21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen

Nr. 387 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 november 2016

Hierbij stuur ik uw Kamer, mede namens de Minister en Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de geannoteerde agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen (RvC) die op 28 en 29 november 2016 plaatsvindt.1 De agenda bestaat uit een deel «interne markt en industrie» op 28 november, de delen «ruimtevaart» en «onderzoek» worden op 29 november besproken.

Voor «interne markt en industrie» staat als eerste agendapunt de ontwerp-verordening inzake de aanpak van geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op basis van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt geagendeerd. Het voorzitterschap heeft de ambitie om tijdens de Raad een algemene oriëntatie te bereiken. (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2167). Hierna zal de Raad in het kader van de check-up van het concurrentievermogen spreken over vaardigheden die aansluiten op de arbeidsmarkt (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2174). De Raad zal een beleidsdebat houden over de interne markt strategie en een gedachtewisseling over afronding van de invoering en inwerkingtreding van het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht. Tijdens de lunch debatteren de lidstaten over de automotive industrie.

Er is een aantal diversenpunten geagendeerd: het voorzitterschap zal informatie geven over de typegoedkeuring van motorvoertuigen (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2073), de samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2168) en de uitkomst van de conferentie over deeleconomie die op 15 november in Brussel plaatsvindt. De Europese Commissie zal de tekst van haar interpretatieve verklaring van enkele artikelen van de biotechrichtlijn presenteren in verband met het octrooieren van plantgerelateerde uitvindingen. Deze verklaring is toegezegd op het symposium «Finding the Balance» tijdens het Nederlands voorzitterschap. Ik ben positief over deze verklaring, omdat de Europese Commissie de interpretatie van Nederland deelt dat de producten van essentieel biologische processen (klassieke veredeling) niet octrooieerbaar zijn. Dit is een belangrijke bijdrage aan het herstellen van de balans tussen octrooi- en kwekersrecht (Kamerstuk 27 428 nr. 334). Tevens zal de Europese Commissie het SME (Small Medium Enterprises) Envoys» report presenteren. Er zal gesproken worden over het industriebeleid in het Commissiewerkprogramma 2017 en het auteursrechtenpakket. De Hongaarse delegatie zal de Raad informeren over concurrentieaspecten van de Europese pijler van sociale rechten en de Duitse delegatie informeert de Raad over de betekenis van het industriebeleid in het werkprogramma van de Commissie voor 2017. Malta zal als aankomend voorzitter informatie geven over zijn werkprogramma.

Op dinsdag 29 november start de Raad met het deel «Ruimtevaart» waar voor de eerste maal een debat over de ruimtestrategie «Space strategy for Europe» geagendeerd staat. Deze strategie beschrijft de inzet van de Europese Commissie op de middellangetermijn. Uw Kamer ontvangt binnenkort een BNC-fiche over de ruimtestrategie.

Het deel «onderzoek» start met een lunch die in het teken zal staan van samenwerking en netwerken voor excellentie in het Europese onderzoekslandschap. De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over jonge onderzoekers. Ook zal de Raad debatteren over de implementatie van de EU-strategie voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie aan de hand van een rapport daarover van de Europese Commissie.

Er staat een aantal diversenpunten op de agenda van het onderzoeksdeel: open science, het Flagship voor kwantumtechnologie, de High Level Conference over de Europese bioeconomie en Atlantische interactie. Malta zal als aankomend voorzitter informatie geven over zijn werkprogramma.

Als bijlage2 is de conceptreactie op de consultatie «Eén digitaal toegangspunt» toegevoegd, zoals verzocht op 15 september 2016 door uw Kamer.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Competitiveness check-up en mainstreaming: vaardigheden

Presentatie van de Commissie en gedachtewisseling

Voor de aankomende Raad heeft de Commissie het belang van vaardigheden om in de toekomst banen in Europa aan te trekken en te behouden geagendeerd onder de «competitiveness check-up».

Zowel de check-up als de competitiveness mainstreaming zijn sinds het Luxemburgs voorzitterschap in 2015 vaste agendapunten van de Raad. In de check-up schetst de Commissie een beeld van de ontwikkeling van het Europees concurrentievermogen aan de hand van een aantal indicatoren, waarna de Raad hierover van gedachten zal wisselen. Een hoogopgeleide beroepsbevolking, die over vaardigheden beschikt die aansluiten op de vraag op de arbeidsmarkt draagt bij aan een hogere productiviteit, waarmee Europa zich nu en in de toekomst kan onderscheiden van andere landen en banen in Europa kan aantrekken en behouden. Nederland verwelkomt daarom deze gedachtewisseling.

Geoblocking

Algemene oriëntatie

Het voorzitterschap streeft ernaar om op de Raad een algemene oriëntatie te bereiken met betrekking tot de ontwerpverordening inzake de aanpak van geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op basis van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2167).

Het voorstel is eerder aangekondigd in de Digitale Interne Markt Strategie (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2167). Uitgangspunt van het voorstel is om de digitale interne markt te versterken door de toegang tot producten en diensten te verbeteren en daarmee grensoverschrijdende handel te faciliteren. Het voorstel behelst de aanpak van ongerechtvaardigde discriminatie door handelaren van afnemers (consumenten en bedrijven). Het is de handelaar niet toegestaan om afnemers ongelijk te behandelen bij de toegang tot diensten/goederen en bij het hanteren van betalingsvoorwaarden. Daarnaast dienen handelaren de online transparantie van hun websites beter te waarborgen.

Voor het kabinet is het van groot belang dat de positie van afnemers, zowel consumenten als bedrijven, op de interne markt wordt verbeterd. Tegelijkertijd wil het kabinet de positie van handelaren niet benadelen door regelgeving die onredelijk veel administratieve lasten en verplichtingen met zich meebrengt.

Het voorstel van de Europese Commissie zorgt ervoor dat handelaar bij het verlenen van toegang tot websites of de toegang tot hun goederen en diensten niet meer mogen discrimineren op grond van nationaliteit, locatie of vestigingsplaats. Voor het aanbieden van goederen betekent dit dat nationaliteit, locatie of vestigingsplaats geen reden kan zijn om een verkoop te weigeren. Tegelijkertijd zijn handelaren niet verplicht om deze goederen af te leveren in het vestigingsland van de afnemer. Er is derhalve geen leverplicht. Het kabinet acht dit wenselijk, omdat een leveringsplicht de bedrijfsvoering van de handelaar ernstig kan hinderen. Dit geldt in bijzonder voor handelaren die geen wens hebben om grensoverschrijdend te handelen. Tevens worden handelaren ook niet op grond van deze verordening gedwongen om de prijzen van hun producten of diensten voor alle EU-lidstaten te harmoniseren. Het blijft voor handelaren mogelijk om het aanbod van producten of diensten aan te passen per lidstaat (marktdifferentiatie). Handelaren mogen echter niet de toegang tot dit gedifferentieerde aanbod weigeren aan afnemers op grond van nationaliteit, locatie of vestigingsplaats. Een buitenlandse afnemer kan derhalve niet geweerd worden.

Het kabinet stelt dat de ontwerpverordening duidelijkheid dient te schetsen inzake het toepasselijk recht (het nationale recht dat van toepassing is op een koopcontract) en passieve verkoopbeperkingen (beperkende verkoopbedingen die een leverancier aan de handelaar oplegt bij passieve verkoop). Genoemde thema’s zijn dan ook onderwerp van discussie in de onderhandelingen. Met betrekking tot het toepasselijk recht pleit het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, voor een oplossing waarbij zoveel mogelijk rechtszekerheid wordt geboden.

De lidstaten zijn vooralsnog verdeeld over het reguleren van passieve verkoopbeperkingen, die opgelegd kunnen worden door een leverancier aan een handelaar. Het kabinet pleit voor een oplossing waarbij passieve verkoopbeperkingen, voor zover strijdig met bepalingen van de onderhavige ontwerpverordening, in beginsel niet geoorloofd zijn. Hiermee wordt de positie van de handelaar geborgd. Een aantal lidstaten heeft een zelfde invalshoek. Andere lidstaten beogen echter deze bepaling te schrappen, om zo leveranciers meer ruimte te bieden in hun overeenkomsten met handelaren. Het voorzitterschap beoogt een compromistekst te vinden, waarmee de kansen op een algemene oriëntatie vergroot worden. Nederland kan een algemene oriëntatie steunen, mits de genoemde aspecten (1. toepasselijk recht en 2. passieve verkoopbeperkingen) voldoende geborgd zijn.

Eén jaar na adoptie van de Interne Markt Strategie

Beleidsdebat

Op 28 oktober 2015 heeft de Commissie voorstellen uitgebracht om de interne markt te versterken (BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 2029). Nu het een jaar geleden is dat deze strategie door de Commissie is gepubliceerd, zal in de RvC van gedachten worden gewisseld over de stand van zaken.

Op 30 november 2015 hebben de Ministers in de Raad voor Concurrentievermogen voor het eerst van gedachten gewisseld over de strategie. Daarbij is onder meer onderstreept dat het belangrijk is te zorgen voor coördinatie met de strategie voor de digitale interne markt en voor regelmatige informatie over de geboekte voortgang. In de RvC van 29 februari 2016 zijn, als vervolg op het debat over de strategie tijdens de informele RvC van 27 en 28 januari, Raadsconclusies aangenomen over de strategie. Hierin vraagt de Raad in het bijzonder aandacht voor belangrijke gebieden voor het creëren van groei en banen: steun voor het mkb, start-ups en innovatieve bedrijven, het aanboren van onbenut potentieel in de dienstensector en een doeltreffende uitvoering, naleving en handhaving van de internemarktregels. Met de conclusies en het debat heeft het Nederlandse voorzitterschap getracht om de gedachtevorming over de strategie in de Raad te stimuleren en op die manier de Europese Commissie te voorzien van inbreng voor het uitwerken van de voorstellen. In de Europese Raad van 28 juni hebben de lidstaten erop aangedrongen dat de verschillende door de Europese Commissie voorgestelde strategieën, waaronder die inzake de interne markt, uiterlijk in 2018 worden voltooid en uitgevoerd. Het is voorzien dat de Commissie eind van 2016 een aantal uitgewerkte voorstellen zal publiceren op het gebied van diensten. Overige voorstellen zullen in de eerste helft van 2017 worden gepubliceerd.

Tijdens de gedachtewisseling over de stand van zaken in de uitvoering van de strategie, zullen naar verwachting veel lidstaten bij de Commissie aandringen op spoedige publicatie van uitgewerkte voorstellen en snelle behandeling van de voorstellen in de Raad. Ook Nederland kijkt uit naar de publicatie van de uitgewerkte voorstellen. Volgens Nederland is het daarnaast met name van belang dat de voorstellen gericht zijn op een ambitieuze verbetering van het functioneren van de interne markt, zoals is vastgesteld door de RvC in februari 2016 en door de Europese Raad in juni 2016.

Tijdens de Raad zal de Europese Commissie het «start-up initiatief» presenteren. De inhoud van het initiatief is nog onbekend.

Unitair octrooi en Eengemaakt Octrooigerecht

Gedachtewisseling

De voorbereidende werkzaamheden voor de start van het Europees octrooisysteem, bestaande uit de introductie van het unitair octrooi en de oprichting van het Eengemaakt Octrooigerecht, zijn nagenoeg afgerond. Nederland heeft onlangs het Verdrag tot oprichting van het Eengemaakt Octrooigerecht geratificeerd (Kamerstuk 34 411, nr. 2). Gestreefd wordt naar inwerkingtreding van het systeem in 2017. Momenteel is het echter onzeker of alle daarvoor vereiste ratificaties op tijd binnen zijn. Om die reden zal tijdens de Raad op initiatief van Zweden, België, Nederland en Luxemburg een inhoudelijk debat worden gevoerd over de vervolgstappen in het Europees octrooidossier. Gelet op de beoogde voordelen voor gebruikers (kostenreductie, efficiëntere handhaving) is een spoedige start van het nieuwe systeem gewenst. Dit agendapunt stond als diversenpunt ook geagendeerd op de RvC van 29 september 2016 (zie hiervoor het verslag, Kamerstuk 21 501-30 nr. 385). Door agendering op deze Raad als vol agendapunt wordt nogmaals geprobeerd om een snelle voortgang en inwerkingtreding te bereiken.

Europese ruimtevaartstrategie

Gedachtewisseling

Op 26 oktober 2016 heeft de Commissie de Europese Ruimtevaartstrategie «Space strategy for Europe» gepresenteerd (COM(2016)705). Uw Kamer wordt ook geïnformeerd door middel van een BNC-fiche. Het Slowaaks voorzitterschap faciliteert een eerste debat over deze strategie. Naar verwachting zullen tijdens het aankomende Maltese voorzitterschap Raadsconclusies aangenomen worden.

Door de actieve opstelling van Nederland zijn de prioriteiten van het Nederlandse EU-voorzitterschap, namelijk een constructieve relatie tussen de EU en het Europese Ruimtevaartagentschap (ESA) en de betere benutting van satellietdata, goed opgenomen in de ruimtevaartstrategie en Nederland verwelkomt deze strategie. Hiermee is duidelijk wat de inzet van de Europese Commissie is op middellange termijn. De strategie lijkt in het algemeen goed aan te sluiten op het Nederlandse beleid (Kamerstuk 24 446, nr.55).

In de strategie wordt een sterk accent gelegd op de maatschappelijke en economische benutting van satellietdata, met name van de Europese Copernicus- en Galileosatellieten voor respectievelijk aardobservatie en satellietnavigatie. Een ander speerpunt betreft het bevorderen van een innovatieve en concurrentiekrachtige Europese ruimtevaartsector. Verder gaat de strategie in op het versterken van de Europese autonome toegang tot de ruimte. Als laatste is er aandacht voor de rol van Europa als onderdeel van het mondiale speelveld alsmede het bevorderen van internationale samenwerking. Ook wordt er kort ingegaan op de relaties tussen Europese Commissie en andere partijen. Waar dat de afgelopen jaren moeizamer leek, is de relatie tussen de Europese Commissie en het ESA inmiddels sterk verbeterd.

Nederland zal de constructieve EU-ESA relatie en de betere benutting van satellietdata met name noemen in zijn interventie tijdens de Raad.

Verder is Nederland positief over de uitgebreide consultatie die de Commissie heeft uitgezet bij lidstaten, ESA en andere bij ruimtevaart betrokken partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de strategie.

Mede met het oog op de inzet voor de ESA Ministerconferentie (1 en 2 december 2016), zult u deze maand nader geïnformeerd worden via een voortgangsbrief over ruimtevaart.

Ondersteunen van jonge onderzoekers

Aanname Raadsconclusies

De Raad beoogt Raadsconclusies aan te nemen over jonge onderzoekers. De conclusies zijn erop gericht jonge onderzoekers te ondersteunen, de aantrekkelijkheid van onderzoekscarrières te vergroten en om aandacht te vragen voor investeringen in het menselijk potentieel voor onderzoek en ontwikkeling.

Voor onderzoek richt het Slowaaks voorzitterschap zich in het bijzonder op jonge mensen. Een aantrekkelijk klimaat voor jonge onderzoekers is daarbij een van de prioriteiten. Tijdens het Onderzoeksdeel van de informele Raad op 19 juli jl. vond in Bratislava een eerste discussie plaats over het verbeteren van de voorwaarden voor jonge onderzoekers en het wekken van interesse bij jongeren voor de wetenschap. Het voorzitterschap presenteerde tijdens deze informele Raad de «Bratislava Verklaring van Jonge Onderzoekers», geschreven door jonge onderzoekers zelf.3 Voortbouwend op deze verklaring heeft het voorzitterschap conceptconclusies opgesteld.

De conceptconclusies roepen de lidstaten op om onderzoekscarrières, inclusief internationale en intersectorale mobiliteit, te stimuleren, wetenschapseducatie op alle niveaus te versterken, transparante en open wervings- en selectieprocedures toe te passen en onderzoeksfinanciering zo in te richten dat ook jonge onderzoekers hun eigen ideeën kunnen volgen. De Europese Commissie wordt opgeroepen om jonge onderzoekers die internationaal mobiel zijn, binnen en buiten de EU, te stimuleren ook vrijwillig terug te keren naar hun land en internationale mobiliteit in het algemeen te stimuleren. Ten slotte wordt gevraagd of de Europese Commissie een erkenningsprijs kan instellen voor excellente jonge onderzoekers.

De conceptconclusies worden breed gesteund en ook Nederland kan de conceptconclusies onderschrijven. Op verzoek van een groep landen, waaronder Nederland, is een aantal passages van de conclusies wel afgezwakt. Zo is er geen verwijzing meer naar een minimum salaris voor jonge onderzoekers, maar wordt gezegd dat sociale zekerheid voor onderzoekers, inclusief promovendi, van belang is als ze als werknemer worden behandeld. Ook is de tekst over mogelijke brain drain vanuit de nieuwe lidstaten aangepast, omdat er in eerdere versies een verplichte terugkeer naar het land van oorsprong werd voorgesteld wat haaks staat op het vrij verkeer van personen en de gestimuleerde mobiliteit van onderzoekers in de EU. Nederland voldoet zelf, met o.a. de Vernieuwingsimpuls en het logo «HR Excellence in Research» dat de meerderheid van de universiteiten heeft, al aan de verschillende oproepen die met de vast te stellen Raadsconclusies aan de lidstaten gedaan worden.

Implementatie van de strategie voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie

Beleidsdebat

De Raad zal debatteren over implementatie van de EU-strategie voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie aan de hand van een rapport daarover van de Europese Commissie.

De Europese Commissie rapporteert eens in de twee jaar aan de Raad over de stand van zaken van de internationale strategie op het terrein van onderzoek en innovatie, die zij in 2012 publiceerde (COM(2012)497). In het nu voorliggende rapport «Implementatie van de strategie voor internationale samenwerking in onderzoek en innovatie» (COM(2016)657) benadrukt de Europese Commissie dat internationale samenwerking met derde landen essentieel is om te excelleren in wetenschap en technologie, onderzoeksresultaten sneller naar de markt te brengen en bij te dragen aan het oplossen van mondiale maatschappelijke uitdagingen. Deze samenwerking is dan ook een belangrijke pijler van de prioriteit «Open to the World» die de huidige Eurocommissaris voor Onderzoek, Wetenschap en Innovatie, Carlos Moedas, naast Open Science en Open Innovation heeft.

De Europese Commissie geeft aan dat zij naar aanleiding van het eerste rapport acties heeft ondernomen om onder andere een betere integratie met Horizon 2020 te bewerkstelligen, maar dat er nog ruimte voor verbetering is. De Europese Commissie geeft aan te zullen zorgen voor goede kaders voor internationale samenwerking en via gestructureerde beleidscoördinatie te zullen zoeken naar synergie met de acties van individuele lidstaten. Ook zal de Europese Commissie actie ondernemen om de rol van de EU in wereldwijde fora en internationale organisaties te verbreden en zo te pleiten voor meer investeringen in het oplossen van de maatschappelijke uitdagingen die topprioriteiten zijn in de EU. De Europese Commissie wil tot slot science diplomacy, een belangrijk onderdeel van het EU-beleid voor internationale samenwerking, meer inzetten bij conflicten en in crisisgebieden. Wetenschappelijke samenwerking kan helpen om bruggen te bouwen tussen mensen en landen.

Het voorzitterschap wil aan de hand van een aantal vragen discussiëren over hoe lidstaten kunnen bijdragen aan de internationale strategie van de Europese Commissie. Nederland steunt de conclusie van de Commissie dat, met het oog op de toenemende omvang en zichtbaarheid van globalisering van onderzoek en innovatie, de relevantie van de strategie is toegenomen. Het algemene Nederlandse standpunt op het gebied van internationale samenwerking voor onderzoek en innovatie is dat deze samenwerking wel altijd gebaseerd moet zijn op excellentie, impact en wederzijdse belangen. Ditzelfde principe geldt voor science diplomacy.


X Noot
1

Delegates Portal: CM 4718/16

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-30, nr. 381

Naar boven