangt voor de opslag via RVO.nl van de Europese Commissie een vergoeding. Deze vergoeding bestaat uit een vast bedrag van € 15,57 per ton voor de vaste opslagkosten en een bedrag van € 0,40 per ton per dag van opslag. De producten blijven eigendom van de betreffende eigenaar.
De Europese Commissie heeft voor deze tijdelijke buitengewone regeling voor PO kaas een maximum opslaghoeveelheid van 100.000 ton kaas vastgesteld. Hiervan is in eerste instantie 8.156 ton toegewezen aan Nederland. Het gaat daarbij om in Nederland geproduceerde kaas die in Nederland in een opslagpand wordt opgeslagen. De opslagtermijn is ten minste 60 dagen en maximaal 210 dagen. Kaas kan onder deze PO-regeling worden aangeboden van 19 oktober 2015 tot en met 15 januari 2016. Bij een maximale benutting van de 8.156 ton variëren de kosten van minimaal 325.000 tot maximaal 815.000 euro, afhankelijk van de opslagtermijn.
Momenteel heeft het Nederlandse bedrijfsleven aanvraag gedaan voor de opslag van in totaal ruim 6.300 ton. Aanvragen kunnen worden geaccepteerd zolang de aan Nederland toegewezen hoeveelheid niet is bereikt. Na 15 januari 2016 kan de Europese Unie de eventueel overgebleven Europese hoeveelheid herverdelen over de lidstaten.
Sinds 2011 is ruim 55% van de Nederlandse koeienbedrijven meer koeien gaan houden, zo constateren deze leden. De melkveestapel heeft zich uitgebreid met 157.000 koeien. Door deze ondoordachte uitbreiding, als gevolg van het opheffen van de melkquota, is er een nog groter overschot aan mest ontstaan en een overproductie aan zuivel. De productie melk per koe is tot een maximum omhoog geschaald wat ten koste gaat van de gezondheid en het welzijn van de melkkoeien. De melkveehouderij die altijd een redelijk positief imago had vanwege de koe in de wei, heeft zich ontwikkeld tot een mechanische en intensieve industrie waarbij meer en meer koeien levenslang opgesloten zitten. De Staatssecretaris geeft aan dat Europese maatregelen gericht moeten zijn op het stimuleren van de export. Betekent dit dat er de komende jaren een toename is van het gesleep met runderen en kalfjes vanuit Nederland?
Het stimuleren van de export is gericht op kennis en (melk)producten uit de melkveehouderij. Vanuit het steunpakket wordt daarnaast ingezet op de verduurzaming van de melkveehouderij. Waar het gaat om transport van dieren richt mijn inzet zich zowel op de verbetering van de transportomstandigheden als op de transportduur, zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie als geheel.
Ook vanuit de zuivelsector, onder andere door De European Milk Board12, wordt aangegeven dat de oorzaak en de oplossing van de zuivelcrisis aanbodgerelateerd is. Het is een gemiste kans voor het kabinet, de sector en diens verduurzamings-plannen als er nu geen drastische maatregelen getroffen worden aan de aanbodzijde, aldus deze leden. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze uitspraken van de zuivelsector en is de Staatssecretaris bereid om vanuit het steunmaatregelenpakket in te zetten om het inperken van het aanbod?
De mondiale groei van de vraag naar melk en zuivelproducten is in heel 2014 en in de eerste helft van 2015 in het algemeen gedaald, vooral als gevolg van de afnemende vraag uit China, ’s werelds grootste importeur van zuivelproducten. Ook speelt de Russische boycot van landbouwproducten, die verlengd is tot en met 6 augustus 2016, een rol bij de dalende vraag. Hierdoor zijn de prijzen van rauwe melk gedaald. Analyses van de United Nations Food and Agriculture Organisation (FAO) en de Organisation for Economic Cooperation and Development (OECD) geven echter nog steeds aan dat op de (middel)lange termijn de vooruitzichten voor de melk en zuivelproducten gunstig zijn, door de toenemende mondiale vraag. Ik ben van mening dat Nederland vast moet houden aan de marktoriëntatie die in 2003 gestart is in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. De Europese zuivelsector, en met name de Nederlandse zuivelsector, is immers een competitieve en mondiaal opererende sector. Een deel van de invulling van de nationale enveloppe zal dan ook gericht zijn op verdere verduurzaming en versterken van de marktkracht van de melkveehouderij.
Kamerstuk 21 501-32, nr. 885 – Brief regering d.d. 05-11-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam – Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 16 november 2015.
Kamerstuk 21 501-32, nr. 884 – Brief regering d.d. 30-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Verslag Landbouw- en Visserijraad 22 oktober 2015.
Kamerstuk 28 625, nr. 229 – Brief regering d.d. 02-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Uitstel uiterste inzaaidatum vanggewassen vergroening.
Kamerstuk 22 112, nr. 2003 – Brief regering d.d. 02-10-2015. Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders – Fiche: Verordening vangstmogelijkheden Oostzee 2016.
Kamerstuk 33 037, nr.162 – Brief regering d.d. 13-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Boerenforum.
Kamerstuk 28 625, nr. 230 – Brief regering d.d. 20-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Voorschot Directe Betalingen GLB.
Kamerstuk 21 501-32, nr. 881 – Brief regering d.d. 19-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Toezegging over de stand van zaken met betrekking tot de vereenvoudiging van pluimveeregistraties ten aanzien van Identificatie en Registratie (I&R) en voetzoollaesies in het kader van de uitvoering van het Vleeskuikenbesluit.
Kamerstuk 26 407, nr. 100 – Brief regering d.d. 19-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Reactie op de tussentijdse evaluatie van de EU 2020 Biodiversiteitsstrategie.
Kamerstuk 28 286, nr. 846 Brief regering d.d. 26-10-2015. Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Aankondiging internationale Wildlife Crime Conferentie van 1 tot en met 3 maart 2016.
Kamerstuk 21 501-32, nr. 880 – Brief regering d.d. 13-10-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma – Stand van zaken inzake EU-visserijbeleid.
http://www.telegraaf-mobile.nl/dft/article/24696705/platvisvloot-verstrikt-in-brusselse-regels
http://www.agriland.ie/farming-news/european-dairy-farmers-want-supply-control-times-crisis/
Uitspraken gedaan tijdens Masterclass Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijnen, 26 oktober 2015
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-32-886.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.