Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-28 nr. 71 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-28 nr. 71 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 juni 2011
De ministers van Defensie van de EU kwamen op 23 mei jl. bijeen in de Raad Buitenlandse Zaken te Brussel.
Operaties
Tijdens een informeel overleg in het bijzijn van de assistent secretaris-generaal van de Navo Bisogniero bespraken de ministers onder voorzitterschap van de Hoge Vertegenwoordiger Ashton de stand van zaken met betrekking tot de militaire GVDB-operaties.
Bosnië-Herzegovina
In de discussie over operatie Althea in Bosnië-Herzegovina wees HV Ashton op de noodzaak tot een geïntegreerde politieke strategie voor de toekomst van het land. Zij toonde zich bezorgd over de blijvende politieke instabiliteit. De voorzitter van het EU Militair Comité, generaal Syrèn, onderstreepte de teruglopende militaire bijdragen aan de operatie, zodat nadere politieke besluitvorming over de toekomst al snel nodig zou zijn. Enkele landen, waaronder Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, bepleitten een voortzetting van de operatie en verwezen naar een aantal opties om ondanks de afnemende militaire capaciteit toch het executieve mandaat te behouden. Zij riepen op om hierover tijdig gezamenlijk een besluit te nemen met het oog op het verstrijken van het VN-mandaat in november 2011.
Libië
HV Ashton zei tijdens haar recente bezoek aan Benghazi een slechte humanitaire situatie te hebben aangetroffen. Ze onderstreepte dat de EU met afstand de grootste humanitaire donor was. De VN maakte weliswaar nog geen aanstalten om de EU te vragen om militaire bijstand om de humanitaire hulpverlening te faciliteren, maar Ashton onderstreepte wel dat de EU zich hierop moest blijven voorbereiden aangezien de omstandigheden zouden kunnen veranderen.
De voorzitter van het Militair Comité wees erop dat de landen in dit stadium nog niet bereid waren geweest om militaire bijdragen toe te zeggen, aangezien ze nog in afwachting waren van een specifiek verzoek. De HV concludeerde dat de EU gereed moest blijven om snel een besluit te nemen, mocht de VN alsnog een verzoek om militaire ondersteuning doen.
Anti-piraterij
HV Ashton prees het werk van operatie Atalanta en beklemtoonde de noodzaak van een omvattende EU strategie voor de Hoorn van Afrika. Als onderdeel daarvan zouden ook de vervolging en detentie van verdachte piraten moeten worden verbeterd. Ook vroeg ze aandacht voor de opbouw van maritieme capaciteiten in de regio, om het vertrek van de internationale vloot voor de kust van Somalië op termijn mogelijk te maken. Ik nam het initiatief in de discussie met een pleidooi voor robuuster en slimmer militair optreden tegen piraten. Ik verwees naar een verklaring die hij met België, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk had opgesteld. Hierin verwelkomden deze landen de aanpassingen in het operatieplan om robuuster optreden mogelijk te maken. De genoemde landen stelden bereid te zijn om verdere opties in beschouwing te nemen zodra dit nodig zou blijken. Het was belangrijk, zo verklaarde ik, dat de EU het initiatief behield ten opzichte van piraten die steeds hun tactieken wijzigden en de mazen in het net probeerden te vinden. Ik onderstreepte dat het ging om criminele netwerken, wier bewegingsvrijheid zoveel mogelijk beperkt diende te worden. De genoemde landen ondersteunden dit betoog. Ook Spanje drong aan op een doortastende strategie, vooral op gebied van vervolging en detentie.
EUTM
Ten aanzien van de EU Training Mission voor Somalische rekruten meldde de voorzitter van het EU Militair Comité dat de reïntegratie van de getrainde rekruten in Somalië goed verliep. Hij benadrukte hierbij het belang van een bredere strategie. In reactie op deze positieve berichten waren sommige ministers bereid om de mogelijkheden voor een verlenging te bezien, in het bijzonder indien de verlengde missie zich meer zou gaan richten op het trainen van het hogere kader teneinde een functionerende Somalische commandostructuur te helpen opbouwen. Ik had een positieve grondhouding, maar wees wel op het belang van verdere implementatie van de randvoorwaarden voor een duurzame reïntegratie van de rekruten, waaronder soldijbetaling en de opbouw van een goede commandostructuur aan Somalische zijde. Spanje kondigde aan niet langer te kunnen fungeren als «lead nation» van de missie. Andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, vonden het nog te vroeg om in te stemmen met een verlenging en verlangden meer duidelijkheid over de reïntegratie van de rekruten. HV Ashton zei afsluitend dat ook de ministers van Buitenlandse Zaken zich hierover zouden moeten uitspreken.
Militaire Capaciteiten
Tijdens de formele sessie van de Raad Buitenlandse Zaken bespraken de ministers van Defensie de voortgang op het gebied van Europese defensiesamenwerking, in het kader van het zgn. Gent-initiatief van eind 2010. Er was alom tevredenheid met de voortgang in het inventariseren van mogelijke gebieden tot samenwerking, op basis van de input vanuit de lidstaten.
HV Ashton hoopte mogelijk al dit najaar te komen tot concrete projecten, al tekende de voorzitter van het EU Militair Comité aan dat er nog wel wat stappen gezet moesten worden om dit te realiseren. België wees op de geïntegreerde Nederlands-Belgische marine als voorbeeld van vèrgaande samenwerking waarbij de deelnemende landen toch nationaal konden beslissen over de uitzending van hun eenheden. Ook verwees België naar de lopende gesprekken in de Benelux om te komen tot diepgaande defensiesamenwerking. Duitsland vond dat samenwerking geen proces maar een mentaliteit moest zijn, die steeds bij nationale besluitvorming mee moest wegen. Duitsland was bereid om voor sommige projecten als «lead nation» te fungeren. Zweden wees erop dat samenwerking vooral in kleinere groepen, in bilateraal of regionaal verband, tot stand zou komen en pleitte voor handhaving van het momentum. Polen – inkomend EU Voorzitter – was bereid om te werken aan een concrete lijst projecten en initiatieven. Ik sloot me hierbij aan met de opmerking dat de verantwoordelijkheid bij de landen ligt, maar dat de EU wel kan faciliteren. Daarom stelde ik voor dat er een buitengewone ministeriële conferentie georganiseerd zou kunnen worden, waar de landen hun intenties tot concrete samenwerking zouden kunnen aankondigen. Dit zou ook disciplinerend kunnen werken in het proces. Ik sprak de hoop uit dat het Europees Defensie Agentschap een dergelijke conferentie zou willen voorbereiden. Het VK onderstreepte het belang van coördinatie met de NAVO en het vrijwillige karakter van dit proces.
Commandostructuren
HV Ashton hoopte op een zo open mogelijke discussie over de kwestie van de commandostructuren die de EU tot zijn beschikking heeft voor het plannen en aansturen van GVDB-missies en –operaties. Ze verwees daarbij naar een expert-seminar dat had aangetoond dat er lacunes waren in de huidige structuur waarin militaire hoofdkwartieren per operatie worden geactiveerd en gemultinationaliseerd. Vooral Duitsland, met steun van Frankrijk, brak een lans voor vernieuwing van de plannings- en aansturingscapaciteit binnen de Unie. De huidige opzet voldeed volgens Duitsland niet en een meer permanente aanpak zou uiteindelijk ook kosteneffectiever blijken te zijn dan de huidige versnipperde aanpak. Het VK tekende aan geen additionele structuren te willen creëren en dat de huidige afspraak tot activering van nationale hoofdkwartieren bijvoorbeeld in het kader van Atalanta – dat wordt aangestuurd vanuit het Britse hoofdkwartier in Northwood – goed werkte. HV Ashton liet zich verder niet uit over haar voornemens, maar zei wel bereid te zijn om te bezien welke lessen er getrokken konden op basis van tien jaar ervaring met EU missies en operaties.
Europees Defensie Agentschap
De Chief Executive van het EDA, Claude-France Arnould, benadrukte de defensiebelangen die gemoeid zijn met EU-beleidsinitiatieven zoals op de terreinen Single European Sky (SES), radiofrequenties en onderzoek en ontwikkeling. Zo zal de invoering van SES ook significante aanpassingen vergen van zowel bestaande als toekomstige militaire grondsystemen op vliegvelden en communicatieapparatuur in (onbemande) vliegtuigen en helikopters. Contracten voor de invoering van SES houden op dit moment nog geen rekening met specifieke eisen van het militair luchtverkeer en het Air Command and Control-systeem van de Navo.
Uitbreiding van het commercieel gebruik van radiofrequenties beperkt het defensiegebruik waardoor militaire eenheden belemmeringen zouden kunnen ondervinden in oefeningen. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland steunden het EDA in zijn activiteiten om de defensiebelangen te behartigen en samen met de Commissie hiervoor oplossingen te vinden.
Zoals aangekondigd ondertekenden verschillende groepen deelnemende landen overeenkomsten op het gebied van luchttransport (European Air Transport Fleet) en voor de inzet van een forensisch laboratorium in Afghanistan in de strijd tegen bermbommen. Nederland participeert in beide projecten.
Verder werd aangekondigd dat het EDA in juni a.s. een overeenkomst met ESA zal tekenen voor samenwerking op het gebied van de ruimte (space situational awareness) en gebruik van satellieten voor communicatie en de levering van grondbeelden. Verder zal er binnenkort ook een samenwerkingsovereenkomst worden getekend met Zwitserland.
De Raad stemde tot slot ook in met het Raadsbesluit aangaande de status en taakstelling van het EDA. Hieruit volgen feitelijk geen wijzigingen in de taken en werkwijze van het Agentschap, maar hiermee is wel voldaan aan het formele vereiste van het Verdrag van Lissabon.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-28-71.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.